Etaamb.openjustice.be
Wet van 22 december 2010
gepubliceerd op 28 december 2010

Financiewet voor het begrotingsjaar 2011

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2010003640
pub.
28/12/2010
prom.
22/12/2010
ELI
eli/wet/2010/12/22/2010003640/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2010. - Financiewet voor het begrotingsjaar 2011


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74, 3° van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Voorlopige kredieten

Art. 2.§ 1. Voorlopige kredieten, welke in mindering komen van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2011, worden geopend voor de maanden januari, februari en maart ter grootte van de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel. § 2. De uitgaven ten laste van de variabele kredieten van de organieke fondsen worden voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2011 geraamd op de bedragen vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel. § 3. De aanrekeningen van de secties 14 - FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, 18 - FOD Financiën en 33 - FOD Mobiliteit en Vervoer mogen gebeuren volgens de aangepaste programmastructuur en codering van de basisallocaties vermeld in de bij deze wet gevoegde tabel.

Art. 3.§ 1. Voor de eerste drie maanden van het begrotingsjaar 2011 worden vastleggingsmachtigingen verleend tot beloop van : BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING - Belgisch fonds voor Voedselzekerheid : . . . . . 3.694.000 EUR LANDSVERDEDIGING - Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren en munitie die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium : . . . . . 5.935.000 EUR - Fonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen die deel uitmaken van het aan het beheer van de Minister van Landsverdediging toevertrouwde patrimonium : . . . . . 6.630.000 EUR FEDERALE POLITIE EN GENTEGREERDE WERKING - het organieke budgettaire fonds 17-4 bedoeld in artikel 11 van de wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen (I) : . . . . . 500.000 EUR MAATSCHAPPELIJKE INTEGRATIE, ARMOEDE- BESTRIJDING EN SOCIALE ECONOMIE - Federaal Europees sociaal fonds - Programmatie 2007-2013 : . . . . . 1.891.000 EUR § 2. In afwijking van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat mogen de volgende organieke fondsen een debetpositie in vastleggingen en vereffeningen vertonen, welke de hierna vermelde bedragen niet mogen overschrijden : - Fonds tot uitvoering van het correctiemechanisme ingesteld bij de overdracht van ex-rijkswachtgebouwen aan de gemeenten en de meergemeente politiezones : . . . . . 2.913.000 EUR - Fonds 17-4 bedoeld in artikel 11 van de wet van 21 december 2007 houdende diverse bepalingen (I)(in vereffening) : . . . . . 1.435.000 EUR - Fonds betreffende de betaling van de voorschotten inzake de alimentatievorderingen : . . . . . 69.000.000 EUR - Fonds ter bestrijding van de overmatige schuldenlast : . . . . . . . . . . 5.000.000 EUR - Federaal Europees Sociaal Fonds - programmatie 2007-2013 (in vereffening) : . . . . . 5.435.000 EUR.

Art. 4.Facultatieve toelagen kunnen worden verleend op basis van de in de algemene uitgavenbegroting evenals van de aangepaste algemene uitgavenbegroting voor 2010 opgenomen speciale bepalingen.

Art. 5.§ 1. In afwijking van artikel 19, derde lid, 2°, b, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, dekken de vereffeningskredieten de bedragen die tijdens het begrotingsjaar kunnen worden geordonnanceerd in uitvoering van de voorafgaandelijk vastgelegde verbintenissen. § 2. Deze afwijking is enkel van toepassing op de secties 12 FOD Justitie, 13 - FOD Binnenlandse Zaken, 16 B Ministerie van Landsverdediging, 17 - Federale Politie en Geïntegreerde Werking en 46 POD Wetenschapsbeleid.

Art. 6.In afwijking van artikel 40 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, gebeurt de betaling van de geboortetoelagen en van de vergoedingen voor begrafeniskosten overeenkomstig de regelen bepaald in artikel 41, 1ste lid, van dezelfde wetten.

Art. 7.Machtiging wordt verleend provisies toe te staan aan advocaten, experten en gerechtsdeurwaarders die voor rekening van de Staat optreden.

Art. 8.§ 1. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties met betrekking tot de bezoldigingen en allerhande toelagen « 11.00.03 B Vast en stagedoend statutair personeel » en « 11.00.04 - Ander dan statutair personeel » alsook de basisallocaties 12.00.48 en 12.21.48, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen. § 2. In afwijking van het artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties 11.00.05 en 11.40.05 - Uitgaven voor sociaal dienstbetoon - en van de basisallocaties betreffende de werkings- en investeringsuitgaven met de economische codes 12 en 74, al of niet specifiek en al dan niet behorend tot een bestaansmiddelenprogramma, binnen éénzelfde sectie van de begroting onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden.

