Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit
gepubliceerd op 12 september 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de invoering van een sociaal sectorplan

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006201180
pub.
12/09/2006
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 MEI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de invoering van een sociaal sectorplan (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de invoering van een sociaal sectorplan.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 mei 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in brandstoffen Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003 Invoering van een sociaal sectorplan (Overeenkomst geregistreerd op 25 september 2003 onder het nummer 67731/CO/127) Voorafgaandelijke uiteenzetting Het Paritair Comité nr. 127 voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité nr. 127.02 voor de handel in brandstoffen in Oost-Vlaanderen, hebben op 19 november 2002 een protocolakkoord afgesloten aangaande de oprichting van een sectorale pensioeninstelling. De invoering van de sectorale pensioeninstelling werd toen geïnspireerd op het ontwerp van wet betreffende de aanvullende pensioenen (de wet Vandenbroucke).1 In navolging van dit protocolakkoord werden een aantal voorbereidingen gestart, om binnen de sector van de brandstofhandelaars een sociaal sectorpensioenplan in te voeren. Deze voorbereiding werden getroffen, in afwachting van de definitieve goedkeuring van de wet betreffende de aanvullende pensioenen. Onder andere werd een tekst van voorzorgsreglement uitgewerkt voor het sociaal sectorplan voor de werkgevers en werknemers die ressorteren onder voornoemd Paritair (Sub)Comité.

Vermits op 28 april 2003 de wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (hierna genoemd "wet op de aanvullende pensioenen") werd goedgekeurd2, wensen ondertekenende leden van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité nr. 127.02 onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst af te sluiten, teneinde de invoering van het sociaal sectorpensioenplan (met onder andere het voorzorgsreglement) goed te keuren.

Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité nr. 127.02 voor de handel in brandstoffen in Oost-Vlaanderen.

Art. 2.Sociaal sectorpensioenplan In het kader van bovenvermelde wet van 28 april 2003 beslissen ondertekenende partijen om een sectoraal pensioenplan in te voeren.

Zoals reeds toegelicht in de voorafgaandelijke uiteenzetting bij onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst hebben de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en van het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen in Oost-Vlaanderen hiertoe al eerder beslist en in dit kader reeds een protocolakkoord afgesloten op 19 november 2002.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt in het bijzonder afgesloten in het kader van artikel 10, § 2 van de wet op de aanvullende pensioenen van 28 april 2003; het betreft immers in het bijzonder een sociaal sectorpensioenplan. Dit sociaal pensioenplan geniet van het bijzonder statuut, vastgesteld in artikel 1762, 4°bis van het Wetboek van met zegel gelijkgestelde taksen en in artikel 10 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996), vermits het aan de volgende wettelijke voorwaarden voldoet : 1) De pensioentoezegging geldt voor alle werknemers.2) Er is een solidariteitstoezegging verbonden aan de pensioentoezegging.3) Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten voor onbepaalde duur en de Koning zal verzocht worden deze collectieve arbeidsovereenkomst algemeen verbindend te verklaren.

Art. 3.Inrichter De inrichter van het sociaal sectorpensioenplan is het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van handel in brandstoffen", opgericht op 1 april 1974.

Art. 4.Pensioeninstelling De pensioeninstelling, belast met de uitvoering van de pensioentoezegging is de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen", opgericht op 25 februari 2003, waarvan de statuten gepubliceerd werden in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad van 13 juni 2003.

Er is geen mogelijkheid voorzien van opting out.

Echter wordt wel de mogelijkheid geboden aan de werkgevers en werknemers die onder voornoemd paritair (sub)comité ressorteren en waarvoor de bekrachtiging van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst reeds voorzien werd in een minstens evenwaardig aanvullend pensioen4, dit laatste te behouden. Deze vorige pensioentoezegging kan echter alleen maar blijven bestaan op voorwaarde dat voor deze werknemers wel de solidariteitsbijdrage (zijnde de 4,4 pct. zoals is bepaald tot het bekomen van de vrijstelling van taks op verzekeringscontracten) wordt gestort in het solidariteitsfonds, zoals hieronder (artikel 8) vermeld.

Het solidariteitsfonds zal beheerd worden door de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen".

Art. 5.Pensioenreglement Het pensioenreglement met betrekking tot het sociaal sectorpensioenplan voor de werkgevers en werknemers die ressorteren onder Paritair Comité nr. 127 voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité nr. 127.02 voor de handel in brandstoffen in Oost-Vlaanderen, gevoegd als bijlage 1 ("Voorzorgsreglement voor het sociaal sectorplan voor de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen") bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt door ondertekenende partijen goedgekeurd.

