Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 maart 1998
gepubliceerd op 11 maart 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding voor homogene financiële diensten

bron
ministerie van economische zaken
numac
1998011077
pub.
11/03/1998
prom.
01/03/1998
ELI
eli/besluit/1998/03/01/1998011077/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 MAART 1998. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding voor homogene financiële diensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten wil informatie verschaffen over de prijs van die diensten door een zekere normalisatie in de voorstelling van het tarief van de meest gebruikte basisdiensten te voorzien (de zichtrekening, de spaarrekening, de terbeschikkingstelling van de briefwisseling, de termijnrekening, de wisselkoersen, de internationale betalingen, het consumentenkrediet, het hypothecair krediet, het huren van een safe en de verrichtingen op afstand).

Dit koninklijk besluit regelt de informatie over de prijsaanduiding van de diensten bij de tekoopaanbieding ervan, maar voorziet niets in de loop van de uitvoering van de overeenkomst als deze opeenvolgende prestaties betreft. Als de consument zich dus niet geregeld naar zijn bankkantoor begeeft, kan hij praktisch niets weten over de prijsevolutie.

Bovendien kent de cliënt niet altijd alle details van de aangerekende kosten op de verrichtingen die werden uitgevoerd in het kader van de diensten die hij heeft gebruikt.

Dit koninklijk besluit wil deze dubbele leemte opvullen : - in de eerste plaats verplicht het de kosteloze aflevering, aan elke geïnteresseerde consument, van een prospectus die de tarieven vermeldt; - het voorziet de verplichting voor de verkoper om voorafgaandelijk de consument in te lichten over elke tariefwijziging; - het legt de verkoper de verplichting op om aan de gebruiker het tarief van sommige basisdiensten, opgenomen in de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 maart 1995, mee te delen; - tenslotte legt het de verkoper de verplichting op om de gebruiker één keer per jaar een bewijs te leveren, waarop het detail van de kosten en interesten, die in het afgelopen jaar werden aangerekend, vermeld staat;

Een wetsvoorstel van 13 januari 1993 (1) hield voor de financiële instellingen de verplichting in, om aan hun klanten in de loop van de overeenkomst informatie te verschaffen over de financiële voorwaarden en beheerskosten verbonden aan de bankdiensten.

Dit wetsvoorstel is uitgelopen op een wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument (nieuw artikel 37, § 2, vierde streepje), waarbij de Koning in staat wordt gesteld om de individuele informatie van de gebruiker over de kosten van de diensten zowel vóór als na gebruik ervan te reglementeren (2).

Dit koninklijk besluit werd genomen op basis van de artikelen 6.1 en 37, § 2, 4de streepje van de voornoemde wet en beoogt de vervollediging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995. De gecoördineerde tekst van de reglementering is als volgt ingedeeld : - een eerste gedeelte reglementeert de tariefaanduiding van de homogene financiële diensten tijdens de tekoopaanbieding (artikelen 1 tot 6); - een tweede gedeelte omvat de regels betreffende de individuele informatie in de loop van de overeenkomst (artikelen 7 tot 9); - een derde gedeelte omvat de regels inzake het afleveren van een bewijsstuk met gedetailleerde opgave van de als kosten aangerekende bedragen (artikel 10); - een vierde gedeelte omvat de slotbepalingen.

Het voorstel van de Raad van State om een nieuw autonoom koninklijk besluit te ontwerpen werd niet weerhouden. Het is bijgevolg een wijzigend besluit van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 dat wordt voorgesteld. Enerzijds was het niet wenselijk regels, die meer dan twee jaar in werking zijn, voor te stellen als nieuw. Anderzijds paste het de integraliteit van het Verslag aan de Koning, dat de tekst van het besluit van 1995 voorafgaat, te behouden.

Het is belangrijk te onderstrepen dat de Raad van State een beslissing neemt in bepaalde controversen die plaatsvonden in verband met de wetsgrond van de bepalingen, die een informatie van de consument in de loop van een overeenkomst opleggen.

