Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 29 april 2001
gepubliceerd op 09 mei 2001

Koninklijk besluit betreffende het voorafgaand toezicht inzake de gunning van de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten waarop artikel 3, § 4, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is

bron
diensten van de eerste minister
numac
2001021176
pub.
09/05/2001
prom.
29/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/29/2001021176/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

29 APRIL 2001. - Koninklijk besluit betreffende het voorafgaand toezicht inzake de gunning van de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten waarop artikel 3, § 4, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uw goedkeuring voor te leggen betreft de maatregelen die van toepassing zullen zijn, ter uitvoering van artikel 3, § 4, ingelast in de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, door artikel 241 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen.

Dit artikel vormt een wettelijke basis voor de bevordering van de internationale samenwerking in de domeinen die door het artikel 296, § 1, b, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gedekt worden, dat essentieel maar niet uitsluitend slaat op de militaire opdrachten.

De nieuwe Europese politiek inzake gemeenschappelijke veiligheid brengt inderdaad met zich mee dat de verschillende Krijgsmachten genoodzaakt worden van langs om meer deel te nemen aan gezamenlijke programma's inzake militair materieel.

De internationale samenwerking omvat tal van vormen en mogelijkheden van samenwerking, niet enkel in het militair operationeel vlak, maar ook op technisch en industrieel gebied, in termen van studies, ontwikkeling en productie. Deze mogelijkheden moeten ten volle benut worden en het dossier dat voor toelating aan de Ministerraad wordt voorgelegd, moet alle elementen bevatten die aan de basis liggen van het voorstel tot samenwerking en moet ondermeer de operationele, technische, financiële en industriële voordelen, die België daarvan heeft, vermelden.

Er dienen dus maatregelen te worden genomen om het voorafgaandelijk door de Ministerraad uit te oefenen toezicht op de internationale samenwerkingsakkoorden die bepaalde bedragen bereiken, te regelen. Men heeft vergelijkbare bepalingen opgenomen als die vervat in het koninklijk besluit van 14 oktober 1996 betreffende het voorafgaand toezicht en de overdracht van bevoegdheid inzake de gunning en de uitvoering van overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en inzake de toekenning van concessies voor openbare werken op federaal niveau.

Hierdoor kunnen de betrokken departementen hun standpunt kenbaar maken, zowel op het ogenblik van de controle van de toepasselijkheid van artikel 3, § 4, van de wet als van de opportuniteit om voor de internationale samenwerking te kiezen als het moment voorafgaand aan de ondertekening en aan de uitvoering van dergelijk akkoord.

Overeenkomstig het advies van de Raad van State geeft artikel 4 van het ontwerp de bedragen die in aanmerking moeten worden genomen voor de toepassing van artikel 2 tot en met 31 december 2001 in Belgische frank. De bedragen uitgedrukt in euro zullen worden toegepast vanaf 1 januari 2002. Het koninklijk besluit van 20 juli 2000 betreffende de invoering van de euro en de wijziging van bepaalde bedragen in de reglementering inzake overheidsopdrachten (Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000) zal op 1 januari 2002 van toepassing worden. Met het oog op samenhang werd dezelfde niet-rekenkundige aanpassing, die voorzien is in dat besluit, ook hier ingevoerd voor de respectievelijke bedragen van 40 en 10 miljoen franken.

Het ontwerp preciseert nog dat onderhavig besluit in werking treedt op de datum van bekendmaking, zodat de voorziene internationale samenwerkingsakkoorden kunnen worden afgesloten.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Economie, Ch. PICQUE

ADVIES 31.282/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 12 februari 2001 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende het voorafgaand toezicht inzake de gunning en de uitvoering van de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten waarop artikel 3, § 4, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is", heeft op 15 februari 2001 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State moeten in de adviesaanvraag de redenen worden opgegeven tot staving van het spoedeisend karakter ervan.

In het onderhavige geval wordt het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door « la nécessité de permettre l'engagement prochain d'accords de coopération internationale dans le domaine militaire, notamment le programme relatif à l'avion de transport A 400 M ».

