Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 02 september 2013

Uittreksel uit arrest nr. 118/2013 van 7 augustus 2013 Rolnummer 5490 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 7, 1°, van de wet van 26 maart 2012 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, de rechters (...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013204744
pub.
02/09/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 118/2013 van 7 augustus 2013 Rolnummer 5490 In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 7, 1°, van de wet van 26 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2012 pub. 13/04/2012 numac 2012009166 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft sluiten tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft, ingesteld door de Orde van Vlaamse balies.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en J. Spreutels, de rechters L. Lavrysen, A. Alen, E. Derycke en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter R. Henneuse, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van het beroep en rechtspleging Bij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 1 oktober 2012 ter post aangetekende brief en ter griffie is ingekomen op 2 oktober 2012, is beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 7, 1°, van de wet van 26 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2012 pub. 13/04/2012 numac 2012009166 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft sluiten tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 13 april 2012), door de Orde van Vlaamse balies, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 148. (...) II. In rechte (...) B.1. De collectieve schuldenregeling strekt ertoe, onder toezicht van de rechter, de financiële toestand van een schuldenaar met overmatige schuldenlast te herstellen, met name om hem in staat te stellen voor zover mogelijk zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden (artikel 1675/3, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek).

Als de rechter een vordering tot collectieve schuldenregeling toelaatbaar acht, stelt hij in zijn beschikking een schuldbemiddelaar aan (artikel 1675/6, § 2, van hetzelfde Wetboek). De taak van de schuldbemiddelaar bestaat erin de schuldenaar bij te staan bij het uitwerken, het beheren en het opvolgen van de collectieve schuldenregeling. Hij wordt door de wetgever beschouwd als de spilfiguur in het raderwerk van de schuldbemiddeling (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1073/1, p. 10).

B.2. Artikel 1675/17, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt wie als schuldbemiddelaar kan worden aangesteld.

Artikel 7, 1°, van de wet van 26 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2012 pub. 13/04/2012 numac 2012009166 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft sluiten tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft, vervangt artikel 1675/17, § 1, door de volgende bepaling (de wijzigingen ten opzichte van de vroegere bepaling zijn gecursiveerd) : « Als schuldbemiddelaar kunnen alleen worden aangesteld : - de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen, op voorwaarde dat ze zijn erkend. De Koning bepaalt de nadere regels van die erkenning. De erkenning wordt slechts verleend indien de schuldbemiddelaar de daartoe door de bevoegde overheid georganiseerde opleiding heeft gevolgd; - de overheidsinstellingen of de particuliere instellingen, die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend. Deze instellingen doen hiervoor een beroep op natuurlijke personen die aan de door de bevoegde overheid bepaalde voorwaarden voldoen ».

Artikel 7, 1°, treedt in werking op een door de Koning te bepalen datum (artikel 9 van de wet van 26 maart 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/03/2012 pub. 13/04/2012 numac 2012009166 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de collectieve schuldenregeling betreft sluiten).

B.3. De verzoekende partij vordert de vernietiging van de voormelde wetswijziging omdat zij de bevoegdheidverdelende regels (eerste middel) en het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie (tweede middel) zou schenden.

Ten aanzien van de bevoegdheidverdelende regels B.4.1. Advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen die als schuldbemiddelaar wensen te worden aangewezen, dienen krachtens de bestreden bepaling te zijn erkend en dienen daartoe een bijzondere opleiding te hebben gevolgd.

Die voorwaarden van erkenning en opleiding behoren niet tot de bevoegdheid inzake de bijstand aan personen (artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen), zoals de verzoekende partij beweert. De vergelijking met artikel 67 van de wet 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, dat de schuldbemiddeling inzake kredietovereenkomsten aan dezelfde categorieën voorbehoudt, is te dezen niet relevant aangezien dat artikel geen onderdeel vormt van een gerechtelijke procedure.

B.4.2. Het vaststellen van de procedure van collectieve schuldenregeling komt in beginsel aan de federale overheid toe op grond van haar residuaire bevoegdheid. Zoals reeds werd opgemerkt in B.1, vormt de schuldbemiddelaar de spilfiguur in de procedure van collectieve schuldenregeling, onder toezicht van de rechter. Het bepalen van de voorwaarden voor het vervullen van de functie van schuldbemiddelaar vormt een modaliteit van de bevoegdheid van de federale overheid om die procedure te regelen.