Volgens artikel 6, 1, van de wet van 14 juli 1991, bepaalt de Koning de diensten of de categorieën van diensten waarvoor Hij bijzondere regels stelt inzake de prijsaanduiding en de aankondigingen van de prijsverminderingen en prijsvergelijkingen.

De Raad van State is van oordeel dat « nergens uit deze bepaling blijkt dat de toepassing ervan uitsluitend gebonden is aan het tijdstip van het te koop aanbieden van de dienst, zodat het stellen van bijzondere regels tevens betrekking kan hebben op de voorlichting van de consument tijdens de looptijd van de overeenkomst ».

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Artikel 1 wil een hoofdstuk I met als titel « Aanduiding van de tarieven van de homogene financiële diensten » inlassen dat de artikelen 1 tot 6 van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 bevat, zijnde nagenoeg alle bepalingen van dat koninklijk besluit in zijn huidige versie, rekening houdend met de wijziging aangebracht aan artikel 1 door artikel 2 van dit besluit.

Artikel 2 Artikel 2 voert een nieuwe bepaling in, in artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 maart 1995, bedoeld om een meer volledige informatie te verzekeren voor de consument.

Op dit ogenblik beschikt deze laatste over geen andere mogelijkheid om de in voege zijnde tarieven te kennen, dan het ter plaatse raadplegen ervan, wat vaak met enkele moeilijkheden gepaard gaat.

Voortaan zullen een of meerdere prospectussen, waarin de tarieven worden opgenomen, gratis ter beschikking zijn. Zij zullen dus meegenomen kunnen worden door de consument. Een voldoende groot aantal zal aanwezig moeten zijn op een zichtbare plaats opdat elke geïnteresseerde consument ze zou kunnen aanschaffen zonder ze aan het loket te vragen.

De aanduiding van de tarieven van de diensten, die door de verkoper worden aangeboden, zal in een of meerdere prospectussen kunnen voorkomen, in zoverre dat, overeenkomstig artikel 4 van het huidige besluit, de tarieven met betrekking op een bepaalde financiële dienst gegroepeerd blijven in eenzelfde prospectus.

Bovendien, opdat de consumenten van het bestaan van deze prospectussen en van de mogelijkheid ze mee te nemen op de hoogte zouden zijn, zal informatie daarover op een duidelijk van buiten de instelling zichtbare plaats aangebracht zijn.

Deze vermelding zal van buiten goed zichtbaar en dus goed leesbaar moeten zijn.

De wens is, de consumenten aan te zetten, gebruik te maken van de informatiemogelijkheden die hen worden geboden, door de prospectussen met de tarieven van de financiële diensten van verschillende banken mee te nemen, teneinde ze te vergelijken en een beslissing te nemen met volle kennis van zaken.

Er valt op te merken, dat de aanduiding van het tarief van de wisselverrichtingen niet vereist is in de prospectus, en dit wegens de snelle schommeling in de koers van bepaalde munten. De informatie over deze verrichtingen zal dus slechts moeten geschieden volgens de regels in het huidige lid 1, dit wil zeggen op een duidelijk en goed zichtbare plaats in de inrichting.

Artikel 3 Artikel 3 wil een hoofdstuk II inlassen met als titel « Voorlichting van de consument tijdens de looptijd van het contract » dat de artikelen 7 tot 9 omvat, waarvan de rechtvaardiging de volgende is.

De individuele informatie van de klant komt tegemoet aan de bekommernis om er op algemene wijze op toe te zien dat de consument op de hoogte blijft van de wijzigingen van de tarieven van de financiële diensten. Het artikel voorziet daartoe dat de wijzigingen ter kennis van de klant worden gebracht op formele wijze en niet door een rekeninguittreksel dat eenvoudig verwijst naar het in het bankagentschap beschikbare tarief.

Artikel 7 (nieuw) De verplichtingen beoogd door dit artikel betreffen enkel de diensten onderschreven door de consument. § 1 voorziet dat bij een wijziging van het tarief van de zichtrekening, van de spaarrekening, van de briefwisseling, van de termijnrekening en van de verrichtingen op afstand, de gebruiker hierover schriftelijk moet worden ingelicht. De informatie moet slechts betrekking hebben op de gewijzigde elementen en moet vóór de wijziging worden verschaft, behoudens voor de interestpercentages waarvoor de informatie op korte termijn moet worden verschaft, dit wil zeggen binnen de dagen die onmiddellijk volgen op de wijziging.

