Etaamb.openjustice.be
Erratum van 25 april 1997
gepubliceerd op 09 augustus 1997

Koninklijk besluit genomen met toepassing van artikelen 2 en 3, § 1, 2° en § 2 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, houdende wijziging van artikel 216 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. - Erratum

bron
ministerie van financien
numac
1997003429
pub.
09/08/1997
prom.
25/04/1997
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 1997. - Koninklijk besluit genomen met toepassing van artikelen 2 en 3, § 1, 2° en § 2 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, houdende wijziging van artikel 216 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992. - Erratum


Bekendmaking van het Verslag aan de Koning en het advies van de Raad van State, bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 18 juni 1997, op bl.16282.

VERSLAG AAN DE KONING Sire, Onderhavig koninklijk besluit kadert in de aan gang zijnde hervorming van een openbare kredietinstelling. Het strekt ertoe de fiscale wetsbepaling op te heffen die, wat betreft de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van die vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet (hierna « NKBK ») krediet voor ambachts-outillage mogen verstrekken, afwijkt van het gemeen recht.

A. Algemene toelichting Het NKBK zelf is momenteel onderworpen aan het gewone tarief van de vennootschapsbelasting. Tot aanslagjaar 1994 (inkomsten van 1993) genoot zij van een verlaagd tarief, maar het voordeel van dit verlaagd tarief werd haar ontnomen door artikel 213 van de wet van 7 juni 1991, gewijzigd door artikel 35 van de wet van 28 december 1992, in werking getreden op 1 januari 1993, krachtens het koninklijk besluit van 19 augustus 1992.

Hetzelfde geldt voor de kredietverenigingen erkend door de NKBK. Tot 1973 werden deze erkende kredietverenigingen niet belast in de vennootschapsbelasting, met uitzondering van een belasting aan een verlaagd tarief van 15 % op het bedrag van de uitgekeerde dividenden (art. 127 W.I.B., zoals gewijzigd door de wet van 23 april 1970, in werking getreden vanaf aanslagjaar 1968).

Vanaf aanslagjaar 1974 werden zij belast in de vennootschapsbelasting aan het verlaagd tarief van 5 % (art. 217 W.I.B., art. 216 W.I.B. 1992).

Dit verlaagd tarief werd opgeheven krachtens artikel 213 van de wet van 17 juni 1991, gewijzigd door artikel 35 van de wet van 28 december 1992, en in werking getreden op 1 januari 1993, krachtens het koninklijk besluit van 19 augustus 1992.

Krachtens artikel 91 van de wet van 17 juni 1991, kan de NKBK haar erkenning verleden aan andere kredietinstellingen dan de erkende kredietverenigingen alsmede aan andere financiële ondernemingen die krediet verlenen, de kredieten waarborgen die de NKBK zelf verstrekt, of die de financiële dienst voor haar cliënten of de controle van haar debiteuren waarnemen.

In uitvoering van deze bepaling werden coöperatieve vennootschappen erkend om de verlening door de NKBK, of door de door haar erkende kredietverenigingen, van kredieten voor ambachtelijk gereedschap aan te moedigen. Momenteel bestaan vier verenigingen van vennootschappen voor ambachtskrediet (Luik, Limburg, Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen).

Krachtens artikel 216 W.I.B. 1992 genieten deze vennootschappen nog van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting van 5 %. Deze bepaling is de laatste fiscale bepaling die afwijkt van het gemeen recht voor wat betreft het statuut van de NKBK. Het koninklijk besluit van 21 december 1996 : voorziet dat de NKBK, gewijzigd in « Beroepskrediet » (hierna « BK »), naamloze vennootschap naar publiek recht, zich omvormt in naamloze vennootschap naar privaat recht; heft de publiekrechtelijke controles op, en maakt het BK afhankelijk van de controle door de Commissie voor het Bank- en Financie-wezen; reorganiseert de erkenning van de kredietverenigingen; schaft bepaalde van het gemeen recht afwijkende wetsbepalingen af.

In de geest van de wijziging ingevoerd door het koninklijk besluit van 23 december 1996 en door de wet van 17 juni 1991, te weten de gelijkschakeling van de concurrentievoorwaarden tussen de krediet-instellingen (Parl. St. Senaat, zitting 1989-1990, nr. 1063-1, blz. 45), past het de van het gemeen recht afwijkende bepaling van artikel 216W.I.B. 1992, af te schaffen.