Het opleggen van voorwaarden van erkenning en opleiding beoogt te waarborgen dat de schuldbemiddelaar die door de rechter wordt aangesteld over de vereiste bekwaamheden beschikt om zijn functie te vervullen. De collectieve schuldenregeling, zo wordt in de parlementaire voorbereiding van de bestreden bepaling gepreciseerd, « vraagt bij uitstek een benadering waarbij de schuldenaar zelf, geplaatst in zijn globale situatie (werksituatie, huisvesting, familiale toestand, gezondheid, enz.), benaderd wordt », hetgeen afwijkt van « de dossiergerichte aanpak uit traditionele rechtshulp, waarbij een probleem tot zijn louter juridische vertaling wordt gereduceerd » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-1410/001, p. 9).

B.4.3. De bevoegdheid van de federale overheid om de procedure van collectieve schuldenregeling vast te stellen, omvat weliswaar de bevoegdheid om de voorwaarden voor het vervullen van de functie van schuldbemiddelaar te bepalen en, meer bepaald, om de erkenning als schuldbemiddelaar afhankelijk te stellen van het volgen van een bijzondere opleiding, maar zij omvat niet de nadere invulling van die opleiding.

Door te bepalen dat de erkenning slechts wordt verleend indien de schuldbemiddelaar « de daartoe door de bevoegde overheid georganiseerde opleiding » heeft gevolgd, blijft de bestreden bepaling binnen de grenzen van de bevoegdheid van de federale overheid.

B.4.4. Het eerste middel is niet gegrond.

Ten aanzien van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie B.5.1. Advocaten, ministeriële ambtenaren en gerechtelijke mandatarissen die als schuldbemiddelaar wensen te worden aangewezen, dienen krachtens de bestreden bepaling te zijn erkend en dienen daartoe een bijzondere opleiding te hebben gevolgd.

Die voorwaarden van erkenning en opleiding zouden niet gelden voor de overheids- en particuliere instellingen die als schuldbemiddelaar wensen te worden aangewezen, zo voert de verzoekende partij aan, zodat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden.

B.5.2. Krachtens artikel 1675/17, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, moeten de overheids- en particuliere instellingen die als schuldbemiddelaar wensen te worden aangewezen daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend.

Uit dezelfde bepaling vloeit voort dat de erkende instellingen voor het vervullen van hun functie als schuldbemiddelaar een beroep moeten doen op natuurlijke personen die « aan de door de bevoegde overheid bepaalde voorwaarden voldoen ».

Uit het onderzoek van het eerste middel is gebleken dat, in het kader van de collectieve schuldenregeling, de federale overheid bevoegd is om de voorwaarden voor het vervullen van de functie van schuldbemiddelaar te bepalen en, meer bepaald, om de erkenning als schuldbemiddelaar afhankelijk te stellen van het volgen van een bijzondere opleiding.

B.5.3. Uit de parlementaire voorbereiding van artikel 1675/17, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek blijkt dat het de bedoeling van de wetgever was om « de natuurlijke personen of rechtspersonen die de toelating hebben om aan schuldbemiddeling te doen in het kader van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet » tevens toe te staan om als schuldbemiddelaar op te treden in het kader van de collectieve schuldenregeling (Parl. St., Kamer, 1996-1997, nr. 1073/11, p. 103).

De erkenning, door een gemeenschapsoverheid, om aan schuldbemiddeling inzake kredietovereenkomsten te doen, wordt derhalve door de federale wetgever geacht in dezelfde mate te gelden als erkenning om als schuldbemiddelaar op te treden in het kader van de collectieve schuldenregeling. Voor de reeds erkende personen en instellingen is dus geen nieuwe erkenning vereist.

B.5.4. Uit hetgeen voorafgaat volgt dat beide categorieën van personen die krachtens de bestreden bepaling als schuldbemiddelaar kunnen worden aangewezen, aan voorwaarden van erkenning en opleiding zijn onderworpen, zodat het aangevoerde verschil in behandeling niet bestaat.

Voor het overige staat het niet aan het Hof maar aan de Raad van State en aan de gewone hoven en rechtbanken om na te gaan of de Koning de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in acht neemt wanneer Hij de nadere regels van de erkenning als schuldbemiddelaar bepaalt.

B.5.5. Het tweede middel is niet gegrond.

B.6. In zoverre de tussenkomende partij meent dat de advocaten niet op dezelfde wijze mogen worden behandeld als de andere schuldbemiddelaars, omdat zij zich in een verschillende situatie bevinden, voert zij een nieuw middel aan dat niet ontvankelijk is.

Artikel 87, § 2, van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof staat immers, in tegenstelling tot artikel 85, niet toe dat de tussenkomende partij nieuwe middelen formuleert.

Om die redenen, het Hof verwerpt het beroep.

Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 7 augustus 2013.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, M. Bossuyt

^