De tarieven die in voege zijn bij het afsluiten van het contract, en die over het algemeen niet in het contract zelf zijn opgenomen, zijn essentieel veranderlijk in het geval van opeenvolgende prestaties. De verschillende kosten, verbonden aan een lopende rekening, zijn daarvan een treffend voorbeeld : de tarieven kunnen veranderen op eenvoudige beslissing van de bank.

Het eerste geval dat door de individuele informatie wordt beoogd (wijziging van de tarieven) bevestigt de verplichting opgelegd aan een contracterende partij om zijn medecontractant te informeren over de wijzigingen van de contractuele voorwaarden, welke prijswijzigingen zijn.

Een enkele prijsherzieningsclausule voorzien in het contract of een contractuele clausule verwijzende naar de gangbare tarieven, volstaat niet om de consument, die zich niet regelmatig naar zijn bank begeeft, te informeren.

Zoals de Raad van State onderstreepte, zou de afwijking van het principe van de aan de wijziging voorafgaande informatie, toegestaan voor de wijzigingen van de interestvoeten, geen afbreuk kunnen doen aan artikel 60 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet.

Volgens deze bepaling dient de consument, voorafgaand aan de wijziging van de debetrente, hierover schriftelijk ingelicht worden. De zichtrekeningen met een kredietopening die door deze wet geregeld worden, blijven hieraan bijgevolg onderworpen. § 2 legt bovendien de jaarlijkse mededeling aan de consument op van het tarief van elk van de diensten beoogd in § 1.

Deze verplichting geldt eveneens slechts voor de diensten die de consument onderschrijft. § 3 bepaalt dat de mededeling kan gebeuren door een rekeninguittreksel en geen bijkomende kosten voor de klant met zich mag brengen.

Deze informatie zal kunnen worden verzekerd zonder bijkomende kosten zo ze met het samenvattend bewijsstuk, opgelegd door nieuw artikel 10, wordt verzonden. De consument zal aldus in staat zijn om de informatie a priori en a posteriori te vergelijken en te verifiëren.

Lid 2 houdt rekening met de praktijk van de domiciliëring van rekeninguittreksels in het bankagentschap. Zo de consument binnen de zes maanden geen kennis heeft genomen van de mededeling bedoeld in de §§ 1 en 2, dan zal deze hem schriftelijk meegedeeld moeten worden.

Het gebeurt inderdaad niet zelden, dat consumenten (het is vaak het geval met zij die hun rekening op nul hebben gezet), nalaten hun rekeninguittreksels op te vragen. Nu brengt het houden van een slapende zichtrekening eveneens onkosten met zich; het past bijgevolg, dat de titularis daar tijdig van bewustgemaakt wordt.

Artikel 8 (nieuw) De geïndividualiseerde mededeling van de tarieven moet de consument eveneens informatie verschaffen over de toepassingsdatum ervan.

Artikel 9 (nieuw) Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen informatie en publiciteit, die niet mogen worden verward. Zoals verduidelijkt in het Verslag aan de Koning over het koninklijk besluit van 23 maart 1995, moet echter niet als publiciteit beschouwd worden, de logo's/slogans die een noodzakelijk deel uitmaken van het « visitekaartje » van de financiële instelling.

Artikel 4 Dit artikel last een hoofdstuk III in, met als titel « Het bewijsstuk », dat een artikel 10 omvat waarvan de rechtvaardiging de volgende is.

Artikel 10 (nieuw) Doorzichtigheid gebiedt dat de consument één keer per jaar een samenvattend document ontvangt van de kosten die hem worden aangerekend voor de verrichtingen uitgevoerd in het kader van de diensten die hij gedurende het afgelopen jaar heeft gebruikt. Die praktijk is wijd verbreid in de banksector.

