Etaamb.openjustice.be
Document van 28 maart 2014
gepubliceerd op 23 mei 2014

Ministeriële richtlijn MFO-7 betreffende het beheer van dynamische niet-geplande gebeurtenissen waarbij een onmiddellijk en gecoördineerd supra-lokaal politieoptreden in werking wordt gesteld

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2014000316
pub.
23/05/2014
prom.
28/03/2014
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN


28 MAART 2014. - Ministeriële richtlijn MFO-7 betreffende het beheer van dynamische niet-geplande gebeurtenissen waarbij een onmiddellijk en gecoördineerd supra-lokaal politieoptreden in werking wordt gesteld


Aan de Dames en Heren Provinciegouverneurs, Aan de Heer Gouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, Aan de Dames en Heren Burgemeesters, Aan Mevrouw de Commissaris-generaal van de federale politie, Aan de Dames en Heren Korpschefs van de lokale politie, Ter informatie : Aan de Dames en Heren Arrondissementscommissarissen, Aan de Heer Inspecteur-generaal van de Algemene Inspectie van de federale politie en van de lokale politie, Aan de heer Voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de politiediensten, Aan de heer Voorzitter van het Vast Comité van toezicht op de inlichtingendiensten, Aan de Heer Directeur-generaal van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Aan de Heer Voorzitter van de Vaste Commissie van de lokale politie, Mevrouw, Mijnheer de Gouverneur, Mevrouw, Mijnheer de Burgemeester, Mevrouw de Commissaris-generaal, Mevrouw, Mijnheer de Korpschef, Dames en Heren, Inleiding Deze richtlijn wordt uitgevaardigd op grond van artikel 5, tweede lid, en de toepassing van de artikelen 7/1 en 7/2 van de wet op het politieambt (1). De mechanismen waarin de huidige richtlijn voorziet, beogen de omschrijving van een normatief raamwerk dat voor het geheel van de geïntegreerde politie moet worden ingevoerd.

Bij deze invoering dienen de concrete lokale situatie en bestaande goede praktijken voldoende mee in rekening worden gebracht.

Protocollen op provinciaal niveau zijn hiervoor het aangewezen instrument. 1. Doel Het doel van deze richtlijn is het bepalen van de principes en modaliteiten voor de operationele leiding en coördinatie van een supra-lokale niet-geplande én dynamische gebeurtenis die een onmiddellijk gecoördineerd optreden van één of meerdere korpsen van de geïntegreerde politie behoeft. De gebeurtenissen die zich voordoen op het grondgebied van slechts één politiezone vallen buiten dit kader.

Enerzijds kan het gecoördineerd inzetten van politiezones en diensten van de federale politie aangewezen zijn bij het opsporen en het vatten van vluchtende daders van feiten van zware criminele aard, zoals (niet-limitatief) : o hold-ups, gewapende overvallen, afpersing, diefstallen door middel van geweld of bedreigingen, belangrijke diefstallen (buit, wapens, ...); o gijzelingen en ontvoeringen; o ontvluchtingen; o bomaanslagen, daden van terrorisme; o moord, doodslag; o ernstige verkeersongelukken (doden, ernstig gewonden), gevolgd door vluchtmisdrijf, voor zover opsporingen van algemene aard onmiddellijk vereist zijn; o ...

Anderzijds kan een gecoördineerde reactie van verschillende politiekorpsen, afhankelijk van de omstandigheden, eveneens aangewezen zijn in verkeerssituaties zoals : o een bestuurder die de vlucht neemt naar aanleiding van een verkeerscontrole; o een bestuurder die een wettig bevel negeert; o spookrijder, o ...

Wat ook de concrete aanleiding tot de politionele reactie is, in alle omstandigheden moeten het legaliteitsprincipe, het subsidiariteitsprincipe en de principes van proportionaliteit en opportuniteit, voorgeschreven in de artikelen 1 en 37 van de wet op het politieambt, gerespecteerd worden. 2. Wettelijk kader De wet op het politieambt beschrijft in de artikelen 7 e.v. de principes inzake de coördinatie en leiding van de operaties (2). De wetgever kent slechts twee politieniveaus een verantwoordelijkheid terzake toe, de korpschef en de bestuurlijke directeur-coördinator (DirCo).

