Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 18 mei 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, betreffende het sectoraal akkoord voor 2003-2004

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006200846
pub.
18/05/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 APRIL 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, betreffende het sectoraal akkoord voor 2003-2004 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de banken;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, betreffende het sectoraal akkoord voor 2003 en 2004.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 april 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de banken Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2004 Sectoraal akkoord voor 2003 en 2004 (Overeenkomst geregistreerd op 7 mei 2004 onder het nummer 71065/CO/310)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken vallen.

I. Werkgelegenheidsbeleid Collectieve aspecten

Art. 2.Als overeenkomstig het bepaalde in collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van de Nationale Arbeidsraad van 9 maart 1972 betreffende de ondernemingsraden blijkt dat de evolutie van de werkgelegenheid een ernstig probleem vormt voor de toekomst van een onderneming in de banksector (PC nr. 310), verbinden de betrokken partijen zich ertoe op dat niveau overleg te plegen.

Ze zullen nagaan wat de mogelijke oplossingen zijn en proberen de meest geschikte sociale begeleidingsmaatregelen te nemen.

Tevens zullen zij de werkgroep tewerkstelling bij het Paritair Comité voor de banken daarvan op de hoogte brengen.

Art. 3.Partijen komen overeen om, zodra dit akkoord wordt ondertekend, de bepalingen, voorzien in vorige collectieve arbeidsovereenkomsten inzake tewerkstelling dwingend en uitvoerbaar te maken, en de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002 tot oprichting van een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector te versterken door volgende wijzigingen : - artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door volgende bepaling : « De informatie die krachtens de artikelen 3, 5, 6, 7 en 8 aan de werkgroep tewerkstelling verstrekt moet worden, wordt meegedeeld aan de voorzitter van het paritair comité, en tegelijk aan de woordvoerders van de vakbondsorganisaties en aan de Belgische Vereniging van Banken. De werkgroep kan worden samengeroepen door de voorzitter op verzoek van de meest gerede partij. » - de 2e alinea van artikel 3 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt opgeheven; - een nieuw artikel 5bis wordt ingevoegd, luidend als volgt : « De banken verbinden zich ertoe de toepassing van de reglementering inzake collectief ontslag niet te omzeilen. Indien de vakbondsorganisaties zouden vaststellen dat dit toch het geval is, kunnen zij de voorzitter van het paritair comité verzoeken de werkgroep tewerkstelling zo snel mogelijk samen te roepen. »

Art. 4.In artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002 tot oprichting van een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector wordt een nieuwe alinea ingevoegd, luidend als volgt : « In het kader van haar opdrachten zal de werkgroep eveneens bijzondere aandacht hebben voor de aspecten van plaatselijke werkgelegenheid in de banksector. »

Art. 5.In artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002 tot oprichting van een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector worden de volgende wijzigingen ingevoerd : 1. het artikel 5 wordt artikel 5, § 1;2. de in § 1, 2e lid worden de woorden "drie maanden" vervangen door "zes maanden voor de werknemers met een anciënniteit tussen één en vijf jaar en een forfaitaire vergoeding gelijk aan het lopend loon van negen maanden voor de werknemers met een anciënniteit van meer dan vijf jaar1";3. een § 2 wordt ingevoegd, luidend als volgt : « In geval van collectief ontslag worden eveneens voorafgaandelijk onderhandelingen gevoerd waarbij de sociale partners gepaste oplossingen en sociale begeleidingsmaatregelen zullen trachten uit te werken om de tewerkstelling van de betrokken werknemers zoveel mogelijk te vrijwaren en/of heroriënteringsmogelijkheden te vergroten. Bij gebrek aan akkoord over de oplossingen die de op dat niveau betrokken partijen respectievelijk beogen, wordt het probleem voorgelegd aan het paritair comité, dat binnen een termijn van hoogstens twee maanden alle middelen zal uitputten waarover het beschikt. »

Art. 6.In artikel 8, 8e lid van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 maart 2002 betreffende de oprichting van een paritaire werkgroep voor de tewerkstelling in de banksector worden de woorden "drie maanden" vervangen door "zes maanden voor de werknemers met een anciënniteit tussen één en vijf jaar en een forfaitaire vergoeding gelijk aan het lopend loon van negen maanden voor de werknemers met een anciënniteit van meer dan vijf jaar3." Individuele maatregelen

Art. 7.In artikel 66, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden worden de woorden "drie maanden" vervangen door "zes maanden".