Deze afwijking is niet van toepassing op de basisallocaties voor de uitgaven van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen, noch op de basisallocaties 12.00.48 en 12.21.48. § 3. In afwijking van paragraaf 2 mogen de erin bedoelde basisallocaties binnen éénzelfde sectie van de begroting eveneens naar de basisallocaties 21.00.01 en 21.40.01 worden herverdeeld. § 4. In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocaties betreffende de personeelsuitgaven enerzijds en de werkings- en investeringsuitgaven anderzijds van de beleidsorganen van de ministers en de staatssecretarissen, binnen eenzelfde programma uitsluitend onder elkaar worden herverdeeld.

Art. 9.In afwijking van artikel 48, derde lid, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, kunnen toelagen worden toegekend in toepassing van artikel 43 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen en ten laste van het Fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel.

Art. 10.§ 1. De bijzondere departementale bepalingen van de wet van 23 december 2009 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2010 en van de wet van 19 mei 2010 houdende eerste aanpassing van de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2010, mogen mutatis mutandis worden toegepast voor de uitvoering van deze wet. § 2. In afwijking van artikel 66 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, mogen voorschotten tot een maximumbedrag van 200.000 EUR verleend worden aan de rekenplichtigen van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Door middel van deze voorschotten mogen de rekenplichtigen schuldvorderingen van allerlei aard tot 5.500 EUR betalen. § 3. In afwijking van artikel 66 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, mogen aan de rekenplichtigen van de Stafdienst Budget en Beheerscontrole van de FOD Financiën voorschotten worden toegestaan tot een maximumbedrag van 1.000.000 EUR. Deze rekenplichtigen mogen hiermee alle dienstkosten betalen tot en met 12.500 EUR (zonder btw), en, ongeacht het bedrag, de werkingskosten van de beleidsorganen.

Aan de rekenplichtige belast met de betaling van de kosten voor opdrachten in het buitenland, wordt toelating gegeven om de nodige voorschotten te verlenen aan de ambtenaren belast met een opdracht in het buitenland.

De rekenplichtige van de Directie Comptabiliteit en Begroting van de Stafdienst Budget en Beheerscontrole, belast met de rekening « diverse ontvangsten », wordt gemachtigd om uitgaven te verrichten, uitsluitend in het kader en ten belope van de bedragen van de op deze rekening door de Europese Unie of andere internationale instellingen geprefinancierde programma's.

De betrokken facturen en schuldvorderingen dienen, voorafgaand aan de betaling, goedgekeurd te worden door de gedelegeerd ordonnateur van de Stafdienst Budget en Beheerscontrole.

In afwijking van artikel 25 en bij toepassing van artikel 25bis en artikel 229 van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende Algemeen Reglement op de rijkscomptabiliteit, worden de rekenplichtigen van de restaurants van de Sociale Dienst gemachtigd om geldvoorraden in kas aan te houden tot een maximaal bedrag van 400 euro per restaurant of cafetaria waarvoor zij rekenplichtig zijn. § 4. In afwijking van artikel 66 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat kunnen de rekenplichtigen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer voorschotten aanvragen die worden gevalideerd door de ordonnateur, leidinggevende van de Dienst of door zijn gemachtigde en worden toegekend door de functioneel bevoegde minister ten einde de hieronder vermelde uitgaven te betalen.

De rekenplichtige beschikt hiertoe over een specifieke financiële rekening die op zijn naam is geopend en waarop de centraliserende rekenplichtige het bedrag van het voorschot overschrijft vanuit de financiële uitgavenrekening van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. Deze overschrijving is een louter financiële verrichting.

Het maximumbedrag waarvoor een voorschot voor kleine uitgaven mag toegekend worden, bedraagt 5.000 EUR. Een aanvullend voorschot voor kleine uitgaven mag aangevraagd worden wanneer het saldo van de geldmiddelen op de financiële rekening van de rekenplichtige 2.500 EUR of minder bedraagt.

Het bedrag van een kleine uitgave mag niet hoger zijn dan 500 EUR btw inbegrepen.