De operationele leiding en coördinatie van de opdrachten, waarvan de uitvoering zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één politiezone, worden toevertrouwd aan (3) : o een aangewezen korpschef op basis van een akkoord; of o de DirCo, in geval van gezamenlijk optreden van verschillende lokale politiekorpsen en van de federale politie, behalve indien de bevoegde lokale en federale overheden er anders over beslissen.

In het kader van niet-geplande gebeurtenissen verkeert de korpschef/DirCo niet steeds in de mogelijkheid om ogenblikkelijk zijn/haar taken inzake leiding en coördinatie uit te oefenen.

Niettemin dringen er zich in deze aanvangsfase, verder de "reflexfase" genoemd, een aantal cruciale beslissingen op. Naar analogie met het beheer van noodsituaties dient hiervoor voorafgaandelijk een duidelijk reactieschema te worden uitgewerkt. Teneinde een doeltreffende operationele samenwerking en een geïntegreerd politieoptreden te kunnen waarborgen, geeft deze omzendbrief het kader weer waarin dit "eerstelijns" politieoptreden dient te gebeuren.

De principes en modaliteiten vervat in deze omzendbrief doen geen afbreuk aan de bevoegdheden die zijn toegekend aan de gerechtelijk directeur (DirJud). 3. Definities 3.1. Niet-geplande gebeurtenis Men verstaat onder "niet-geplande gebeurtenis" elke plotse en onverwachte gebeurtenis van bestuurlijke of gerechtelijke politie, waarvoor een onmiddellijk en gecoördineerd politioneel beheer op het terrein noodzakelijk is. De noodsituaties zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 16 februari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/02/2006 pub. 15/03/2006 numac 2006000192 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de nood- en interventieplannen sluiten (BS 15 maart 2006) betreffende de nood- en interventieplannen vallen buiten dit bestek. 3.2. Dynamische gebeurtenis Men verstaat onder "dynamische gebeurtenis" een gebeurtenis die in de ruimte en in de tijd evolueert. Het betreft hier voornamelijk situaties van achtervolgingen. 3.3. Operationele leiding (4) De operationele leiding bestaat in het op zich nemen van de verantwoordelijkheid om, binnen het bestek van wat in wetten en reglementen, alsook in richtlijnen, bevelen en onderrichtingen van de bevoegde overheden bepaald is, een politieopdracht uit te voeren, door middel van de noodzakelijke bevelen, personeel en middelen.

Daartoe wendt de politieverantwoordelijke, belast met de operationele leiding, de beschikbare middelen aan en voert hij het bevel over het politiepersoneel, ongeacht of deze tot zijn dienst behoort of ter beschikking werd gesteld.

De politieverantwoordelijke, belast met de operationele leiding, heeft dus, in het raam van de supra-lokale interventie van één of meerdere politiekorpsen, tegenover het personeel en over de middelen die worden ingezet het volledige gezag.

De operationele leiding impliceert tevens de eindverantwoordelijkheid over de uitvoering van de opdrachten (voorbereiding, uitvoering, evaluatie). 3.4. Operationele coördinatie De operationele coördinatie bestaat erin om, binnen het bestek van wat in wetten en reglementen, alsook in richtlijnen, bevelen en onderrichtingen van de bevoegde overheden bepaald is, de operationele activiteiten die op niveau van de verschillende dispositieven worden ontwikkeld om dezelfde doelstellingen te bereiken, op elkaar af te stemmen.

De operationele coördinatie houdt geen rechtstreekse bevoegdheid in om orders te geven, evenmin impliceert ze de verantwoordelijkheid over de uitvoering van de opdracht. 3.5. Reflexfase De reflexfase is de fase waarin een niet-geplande gebeurtenis wordt beantwoord via een politionele respons met de op dat moment onmiddellijk beschikbare mensen en middelen.