De verkoper moet gratis, op jaarbasis een eenmalig bewijsstuk afleveren, met gedetailleerde opgave van de sommen die de consument worden aangerekend voor de kosten van de verrichtingen die verband houden met de zichtrekening, de spaarrekening, de briefwisseling, de safe en de verrichtingen op afstand.

De cliënt zou aldus, per dienst, moeten geïnformeerd zijn over de eenheidsprijs van de verrichting die ermee verband houdt, over het aantal uitgevoerde verrichtingen gedurende het afgelopen jaar en over het totaal van de jaarlijkse kosten die verband houden met het gebruik van de dienst. De data van de uitgevoerde verrichtingen moeten daarentegen niet worden gepreciseerd in het bewijsstuk.

Aangezien de detaillering van de berekening van de interesten een te zware opgave is, moet enkel het totaal van de debet- en creditrente op het document worden vermeld.

Het spreekt voor zich dat de mededeling van het bewijsstuk zal kunnen gekoppeld worden aan de mededeling van de individuele informatie a priori. Dezelfde verduidelijkingen als voor de mededeling van deze informatie worden gegeven wat de mededeling van het bewijsstuk betreft (artikel 7, § 3).

Artikel 5 Artikel 5 last een Hoofdstuk IV in, met als titel « Slotbepalingen », dat de huidige artikelen 7 en 8 omvat, die de nieuwe artikelen 11 en 12 worden.

Artikel 6 Artikel 6 wijzigt twee punten van de bijlage bij het besluit van 23 maart 1995.

De eerste wijziging beoogt de uitbreiding van de informatie-elementen betreffende de zichtrekening. Voortaan zal de informatie niet beperkt blijven tot de betaalverrichtingen (cheques, over-schrijvingen), maar zal bijvoorbeeld uitgebreid worden tot de opnameverrichtingen van geld die niet expliciet door de jaarlijkse tekst worden bedoeld.

De tweede wijziging betreft één van de informatie-elementen, opgenomen in punt V « Wisselverrichtingen ». Het wil de vergelijking vergemakkelijken van de wisselkoersen die op grond van artikel 3 WHP, de commissielonen moeten omvatten.

Artikel 7 Artikel 7 preciseert de inwerkingtreding van de nieuwe reglementering.