De rekenplichtige kan aan ambtenaren geldmiddelen ter beschikking stellen voor kleine uitgaven ofwel in speciën, ofwel via elektronische portemonnee, ofwel via een debetkaart.

Het maximumbedrag waarvoor een voorschot voor uitgaven in het kader van een zending in het buitenland mag toegekend worden bedraagt 25.000 EUR. Een aanvullend voorschot voor deze uitgaven mag aangevraagd worden wanneer het saldo van de geldmiddelen op de financiële rekening van de rekenplichtige 10.000 EUR of minder bedraagt.

De rekenplichtige kan aan ambtenaren op zending in het buitenland geldmiddelen ter beschikking stellen voor uitgaven, ofwel in speciën tot een bedrag van 500 EUR, ofwel via een debetkaart ofwel via overschrijving.

De ambtenaar aan wie geldmiddelen ter beschikking worden gesteld door de rekenplichtige, moet zijn uitgaven verantwoorden met bewijsstukken tot staving van de uitgaven opgenomen in de beheersrekening van de rekenplichtige. Hij dient het saldo van het verkregen voorschot en de verantwoorde uitgaven zonder verwijl over te maken aan de bevoegde rekenplichtige.

De rekenplichtige rekent de door middel van het voorschot uitgevoerde uitgaven aan op het gepaste vastleggings- en vereffeningkrediet.

Indien een voorschot of een gedeelte ervan niet langer nodig is voor de voortzetting van de dienst, stort de rekenplichtige het saldo zonder verwijl terug op de financiële ontvangstrekening van de centraliserende rekenplichtige.

De functionele minister brengt maandelijks het Rekenhof op de hoogte van de door hem toegekende voorschotten.

De ordonnateur, leidinggevende van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer of zijn gemachtigde is verantwoordelijk voor de regelmatige opvolging van de voorschotaanvragen en van de aanwending ervan door de rekenplichtigen.

De rekenplichtigen en hun plaatsvervangers worden aangesteld door de functioneel bevoegde minister of zijn gemachtigde. Het aanstellingsbesluit beschrijft de specifieke taken van de rekenplichtige, wijst het nummer van de financiële rekening aan waarop de rekenplichtige zijn voorschot zal ontvangen en stelt de datum vast vanaf dewelke de rekenplichtige het beheer opneemt volgens de door de functionele minister gestelde regels. Een afschrift van dat besluit wordt aan de minister van Begroting en van Financiën overgemaakt.

Sectie 12. - FOD Justitie

Art. 11.In afwijking van artikel 61, alinea 2 van de wet van 22 mei 2003 houdende de organisatie van de begroting en de comptabiliteit van de Federale Staat, wordt de Minister van Justitie er toe gemachtigd met de instellingen van de Europese Unie overeenkomsten af te sluiten voor het financieren van projecten die op Europees vlak de betere werking en integratie van justitie beogen.

Sectie 14. - FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Art. 12.Tijdens de eerste drie maanden van 2011 kan de Staat nieuwe meerjarige verbintenissen met de partnerlanden aangaan voor een totaal bedrag van 62.500.000 EUR. Bovendien kan het openstaande bedrag van de, door BTC uit te voeren, bilaterale verbintenissen maximaal 750.000.000 EUR bedragen. Het betreft projecten en programma's die door BTC uitgevoerd zullen worden op basisallocatie 54.10.54.52.02.

Elke verbintenis aangegaan krachtens dit artikel wordt voorgelegd aan de controleur van de vastleggingen die de toepassing van de procedures inzake administratieve en begrotingscontrole en het niet overschrijden van het plafond toetst.

Vóór de tiende van iedere maand legt de controleur van de vastleggingen aan het Rekenhof, ter informatie, een in drievoud opgemaakte lijst met de verantwoordingsstukken voor, die enerzijds het bedrag vermeldt van de aangegane verbintenissen die tijdens de afgelopen maand ingeschreven werden, en anderzijds het bedrag aangeeft van de verbintenissen die ingeschreven werden sinds het begin van het jaar.

Art. 13.§ 1. Voor de eerste drie maanden van het jaar 2011 wordt machtiging verleend om een programma voor leningen aan vreemde Staten te onderhandelen ten belope van 16.261.000 EUR. Rekening houdend met de budgettaire mogelijkheden wordt het leningsprogramma goedgekeurd door de Ministerraad. Het vermeldt de prioritair te realiseren leningen evenals de prioritaire vervangingsleningen, in de vorm van een meerjarenprogramma.

