Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 23 december 2010

Uittreksel uit arrest nr. 126/2010 van 28 oktober 2010 Rolnummer 4893 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1278, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt. Het Grondwe samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot,(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2010206255
pub.
23/12/2010
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 126/2010 van 28 oktober 2010 Rolnummer 4893 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 1278, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, J.-P. Snappe en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 23 februari 2010 in zake B.F. tegen H.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 11 maart 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Hasselt de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 1278, tweede lid Ger. W., in de mate het zo wordt toegepast dat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding ten aanzien van de echtgenoten terugwerken tot op de dag waarop de eerste echtscheidingsvordering is ingesteld wanneer er meer dan een vordering is, ongeacht of zij werd toegewezen of niet, en ongeacht of er zich tussen de echtgenoten na de inleiding van de eerste eis tot echtscheiding al dan niet een verzoening heeft voorgedaan in de zin van artikel 1284 Ger. W., zoals dit gold tot aan de inwerkingtreding van de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten tot hervorming van de echtscheidingsprocedure, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding tussen de partijen volgens die interpretatie noodzakelijkerwijze zouden worden vastgesteld op de datum van de eerste echtscheidingsvordering voor alle echtgenoten, terwijl de enen hebben besloten zich te verzoenen en derhalve ook een patrimoniale solidariteit te laten herleven, terwijl de anderen een verzoening en een hervatting van de vermogensrechtelijke samenwerking hebben uitgesloten met de bedoeling zich te onttrekken aan de regels van het primaire stelsel ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. Artikel 1278 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 19 van de wet van 30 juni 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/06/1994 pub. 29/01/2013 numac 2013000051 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/06/1994 pub. 14/01/2009 numac 2008001061 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. - Duitse vertaling van wijzigings- en uitvoeringsbepalingen type wet prom. 30/06/1994 pub. 23/04/2013 numac 2013000250 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en -telecommunicatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende wijziging van artikel 931 van het Gerechtelijk Wetboek en van de bepalingen betreffende de procedures van echtscheiding en bij artikel 6 van de wet van 20 mei 1997 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek en het Burgerlijk Wetboek betreffende de procedures tot echtscheiding, bepaalt : « Het vonnis of arrest waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, heeft ten aanzien van de persoon van de echtgenoten gevolg vanaf de dag waarop de beslissing in kracht van gewijsde is getreden, en heeft ten aanzien van derden zijn gevolgen vanaf de dag van de overschrijving.

Ten aanzien van de echtgenoten, wat hun goederen betreft, werkt het terug tot op de dag waarop de vordering is ingesteld en, wanneer er meer dan één vordering is, tot op de dag waarop de eerste is ingesteld, ongeacht of zij werd toegewezen of niet.

Ingeval een van de echtgenoten overlijdt voor de echtscheiding is overgeschreven doch nadat het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, worden de echtgenoten tegenover derden als uit de echt gescheiden beschouwd, onder de opschortende voorwaarde van overschrijving overeenkomstig artikel 1275.

De rechtbank kan, op vordering van één van de echtgenoten, indien zij dit wegens uitzonderlijke omstandigheden die eigen zijn aan de zaak, billijk acht, in het vonnis waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, beslissen dat bij de vereffening van de gemeenschap geen rekening zal worden gehouden met sommige goederen die zijn verworven of met sommige schulden die zijn aangegaan sedert het tijdstip dat de echtgenoten feitelijk gescheiden leefden.

De partijen kunnen dergelijke vordering ook instellen in de loop van de vereffening van de gemeenschap ».

B.1.2. Vóór de opheffing ervan bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten betreffende de hervorming van de echtscheiding, bepaalde artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek : « De rechtsvordering tot echtscheiding vervalt door de verzoening van de echtgenoten, tot stand gekomen hetzij na de feiten die deze rechtsvordering hadden kunnen rechtvaardigen, hetzij na het instellen van de vordering tot echtscheiding ».

B.2.1. Het Hof wordt gevraagd of artikel 1278, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in de interpretatie dat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding, wanneer er meer dan één echtscheidingsvordering is ingesteld, ten aanzien van de echtgenoten terugwerken tot op de dag waarop de eerste vordering is ingesteld, ongeacht of de echtgenoten zich na die eerste vordering al dan niet hebben verzoend in de zin van artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek (zoals het van kracht was vóór de opheffing ervan bij de voormelde wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten), doordat de echtgenoten die zich na de eerste vordering hebben verzoend en de echtgenoten die dat niet hebben gedaan, op gelijke wijze worden behandeld.