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp Het om advies voorgelegde ontwerpbesluit strekt tot het vaststellen van de regels betreffende het voorafgaande toezicht op de gunning van overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en van diensten waarop artikel 296, lid 1, b, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap kan worden toegepast (1) en die te plaatsen zijn binnen het raam van een internationale samenwerking die voor het merendeel lidstaten van de Europese Unie of van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie samenbrengt.

Rechtsgrond hiertoe wordt geboden door artikel 3, § 4, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, op grond waarvan de Koning de controlemodaliteiten (lees "nadere regels betreffende de controle") bepaalt waaraan de vernoemde overheidsopdrachten onderworpen zijn.

In tegenstelling tot wat het opschrift ervan laat uitschijnen, heeft het ontwerp enkel betrekking op het toezicht waaraan de gunning van de bedoelde overheidsopdrachten is onderworpen en niet op het toezicht op de uitvoering ervan.

Onderzoek van de tekst Opschrift Aangezien het ontworpen besluit geen betrekking heeft op het toezicht op de uitvoering van de erin bedoelde overheidsopdrachten, schrappe men in het opschrift de woorden "en de uitvoering".

Aanhef 1. Artikel 296, lid 1, b, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap biedt geen rechtsgrond aan het ontwerp en evenmin is de vermelding van die bepaling noodzakelijk voor een goed begrip van het ontwerp. Het eerste lid van de aanhef kan derhalve vervallen. 2. Men schrijve in de Nederlandse tekst van het tweede lid van de aanhef (dat het eerste lid wordt) "inzonderheid op" in plaats van "met name".3. Luidens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, moet de motivering die in de adviesaanvraag wordt opgegeven, volledig en letterlijk worden overgenomen in de aanhef van de verordening.De redactie van het vijfde lid van de aanhef (dat het vierde lid wordt) dient in het licht van de voormelde bepaling te worden aangepast. 4. Rekening houdend met de meest recente wetgevingstechnische voorschriften, dient het zesde lid van de aanhef (dat het vijfde lid wordt) te worden aangevuld met de vermelding van het nummer van het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving. Artikel 2 1. Men schrijve in de Nederlandse tekst van artikel 2, § 1, eerste lid, "Alvorens enige procedure aan te vatten" in plaats van "Alvorens enige procedure te vatten".2. In de wetgevingstechniek worden geen woorden als "moeten" of "dienen te" gebruikt, aangezien de verplichting al besloten ligt in de regelgeving als zodanig.De redactie van artikel 2, § 1, eerste lid, dient gelet op dit voorschrift te worden aangepast.

Eenzelfde opmerking geldt ten aanzien van de artikelen 3 en 4. 3. Aangezien het besluit dat thans in ontwerpvorm voorligt ook rechtsgevolgen zal hebben na 1 januari 2002, dienen de in artikel 2, § 1, eerste lid, opgenomen bedragen te worden uitgedrukt in euro. Aan het ontwerp kan, zo dit nodig wordt geacht, dan een overgangsbepaling worden toegevoegd waarin de bedragen voor de periode tot 31 december 2001 in frank worden uitgedrukt. 4. Men schrijve in artikel 2, § 1, tweede lid, "artikel 296, lid 1, b, van het Verdrag tot oprichting ..." in plaats van "artikel 296, § 1er, b, van het Verdrag tot oprichting ...". 5. Men schrijve in de Nederlandse tekst van artikel 2, § 1, tweede lid, "De Ministerraad gaat de toepasselijkheid na van ..." in plaats van "De Ministerraad kijkt de toepasselijkheid na van ...".

Artikel 4 Aangezien de regels vervat in artikel 4 betrekking hebben op de in artikel 2, § 1, eerste lid, vermelde bedragen, kan artikel 4 beter in die bepaling worden geïntegreerd.