De vervangingsleningen kunnen te allen tijde in de plaats treden van initieel te realiseren leningen die geschrapt worden.

De controleur van de vastleggingen boekt de realisaties en de vervanging van leningen van een programma. § 2. De leningen aan vreemde Staten worden door de controleur van de vastleggingen vastgelegd vóór de notificatie van het leningsakkoord, op het ogenblik dat de Minister van Financiën door de ondertekening van een volmacht of van het leningsakkoord zelf, zijn goedkeuring geeft over de toe te kennen lening.

Art. 14.De uitvoeringsmodaliteiten van de voor orde verrichte ontvangsten en uitgaven in het kader van de akkoorden met betrekking tot de gemeenschappelijke evaluaties van de ontwikkelingssamenwerking, uitgevoerd onder de leiding van België, zullen ingeschreven worden in de akkoorden met de verschillende partners.

De verrichtingen worden onderworpen aan het voorafgaandelijk advies van de Inspecteur van Financiën, conform de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole.

Art. 15.De uitvoeringsmodaliteiten van de voor orde verrichte ontvangsten en uitgaven, in het kader van de akkoorden met betrekking tot de gedelegeerde samenwerking, zullen ingeschreven worden in de akkoorden met de verschillende partners.

De verrichtingen worden onderworpen aan het voorafgaand advies van de Inspecteur van Financiën, conform de bepalingen van de artikelen 14 en 15 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole.

Sectie 16. - Ministerie van Landsverdediging

Art. 16.De Minister van Landsverdediging is gemachtigd ten belope van 100.000 EUR de ontvangsten aan te wenden die voortvloeien uit de interesttegoeden opgebracht door uitstaande voorschotten bij de « Federal Reserve Bank of New York » in het kader van de overheidsopdrachten nopens de levering van de vliegtuigen, logistieke steun, grondinstallaties en bijkomende kosten voor het geheel van de F-16 vloot.

Deze interesttegoeden zullen aangerekend worden op de rekening 87.07.03.27 - van de Sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde ». Ze zullen aangewend worden tot dekking van de uitgaven voortvloeiend uit de vorenvermelde overheidsopdrachten.

Sectie 18. - FOD Financiën

Art. 17.§ 1. In afwijking van artikel 8, § 1, van deze wet, mogen de vastleggingskredieten van de basisallocatie « 80.61.11.00.03 - Vast en stagedoend statutair personeel », herverdeeld worden naar de basisallocatie « 80.61.11.00.09 - Personeel van de Administratie der douane en accijnzen gebezigd door andere Administraties van de FOD Financiën en andere FOD's en openbare diensten »; § 2. In afwijking van artikel 8, § 2 van deze wet, mogen de vastleggingskredieten van de in deze paragraaf bedoelde basisallocaties met betrekking tot de werkingskosten van de sectie 18 - FOD Financiën, eveneens herverdeeld worden naar de basisallocatie « 40.03.34.00.40 B Schadevergoedingen aan derden ».

Sectie 19. - Regie der Gebouwen

Art. 18.De Minister bevoegd voor de Regie der Gebouwen wordt ertoe gemachtigd buiten het bedrag van de limitatieve vastleggingskredieten van de investeringsprogramma's, ingeschreven op de artikels 533.01, 533.03, 533.04, 533.11, 533.12, 533.13, 533.14, 533.16, 536.02, 536.11 en 536.13 van de begroting van de Regie der Gebouwen, verbintenissen tot huurkoop en analoge verrichtingen aan te gaan (met inbegrip van investeringen verricht door derden in het kader van privé-financieringsinitiatieven of huurcontracten op lange termijn met de bedoeling onroerende goederen ter beschikking te stellen van de overheid).

De boekhoudkundige vastlegging van deze verrichtingen wordt in 2011 beperkt tot 211.017.427 EUR, als volgt verdeeld :

Maximumbedrag te financieren

Vast te leggen in 2011

Montant maximum à financer

A engager en 2011


Luik, uitbreiding gerechtshof / Liège, extension palais de Justice

90.000.000

7.017.427

Tervuren, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika / Tervueren, Musée royal de l'Afrique centrale

66.500.000

30.000.000

Wandre, FAVV/ Wandre, AFSCA

3.000.000

3.000.000

Gent, forensisch psychiatrisch centrum / Gand, centre de psychiatrie légale

80.000.000

72.000.000

Antwerpen, forensisch psychiatrisch centrum / Anvers, centre de psychiatrie légale