II. Opleiding

Art. 8.Elke werknemer heeft recht op opleiding. Daarom wijzen de sociale partners op het belang dat zij hechten aan een creatief en doeltreffend opleidingsbeleid dat de mogelijkheid biedt om de door de werknemers van de banksector opgedane beroepservaring te valoriseren en het voor anderen mogelijk maakt om tijdelijk of definitief een betrekking in die sector te vinden.

Art. 9.§ 1. De banken verbinden zich ertoe dat elke werknemer in de sector een voortdurende beroepsopleiding kan genieten die hem toelaat, in het kader van zijn loopbaanplanning en/of functiewijziging, ontwikkelingskansen aan te grijpen in de uitoefening van zijn huidige functie of met het oog op een mogelijke evolutie in zijn loopbaan.

Die opleiding kan bestaan in een opleidingscursus buiten de onderneming, een interne opleiding, een opleiding op de werkplaats of nog een opleiding die de nieuwe informatietechnologieën benut. § 2. De banken verbinden zich er eveneens toe om jaarlijks globaal op ondernemingsniveau opleidingstijd via gepaste middelen aan te bieden.

Die opleidingstijd is gelijk aan minstens drie maal zoveel dagen als er personeelsleden tewerkgesteld worden (berekend in voltijds equivalent) in de banken of groepen van banken (PC 310) die per 1 januari van het lopend jaar een tewerkstelling noteren van meer dan 750 werknemers.

In de andere banken is hij gelijk aan minstens tweemaal zoveel dagen als er personeelsleden tewerkgesteld worden (berekend in voltijds equivalent).

Conform de conclusies van de werkgelegenheidsconferentie zullen de banken er op toezien dat een zo groot mogelijk aantal werknemers voor die opleidingsperiodes in aanmerking komen en dat de participatiegraad toeneemt. § 3. Bovenop de wettelijke prerogatieven van de ondernemingsraad op het vlak van opleiding, zal een werkgroep binnen de ondernemingsraad zich regelmatig, minstens één maal per jaar, over het thema van de opleiding buigen in al zijn aspecten (bv. soorten van opleiding, doelpubliek, aanvragen, toelatingen, weigeringen,...).

Bij gebrek aan een ondernemingsraad, zal dit thema behandeld worden door het in de onderneming gebruikelijke overlegorgaan.

Regelmatig zullen de leden van de ondernemingsraad worden ingelicht over de stand van zaken bij de besprekingen. In uitvoering van de besluiten van de werkgelegenheidsconferentie zal ook het paritair comité worden ingelicht.

Art. 10.Met het oog op het afsluiten van een sector-collectieve arbeidsovereenkomst voor 2004 inzake de 0,10 pct. van de loonmassa bestemd voor de risicogroepen zal een paritaire werkgroep nagaan welke aanpassingen eventueel moeten worden aangebracht op het stuk van de inspanningen ten gunste van de risicogroepen in de banksector.

Zij zal uiterlijk 31 maart 2004 verslag uitbrengen aan het paritair comité.

Art. 11.De paritaire werkgroep waarvan sprake is in artikel 10 zal eveneens nagaan welk alternatief in 2004 kan worden gevonden voor het jongerenplan van de banksector waarin van 2000 tot 2002 werd voorzien.

De werkgroep zal ook uiterlijk 31 maart 2004 verslag uitbrengen aan het paritair comité.

III. Tijdskrediet

Art. 12.In afwijking van artikel 15, § 3, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 2001 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002, is in de jaren 2003 en 2004 het totaal aantal werknemers dat voor de berekening van de drempel van 5 pct. in aanmerking wordt genomen, gelijk aan het aantal werknemers dat met een arbeidsovereenkomst in de onderneming of in de dienst te werk is gesteld op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk de rechten gelijktijdig worden uitgeoefend en op die datum jonger is dan 50 jaar.