Art. 6.Regels inzake beheer Het beheer van de toezegging wordt door de ondertekenende partijen toevertrouwd aan voornoemde VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen". Deze VZW gaat in dit kader een middelenverbintenis aan.

De VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" zal de toezegging beheren als een "bonus pater familias". Te dien einde zal de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" er zorg voor dragen dat de waarborgen die ingevolge de wetgeving op de aanvullende pensioenen gegeven moeten worden, maximaal gevrijwaard worden door deze waarborgen te laten dekken door verzekeringsovereenkomsten met erkende verzekeraars.

Art. 7.Solidariteit Aan het pensioenstelsel is een solidariteitstoezegging verbonden. In dit kader komen partijen overeen om de inhoud van het solidariteitsreglement, de solidariteitstoezegging en de financiering ervan, uit te werken in een aparte collectieve arbeidsovereenkomst, van zodra de koninklijke besluiten, zoals vermeld in artikel 45, § 1 van de wet op de aanvullende pensioenen, van kracht zijn.

Partijen benadrukken dat het voor de werkgevers niet mogelijk zal zijn om de solidariteitstoezegging zelf te regelen.

De rechtspersoon belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging is de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" voornoemd.

Art. 8.Solidariteitstoezegging Partijen beslissen om 4,215 pct. 5 van de bijdragen gestort in het kader van het sociaal sectoraal pensioenplan aan te wenden ter financiering van de solidariteitstoezegging die deel uitmaakt van het sectoraal pensioenplan.

Deze bijdrage zal gebruikt worden om een aantal solidariteitsprestaties te financieren teneinde een pensioentoezegging te kunnen opbouwen gedurende bepaalde periodes van inactiviteit en teneinde in bepaalde gevallen te kunnen voorzien in een vergoeding van inkomstenverlies.

Zoals reeds vermeld in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst komen partijen overeen om de solidariteitstoezegging verder uit te werken en te regelen, van zodra de koninklijk besluiten vermeld in artikel 45, § 1 van de wet op de aanvullende pensioenen, van kracht zijn.

Art. 9.Uittreding De inrichter zal de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" schriftelijk op de hoogte brengen ingeval van uittreding van een aangeslotene. Deze kennisgeving zal in principe viermaal per jaar gebeuren, namelijk in januari, april, juli en oktober.

Hierbij komen partijen echter uitdrukkelijk overeen dat, op basis van artikel 31, § 2, tweede lid van de wet op de aanvullende pensioenen, de kennisgeving later kan gebeuren, maar uiterlijk binnen het jaar nadat de inrichter op de hoogte werd gebracht van de uittreding van de aangeslotene.

De VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" zal uiterlijk 30 dagen na voornoemde kennisgeving schriftelijk aan de aangeslotene het volgende meedelen : - het bedrag van de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in artikel 24 van de wet op de aanvullende pensioenen; - het bedrag van de verworven prestaties; - één van de volgende keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt : 1) de verworven prestaties over te dragen naar de pensioeninstelling van ofwel de nieuwe werkgever waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft gesloten (indien hij wordt aangesloten bij de pensioentoezegging van die werkgever) ofwel de nieuwe rechtspersoon6 - paritair samengesteld - waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, en dit indien hij wordt aangesloten bij de pensioentoezegging van die rechtspersoon;2) de verworven prestaties over te dragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;3) de verworven prestaties bij de pensioeninstelling te laten7. De aangeslotene dient binnen de 30 dagen na deze kennisgeving de pensioeninstelling op de hoogte te brengen van zijn keuze. Bij gebreke hiervan wordt de aangeslotene verondersteld te hebben gekozen voor de laatste keuzemogelijkheid (nummer 3).

De pensioeninstelling dient ervoor te zorgen dat de keuze van de aangeslotenen binnen de 30 dagen wordt gerealiseerd.

Art. 10.Toetreding Indien de aangeslotene bij toetreding zijn verworven reserves met betrekking tot een vroegere loopbaan wenst over te dragen naar het sectoraal pensioenfonds voor de handel in brandstoffen in overeenstemming met de wet op de aanvullende pensioenen, zullen deze reserves bij deze pensioenstelling afzonderlijk beheerd worden. Voor deze reserves wordt een interestwaarborg voorzien conform de wettelijke bepalingen ter zake.