60.000.000

53.000.000

Achêne, instelling voor jeugdige delinquenten / Achêne, établissement pour délinquants juvéniles

55.600.000

46.000.000


Art. 19.De Regie der Gebouwen wordt gemachtigd om eerste installatiewerken in het gehuurde gebouw WTC3 te Brussel te financieren door middel van een lening op de financiële markt, voor een maximaal (herzien) bedrag van 70.500.000 EUR, waarvan vast te leggen in 2011 : 50.602.364 EUR. Met inachtneming van de beslissing van de Ministerraad van 6 februari 2004 waarbij het algemeen principe van de verdeling van de eerste installatiekosten in gehuurde gebouwen tussen de Regie der Gebouwen en de gehuisveste diensten werd goedgekeurd, zal het gedeelte van deze leningen dat mogelijk betrekking heeft op installatiewerken ten laste van de bezetters, inclusief de intresten op dat gedeelte, door deze bezetters aan de Regie der Gebouwen ter beschikking worden gesteld.

Sectie 21. - Pensioenen

Art. 20.De orderekening van de thesaurie nr. 87.09.76.09 BC « FOD Financiën - Thesaurie - CDVU - Pensioenen en aanverwante voordelen - Pensioendienst van de overheidssector (PDOS) » - waarop vanaf 1 januari 2006 de lasten worden aangerekend van de rust- en overlevingspensioenen die door de Pensioendienst voor de overheidssector worden beheerd, mag een debetsaldo vertonen van 20 % van de uitgaven inzake de wettelijke opdrachten van deze Dienst.

Art. 21.De orderekening van de thesaurie nr. 87.09.75.08 B « FOD Financiën - Thesaurie - CDVU - Wedden en andere vaste uitgaven van de personeelsleden van de Pensioendienst van de overheidssector (PDOS) » - waarop vanaf 1 januari 2006 de lasten worden aangerekend van de wedden van het vast benoemd en contractueel personeel van de Pensioendienst voor de overheidssector, mag een debetsaldo vertonen van 20 % van de beheersuitgaven van deze Dienst.

Sectie 33. - FOD Mobiliteit en Vervoer

Art. 22.Alle ontvangsten van het Directoraat-generaal Luchtvaart worden toegewezen aan het Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle-, Inspectie- en Onderzoeksmiddelen en van de preventieprogramma's van de Luchtvaart.

In afwijking van artikel 62 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, worden de beschikbare middelen van het Fonds voor de Financiering en de Verbetering van de Controle-, Inspectie- en Onderzoeksmiddelen en van de Preventieprogramma's van de Luchtvaart (programma 52/5) gedeeltelijk van bestemming veranderd en bij de algemene middelen van de Schatkist gevoegd tot beloop van een bedrag van 2.021.000 EUR.

Art. 23.In afwijking van artikel 52, eerste lid, 1° van de wet van 22 mei 2003 houdende de organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de Federale Staat, en van artikel 8, § 1 van deze wet mogen de vastleggingskredieten op volgende basisallocaties onder en uitsluitend onder elkaar herverdeeld worden : BA 33 52 01 11.00.16 en BA 33 52 02 12.21.48 BA 33 51 40 11.00.16 en BA 33 51 40 12.21.48 BA 33 51 50 11.00.17 en BA 33 51 50 12.21.48

Art. 24.Binnen de perken van de basisallocatie 33.52.20.81.11.01 kan, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan Belgocontrol een terugvorderbaar voorschot worden verleend voor de uitgaven die strikt noodzakelijk zijn voor de continuiteït van de openbare dienstverleinig. HOOFDSTUK III. - Financiële bepalingen

Art. 25.In afwijking van artikel 19, derde lid, 1°, van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, bevat de begroting als ontvangsten de ramingen van de geldsommen die gedurende het begrotingsjaar aan de Staat zullen worden afgedragen.

Art. 26.De op 31 december 2010 bestaande directe en indirecte belastingen, in hoofdsom en opdeciemen ten behoeve van de Staat, worden tijdens het jaar 2011 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten, besluiten en tarieven die slechts een tijdelijk of voorlopig karakter hebben.

Art. 27.De toepassing van de artikelen 3 en 4, § 1 van de wet van 28 december 1954 houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het dienstjaar 1955, wordt verlengd tot 31 december 2011.