Er is een overgangs- en aanpassingsperiode voorzien om de sector in staat te stellen zich aan te passen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaren, De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 19 november 1997 door de Minister van Economie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten", heeft op 11 december 1997 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond 1. Artikel 6, 1, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, verleent aan de Koning de bevoegdheid om, voor de diensten of categorieën van diensten die Hij aanwijst, bijzondere regels te stellen inzake de prij saanduiding en de aankondigingen van de prijsverminderingen en de prijsvergelijkingen.Op grond van deze bepaling werd het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prij saanduiding van homogene financiële diensten getroffen, waarbij, eensdeels, een eenvormige voorstelling van het tarief van de meest gebruikte basisdiensten werd opgelegd en, anderdeels, in een afwijking werd voorzien van het principe dat het tarief van de diensten op een van buiten zichtbare plaats moet worden aangebracht. 2. Het voorliggende ontwerp beoogt het voornoemde koninklijk besluit van 23 maart 1995 te wijzigen om, blijkens de "commentaren" (1) bij het ontwerp, een aantal lacunes in de reglementering weg te werken. 2.1. Alzo wordt in het ontwerp bepaald dat de tarieven voor de homogene financiële diensten voortaan, zoals voor de andere diensten, op een goed zichtbare wijze en op een van buiten de onderneming goed zichtbare plaats moeten worden aangebracht (ontworpen artikel 1, eerste lid, eerste zin van het koninklijk besluit van 23 maart 1995; artikel 2 van het ontwerp). Rechtsgrond voor deze bepaling is zonder twijfel artikel 6, 1, van de voornoemde wet van 14 juli 1991. 2.2. Nieuw in vergelijking met de bestaande regeling is dat in het ontwerp thans ook de voorlichting van de consument "tijdens de looptijd van het contract" wordt geregeld. Het ontwerp voorziet wat dat betreft in een dubbele informatieverplichting van de financiële instelling ten aanzien van de consument betreffende de tarieven van een aantal basisdiensten (ontworpen artikel 7; artikel 4 van het ontwerp), met name, eensdeels, de voorafgaandelijke mededeling van elke wijziging aan het tarief van bepaalde door de consumenten aangekochte diensten en de snelle mededeling 'a posteriori' van wijzigingen aan de intresttarieven (§ 1), en, anderdeels, de jaarlijkse mededeling van het tarief van diezelfde diensten aan de consument (§ 2). Enige twijfel zou kunnen rijzen omtrent de vraag of er voor het opleggen van deze informatieverplichting een voldoende rechtsgrond voorhanden is. Artikel 6, 1, van de wet van 14 juli 1991 is nochtans duidelijk. Luidens die bepaling wijst de Koning die diensten of categorieën van diensten aan t.a.v. dewelke bijzondere regels worden gesteld inzake de prij saanduiding en de aankondigingen van de prij sverminderingen en prijsvergelijkingen. Nergens uit deze bepaling blijkt dat de toepassing ervan uitsluitend gebonden is aan het tijdstip van het te koop aanbieden van de dienst, zodat het stellen van bijzondere regels tevens betrekking kan hebben op de voorlichting van de consument tijdens de looptijd van de overeenkomst (2). Ook de parlementaire voorbereiding van de bepaling die artikel 6, 1, van de wet is geworden, levert geen gegevens op welke een aldus beperkte interpretatie kunnen wettigen. Voor artikel 4 van het ontwerp kan dan ook een voldoende rechtsgrond in de voornoemde wetsbepaling worden gevonden. 2.3. De wet van 13 april 1995 houdende de verplichting voor banken en kredietinstellingen om bepaalde informatie aan hun cliënten mede te delen, heeft aan artikel 37, § 2, van de voornoemde wet van 14 juli 1991 een vierde streepje toegevoegd luidens hetwelk de Koning, in afwijking van artikel 37, § 1, van dezelfde wet, voor de diensten of categorieën van diensten die Hij bepaalt, de verkoper kan verplichten aan de consument gratis een bewijsstuk af te geven waarvan de Koning de vermeldingen en de modaliteiten bepaalt. Aldus werd in de wet de rechtsgrond ingeschreven voor een geïndividualiseerde informatieverplichting van de financiële instelling ten aanzien van haar cliënten (3). Het ontworpen artikel 10 (artikel S van het ontwerp) geeft aan deze nieuwe bepaling uitvoering, door voor te schrijven dat de verkoper eenmaal per jaar, in de loop van de maand januari, aan de consument een samenvattend document moet afleveren dat, per soort kosten, de gedetailleerde opgave van elk aangerekend bedrag bevat.

Algemene opmerkingen 1. De redactie van het ontwerp in zijn geheel, en de opmaak van de Nederlandse tekst in het bijzonder, is voor verbetering vatbaar.Ook worden bepaalde termen niet altijd consequent gebruikt. In dit verband zullen hierna in de bijzondere opmerkingen een aantal verbeteringen worden voorgesteld. 2.1. Het ontwerp wijzigt grondig de tot op heden ongewijzigde tekst van het koninklijk besluit van 23 maart 1995, onder meer door het gros van de bestaande tekst onder te brengen in een nieuw hoofdstuk I en door nieuwe hoofdstukken in te voegen.

Een meer eenvoudige en duidelijker werkwijze zou erin bestaan een nieuw autonoom besluit te ontwerpen, waarin het bestaande besluit wordt geïntegreerd en waarbij in fine het koninklijk besluit van 23 maart 1995 in zijn geheel wordt opgeheven. De indeling van een dergelijk autonoom ontwerp zou kunnen worden geconcipieerd als volgt : « HOOFDSTUK I. - Aanduiding van de tarieven van homogene financiële diensten Artikelen 1 tot 6 van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 (met inbegrip van de wijziging aan artikel 1 ervan door artikel 2 van het ontwerp). HOOFDSTUK II. - Voorlichting van de consument gedurende de looptijd van het contract Artikelen 7 tot 9 (met dien verstarde dat artikel 7 wordt vervangen door artikel 4 van het ontwerp en met inbegrip van de artikelen 8 en 9 zoals ontworpen door artikel 5 van het ontwerp). HOOFDSTUK III. - Het bewijsstuk Artikel 10 (zoals ontworpen door artikel 5 van het ontwerp). HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen Artikel 11 : opheffing van het koninklijk besluit van 23 maart 1995.