Het gaat over de fase waarin de operationele leiding en coördinatie nog niet worden uitgeoefend door de overheden aangeduid in artikel 7/1 van de wet op het politieambt en voor dewelke de huidige omzendbrief principes en specifieke modaliteiten uitvaardigt betreffende de operationele leiding en coördinatie. 3.6. Beheerfase De beheerfase is de fase na de reflexfase, die begint vanaf het ogenblik dat de door de wet aangeduide overheid om de leiding van de operatie te verzekeren (de korpschef of de DirCo) deze leiding uitoefent. 3.7. Dispatching De dispatching bestaat erin om de politieploeg(en) die belast zijn met het afhandelen van de tussenkomst, overeenkomstig vooraf gemaakte afspraken, aan te duiden en in te lichten (5). 3.8. Netoverste De netoverste is een radio-operator die wordt aangewezen om het beheer van een gespreksgroep op zich te nemen (6).

Te dien einde draagt hij hierbij zorg voor een ordentelijk en gedisciplineerd verloop van de radiocommunicaties. 3.9. Nationaal invalspunt (NIP) Het nationaal invalspunt is bepaald in de artikelen 3, 3° en 8, 6° van het koninklijk besluit van 14 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/11/2006 pub. 23/11/2006 numac 2006000888 bron federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie sluiten betreffende de organisatie en de bevoegdheden van de federale politie (7). Het NIP is de centrale permanentiedienst van de federale politie en bestaat uit vertegenwoordigers van CGO, DAO en DJO. 4. Basisprincipes De onmiddellijke operationele respons dient gebaseerd te zijn op volgende principes : o eenheid van terrein, eenheid van commando; o eenduidigheid in procedure en aanpak; o algemene toepasbaarheid ongeacht het terrein; o afdwingbaarheid; o duidelijkheid; o eenvoudigheid. 5. Concept 5.1. Commandostructuur De doeltreffendheid van de operationele leiding en coördinatie, een geïntegreerde politiezorg en een aanpak op maat zijn onder meer afhankelijk van een oordeelkundige organisatie en inzet van de middelen.

Een goede praktijk te zake bestaat erin te werken naar analogie met de structuur Gold-Silver-Bronze die reeds ingeburgerd is bij het genegotieerd beheer van de publieke ruimte (8). 5.2. Kennisneming en dringende verwittigingen De politiedienst die als eerste met de dynamische niet-geplande gebeurtenis geconfronteerd wordt, neemt op initiatief de nodige dringende maatregelen op basis van een eigen analyse of evaluatie inzake wettelijkheid/subsidiariteit /proportionaliteit/opportuniteit.

Gebeurt de kennisname via een politieploeg op het terrein, dan stelt deze ploeg onmiddellijk op de routinegespreksgroep (9) het bevoegde CIC in kennis en geeft alle essentiële elementen van informatie door.

Betreft het een politiedienst met een autonome lokale dispatching, dan gebeurt de verwittiging van het CIC via deze lokale dispatching. Ook in dit geval is de "onmiddellijkheid" van de verwittiging cruciaal.

Binnen de kortst mogelijke tijd informeert het CIC : o een op voorhand gedefinieerde (op het terrein aanwezige) verantwoordelijke van de politiedienst (10); o het Nationaal Invalspunt (NIP); o volgens de afspraken en modaliteiten van het interventiebeleid (GPI 49) : ° de korpschef; ° de DirCo; ° de DirJud; van de plaats waar de gebeurtenis is gestart.

