Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 maart 2013
gepubliceerd op 29 maart 2013

Koninklijk besluit betreffende het welzijn van paarden en pony's op kermissen

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2013024087
pub.
29/03/2013
prom.
01/03/2013
ELI
eli/besluit/2013/03/01/2013024087/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 MAART 2013. - Koninklijk besluit betreffende het welzijn van paarden en pony's op kermissen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, artikel 6, § 2, ingevoegd bij de wet van 4 mei 1995;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 oktober 2012;

Gelet op advies 52.474/1 van de Raad van State, gegeven op 13 december 2012, in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende het advies van de Raad voor Dierenwelzijn van 13 december 2011 over kermispony's;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op paarden en pony's die bestemd zijn om te worden bereden door het publiek op kermissen en vergelijkbare evenementen, met uitzondering van maneges.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Ponycarrousel : kermisattractie bestaande uit een mobiele piste waar pony's en paarden bereden kunnen worden door het publiek;2° Verantwoordelijke van een ponycarrousel : de persoon die een ponycarrousel beheert, uitbaat of runt;3° Dieren : de paarden en pony's die worden ingezet of bestemd zijn om te worden ingezet in een carrousel;4° Buitenverblijf : ruimte in open lucht waarvan de bovenkant open is en die ingericht is om de dieren erin onder te brengen;5° Binnenverblijf : stal of andere langs vier zijden afgesloten ruimte voorzien van een dak; 6° Schuilplaats : kunstmatig gecreëerde of natuurlijke (bomen, hagen,...) ruimte die de dieren een efficiënte beschutting biedt tegen wind, regen en hitte (schaduwzone). HOOFDSTUK II. - Verzorging van de dieren

Art. 3.Om een goede gezondheidstoestand en het welzijn van de dieren aanwezig op de kermis te garanderen, worden ze minstens twee keer per dag gecontroleerd door de verantwoordelijke van de ponycarrousel.

Art. 4.§ 1. De dieren krijgen een voeding die afgestemd is op hun behoeften en hun fysiologische toestand. § 2. De dieren moeten vlot en voldoende toegang hebben tot drinkwater, ook wanneer ze aan het werk zijn in de ponycarrousel.

Art. 5.Dieren die gewond zijn of zichtbare tekenen van een gezondheidsstoornis vertonen en die mogelijk lijden, worden onmiddellijk behandeld en zo nodig gescheiden van de rest van de groep. Telkens als het nodig is, wordt een dierenarts geconsulteerd.

Art. 6.De hoeven moeten regelmatig gekapt en verzorgd worden.

Art. 7.Er moet een bijzondere aandacht geschonken worden aan het bestrijden van insecten.

Art. 8.De dieren moeten doeltreffend ontwormd worden. HOOFDSTUK III. - Werkomstandigheden van de dieren Afdeling I. - Algemene voorwaarden

Art. 9.De dieren moeten geschikt zijn voor het werk. Hengsten, zogende merries of merries die meer dan acht maanden drachtig zijn, worden niet ingezet.

Art. 10.Het gewicht van de ruiters moet aangepast zijn aan de bouw van de dieren.

Art. 11.Tikken met de hielen, trekken aan de teugels, de dieren slaan, roepen of elk ander ongepast gedrag moet aan de ruiters verboden worden. Dit verbod is opgenomen in een reglement dat duidelijk zichtbaar moet zijn voor het publiek.

Art. 12.§ 1. De ruiters mogen geen teugels verbonden met een bit gebruiken. § 2. Bitten worden zo weinig mogelijk en enkel om veiligheidsreden gebruikt en dit door bekwame personen onder de verantwoordelijkheid van de verantwoordelijke van de ponycarrousel. Afdeling II. - Uitrusting

Art. 13.Om elk risico op kwetsuren tijdens het werk in de ponycarrousel te vermijden, is de uitrusting in goede staat en aangepast aan de bouw van de dieren. Onder uitrusting wordt verstaan het tuig (halsters, bitten, dekentjes, zadels, singels, stijgbeugels,...) en alle materialen van de attractie waarmee de dieren in contact kunnen komen. Afdeling III. - Piste van de ponycarrousel

Art. 14.De bodem van de piste is vlak en bekleed met een dikke rubberen mat of, bij gebrek hieraan, bedekt met een laag zaagsel om de schokken op te vangen en overmatige slijtage van de hoeven te verhinderen.

Art. 15.De diameter van de piste is minstens acht meter indien de schofthoogte van alle pony's kleiner is dan 1,20 meter en minstens tien meter in de andere gevallen. HOOFDSTUK IV. - Verblijven van de dieren

Art. 16.Tijdens de periodes van inactiviteit, wat zowel de periodes tijdens kermissen waarop de dieren niet werken als de periodes tussen twee kermissen in inhoudt, worden de dieren zoveel mogelijk ondergebracht in een weide of in buitenverblijven.

Art. 17.Met uitzondering van agressieve, zieke of gewonde individuen worden de dieren niet individueel gehouden.

Art. 18.De volgende huisvestingsnormen worden zowel overdag als 's nachts gerespecteerd : - 9 m2 per dier; - een kant van het verblijf moet een lengte hebben van ten minste twee keer de schofthoogte van het grootste dier; - het verblijf is minstens drie meter hoog.

Art. 19.§ 1. De binnenverblijven laten de dieren toe een ruim uitzicht naar buiten te hebben. § 2. De dieren worden niet vastgebonden in de verblijven. § 3. In de verblijven wordt verrijkingsmateriaal, zoals hooi of stro, ter beschikking gesteld van de dieren.

Art. 20.Er moet een rookverbod gelden in de binnenverblijven waar dieren zijn ondergebracht.

Art. 21.Wanneer de dieren in buitenverblijven gehouden worden, moeten ze opgestald kunnen worden of beschikken over een schuilplaats.

Art. 22.De dieren kunnen zich niet kwetsen aan de omheiningen van de weiden en de buitenverblijven. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 23.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft conform de bepalingen van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 15 dat in werking treedt op 1 januari 2016.

Art. 25.De minister bevoegd voor Dierenwelzijn is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 maart 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX

^