Artikel 11.Inningsmodaliteiten Zoals overeengekomen in het protocolakkoord van 19 november 2002, wordt in de loop van 2003, 1.250.000 EUR van de reserves van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van de handel in brandstoffen" overgedragen naar de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen". Deze som dient ter financiering van de persoonlijke en patronale bijdragen voor de aangeslotenen. Uit deze som zal voor elke aangeslotene voor het jaar 2003, 3 pct. van het loon zoals gedefinieerd in het voorzorgsreglement, toegewezen worden.

Vanaf 1 januari 2004 zal de pensioeninstelling effectief de bijdragen innen : - werknemersbijdragen : 1 pct. van het loon, zoals omschreven in het voorzorgsreglement; - werkgeversbijdragen : 2 pct. van het loon zoals omschreven in het voorzorgsreglement.

Zoals omschreven in artikel 8 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst zal 4,215 pct. van deze werkgevers- en werknemersbijdragen aangewend worden voor de financiering van de solidariteitstoezegging.

Voornoemde werknemers en werkgeversbijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnd en driemaandelijks overgemaakt aan de inrichter. De inrichter zal de ontvangen werknemers- en werkgeversbijdragen onverwijld doorstorten aan de pensioeninstelling. De bijdragen voor de werknemers - waarvoor op het ogenblik van de bekrachtiging van het sectorpensioenplan reeds voorzien werd in een minstens evenwaardig aanvullend pensioen en waarvan de uitvoering niet door de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" gebeurt, zoals omschreven in artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst - zullen door de inrichter aan de betrokken werkgevers teruggestort worden, mits afhouding van de bijdrage voor de solidariteitstoezegging, die door de inrichter aan de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" wordt doorgestort.

Artikel 12.Overgangsbepaling Partijen zijn zich ervan bewust dat de huidige regelgeving aangaande de invoering van een sociaal sectorplan nog aangevuld en gewijzigd zal worden.

Bijgevolg kennen partijen uitdrukkelijk aan de inrichter de bevoegdheid toe om het voorzorgsreglement voor het sociaal sectorpensioenplan voor de werkgevers en werknemers die ressorteren onder Paritair (Sub)Comité voor de handel in brandstoffen te wijzigen op basis van de nieuwe regelgeving, de koninklijke besluiten die terzake nog van kracht dienen te worden, en op verzoek van de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN. Daarnaast kan de inrichter voornoemd voorzorgsreglement aanpassen op basis van de praktische noodwendigheden zoals onder andere praktische regeling van de inningsprocedure en de data-base.

Art. 13.Inwerkingtreding en opzeggingsmodaliteiten Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2003 en wordt afgesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt betekend per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het paritair (sub)comité.

Voorafgaandelijk aan de opzegging van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair (sub)comité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te zeggen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met artikel 10, § 1, 3° van de wet op de aanvullende pensioenen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 mei 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen, betreffende de invoering van een sociaal plan Voorzorgsreglement voor het sociaal sectorplan voor de werkgevers en werknemers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen VOORZORGSREGLEMENT uitgevoerd door de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" HISTORIEK

Artikel 1.Het Paritair Comité nr. 127 voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité nr. 127.02 voor de handel in brandstoffen in Oost-Vlaanderen, heeft op 19 november 2002 een protocolakkoord afgesloten aangaande de oprichting van een sectorale pensioeninstelling. De invoering van de sectorale pensioeninstelling werd geïnspireerd op het ontwerp van wet betreffende de aanvullende pensioenen (de wet Vandenbroucke).

Artikel 3 van voornoemd protocolakkoord bepaalt dat de uitvoeringsmodaliteiten van de sectorale pensioeninstelling vastgesteld zullen worden door de raad van beheer van het sociaal fonds.

Op 25 februari 2003 werd in het kader van de voorbereidingen aangaande de invoering van een sociaal sectorpensioenplan, de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" opgericht, waarvan de raad van bestuur samengesteld is uit de leden van de raad van bestuur van het sociaal fonds. Deze VZW zal optreden als uitvoerder van het sectoraal pensioenplan en heeft onder andere de opdracht om de toepassingsmodaliteiten en uitvoering van het sectoraal pensioenplan uit te werken.

Vermits op 28 april 2003 de wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid1 werd goedgekeurd, kunnen de leden van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en van het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen de invoering van het sociaal sectorpensioenplan goedkeuren en verder regelen.