Artikel 12 : bepaling inzake inwerkingtreding (artikel 7 van het ontwerp, in een aangepaste versie).

Artikel 13 : uitvoeringsbepaling (artikel 8 van het ontwerp).

Bijlage (de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 maart 1995, zoals gewijzigd bij artikel 6 van het ontwerp). » 2.2. Indien de stellers van het ontwerp menen niet te moeten ingaan op de zo-even gedane suggestie om een nieuw autonoom besluit te ontwerpen, doch integendeel het ontwerp willen behouden als een wijzigend besluit van het koninklijk besluit van 23 maart 1995, dient niettemin de indeling van het doorliggende ontwerp te worden aangepast overeenkomstig de gebruikelijke regels van de wetgevingstechniek.

Onverminderd de hierna gemaakte bijzondere opmerkingen, zou het ontwerp dan als volgt kunnen worden ingedeeld en geredigeerd : « Artikel 1 In het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijs aanduiding van homogene financiële diensten wordt een hoofdstuk I ingevoegd, bevattende de artikelen 1 tot 6, en waarvan het opschrift luidt als volgt : « HOOFDSTUK I. - Aanduiding van de tarieven van homogene financiële diensten » Artikel 2 (artikel 2 van het ontwerp).

Artikel 3 In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk II ingevoegd bevattende de artikelen 7 tot 9 luidend als volgt : « HOOFDSTUK II. - Voorlichting van de consument tijdens de looptijd van het contract Artikel 7 § 1. Elke wijziging van het tarief... § 2.... § 3.... (zie artikel 4 van het ontwerp).

Artikel 8 Het tarief van de diensten... (zie artikel 5 van het ontwerp).

Artikel 9 De bij artikel 7... (zie artikel 5 van het ontwerp) ».

Artikel 4 In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk III ingevoegd, bevattend een artikel 10, luidend als volgt : « HOOFDSTUK III. - Het bewijsstuk Artikel 10 Eenmaal per jaar,... (zie artikel 5 van het ontwerp) ».

Artikel 5 In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, bevattende de huidige artikelen 7 en 8, welke hernummerd worden tot de artikelen 11 en 12, en waarvan het opschrift luidt als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen » Artikel 6 De bijlage bij hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in punt I, 2, worden de woorden « Binnenlandse betaal- » geschrapt;2° in punt V worden de woorden « en commissielonen » geschrapt. Artikel 7 Dit besluit treedt in werking op... (zie artikel 7 van het ontwerp).

Artikel 8 Onze Vice-Eerste Minister... (zie verder de opmerking bij artikel 8 van het ontwerp) ».

Bijzondere opmerkingen (1) Aanhef 1. In het eerste lid van de aanhef schrijve men « ... inzonderheid op de artikelen 6, 1, en 37, § 2, vierde streepje, toegevoegd bij de wet van 13 april 1995; ». 2. Het vijfde lid redigere men als volgt : « Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad, op 7 november 1997, betreffende de aanvraag om advies binnen een maand; Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 december 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».

Artikel 2 In vergelijking met de bestaande tekst van artikel 1, eerste lid, eerste zin, van het koninklijk besluit van 23 maart 1995, wordt blijkens de ontworpen bepaling het « doorlopend » karakter van de bedoelde informatie aan de consument niet meer hernomen. De vraag rijst of zulks wel strookt met de bedoeling van de stellers van de tekst, des te meer omdat de commentaar bij het ontwerp terzake geen verduidelijking geeft.

Artikel 4 De redactie en opmaak van dit artikel zijn voor verbetering vatbaar.