Art. 28.De Koning kan, binnen de perken en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling van belasting verlenen voor de inkomsten van leningen die in 2011 door de federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen of organismen, voornamelijk in het buitenland zouden worden uitgegeven of geplaatst, en in het bijzonder de Schatkistbons in vreemde munt.

Wat betreft de inkomsten van de effecten van deze leningen die zouden gehouden worden door Belgische verblijfhouders, kunnen de fiscale vrijstellingen echter alleen worden verleend aan de financiële instellingen of de hiermee gelijkgestelde ondernemingen en de beroepsbeleggers bedoeld in artikel 105, 1° en 3°, van het KB/WIB 92, alsmede, onverminderd de toepassing van artikel 262, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, aan de rechtspersonen bedoeld in artikel 220 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Art. 29.§ 1. Om het tekort van de ontvangsten in verhouding tot de uitgaven voor het jaar 2011 te dekken, met inbegrip van de terugbetalingen van leningen en de eventuele uitgaven als gevolg van de financiële beheersverrichtingen bedoeld in § 3, 1°, hierna, of om de tijdelijke schatkistonevenwichten in de loop van het begrotingsjaar te dekken : 1° wordt de Koning gemachtigd om openbare leningen uit te geven. Wanneer de Koning een algemeen uitgiftekader voor leningen heeft bepaald dat de grenzen van de bevoegdheden vastlegt die kunnen worden gedelegeerd, kan de Minister van Financiën gemachtigd worden om, tijdens het begrotingsjaar, de leningen die binnen dit kader vallen uit te geven. 2° wordt de Minister van Financiën gemachtigd om Schatkistcertificaten, Schatkistbons of om het even welk rentedragend financieringsinstrument verschillend van de openbare leningen uit te geven. De leningen bedoeld in 1° en 2° hierboven kunnen zowel in België als in het buitenland worden uitgegeven, en zowel in euro als in vreemde munt. § 2. Het beheer van de overheidsschuld heeft als voornaamste doel de financiële kost van de federale Staatsschuld te verminderen in het kader van een beheer van de marktrisico's en van de operationele risico's rekening gehouden met de algemene doelstellingen van het begrotings- en het monetair beleid.

Het beheer van de overheidsschuld heeft eveneens als doel de financiële kost te verminderen van de schuld van de openbare entiteiten, te onderscheiden van de eigenlijke federale Staat, van de centrale overheid.

Daarom stelt de Minister van Financiën, op voorstel van het strategisch Comité van de schuld dat werkt binnen de algemene administratie van de Thesaurie, de algemene richtlijnen vast die van toepassing zijn op het beheer van de federale Staatsschuld; deze richtlijnen hebben in het bijzonder betrekking op de structuur van de portefeuille van de schuld en op het niveau van de risico's die daaraan kunnen verbonden zijn.