Het NIP beoordeelt de mogelijkheid en de opportuniteit van een inzet van gespecialiseerde steundiensten (luchtsteun, hondensteun,...) en stelt deze, desgevallend, in werking. 5.3. Operationele leiding 5..3.1. Beheersfase De eindverantwoordelijkheid inzake operationele leiding van de beheersfase wordt, op basis van het bestaande wettelijke kader, toegewezen aan : o de korpschef van de plaats waar de gebeurtenis is gestart, voor zolang de gebeurtenis zich op het grondgebied van zijn politiezone, met inbegrip van het specifieke actieterrein van de gedeconcentreerde eenheden van de federale politie, bevindt (start-zone) of de DirCo indien de gebeurtenis is gestart op het specifieke actieterrein van de gedeconcentreerde eenheden van de federale politie voor zover hieromtrent een overeenkomst bestaat tussen de DirCo (11) en de betrokken korpschef; o de DirCo(s) van het arrondissement(en) waardoor de gebeurtenis zich verplaatst en dit vanaf het moment dat de start-zone verlaten wordt; o vanaf het ogenblik dat de gebeurtenis een statisch karakter krijgt (vb. interceptie van een vluchtend voertuig), wordt de operationele leiding dadelijk overgedragen aan de korpschef van de betrokken politiezone of de DirCo indien de gebeurtenis plaatsvindt op het specifieke actieterrein van de gedeconcentreerde eenheden van de federale politie voor zover hieromtrent een overeenkomst bestaat tussen de DirCo en de betrokken korpschef.

De korpschef of DirCo draagt als Gold Commander de globale operationele eindverantwoordelijkheid van de gevoerde politionele actie. 5.3.2. Reflexfase In de reflexfase worden de bevoegdheden inzake operationele leiding uitgeoefend door de betrokken meldkamer (het CIC of de autonome lokale dispatching), die fungeert als Silver Commander. De meldkamer is binnen de politie de dienst die de nodige informatie en het vereiste overzicht heeft om de meest gepaste maatregelen te bepalen en door te geven aan de ploegen op het terrein.

In geval van een start-zone met een autonome dispatching, zal het CIC (onder de operationele controle van de supervisor-coördinator) steeds de operationele leiding overnemen vanaf het moment dat de gebeurtenis het grondgebied van deze zone verlaat. Dit eveneens indien de zone naar wiens grondgebied de gebeurtenis zich verplaatst (of zal verplaatsen) op zijn beurt ook een eigen autonome dispatching heeft (Tenzij hierover tussen het CIC en de betrokken zonale autonome dispatching voorafgaandelijk andersluidende afspraken gemaakt zijn.).

In de reflexfase neemt deze meldkamer (CIC of de autonome lokale dispatching) alle nodige maatregelen die zich opdringen. Hieronder is ook de beslissing begrepen om het achtervolgen verder te zetten of af te breken en de bepaling van de eventuele in te nemen observatie- en statische interceptiedispositieven. De beslissing van de meldkamer kan dus eveneens bestaan uit het herroepen of bijsturen van reeds eerder door de ploegen op het terrein ondernomen acties. De ploegen op het terrein zijn gehouden de door de meldkamer meegedeelde maatregelen toe te passen.

Vertrekkend van de principes van wettelijkheid/ subsidiariteit/ proportionaliteit/ opportuniteit, worden hierbij de omgevingsfactoren (bebouwde kom, autowegen), weersomstandigheden, de aanwezigheid van andere weggebruikers, de risico's voor de veiligheid van de tussenkomende politieambtenaren en van andere burgers (snelheid, spookrijden van het vluchtende voertuig, rijden op de pechstrook,...) eveneens in aanmerking genomen.

Overeenkomstig de bestaande afspraken in het kader van de reguliere werking (12), zal de betrokken meldkamer deze beslissing(en) nemen in nauw overleg met een op het terrein aanwezige operationele leidinggevende (vb. terreinondersteuner wegpolitie, OGP-supervisor,...).

Nog steeds tijdens de reflexfase, bij het overschrijden van de provinciegrenzen : o nemen de betrokken CIC beurtelings de operationele leiding van de gebeurtenis op; o ondersteunt het NIP de betrokken CIC actief in hun operationele leidinggevende rol; o draagt het NIP, indien nodig, bij tot de coördinatie tussen de CIC; o waarborgt het NIP, in overleg met de respectieve CIC, mee de coherentie in de besluitvorming.