TOEPASSINGSGEBIED

Art. 2.Onderhavig reglement is van toepassing op alle werkgevers en werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen.

Werknemers die onder het toepassingsgebied van dit reglement vallen zullen, onverminderd andersluidende bepalingen automatisch aangesloten worden bij onderhavig reglement van zodra zij de leeftijd van 18 jaar, zijnde vanaf het begin van de maand van hun verjaardag, bereiken.

BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN Art. 3. 3.1. Onder aangeslotene wordt iedere werknemer verstaan die voldoet aan artikel 2 van onderhavig reglement. 3.2. Pensioentoezegging : de toezegging van een aanvullend pensioen door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden. 3.3. Inrichter : het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van de handel in brandstoffen". 3.4. Toezegging van het type vaste bijdragen : de verbintenis tot het betalen aan de pensioeninstelling van vooraf vastgestelde bijdragen tot financiering van de toezegging. 3.5. Pensioeninstelling : de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" die wordt belast met de uitvoering van de pensioentoezegging. 3.6. Solidariteitstoezegging : de toezegging van solidariteitsprestaties door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden. 3.7. Solidariteitsreglement : het reglement waarin de rechten en de verplichtingen van de inrichter, van de werkgever en van de aangeslotenen, de aansluitingsvoorwaarden en de regels inzake de uitvoering van de solidariteitstoezegging worden bepaald. 3.8. Wet van 9 juli 1975 : de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. 3.9. CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN : de openbare instelling opgericht bij artikel 29 van de wet van 9 juli 1975. 3.10. De normale pensioendatum is de eerste dag van de maand die volgt op de 65ste verjaardag van de aangeslotene. 3.11. De effectieve pensioendatum is de eerste dag van de maand die volgt op de beëindiging van de actieve dienst van de aangeslotene en waarop de aangeslotene effectief met pensioen gaat vóór de normale pensioendatum. 3.12. Onder het loon van de aangeslotene wordt verstaan : het uursalaris vermenigvuldigd met het aantal gewerkte uren op maandbasis, inclusief de premies die, ingevolge de collectieve arbeidsovereenkomst, worden toegekend met betrekking tot de maand. 3.13. Het aansluitingsjaar is het jaar waarin de aangeslotene werd aangesloten bij onderhavig voorzorgsreglement. 3.14. De jaarlijkse return van de pensioeninstelling is gelijk aan het nettorendement van de activa van de pensioeninstelling verschaft door de inkomsten van het jaar, te weten de intresten en dividenden, de gerealiseerde minder- en meerwaarden, na aftrek van alle beheerskosten en alle belastingen van het jaar.

De jaarlijkse return wordt vastgesteld per 31 december van het jaar.

Indien een aangeslotene vertrekt in de loop van het jaar omwille van pensionering of opzegging van het arbeidscontract, of in geval van overlijden, zal de return voor dat lopende jaar vastgesteld worden als het rekenkundige gemiddelde van de jaarlijkse returns van de pensioeninstelling, te rekenen vanaf het aansluitingsjaar van de aangeslotene. 3.15. De verworven prestaties van het luik pensioen zijn de voorzorgsverplichtingen op ieder moment ten aanzien van de aangeslotene. Deze zijn gelijk aan de verworven reserves zoals bepaald in artikel 14, eventueel verhoogd om te voldoen aan de rendementsgarantie zoals bepaald in artikel 12. 3.16. De actieven zijn de aangeslotenen die nog werkzaamheden verrichten in het kader van een arbeidsovereenkomst. 3.17. De rentetrekkers zijn de begunstigden van een lopende rente die geopteerd hebben voor een omzetting van pensioenkapitaal in een rente, conform onderhavig reglement. 3.18. De uitdienstgetredenen zijn werknemers die niet meer ressorteren onder Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen die nog verworven rechten kunnen laten gelden bij pensionering of overlijden. 3.19. De wet van 2 augustus 1971 is de wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. 3.20. De maximale referentievoet is de referentievoet voor verzekeringsverrichtingen van lange duur die vastgesteld is in de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 juli 1975.

UITVOERING PENSIOENTOEZEGGING

Art. 4."VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen".