Het strategisch Comité van de schuld neemt de uitvoeringsmaatregelen voor deze algemene richtlijnen. Deze laatste omlijnen de uitvoering van de eigenlijke financiële verrichtingen door het Agentschap van de schuld opgericht binnen de FOD Financiën, algemene administratie van de Thesaurie. § 3. De Minister van Financiën wordt gemachtigd om : 1° iedere financiële beheersverrichting af te sluiten binnen de grenzen gesteld in § 2 hiervoor. Onder financiële beheersverrichting wordt verstaan : a) de dagelijkse beheersverrichtingen van de Schatkist, meer bepaald de financiële verrichtingen die noodzakelijk zijn om het dagelijks kasevenwicht te waarborgen;b) de omruilingen van effecten;c) de aanpassing van de contractuele voorwaarden of van de terugbetalingstermijnen van bestaande leningen, gedaan in overleg met de geldschieters en conform de marktvoorwaarden;d) alle soorten beleggingen, met inbegrip van deze die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de financiering van de Schatkist;e) de interestswaps en de deviezenswaps, de opties, de termijncontracten, en elk ander instrument van het financieel, budgettair en kredietrisicobeheer dat verband houdt met de federale Staatsschuld en die toegelaten zijn door de Minister van Financiën in toepassing van § 2 hiervoor;f) de aankoop van effecten van de federale Staatsschuld op de secundaire markten;g) de tijdelijke terbeschikkingstelling via cessie-retrocessieverrichtingen of andere verrichtingen met een gelijkaardig economisch effect, van schatkistcertificaten, van lineaire obligaties, van gesplitste effecten en van Staatsbons aan de primary dealers en recognized dealers. Op voorstel van het Strategisch Comité van de Schuld, kunnen de tijdelijke terbeschikkingsstellingen bedoeld in het eerste lid, uitgebreid worden tot de instellingen die onderworpen zijn aan een noteringsverplichting voor schatkistwaarden van het Koninkrijk België, en die niet behoren tot de primary dealers en recognized dealers bedoeld in het eerste lid; h) de financiële verrichtingen van de Schatkist met de organismen die behoren tot de sector « overheid » overeenkomstig het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 95), uitgezonderd de kasfaciliteiten bestemd om tijdelijke thesaurietekorten te dekken van dergelijke organismen waarvoor andere modaliteiten zijn bepaald voor de plaatsing of de belegging van hun beschikbare gelden dan deze bepaald in artikel 3 van het koninklijk besluit van 15 juli 1997 houdende maatregelen tot consolidatie van de financiële activa van de overheid, genomen met toepassing van de artikelen 2, § 1, en 3, § 1, 6°, en § 2 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, of waarvoor een minimumbedrag van de beschikbare middelen is vastgesteld vanaf hetwelk de bepalingen bedoeld in dit artikel 3 van toepassing zijn;i) de afgeleide producten voor het beheer van : a.de kostprijs van de energieconsumptie van de federale Staat; b. de kostprijs van andere werkingskosten van de federale Staat, die de Koning kan aanduiden.2° naast de omruiling van effecten van bestaande leningen tegen nieuwe lineaire obligaties, de gelopen intresten van de effecten in omloop te betalen aan de rechthebbenden door middel van lineaire obligaties;3° zoals bepaald in de overeenkomst van 5 januari 1994 afgesloten met de Nationale Bank van België, gedematerialiseerde effecten ter vertegenwoordiging van de Staatsschuld te creëren, die dezelfde eigenschappen hebben als deze van de in omloop zijnde effecten, met het oog op het uitlenen van deze effecten op korte termijn aan de Nationale Bank van België in functie van de behoeften van haar effectenvereffeningsstelsel;4° over te gaan tot de uitgifte van schatkistcertificaten en lineaire obligaties, in te schrijven op een rekening van de Schatkist binnen het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België teneinde de verrichtingen voorzien in 1°, g) mogelijk te maken. § 4. In afwijking van artikel 4 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, worden de opbrengsten van de financieringsinstrumenten op korte termijn (Schatkistcertificaten, Schatkistbons en gelijkaardige instrumenten) evenals de opbrengsten voortvloeiend uit de verrichtingen bedoeld in § 3, 1°, g), gestort op thesaurierekeningen of orderekeningen van de Thesaurie.

Ten einde de continuïteit van de financiering van de Schatkist te verzekeren, zijn de machtigingen bedoeld in § 1, 1° en 2°, eveneens van toepassing op de leningen waarvan de voorwaarden worden vastgelegd in de loop van de voorgaande begrotingsjaren en waarvan de opbrengst wordt gestort in de loop van het jaar 2011.

De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd een thesaurie in vreemde munt te beheren om elke weerslag op het voeren van een monetair beleid van de verrichtingen in vreemde munt uitgevoerd in het kader van het financieel beleid van de Schatkist, te vermijden.

In het kader van de financiële beheersverrichtingen voorzien in § 3, 1°, hiervoor, wordt de Minister van Financiën gemachtigd om effecten aan te houden : 1° bij het effectenvereffeningsstelsel van de Nationale Bank van België;2° bij de internationale effectenvereffeningsstelsels alsook bij de internationale effectenbewaringstelsels;3° bij bepaalde financiële instellingen die door de op hen toepasselijk wetgeving gemachtigd zijn om effecten te bewaren voor rekening van derden. § 5. De Minister van Financiën kan aan de ambtenaren-generaal van de FOD Financiën, algemene administratie van de Thesaurie, evenals aan de leden van het personeel van het Agentschap van de schuld opgericht binnen de algemene administratie van de Thesaurie die hij aanwijst voor de door hem voorziene specifieke taken het volgende delegeren : a) de machtiging om binnen de grenzen voorzien door de Koning, in functie van de schatkistbehoeften, het bedrag en de financiële voorwaarden van de uitgiftes van openbare leningen bepaald bij § 1, 1°, alsook de nodige machtigingen voor een goede afhandeling van deze uitgiftes, vast te stellen;b) de machtigingen bepaald bij § 1, 2°, § 3 en § 4, derde en vierde lid.