Het NIP zal de hierboven beschreven rol ook vervullen indien de provinciegrens niet overschreden wordt.

Het NIP en de CIC zullen hun beoordeling steeds aftoetsen en steunen op een beslissingsmatrix die voor situaties van achtervolgen en intercepteren van voertuigen werd ontwikkeld. Deze matrix maakt deel uit van de interventietactieken (zie infra).

De reflexfase gaat over in de beheerfase op het ogenblik dat, naargelang het geval, de korpschef of DirCo de operationele leiding overneemt. Voor een doeltreffende en doelmatige uitoefening van deze leiding is een aanwezigheid in de meldkamer of het kunnen beschikken over gepaste radiocommunicatiemiddelen ten zeerste aangewezen.

De reflexfase loopt in ieder geval af op het ogenblik dat de gebeurtenis een statisch karakter krijgt.

In geval van het achtervolgen van een vluchtend voertuig, dringen er zich op tactisch niveau afspraken en beslissingen op tussen de betrokken politieploegen. Deze ploegen zullen hierbij de specifieke politie-interventietactieken toepassen die hiertoe binnen het kader van de geweldbeheersing zullen worden uitgewerkt.

De tactische bevelvoering (Bronze Commander) wordt in regel uitgeoefend door de politieploeg die, in de chronologie van de gebeurtenissen, als eerste voertuig bij het achtervolgen betrokken is (13).

Bij operaties die zich afspelen op het specifieke actieterrein van de federale wegpolitie (autosnelwegen), wordt deze tactische bevelvoering prioritair ingevuld door een ploeg van de federale wegpolitie. 5.4. Operationele coördinatie Het CIC of de autonome lokale dispatching van de plaats waar de dynamische niet-geplande gebeurtenis is gestart, verzekert bij aanvang dadelijk ook de operationele coördinatie van de politionele actie.

Het CIC of de autonome lokale dispatching (in overleg met het betrokken CIC) neemt de beslissing om over te schakelen naar de voorziene provinciale "alarm" (alert)gespreksgroep (SpNat X). Deze gespreksgroep blijft gedurende de gehele operatie behouden, ook bij overschrijding van provinciegrenzen.

In uitzonderlijke gevallen kan het CIC beslissen om verder te gaan op de routinegespreksgroep (vb. bij nakend gevaar zoals contact met de dader waarbij vermoed kan worden dat de dader zou vuren, splitsing van de ploeg, achtervolging door moto's,...). In dit geval voert het CIC een combining of groups (14) uit (koppelen van de routinegespreksgroep aan de alertgroep door het CIC ).

In geval van een "start-zone" met een autonome dispatching, zal het bevoegde CIC ("start-CIC") steeds de operationele coördinatie overnemen vanaf het moment dat de gebeurtenis het grondgebied van de zone verlaat. Dit eveneens indien de zone naar wiens grondgebied de gebeurtenis zich verplaatst (of zal verplaatsen) op zijn beurt ook een eigen autonome dispatching heeft (tenzij hierover tussen het CIC en de betrokken zonale autonome dispatching voorafgaandelijk andersluidende afspraken gemaakt zijn.).

Desgevallend zal de autonome lokale dispatching van de start-zone evenals deze van de zones die doorkruist worden, het CIC actief ondersteunen. De dienstdoende operationele leidinggevende van het CIC ("supervisor-coördinator") zal evenwel steeds als netoverste fungeren.

Bij het overschrijden van de provinciegrenzen : o vindt een technische overgave/overname van de gebeurtenis plaats tussen de betrokken CIC. Het betreft hier alle dispatchingsactiviteiten die worden overgedragen. De betrokken CIC blijven elkaar ondersteunen; o voeren de betrokken CIC een combining of groups uit tussen de respectieve provinciale alertgespreksgroepen; o fungeren de respectieve supervisors-coordinatoren afwisselend als netoverste. 6. Implementatie 6.1. Toepasbaarheid Bovenstaand concept is niet enkel van toepassing op het achtervolgen van voertuigen. Het wordt eveneens toegepast op andere niet-geplande dynamische gebeurtenissen.