De pensioeninstelling heeft tot doel de voorzorgsactiviteit te organiseren voor de werknemers van de leden die ressorteren onder de toepassing van het Paritair Comité voor de handel in brandstoffen en het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen voor Oost-Vlaanderen. In functie van deze voorzorgsactiviteit zal de pensioeninstelling : a) Een voorzorgsinstelling inrichten uitsluitend ten gunste van de werknemers en oud-werknemers van de leden2 en van hun rechthebbenden.b) De bezittingen waarover zij zal beschikken te beheren, en daartoe alle daden van beschikking, van bestuur en van beheer te stellen, inbegrepen de beleggingswijzen om haar bezittingen te doen renderen.c) Voor rekening van elk van de leden, de betaling van de toezeggingen te verzekeren ter uitvoering van het voorzorgsreglement, binnen de perken van de tot haar ter beschikking gestelde middelen. De tussenkomsten en diensten van de pensioeninstelling, gebeuren op de manier, volgens de kenmerken en mogelijkheden zoals bepaald in onderhavig voorzorgsreglement.

De inkomsten van de pensioeninstelling omvatten : 1) De toelagen (patronaal + persoonlijk) die gestort zullen worden zoals geregeld in het voorzorgsreglement.2) De overgedragen reserves van andere voorzorgsinstellingen, verzekeringsondernemingen en sociale fondsen.3) De inkomsten van de bezittingen van de vereniging.4) De gebeurlijke schenkingen en legaten.5) De diverse ontvangsten. Het geheel van deze inkomsten wordt bestemd voor de diverse verbintenissen van de pensioeninstelling.

Er is geen mogelijkheid tot opting out.

Aan de werkgevers en werknemers die onder voornoemd paritair (sub)comité ressorteren en waarvoor bij de bekrachtiging van de collectieve arbeidsovereenkomst die het sociaal sectorplan invoert reeds voorzien werd in een minstens evenwaardig aanvullend pensioen3, wordt de mogelijkheid geboden dit laatste te behouden. Deze vorige pensioentoezegging kan echter alleen maar blijven bestaan op voorwaarde dat voor deze werknemers wel de solidariteitsbijdrage (zijnde de 4,4 pct. zoals is bepaald tot het bekomen van de vrijstelling van taks op verzekeringscontracten) wordt gestort in het solidariteitsfonds, zoals hieronder (artikel 21) vermeld.

De pensioeninstelling wordt bestuurd door de raad van bestuur die paritair is samengesteld uit enerzijds mandatarissen die de werkgevers4 vertegenwoordigen en uit anderzijds mandatarissen die het personeel of oud-personeel van de werkgevers5 vertegenwoordigen.

Art. 5.Informatieplicht De tekst van onderhavig voorzorgsreglement wordt op eenvoudig verzoek van de aangeslotene door de inrichter aan de aangeslotene verstrekt.

TRANSPARANTIE

Art. 6.Jaarlijks verslag De pensioeninstelling zal jaarlijks een verslag over het beheer van de pensioentoezegging opstellen en ter beschikking stellen van de inrichter. Op eenvoudig verzoek van de aangeslotene, deelt de inrichter dit verslag mee aan de aangeslotene.

Het verslag zal informatie over de volgende elementen bevatten : - de wijze van financiering van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval de winstdeling.

BIJDRAGEN

Art. 7.De pensioentoezegging is een toezegging van het type "vaste bijdragen". In de bijdragen die in de volgende artikelen zijn vastgesteld is begrepen de financiering van de solidariteitstoezegging. Deze financiering houdt rekening met de vrijstelling van taks op de verzekeringscontracten, zoals omschreven in artikel 21 van onderhavig voorzorgsreglement.

Art. 8.Persoonlijke bijdragen De persoonlijke bijdragen van de werknemers worden vastgesteld op 1 pct. van het loon, zoals omschreven in artikel 3.12 van onderhavig voorzorgsreglement.

Art. 9.Werkgeversbijdragen De werkgeversbijdrage bedraagt 2 pct. van het loon, zoals omschreven in artikel 3.12 van onderhavig voorzorgsreglement.

Art. 10.Overdracht Sociaal Fonds In artikel 2, § 1 van voornoemd protocolakkoord d.d. 19 november 2002 werd overeengekomen dat een gedeelte van de reserves van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen van de handel in brandstoffen" geleidelijk wordt overgedragen naar de pensioeninstelling, meer bepaald 1.250.000 EUR. Deze som zal dienen ter financiering van de werknemers- en werkgeversbijdragen. Zoals in de collectieve arbeidsovereenkomst die onderhavig voorzorgsreglement bekrachtigt is bepaald, zal uit de som van 1 250 000 EUR voor elke aangeslotene voor het jaar 2003, 3 pct. van het loon toegewezen worden.