Bijgevolg zal om na te gaan of het totaal aantal werknemers in de onderneming of in de dienst dat gelijktijdig het recht op tijdskrediet of loopbaanvermindering uitoefent de drempel van 5 pct. bereikt, in de jaren 2003 en 2004, de werknemers van 50 jaar en ouder die een of andere vorm van tijdskrediet genieten, niet in aanmerking worden genomen.

Eind 2004 zal dit stelsel geëvalueerd worden.

Art. 13.Artikel 12 is enkel van toepassing voor zover op bedrijfsvlak geen andere minstens gelijkwaardige berekening van de drempel (bijvoorbeeld verhoging van het percentage 5 pct.) bij collectieve arbeidsovereenkomst of door wijziging van het arbeidsreglement werd overeengekomen en heeft uitwerking alleen voor zover de bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis ongewijzigd blijft.

Art. 14.Artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001 inzake tijdskrediet, 1/5e loopbaanvermindering, vermindering van de arbeidsprestaties en deeltijds werk wordt opgeheven.

Art. 15.Een derde aanbeveling wordt toegevoegd aan de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001, luidend als volgt : « 3. Bij de behandeling van de aanvragen tot tijdskrediet of loopbaanvermindering zullen de banken bijzondere aandacht hebben voor werknemers met kinderen die nog lager onderwijs volgen. »

Art. 16.Zodra een rechtstreekse overgang tussen het woensdagnamiddagverlof zoals voorzien in artikel 64 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeidsvoorwaarden en loonvoorwaarden en een loopbaanvermindering met 1/5 zoals geregeld in de hierboven genoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad wettelijk mogelijk wordt, zijn de ondertekenende partijen bereid hierover een akkoord te sluiten.

Art. 17.In artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001 inzake tijdskrediet, 1/5e loopbaanvermindering, vermindering van de arbeidsprestaties en deeltijds werk, worden de woorden "van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad" vervangen door "van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad van 19 december 2001 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002."

Art. 18.In artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001 inzake tijdskrediet, 1/5e loopbaanvermindering, vermindering van de arbeidsprestaties en deeltijds werk, worden de woorden "van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking vervangen door de "van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad".

Art. 19.In de aanbevelingen 1 en 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2001 inzake tijdskrediet, 1/5e loopbaanvermindering, vermindering van de arbeidsprestaties en deeltijds werk, worden de woorden "van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad" vervangen door "van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van de Nationale Arbeidsraad".

IV. Stress

Art. 20.Met toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1999 werd in de loop van het jaar 2002 door de daartoe gemandateerde wetenschappelijke onderzoeksgroep een rapport inzake stress afgeleverd zowel op niveau van de sector als op niveau van de ondernemingen.

De banken worden aangespoord om de aanbevelingen die geformuleerd zijn in de stressrapporten om te zetten in maatregelen ten einde de risico's op stress te verminderen en te komen tot een verbetering van de arbeidsomstandigheden.

De banken zullen uiterlijk 30 juni 2004, aan de werkgroep "tewerkstelling" een verslag overmaken met de initiatieven en maatregelen die werden genomen alsook aanduiding van de acties die nog zullen worden genomen op basis van de resultaten van het stressonderzoek. Vervolgens zullen zij de werkgroep tewerkstelling regelmatig, liefst om de twee jaar, informeren.

In het kader van haar opdrachten kan deze laatste, in voorkomende geval, aanbevelingen formuleren.

V. Diversiteit en strijd tegen discriminatie

Art. 21.Met het oog op het voeren van een diversiteitsbeleid en teneinde gelijke kansen te bieden aan elkeen, zal de werkgroep bedoeld in artikel 9, § 3, eveneens zorgen voor de opvolging van een correcte naleving van de reglementering inzake non-discriminatie wat de arbeidsorganisatorische aspecten betreft (onder meer selectieprocedures, bevorderingskansen, arbeidsvoorwaarden, bezoldiging, ontslag,...).