Artikel 5 Men schrijve in de Nederlandse tekst van artikel 5 "bekendmaking" in plaats van "publicatie".

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en J. Smets, staatsraden;

G. Schrans en E. Wymeersch, assessoren van de afdeling wetgeving;

G. De Munter, toegevoegd griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Smets.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer J. Drijkoningen, referendaris.

De griffier, G. De Munter.

De voorzitter, M. Van Damme.

29 APRIL 2001. - Koninklijk besluit betreffende het voorafgaand toezicht inzake de gunning van de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen en diensten waarop artikel 3, § 4, van de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten van toepassing is ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten, inzonderheid op artikel 3, § 4, ingevoegd bij de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten, gegeven op 22 januari 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 januari 2001;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het mogelijk zou moeten zijn om de eerstvolgende weken ontwerpen van samenwerkingsakkoorden voor te leggen aan de Ministerraad, inzonderheid op het programma betreffende het transportvliegtuig A 400 M;

Gelet op het advies nr. 31.281/1 van de Raad van State, gegeven op 15 februari 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, van Onze Minister van Landsverdediging en van Onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet: de wet van 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten;2° het koninklijk besluit van 8 januari 1996 : het koninklijk besluit van 8 januari 1996 betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken.

Art. 2.§ 1. Alvorens enige procedure aan te vatten, worden de voorstellen van de in artikel 3, § 4, van de wet bedoelde overheidsopdrachten ter goedkeuring aan de Ministerraad voorgelegd in geval dat het geraamde bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, van hun Belgische aandeel gelijk is aan of hoger is dan : a) 1 100 000 euro voor de overheidsopdrachten voor aanneming van leveringen;b) 270 000 euro voor de overheidsopdrachten voor aanneming van diensten. Het bedrag van het Belgische aandeel in de voorstellen van internationale samenwerking wordt, naargelang van het geval, getoetst aan de regels vastgesteld door de artikelen 28 of 54 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996.

In geval van aanvullende leveringen of diensten wordt ook het bedrag van de hoofdopdracht in aanmerking genomen.

De Ministerraad gaat de toepasselijkheid na van artikel 3, § 4, van de wet en van artikel 296, § 1, b, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en spreekt zich uit over de opportuniteit van de keuze voor een internationale samenwerking, onder andere door rekening te houden met de operationele, technische, financiële en industriële voordelen die daaruit zouden kunnen voortvloeien. § 2. De instemming van de Ministerraad met de formulering van en de voorwaarden voor deze internationale samenwerking is eveneens vereist alvorens het samenwerkingsakkoord wordt ondertekend. Dit akkoord houdt rekening met de beoordelingsfactoren waarvan sprake in § 1, vierde lid.

Art. 3.Het akkoord van de Eerste Minister vervangt dat van de Ministerraad, indien het, gelet op de dringende noodzaak, onmogelijk is vooraf de instemming van de Ministerraad te verkrijgen.

De bevoegde minister licht in dit geval zonder verwijl de Ministerraad hierover in.

De ingeroepen dringende noodzaak moet uitdrukkelijk gemotiveerd worden.

Art. 4.Voor de periode vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit tot 31 december 2001, gelden in de plaats van de bedragen "1 100 000 euro" en "270 000 euro" respectievelijk de bedragen "40 miljoen frank" en "10 miljoen frank".

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de datum van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 6.Onze Eerste Minister, Onze Minister van Landsverdediging en Onze Minister van Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 29 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Economie, Ch. PICQUE _______ Nota (1) Krachtens die bepaling staan de bepalingen van het Verdrag eraan niet in de weg dat elke lidstaat de maatregelen neemt die hij noodzakelijk acht voor de bescherming van de wezenlijke belangen van zijn veiligheid en die betrekking hebben op de productie van of de handel in wapens, munitie en oorlogsmateriaal.Die maatregelen mogen de mededingingsverhoudingen op de gemeenschappelijke markt niet wijzigen voor producten die niet bestemd zijn voor specifiek militaire doeleinden.

^