B.2.2. Uit de feiten van de zaak en de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de verzoening van de echtgenoten werd vastgesteld bij een rechterlijke beslissing daterend van vóór 1 september 2007, datum van inwerkingtreding van de voormelde wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten waarmee het artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek werd opgeheven.

Het Hof beperkt zijn toetsing van de in het geding zijnde bepaling bijgevolg tot de situatie waarin de verzoening werd vastgesteld bij een rechterlijke beslissing daterend van vóór de opheffing van artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek.

B.3. Uit het tweede lid van artikel 1278 van het Gerechtelijk Wetboek vloeit voort dat wanneer twee vorderingen tot echtscheiding tegelijkertijd bestaan, het vanaf de datum van het instellen van de eerste vordering is dat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding ten aanzien van de echtgenoten een aanvang nemen. Het volstaat dat een vordering tot echtscheiding is ingesteld, zonder dat zij is voortgezet en zelfs indien zij niet is toegewezen, opdat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding, die later wordt uitgesproken naar aanleiding van een andere vordering of van een tegenvordering die voor dezelfde rechtbank of voor een andere rechtbank is ingesteld, van rechtswege terugwerken tot op de dag van de eerste vordering.

B.4. De wijziging van het tweede lid van artikel 1278 van het Gerechtelijk Wetboek bij de voormelde wet van 30 juni 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/06/1994 pub. 29/01/2013 numac 2013000051 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 14 mei 1991 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's. - Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 30/06/1994 pub. 14/01/2009 numac 2008001061 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. - Duitse vertaling van wijzigings- en uitvoeringsbepalingen type wet prom. 30/06/1994 pub. 23/04/2013 numac 2013000250 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer tegen het afluisteren, kennisnemen en opnemen van privécommunicatie en -telecommunicatie. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten is, volgens de parlementaire voorbereiding, als volgt verantwoord : « Om elke betwisting te voorkomen omtrent de datum waarop de rechterlijke uitspraak ten aanzien van de goederen van de echtgenoten terugwerkt, is bepaald dat, ingeval er meer dan één vordering is ingesteld, die uitspraak gevolg heeft vanaf de dag waarop de eerste vordering is ingesteld, ongeacht of die eerste vordering al dan niet is toegewezen.

Vanaf dat moment immers is er tussen de echtgenoten een klimaat van ' vermogensrechtelijke verdenking ' ontstaan, dat in feite de ratio legis van die terugwerking is » (Parl. St., Kamer, B.Z. 1991-1992, nr. 545/1, p. 10).

B.5. In de interpretatie die de verwijzende rechter aan het Hof voorlegt, worden alle echtparen door de in het geding zijnde bepaling op identieke wijze behandeld, wat de aanvangsdatum van de patrimoniale gevolgen van een echtscheiding betreft, zonder in aanmerking te nemen of zij zich, in voorkomend geval, tussen twee of meerdere vorderingen in, hebben verzoend in de zin van artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek (vastgesteld bij rechterlijke beslissing daterend van vóór de opheffing van dat artikel).

B.6. De in het geding zijnde bepaling heeft niet tot doel, noch tot gevolg, zich te mengen in de keuze die twee echtgenoten maken met betrekking tot de juridische of de praktische voorwaarden die een echtscheidingsprocedure omkaderen. Zij heeft enkel tot doel de datum vast te stellen waarop de patrimoniale gevolgen van een echtscheiding in aanmerking dienen te worden genomen, indien en wanneer zij wordt uitgesproken. Door die datum vast te stellen op de dag van het instellen van de oorspronkelijke vordering, zelfs indien er meer dan één vordering is, heeft de in het geding zijnde bepaling enkel tot doel de rechtszekerheid van de gewezen echtgenoten te verzekeren, op grond van de overweging, die niet zonder redelijke verantwoording is, dat wanneer een echtscheiding wordt toegewezen, het op de dag van het instellen van de oorspronkelijke vordering is dat de « verdachte periode » vanuit patrimoniaal oogpunt is begonnen.

B.7. In zijn arrest nr. 61/2009 van 25 maart 2009 heeft het Hof, in antwoord op een prejudiciële vraag betreffende de bestaanbaarheid met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet van artikel 1278, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in de interpretatie volgens welke de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding, indien er meerdere vorderingen tot echtscheiding tegelijkertijd bestaan, tot op de dag van de eerste vordering terugwerken, zelfs indien de echtgenoten, na het instellen van de oorspronkelijke hoofdvordering, gedurende een bepaald tijd het samenleven hebben hervat, geoordeeld : « B.4.3. De wetgever vermocht geen rekening te houden met een eventueel hervatten van het samenleven van de echtgenoten wanneer zulks niet geleid heeft tot een verzoening die de vordering tot echtscheiding heeft doen vervallen. Bovendien is het niet mogelijk te bepalen in welke mate de door hem aangenomen regel één van de gewezen echtgenoten die ervoor zouden hebben gekozen het samenleven gedurende een bepaalde tijd te hervatten tijdens de scheidingsprocedure, zou bevoordelen of zou benadelen. Wanneer, gedurende die tijd, wijzigingen kunnen zijn aangebracht aan het gemeenschappelijk vermogen en aan hun respectieve vermogen, en zulks wegens het tijdelijk doen herleven van het primaire stelsel, is het immers onmogelijk vooraf te bepalen of die wijzigingen veeleer aan de ene dan aan de andere een voordeel kunnen verschaffen.