VI. Mobiliteit

Art. 22.Wat de instelling van collectieve bedrijfsvervoerplannen betreft, bevelen de ondertekenende partijen en banken met een ondernemingsraad aan om deze problematiek in de schoot van de onderneming te onderzoeken.

In de mate dat zo'n plan ernaar streeft om het gebruik van het openbaar vervoer te bevorderen, kan op niveau van de onderneming, in afwijking van de sectorale regeling, een vermindering van de werkgeversbijdrage ten aanzien van privé-transportmiddelen worden overeengekomen.

In dit kader zal in de banken worden nagegaan in welke mate het gebruik van de fiets bij het woon-werkverkeer op een fiscaal- en parifiscaalvriendelijke manier kan worden gestimuleerd.

Art. 23.De baken zullen met bijzondere aandacht de middelen onderzoeken ter verbetering van het evenwicht tussen het privé leven en het beroepsleven.

Zij zullen daartoe, onder andere de mogelijkheid onderzoeken de problemen verbonden aan de mobiliteit te verminderen alsook de mogelijkheid in de onderneming nieuwe modaliteiten inzake arbeidsorganisatie in te voeren.

Art. 24.Een nieuwe § 5 wordt ingevoegd in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 december 1972 betreffende de bijdrage van de werkgevers in de vervoerkosten van het personeel luidend als volgt : « § 5. In het kader van de mobiliteit en om het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren, hebben de werknemers die houder zijn van een jaarabonnement voor de trein, tram, metro of bus recht op een tegemoetkoming gelijk aan de door hen betaalde prijs, rekening houdend met volgende modaliteiten : - de terugbetaling aan de werknemer gebeurt na voorlegging van het bewijs van het jaararbonnement aan de werkgever; - de werknemer dient de meest voordelige formule van het jaarabonnement te nemen; - de terugbetaling van het jaarabonnement door de werkgever gebeurt op basis van het tarief van de betrokken vervoersonderneming, en met als maximum het tarief van 2e klasse; - voor het eventueel overige gedeelte van het traject met een ander vervoermiddel gebeurt de terugbetaling volgens de regeling vermeld in artikel 2, § 2, waarop een coëfficiënt van 1,17 wordt toegepast, en in artikel 3, d), 1e lid; - er wordt geen afbreuk gedaan aan de modaliteiten die zijn vastgesteld of die nog zullen vastgesteld worden op het bedrijfsniveau.

Deze regeling is niet van toepassing indien het volledige traject van en naar het werk reeds vergoed wordt aan 100 pct. van een treinkaart 2e klasse ongeacht de vervoermiddelen. » VII. Functieclassificatie

Art. 25.In het Paritair Comité voor de banken wordt een werkgroep "functieclassificatie" opgericht die zal onderzoeken of voor bepaalde functies die als voorbeeld zijn vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 1977 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden een updating of een herformulering aangewezen is.

VIII. Brugpensioen

Art. 26.Een collectieve arbeidsovereenkomst inzake het conventioneel brugpensioen in de banksector wordt gesloten voor een periode van 1 januari 2004 tot 31 december 2006.

IX. Vakbondsactiviteit

Art. 27.Artikel 2.3. van de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 1991 betreffende de hervorming van het "Paritair Fonds voor de syndicale en professionele vorming", gesloten in het Paritair Comité voor de banken, wordt vervangen door volgende bepaling : « De Belgische Vereniging van banken zal aan de vakbondsorganisatie volgens een door hen te bepalen verdeelsleutel, een bedrag overmaken van : - 1.600.000 EUR in 2004, 2005 en 2006; - 1.800.000 EUR in 2007 en 2008.

Dit bedrag is bestemd voor vakbondsvorming en vakbondswerking.

Dit bedrag omvat tevens de bedragen die op dit ogenblik reeds aan de vakbonden worden overgemaakt voor syndicale vorming en werking in volgende banken : Fortis Bank N.V., KBC Bank N.V. en Dexia Bank N.V. »

Art. 28.De ondertekenende partijen verbinden zich er toe een procedure tot regeling van sociale conflicten vast te leggen.