Als voorbeeld kan hierbij een "speractie" genomen worden waarbij observatiedispositieven en statische interceptiedispositieven worden opgesteld voor gevluchte maar niet-gelokaliseerde voertuigen. De hierboven geschetste principes inzake operationele leiding en coördinatie zijn ook in dit geval onverkort van toepassing. De snelheid van de verwittiging van het CIC is een belangrijke randvoorwaarde voor een goed beheer van het evenement. 6.2. Interventietactieken De omzendbrief GPI 48 betreffende de geweldbeheersing stelt dat de bekwaamheid om gevaarsituaties te beheersen tegelijk berust op : o het volledig respecteren van het wettelijk en deontologisch kader; o het adequaat aanwenden van gepaste psychosociale en fysieke bekwaamheden; o de optimale aanwending van de middelen; o het gebruiken van gepaste interventietactieken.

De doelstelling van de opleiding en training van geweldbeheersing is het aanleren, ontwikkelen en onderhouden van vaardigheden die de politieman en -vrouw in staat zullen stellen om zo goed mogelijk gevaarsituaties of potentieel gevaarlijke situaties, waarmee hij/zij op het terrein kan geconfronteerd worden, te beheersen.

Enerzijds omwille van het mobiliteitsprincipe van het personeel en de bevoegdheid om nationaal tussen te komen voor de agenten van politie en de politieambtenaren, en anderzijds omwille van het gevaar dat het oplossen van elke gevaarlijke of potentieel gevaarlijke situatie met zich mee brengt, is het van het grootste belang dat de opleiding en training geweldbeheersing verstrekt wordt op dezelfde wijze in al haar onderdelen.

Om deze eenvormigheid te verzekeren, moet de inhoud van de programma's en de pedagogische ondersteuning (geschreven of op andere wijze voorgesteld) gelijk zijn voor alle opleidingen en trainingen georganiseerd voor éénzelfde materie.

Het `Pedagogisch Comité voor geweldbeheersing' (PCP 2), onder de verantwoordelijkheid van de Directeur van de Opleiding, is belast met het ontwikkelen van de inhoud van een opleidings- en trainingsprogramma voor het achtervolgen en intercepteren van voertuigen.

Deze specifieke interventietactieken (PITIP) dienen verplichtend geïntegreerd te worden in zowel de basis- en voortgezette opleiding als in de jaarlijkse trainingsprogramma's.

Het bijkomend organiseren van oefeningen op lokaal maar tevens ook op provinciaal en zelfs nationaal niveau, zal eveneens een succesbepalende factor zijn bij de implementatie van de principes vervat in deze omzendbrief. 7. Bijzondere gevallen 7.1. Politiealarm De algemene principes inzake de afkondiging en de organisatie van het politiealarm worden bepaald in de gemeenschappelijke omzendbrief terzake van de Ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken van 1 mei 2005 inzake de afkondiging en de organisatie van het politiealarm.

Het politiealarm is een uitzonderlijke procedure en wordt enkel afgekondigd door het NIP, de procureur des Konings of door de federale procureur en meegedeeld aan de betrokken CIC. De beslissing van het afkondigen van het politiealarm stelt steeds zowel de lokale actie in werking als de bezetting van de observatie- en/of statische interceptiedispositieven op of in de omgeving van de aangeduide isochrone lijnen.

De operationele leiding en coördinatie van zowel de lokale actie als de bezetting van de dispositieven gebeurt volgens de principes die in onderhavige omzendbrief vervat zijn. 7.2. Grensoverschrijdend optreden In geval van een niet-geplande dynamische gebeurtenis die zijn ontstaan kent in het buitenland, zijn bovenstaande principes eveneens van toepassing.

De politiezone of eenheid van de federale wegpolitie langs wiens grondgebied België betreden wordt, vervult hierbij de rol van start-zone.