Art. 30.§ 1. De Minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd om de intrestontvangsten of -uitgaven die voortkomen uit de beheersverrichtingen van de overheidsschuld in mindering te brengen respectievelijk ten laste te leggen van de intrestkredieten van de sectie « Rijksschuld » van de algemene uitgavenbegroting. § 2. Hij wordt er tevens toe gemachtigd om de kapitaalontvangsten of -uitgaven die voortkomen uit de beheersverrichtingen van de overheidsschuld, verbonden met de vervaldagen van terugbetalingen van leningen, in mindering te brengen respectievelijk ten laste te leggen van de aflossingskredieten van de sectie « Rijksschuld » van de algemene uitgavenbegroting. § 3. De bepalingen van § 2 zijn niet toepasselijk op premies gestort naar aanleiding van de verkoop of aankoop van opties.

Art. 31.In afwijking van artikel 17 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van de wijzigingen daarin, krachtens de wet van 31 juli 1934, zal de rentevoet van de in 2011 uit te keren interesten voor de bij de Deposito- en Consignatiekas in bewaring gegeven consignaties, vrijwillige deposito's en borgtochten van alle categorieën, door de Minister van Financiën worden vastgesteld.

Art. 32.Met het oog op de uitvoering van artikel 5, § 1, van de Verordening (E.E.G.) nr. 1941/81 betreffende een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de achtergebleven gebieden van België, worden de financiële middelen voor de projecten die onder hun bevoegdheid vallen, gestort op de begrotingen van de Gewesten.

Deze financiële middelen worden voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de Raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.

De over te hevelen bedragen worden bepaald door de Minister van Financiën, zoals beslist of voorzien door de E.E.G.-Commissie.

Art. 33.Met het oog op de uitvoering van artikel 11 en artikel 18, § 2, van Verordening (EG, EURATOM) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, worden de vastgestelde niet geboekte rechten, die tijdens controles aan het licht komen, vermeerderd met de rente, ter beschikking gesteld van de Europese Commissie.

Deze vastgestelde rechten vermeerderd met de rente worden in afwijking van artikel 60 van de wet van 22 mei 2003 houdende organisatie van de begroting en van de comptabiliteit van de federale Staat, voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de raad van Ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.

Art. 34.Overeenkomstig artikel 53, 1° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, en rekening houdend met : - de in artikel 4, § 5, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidsintresten, last van verwijlintresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen; - de in artikel 5, § 3, tweede lid bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest met ingang van het aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5° van dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing; worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2011 geraamd op 4.577.046.000 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 2.073.003.000 EUR voor het Waalse Gewest en op 1.063.044.000 EUR voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 35.Overeenkomstig artikel 53, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, en rekening houdend met de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2, van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2011, met inbegrip van het vermoedelijk saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2010, geraamd op 12.589.570.942 EUR voor de Vlaamse Gemeenschap en op 8.372.642.117 EUR voor de Franse Gemeenschap.

Overeenkomstig artikel 59 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap wordt de in artikel 58nonies van dezelfde wet bedoelde overdracht voor het begrotingsjaar 2011, met inbegrip van het vermoedelijk saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2010, geraamd op 5.923.286 EUR voor de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 36.Overeenkomstig de artikelen 53, 3° en 35octies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, worden de in de artikelen 34 en 35ter tot 35septies bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2011, met inbegrip van het vermoedelijk saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2010, geraamd op 5.899.059.692 EUR voor het Vlaamse Gewest, op 3.560.124.185 EUR voor het Waalse Gewest en op 932.488.390 EUR voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 37.De overdracht bedoeld in artikel 65bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, wordt voor het begrotingsjaar 2011, met inbegrip van het vermoedelijk saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2010, geraamd op 26.779.359 EUR voor de Franse Gemeenschapscommissie en 6.694.840 EUR voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Art. 38.De overdracht bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, wordt voor het begrotingsjaar 2011, met inbegrip van het vermoedelijk saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2010, geraamd op 33.474.198 EUR.

Art. 39.De overdrachten ten voordele van de gemeenschappen en de gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een toewijzingsfonds voorzien in de Algemene Uitgavenbegroting, hetzij op een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepaling

Art. 40.Deze wet treedt in werking op 1 januari 2011.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 22 december 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Begroting, G. VANHENGEL De Staatssecretaris voor Begroting, M. WATHELET Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK


Raadpleging van bl. 82232 tot 82402 Beeld van de publicatie deel 1

^