Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 februari 2000
gepubliceerd op 19 februari 2000

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen

bron
ministerie van economische zaken
numac
2000011062
pub.
19/02/2000
prom.
01/02/2000
ELI
eli/besluit/2000/02/01/2000011062/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 FEBRUARI 2000. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en daarmede geladen tuigen, inzonderheid op artikel 1, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, inzonderheid op de artikelen 2, 3, 71, 257, 260, 264, 265 en 268;

Gelet op het advies van de Europese Commissie;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat het gebruik van bepaalde van deze producten voor de consument een ernstig gevaar kan inhouden en het bijgevolg van belang is dat het vuurwerk in verschillende groepen gerangschikt wordt, naargelang de bestemming en de risicograad ervan en dat de veiligheidskenmerken van het vuurwerk dat aan particulieren mag verkocht worden, zo spoedig mogelijk bekend gemaakt worden;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 25 november 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen, wordt het volgende lid toegevoegd onder de titel « Klasse C. - Vuurwerk. » : « Het vuurwerk wordt ondergebracht in één van de volgende groepen, aangeduid door de letters a, b, c, volgens de bestemming en de gevaarsgraad ervan : a) spektakelvuurwerk en toebehoren hiervoor;b) feestvuurwerk;c) vuurwerk voor technisch gebruik en/of seinvuurwerk. Het feestvuurwerk moet voldoen aan de in bijlage opgenomen fundamentele veiligheidseisen die erop van toepassing zijn. »

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « erkend en ingedeeld » vervangen door de woorden « erkend, ingedeeld en in voorkomend geval ondergebracht in een groep »;2° het derde lid wordt aangevuld als volgt : « Hij kan eveneens de bijzondere veiligheidsvoorschriften vastleggen die hierop van toepassing zijn en de dienst der springstoffen opdragen een overeenstemmingsattest met desbetreffende voorschriften af te leveren.»

Art. 3.In artikel 71 van hetzelfde besluit wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De minister kan die bevoegdheid aan het hoofd van de dienst der springstoffen overdragen. »

Art. 4.Artikel 257, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld als volgt : « In dit geval dient voor het spektakelvuurwerk een kopie van de vrachtbrief ten minste twee jaar te worden bijgehouden in de opslagplaats van de leverancier. »

Art. 5.Artikel 260, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « De kleinhandelaars moeten steeds houder zijn van een opslagvergunning; ze mogen in welke geringe hoeveelheid ook geen andere springstoffen dan die vermeld in artikel 261 onder zich hebben noch verkopen. »

Art. 6.Artikel 264 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 264.De kleinhandelaars mogen geen kruit of vuurwerk afgeven aan kinderen van minder dan zestien jaar oud, tenzij een uitdrukkelijke bepaling van het ministerieel erkenningsbesluit dit toelaat.

Feestvuurwerk dat, al dan niet tegen betaling, op de markt wordt gebracht of daartoe bestemd is, moet voorzien zijn van een markering die minstens opgesteld is in de taal of de talen van het betrokken gebied, overeenkomstig artikel 13 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, met vermelding van : 1° de handelsbenaming van het vuurwerk;2° de vermelding « Feestvuurwerk »;3° zijn generieke naam, zijn indeling en, in voorkomend geval, de aanduiding « ontploffend vuurwerk »;4° de hoeveelheid pyrotechnische sas als ze niet kleiner is dan 0,5 g (een halve gram) wanneer het om ontploffend vuurwerk gaat en, in de andere gevallen, als die hoeveelheid niet kleiner is dan 2 g (twee gram);5° de vermelding « niet afgeven aan kinderen jonger dan 16 jaar », tenzij een uitdrukkelijke bepaling van het ministerieel erkenningsbesluit dit toelaat;6° de gebruiksaanwijzing als het gaat om niet-ontploffend vuurwerk met 2 g (twee gram) of meer pyrotechnische sas en altijd als het gaat om ontploffend vuurwerk. De verplichte markering kan beperkt worden tot de verpakkingseenheid wanneer het vuurwerk zelf, wegens zijn consistentie of zijn kleine afmetingen, niet geschikt is voor het aanbrengen van de markering. »

Art. 7.In artikel 265 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 3° wordt vervangen als volgt : « 3° veiligheidspatronen voor draagbare wapens en pyromechanismen tot een gewicht van tien kilogram daarin gesloten kruit;»; b) de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : « 4° vijfduizend elektrische ontvlammingsmiddelen of vijfduizend slaghoedjes van alle aard voor veiligheidspatronen;».

Art. 8.Artikel 268 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 268.In afwijking van artikel 200 mag de de minister tot wiens bevoegdheid de dienst der springstoffen behoort, toelating verlenen om springstoffen van alle categorieën voor wetenschappelijk gebruik of voor veiligheidsgebruik onder zich te houden onder de voorwaarden die hij bepaalt. »

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van het artikel 6, 2°, 3°, 4° en 5° dat in werking treedt de eerste dag van de twaalfde maand na die waarin het besluit is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 10.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Aalst, 1 februari 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, R. DEMOTTE

Bijlage Fundamentele veiligheidseisen betreffende het feestvuurwerk 1. Het feestvuurwerk, inzonderheid datgene bestemd om geluid voort te brengen, mag bij het aansteken geen gevaarlijke brokstukken wegslingeren.2. De voorgestelde inleidingsmethode moet borg staan voor een veilige en betrouwbare ontbinding van het feestvuurwerk.3. Het feestvuurwerk dat lichteffecten in de lucht geeft, moet, wanneer het wordt aangestoken, een voldoende hoogte bereiken om niet gloeiend terug op de grond te vallen.4. Feestvuurwerk mag enkel worden gebruikt voor zijn normaal gebruik. Het moet worden gebruikt volgens de gebruiksaanwijzing, op plaatsen en in omstandigheden die niet van aard zijn om de openbare veiligheid aan te tasten.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 1 februari 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, R. DEMOTTE

^