De meldkamer bevoegd voor deze start-zone is verantwoordelijk voor het al dan niet verlenen van de toelating tot deze grensoverschrijdende achtervolging.

De bepalingen uit de geldende verdragen (Benelux, Schengen en Doornik, ...) zijn onverkort van toepassing. 7.3. Interzonale samenwerking In het kader van de interzonale samenwerking (15) kunnen meerdere politiezones overeenkomen dat ze voor het beheer van dynamische niet-geplande gebeurtenissen als één zone dienen beschouwd te worden.

Zij treden dan op in onderlinge overeenkomst. Dergelijke akkoorden impliceren dat de DirCo zijn bevoegdheden inzake operationele leiding en coördinatie slechts zal uitoefenen wanneer het grondgebied van de overeenkomstsluitende zones wordt verlaten.

Eenzelfde regeling geldt voor de rol van het CIC. Om de continuïteit in de politionele actie te kunnen waarborgen, dient het bevoegde CIC wel dadelijk verwittigd te worden van een niet-geplande dynamische gebeurtenis die zich voordoet op het grondgebied van de overeenkomstsluitende zones.

Bovenstaande akkoorden dienen geformaliseerd te worden binnen het CIC-overleg (16).

Ik vraag aan de overheid om erop te willen toezien dat deze omzendbrief in elke dienst wordt verspreid zodat elk personeelslid er kennis van kan nemen.

Brussel, 28 maart 2014.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Minister van Justitie, Mevr. A. TURTELBOOM _______ Nota (1) BS 22 december 1992.(2) Met uitzondering van de opdrachten bedoeld in artikel 102 van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (BS 5 januari 1999).(3) Artikel 7/1 van de wet op het politieambt (BS 22 december 1992).(4) Richtlijn van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van 29 december 2000 met betrekking tot de organisatie en werking van de coördinatie- en steundiensten en van de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten van de federale politie, onuitgegeven.(6) Koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 15/08/2002 numac 2002000540 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende de organisatie van de gecentraliseerde dispatchingcentra en van het nationaal invalspunt sluiten betreffende de organisatie van de gecentraliseerde dispatchingcentra en van het nationaal invalspunt, artikel 20 (BS 15 augustus 2002).(6) Omzendbrief GPI 49 van 19 mei 2006 betreffende het dienstenplan van de Communicatie- en Informatie Centra, onuitgegeven.(7) BS 23 november 2006.(8) De politiepraktijkgids 'Gold Commander & Silver Commander. Policing Events. Het strategisch politioneel beheer van gebeurtenissen openbare orde' van de Nationale School voor Officieren vormt hiervoor de referentie. (9) Omzendbrief GPI 49 van 19 mei 2006 betreffende het dienstenplan van de Communicatie- en Informatie Centra. (10) Wachtofficier, OBP, ploeg-OGP, terreinondersteuner wegpolitie,... (11) De DirCo kan, op zijn beurt, specifieke afspraken maken met de betrokken eenheidsverantwoordelijken van deze gedeconcentreerde eenheden van de federale politie.(12) Omzendbrief GPI 49 van 19 mei 2006 betreffende het dienstenplan van de Communicatie- en Informatie Centra.(13) Hiervan kan onder meer worden afgeweken op basis van de bestaande gezagsrelatie tussen de betrokken politieploegen.(14) Resultaat hiervan is dat de verdere afhandeling van de gebeurtenis verloopt op deze (gecreëerde) alertgroep, waarbij wel rekening moet gehouden worden met de technische beperking van een zwakke radiodekking bij overschrijding van de provinciegrenzen.(15) Zie ook artikel 7/1, 1° van de wet op het politieambt. (16) Artikel 15 van het koninklijk besluit van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/06/2002 pub. 15/08/2002 numac 2002000540 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit betreffende de organisatie van de gecentraliseerde dispatchingcentra en van het nationaal invalspunt sluiten betreffende de organisatie van de gecentraliseerde dispatchingcentra en van het nationaal invalspunt (BS 15 augustus 2002).

^