Art. 29.Informatievergaderingen inzake de economische en financiële informatie kunnen door de BVB georganiseerd worden met betrekking tot de invoering van de nieuwe IAS/IFRS normen en hun impact op de economische en financiële informatie die aan de leden van de ondernemingsraad moet worden gegeven.

De organisatiekosten worden gedragen door het paritair fonds.

X. Bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken

Art. 30.De partijen verbinden zich er toe de werkzaamheden met betrekking tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de banken te finaliseren.

XI. Koopkracht

Art. 31.Een nieuw artikel 3bis wordt ingevoegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 december 1999 betreffende de koopkracht luidend als volgt : «

Art. 3bis.§ 1. De banken of groepen van banken (PC 310) met een tewerkstelling per 1 januari 2004 van minstens 750 werknemers zullen een eenmalige premie of een vergelijkbaar voordeel toekennen aan de werknemers die op 1 juni 2004 zijn tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur ofwel met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minstens één jaar. Bovendien moeten de werknemers in het jaar van uitbetaling effectief arbeidsprestaties hebben geleverd. Deze eenmalige premie of dit vergelijkbaar voordeel zal uiterlijk met het loon van de maand juni 2004 worden betaald of toegekend, tenzij op ondernemingsvlak afwijkende betalings- of toekenningsmodaliteiten worden of werden overeengekomen. § 2. De andere banken met een tewerkstelling (per 1 januari 2004) van minder dan 750 werknemers zullen een eenmalige premie of een vergelijkbaar voordeel toekennen aan de werknemers die op 1 december 2004 zijn tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur ofwel met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur van minstens één jaar. Bovendien moeten de werknemers in het jaar van uitbetaling effectief arbeidsprestaties hebben geleverd. Deze eenmalige premie of dit vergelijkbaar voordeel zal uiterlijk met het loon van de maand december 2004 worden betaald of toegekend, tenzij op ondernemingsvlak afwijkende betalings- of toekenningsmodaliteiten worden of werden overeengekomen. § 3. Voor de voltijdse werknemers bedraagt die premie of dat voordeel 200 EUR bruto.

Voor de deeltijdse werknemers wordt het bedrag van de premie of het voordeel vastgelegd in verhouding tot het arbeidsstelsel dat op het van toepassing is op het ogenblik van de betaling van de premie. § 4. De ondernemingen beschikken over de mogelijkheid om op ondernemingsvlak een ander als gelijkwaardig beschouwd voordeel te bepalen. Dit gebeurt na overleg met de vakbondsafvaardiging, bij gebreke daaraan, het personeel. § 5. Enkel in ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomsten, medeondertekend door de permanente vakbondsvertegenwoordigers, kan inzake koopkracht worden voorzien in de aanrekening van in 2003 toegekende nieuwe voordelen. » XII. Diverse bepalingen

Art. 32.De vakbondsorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de banken verbinden zich ertoe, tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, geen bijkomende vorderingen in te stellen op het niveau van het paritair comité noch op het niveau van de banken met betrekking tot de materies opgenomen in deze overeenkomst.

Art. 33.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004.

Artikel 5, punt 2, artikel 6 en artikel 24 treden evenwel in werking op datum van ondertekening van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 april 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 januari 2004, gesloten in het Paritair Comité voor de banken, betreffende het sectoraal akkoord voor 2003-2004 (als precisering van artikel 27 van deze collectieve arbeidsovereenkomst met betrekking tot de dotatie bestemd voor vakbondsvorming en vakbondswerking) De bedragen die op dit ogenblik reeds aan de vakbonden worden overgemaakt voor syndicale vorming en werking belopen voor Fortis Bank N.V. 100.000 EUR, voor KBC Bank N.V. 68.000 EUR en voor Dexia Bank N.V. 202.000 EUR. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 april 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

1 De toekenning van deze forfaitaire vergoeding is cumuleerbaar met de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzake ontslag. 3 Zie voetnoot 1.

^