Bovendien moet worden opgemerkt dat het bepaalde in het ontworpen artikel 7, § 1, tweede lid, geen afbreuk zou kunnen doen aan het voorschrift van artikel 60 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, luidens welke bepaling de consument voorafgaand aan de wijziging van de debetrente hierover schriftelijk geïnformeerd dient te worden.

Rekening houdend met deze opmerkingen zou de redactie van het ontworpen artikel 7 als volgt kunnen worden aangepast : « § 1. Indien de verkoper voornemens is een wijziging aan te brengen aan het tarief van eén van de informatieelementen van de diensten bedoeld in de punten I, II, III, IV en X van de bijlage bij dit besluit, deelt hij dit voorafgaandelijk mede aan de consument die deze diensten heeft aangekocht.

Onverminderd artikel 60 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet wordt een wijziging aan de rentevoeten zo spoedig mogelijk na de wijziging aan de consument medegedeeld. § 2. Het tarief van de diensten bedoeld in de punten I, II, III, IV en X van de bijlage bij dit besluit wordt minstens eenmaal per jaar, in de loop van de maand januari, medegedeeld aan de consument die deze diensten heeft aangekocht.

Deze mededeling heeft plaats volgens het model dat als bijlage bij dit besluit gaat. § 3.... (het eerste lid zoals in het ontwerp).

Indien bij mededeling door middel van een rekeninguittreksel, de consument zijn briefwisseling in de onderneming gedomicilieerd heeft en hij er binnen een termijn van zes maanden na de mededeling geen kennis van genomen heeft, wordt de mededeling hem per brief ter kennis gebracht. De mededeling en het drukken ervan mogen geen extra kosten voor de consument meebrengen. » Artikel 5 1. Volgens de gemachtigde is het ontworpen artikel 8 uitsluitend van toepassing op de mededeling bedoeld in artikel 7, § 1.Men redigere deze bepaling dan ook als volgt : « De mededeling bedoeld in artikel 7, § 1, vermeldt de datum waarop het gewijzigde tarief zal worden toegepast. » 2.1. De redactie van het eerste lid van het ontworpen artikel 10 is voor ernstige verbetering vatbaar. Rekening houdende met de verduidelijking welke in de « commentaren » met betrekking tot deze bepaling wordt verstrekt, redigere men het betrokken lid dan ook beter als volgt : « De verkoper geeft eenmaal per jaar, in de loop van de maand januari aan de consument welke diensten aangekocht heeft bedoeld in de punten I, II, III, IX en X van de bijlage bij dit besluit, een bewijsstuk af.

Dit bewijsstuk vermeldt per dienst of informatie-element de eenheidsprijs van de verrichting, het aantal uitgevoerde verrichtingen gedurende het afgelopen jaar en het totaal van de jaarlijkse kosten. » 2.2. In verband met het derde en vierde lid van het ontworpen artikel 10 kan worden verwezen naar de voorgestelde redactie van het ontworpen artikel 7.

Artikel 8 In deze uitvoeringsbepaling dienen de beide indienende ministers te worden vermeld met hun volledige en juiste titel.

De kamer was samengesteld uit : de heren : J. De Brabandere, voorzitter;

M. Van Damme, D. Albrecht, staatsraden;

G. Schrans, E. Wymeersch, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer D. Albrecht.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, auditeur. De nota van het coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E. Vanherck, referendaris.

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, J. De Brabandere.

1 MAART 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument, inzonderheid op de artikelen 6, 1, en 37, § 2, vierde streepje, toegevoegd bij de wet van 13 april 1995;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten;

Gelet op het akkoord van de Minister van Financiën, gegeven op 11 september 1997 en op 6 februari 1998;

Gelet op de adviezen van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 31 januari 1997 en 16 december 1997;

Gelet op de beraadslaging van de Ministerraad, op 7 november 1997, betreffende de aanvraag om advies binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 december 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten, wordt een hoofdstuk I ingevoegd, bevattende de artikelen 1 tot 6, en waarvan het opschrift luidt als volgt : « HOOFDSTUK I. - Aanduiding van de tarieven van homogene financiële diensten »