Art. 11.Modaliteiten Voornoemde werknemers- en werkgeversbijdragen worden op de door de wet vastgestelde tijdstippen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid geïnd en driemaandelijks overgemaakt aan de inrichter. De inrichter zal de ontvangen werknemers- en werkgeversbijdragen onverwijld doorstorten aan de pensioeninstelling. De bijdragen voor de werknemers - waarvoor op het ogenblik van de bekrachtiging van het sectorpensioenplan reeds voorzien werd in een minstens evenwaardig aanvullend pensioen, zoals omschreven in artikel 4 van onderhavig reglement - zullen door de inrichter aan de betrokken werkgevers teruggestort worden, mits afhouding van de bijdrage voor de solidariteitstoezegging, die door de inrichter aan de VZW "Pensioenfonds voor de handel in brandstoffen" wordt doorgestort.

Vermits de bijdragen voor 2003 gefinancierd zullen worden door het sociaal fonds, zoals bepaald in artikel 10 van dit reglement, zullen de bijdragen van de werknemers en de werkgevers pas vanaf 2004 rechtstreeks geïnd worden.

AANSPRAAK - RENDEMENTSGARANTIE VERWORVEN RESERVES - PRESTATIES

Art. 12.Aanspraak - Rendementsgarantie 12.1. Werkgeversbijdragen De aangeslotene heeft na één jaar aansluiting aan het onderhavig voorzorgsreglement aanspraak op prestaties, die zijn samengesteld uit de werkgeversbijdragen. Deze prestaties zijn gelijk aan de verworven reserves, eventueel aangepast rekening houdend met de rendementsgarantie waarvan sprake hierna.

Hij heeft na één jaar aansluiting bij zijn uittreding, pensionering of bij opheffing van de pensioentoezegging minstens recht op het gedeelte van deze bijdrage dat niet gebruikt wordt voor de dekking van de kosten beperkt tot 5 pct. van de werkgevers- en persoonlijke bijdragen, gekapitaliseerd tegen de maximale referentievoet verminderd met 0,5 pct. 12.2. Persoonlijke bijdragen De aangeslotene heeft onmiddellijk aanspraak op prestaties die zijn samengesteld uit persoonlijke bijdragen. Deze prestaties zijn de verworven reserves, eventueel aangepast rekening houdend met de rendementsgarantie waarvan sprake hierna.

De aangeslotene heeft bij zijn uittreding, pensionering of bij opheffing van de pensioentoezegging minstens recht op het gedeelte van de persoonlijke bijdragen, gekapitaliseerd tegen de maximale referentievoet. 12.3. Overgangsbepaling in geval van uittreding, pensionering, opheffing van pensioentoezegging binnen de 5 jaar na de aansluiting.

De maximale referentievoet voor de kapitalisatie waarvan sprake in artikel 12.1 en 12.2 zal vervangen worden door de indexatievoet overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971. 12.4. Wijziging van maximale referentievoet Indien de maximale referentievoet gewijzigd zou worden, wordt de referentievoet als volgt toegepast : - Tot op het ogenblik van de wijziging wordt de oude referentievoet toegepast op de bijdragen die werden gestort vóór die wijziging. - Vanaf de wijziging wordt de nieuwe referentievoet toegepast op de stortingen gedaan vóór en na dat ogenblik.

Art. 13.Kenmerken van de garantie - De garanties zijn voor de aangeslotene verworven op het ogenblik van de uittreding van de aangeslotene, de pensionering van de aangeslotene of de stopzetting van het plan. - De garanties maken geen deel uit van de verworven reserves. - Op het ogenblik van de uittreding of de pensionering van de aangeslotene, of op het ogenblik van de stopzetting van het plan, dienen de garanties bereikt te worden; zij dienen niet elk jaar gehaald te worden. - Indien de verworven reserves op het ogenblik van de uittreding niet het gegarandeerde bedrag dekken, zal het egalisatiefonds aangewend worden om het tekort aan te zuiveren. - Indien het egalisatiefonds niet voldoende is, zal de aanzuivering gebeuren door de werkgever.

Art. 14.Bepaling van de verworven reserves De minimale verworven reserves zijn gelijk aan de reserves die krachtens de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 juli 1975 moeten worden opgebouwd.