Artikel 3, 1, 2° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, voorziet hiertoe in een wettelijke basis : deze bepalingen staat de Koning toe maatregelen te treffen om « de belastingen, taksen, rechten, retributies, accijnzen, boeten en andere ontvangsten aan te passen, op te heffen, te wijzigen of te vervangen en inzonderheid de grondslag, het tarief, de regels voor heffing en de procedure, met uitsluiting van de rechtsprekende procedures ».

B. Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 Het past de bewoordingen « de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van die vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de NKBK krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken », alsmede voor in artikel 216 W.I.B. 1992, te schrappen.

Artikel 2 Onderhavig koninklijk besluit zal in werking treden met ingang van het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk tijdens hetwelk de Federale Participatiemaatschappij minder dan 50 % zal bezitten van de stemrechten met betrekking tot de al dan niet kapitaalvertegenwoordigende effecten van de NKBK. Elke wijziging die vanaf 31 januari 1997 aan de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht is zonder uitwerking voor de toepassing van artikel 1.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer respectvolle en zeer trouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Ph. MAYSTADT ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 7 februari 1997 door de Minister van Financiën verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "genomen met toepassing van artikel 3, 1, 2°, en 2, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, houdende wijziging van artikel 216 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992", heeft op 24 maart 1997 het volgend advies gegeven : Voorafgaande opmerking Op basis van de inlichtingen die de gemachtigde van de minister heeft verstrekt, behoort het verslag aan de Koning te worden aangepast door in de tweede alinea van de algemene bespreking "217" te vervangen door "127".

Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid Van de wet van 26 juli 1996, waarnaar in het lid wordt verwezen, zijn het de artikelen 2 en 3, 1, 2°, en 2, die de Koning machtigen om een bepaling van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 te wijzigen.

Zoals gebruikelijk is, wordt de rechtsgrond van een verordeningstekst nauwkeurig in de aanhef aangegeven. Bijgevolg behoort het slot van het lid te worden vervangen door de woorden : "..., inzonderheid op de artikelen 2 en 3, 1, 2°, en 2;".

Het opschrift dient in dezelfde zin te worden aangevuld.

Tweede lid Bij het koninklijk besluit van 23 december 1996 (en niet van de 21e van die maand, zoals in het ontwerp staat aangegeven), waarnaar dit lid verwijst, wordt de publiekrechtelijke naamloze vennootschap "Nationale Kas voor Beroepskrediet" omgevormd tot een privaatrechtelijke naamloze vennootschap, met als naam "de N.V. Beroepskrediet". Aldus strekt dat besluit tot opheffing, wijziging of vervanging van de bepalingen van de wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen die op de Nationale Kas voor Beroepskrediet betrekking hebben. Dat besluit treedt in werking op 1 april 1997 (1). Diezelfde wet van 17 juni 1991 is, harerzijds, echter onlangs opgenomen in de coördinatie van 24 december 1996 met als opschrift "Gecoördineerde wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen". Bijgevolg is het raadzaam dit lid als volgt te stellen (2) : "Gelet op de wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, gecoördineerd op 24 december 1996, inzonderheid op de artikelen 48 tot 59;".

Derde lid Men schrijve : "Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 17 december 1996;".

Vierde lid Men schrijve : "Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 10 januari 1997;".

Vijfde lid Men schrijve : "Gelet op het advies van de Raad van State;".

Zesde lid Men vervange de woorden "met name" door het woord "inzonderheid".

Zevende lid Men vervange de woorden ", en na advies" door de woorden "en op het advies".

Bepalend gedeelte Artikel 1 Overeenkomstig het gebruik is het beter te schrijven : "

Artikel 1.In artikel 216, 2°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wet van 6 juli l994, vervallen de woorden... (voorts als in het ontwerp)." Artikel 2 De artikelen 2 en 3 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie machtigen de Koning er blijkbaar niet toe de ontworpen bepaling uit te vaardigen. Men ziet immers niet in hoe een louter formele correctie tot de vermindering van het begrotingstekort van België zou kunnen bijdragen.

Artikel 3 In de laatste zin schrijve men : "Elke wijziging die vanaf 31 januari 1997 in de datum van afsluiting van de jaarrekening wordt aangebracht, heeft geen gevolgen voor de toepassing van artikel 1." Artikel 4 Men schrijve : "Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit." De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, voorzitter;

Y. Kreins en P. Hanse, staatsraden;

J. De Gavre en P. Gothot, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer B. Cuvelier, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J.. Stryckmans.

De griffier, J. Gielissen.

De voorzitter, J.-J. Stryckmans.

^