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « De tarieven, met uitzondering van het tarief betreffende de dienst bedoeld in punt V van de bijlage bij dit besluit, moeten bovendien worden vermeld in een of meerdere prospectussen, die gratis en doorlopend ter beschikking liggen van de consument, en die door hem kunnen worden meegenomen zonder formaliteit of bijzonder verzoek van zijnentwege. Een vermelding, die op een duidelijke en ondubbelzinnige manier op een van buiten de inrichting goed zichtbare plaats is aangebracht, licht de consument over deze mogelijkheid in. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk II ingevoegd, bevattende de artikelen 7 tot 9, luidend als volgt : « HOOFDSTUK II. - Voorlichting van de consument tijdens de looptijd van het contract

Art. 7.§ 1. Indien de verkoper voornemens is een wijziging aan te brengen aan het tarief van één van de informatie-elementen van de diensten bedoeld in de punten, I, II, III, IV en X van de bijlage bij dit besluit, deelt hij dit voorafgaandelijk mee aan de consument die deze diensten heeft aangekocht.

Onverminderd artikel 60 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet wordt een wijziging aan de rentevoet zo spoedig mogelijk na de wijziging aan de consument meegedeeld. § 2. Het tarief van de diensten bedoeld in de punten I, II, III, IV en X van de bijlage bij dit besluit wordt minstens eenmaal per jaar, in de loop van de maand januari, meegedeeld aan de consument die deze diensten heeft aangekocht.

Deze mededeling heeft plaats volgens het model dat als bijlage bij dit besluit gaat. § 3. De mededeling bedoeld in §§ 1 en 2 moet schriftelijk gebeuren, in voorkomend geval door middel van een rekeninguittreksel.

Indien bij mededeling door middel van een rekeninguittreksel, de consument zijn briefwisseling in de onderneming gedomicilieerd heeft en hij er binnen een termijn van zes maanden na de mededeling geen kennis van genomen heeft, wordt de mededeling hem per brief ter kennis gebracht.

De mededeling en het drukken ervan mogen geen extra kosten voor de consument meebrengen.

Art. 8.De mededeling bedoeld in artikel 7, §§ 1 en 2, vermeldt de datum waarop het tarief wordt toegepast.

Art. 9.De bij artikel 7 bedoelde tariefaanduiding mag geen reclamevermeldingen bevatten. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk III ingevoegd, bevattend een artikel 10, luidend als volgt : « HOOFDSTUK III. - Het bewijsstuk

Art. 10.De verkoper geeft eenmaal per jaar, in de loop van de maand januari, aan de consument welke diensten aangekocht heeft bedoeld in de punten I, II, III, IX en X van de bijlage bij dit besluit, een bewijsstuk af. Dit bewijsstuk vermeldt per dienst of informatie-element de eenheidsprijs van de verrichting, het aantal uitgevoerde verrichtingen gedurende het afgelopen jaar en het totaal van de jaarlijkse kosten.

Wat de interesten betreft moet alleen het totaal van de debet- en creditinteresten op dit document vermeld zijn.

De mededeling bedoeld in §§ 1 en 2 moet schriftelijk gebeuren, in voorkomend geval door middel van een rekeninguittreksel.

Indien bij mededeling door middel van een rekeninguittreksel, de consument zijn briefwisseling in de onderneming gedomicilieerd heeft en hij er binnen een termijn van zes maanden na de mededeling geen kennis van genomen heeft, wordt de mededeling hem per brief ter kennis gebracht.

De mededeling en het drukken ervan mogen geen extra kosten voor de consument meebrengen. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IV ingevoegd, bevattende de huidige artikelen 7 en 8, welke hernummerd worden tot de artikelen 11 en 12, en waarvan het opschrift luidt als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen »

Art. 6.De bijlage bij hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt : 1° in punt I, 2, worden de woorden « Binnenlandse betaal- » geschrapt;2° in punt V worden de woorden « en commissielonen » geschrapt.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de vijfde maand na die waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 5 dat in werking treedt op de eerste dag van de elfde maand na die waarin het besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 8.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 maart 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^