B.5. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord ».

B.8. Volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie brengt het samenwonen, zelfs met geslachtelijk verkeer, niet noodzakelijk een verzoening in de zin van het vroegere artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek met zich mee; een verzoening in de zin van die bepaling dient te volgen uit de wilsovereenkomst van beide echtgenoten waarbij de beledigde echtgenoot onvoorwaardelijk vergiffenis verleent en de schuldige echtgenoot de vergiffenis aanvaardt en tevens blijk geeft van het voornemen niet meer te hervallen in de vroegere tekortkomingen, zulks met het oog op de hervatting of de voortzetting van het echtelijk leven (Cass., 14 mei 1954, Arr. Cass., 1954, p. 592;

Cass., 25 september 1964, arrest nr. 40; Cass., 23 april 1971, Arr.

Cass., 1971, p. 818).

B.9. Ofschoon, ook in het geval van een verzoening van de echtgenoten, niet kan worden bepaald in welke mate de door de wetgever aangenomen regel één van de gewezen echtgenoten die ervoor zouden hebben gekozen zich te verzoenen, zou bevoordelen of zou benadelen, dient te worden vastgesteld dat aan een verzoening andere rechtsgevolgen zijn verbonden dan aan het louter hervatten van het samenleven, vermits artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek - vóór de opheffing ervan bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten - bepaalde dat de « rechtsvordering tot echtscheiding vervalt door de verzoening van de echtgenoten ». In tegenstelling met het louter hervatten van het samenleven, brengt een verzoening na het inleiden van een eerste vordering tot echtscheiding, door de werking van artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek, met zich mee dat de « verdachte periode vanuit patrimoniaal oogpunt » die door het instellen van die eerste vordering was ontstaan, moet worden geacht een einde te hebben genomen.

B.10. In de interpretatie van de in het geding zijnde bepaling die de verwijzende rechter aan het Hof voorlegt, worden twee categorieën van echtparen die zich ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling in wezenlijk verschillende situaties bevinden, op identieke wijze behandeld, zonder dat daarvoor een redelijke verantwoording bestaat.

B.11. In die interpretatie dient de prejudiciële vraag bevestigend te worden beantwoord.

B.12. Rekening houdend met artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek (vóór de opheffing ervan bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten), kan de in het geding zijnde bepaling echter ook zo worden geïnterpreteerd dat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding, wanneer er meer dan één echtscheidingsvordering is ingesteld, ten aanzien van de echtgenoten niet terugwerken tot op de dag waarop de eerste vordering is ingesteld wanneer bij rechterlijke beslissing werd vastgesteld dat de echtgenoten zich na die eerste vordering hebben verzoend, in de zin van artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek.

B.13. In die interpretatie dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Aldus geïnterpreteerd dat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding, wanneer er meer dan één vordering is ingesteld, ten aanzien van de echtgenoten terugwerken tot op de dag waarop de eerste echtscheidingsvordering is ingesteld, ook wanneer bij rechterlijke beslissing daterend van vóór 1 september 2007 werd vastgesteld dat de echtgenoten zich na die eerste vordering hebben verzoend in de zin van artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van kracht was vóór de opheffing ervan bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten betreffende de hervorming van de echtscheiding, schendt artikel 1278, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. - Aldus geïnterpreteerd dat de patrimoniale gevolgen van de echtscheiding, wanneer er meer dan één vordering is ingesteld, ten aanzien van de echtgenoten niet terugwerken tot op de dag waarop de eerste echtscheidingsvordering is ingesteld, wanneer bij rechterlijke beslissing daterend van vóór 1 september 2007 werd vastgesteld dat de echtgenoten zich na die eerste vordering hebben verzoend in de zin van artikel 1284 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het van kracht was vóór de opheffing ervan bij de wet van 27 april 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/04/2007 pub. 07/06/2007 numac 2007009493 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de hervorming van de echtscheiding sluiten betreffende de hervorming van de echtscheiding, schendt artikel 1278, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2010.

De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

^