Onder voorbehoud van hetgeen bepaald is in artikel 15, zijn de verworven reserves gelijk aan de som van de werknemersbijdragen en werkgeversbijdragen, gekapitaliseerd aan de jaarlijkse return van de pensioeninstelling.

Art. 15.Egalisatiefonds Het jaarlijks saldo van het resultaat van de pensioeninstelling, na affectatie aan de reserves, zoals voorzien in artikel 14, wordt in een egalisatiefonds gestort. Dit egalisatiefonds is gelijk aan het vermogen van de pensioeninstelling verminderd met de verworven reserves bepaald in artikel 14.

Dit egalisatiefonds zal aangewend worden om tekorten aan te zuiveren indien de verworven reserves niet voldoende zijn om aan de rendementsgarantie te voldoen. Indien het egalisatiefonds een negatief saldo vertoont, zullen de verworven reserves bepaald in artikel 14 evenredig herleid worden a rato van dit negatief saldo.

COMMUNICATIE NAAR DE AANGESLOTENE

Art. 16.Pensioenfiche De pensioeninstelling zal jaarlijks aan alle aangeslotenen een pensioenfiche bezorgen, met gedetailleerde gegevens over de verworven reserves en prestaties van de aangeslotene.

De pensioenfiche zal minimaal de volgende gegevens bevatten : a) Het bedrag van de verworven reserves, in voorkomend geval met vermelding van de minimumrendementsgarantie, en voor de aangeslotenen van meer dan 45 jaar, het bedrag van de daarmee overeenstemmende rente, zonder aftrek van de belastingen.b) De variabele elementen waarmee bij de berekening van het bedrag van de verworven reserves wordt rekening gehouden.c) Het bedrag van de verworven reserves van het vorige jaar. Op de pensioenfiche zal vermeld worden dat de tekst van het voorzorgsreglement op eenvoudig verzoek van de aangeslotene kan bekomen worden bij de inrichter.

Op de pensioenfiche zal eveneens de contactpersoon vermeld worden tot wie de aangeslotene zich moet richten.

Art. 17.Historisch overzicht De pensioeninstelling zal, op eenvoudig verzoek van de aangeslotene, een historisch overzicht bezorgen van de gegevens, zoals opgenomen op de jaarlijkse pensioenfiche.

SOLIDARITEIT

Art. 18.Solidariteitstoezegging Het sectorpensioenplan voor de handelaars in brandstoffen is een sociaal sectorplan, waarbij voorzien wordt in een solidariteitstoezegging.

In dit kader wordt verwezen naar voornoemde wet op de aanvullende pensioenen (artikel 43), waarin wordt bepaald dat door de Koning nog nader bepaald dienen te worden enerzijds de solidariteitsprestaties die in aanmerking komen en anderzijds de minimale solidariteit waaraan voldaan moet worden, teneinde te voldoen aan de solidariteitsvereiste.

Na beslissing door de Koning dienaangaande zal aan onderhavig voorzorgsreglement een bijlage gehecht worden, met de maatregelen die genomen zullen worden in het kader van de solidariteitstoezegging.

Deze bijlage, zijnde het solidariteitsreglement, zal integraal deel uitmaken van onderhavig voorzorgsreglement.

Art. 19.Informatieplicht De solidariteitstoezegging zal worden beheerst door het solidariteitsreglement, waarvan hiervoor sprake en waarvan de tekst op eenvoudig verzoek aan de aangeslotene door de inrichter wordt verstrekt.

Art. 20.Pensioeninstelling De uitvoering van de solidariteitstoezegging wordt toevertrouwd aan de pensioeninstelling.

Het resultaat van de pensioeninstelling wordt onder de aangeslotenen verdeeld in verhouding tot hun reserves en de kosten worden beperkt volgens regels nog vast te stellen bij koninklijk besluit.

Art. 21.Vrijstelling van taks Het sectorpensioenplan zal aldus voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 10 van de wet op de aanvullende pensioenen (dat een 4bis zal invoegen in artikel 176 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen) zodat vrijstelling geldt van de jaarlijkse taks op de verzekeringscontracten.

PENSIONERING

Art. 22.De aangeslotene heeft recht op uitbetaling van zijn verworven prestaties op de effectieve of normale pensioendatum.

OVERLIJDEN

Art. 23.In geval van overlijden van de aangeslotene, hebben de begunstigden, zoals aangeduid hierna, recht op de uitbetaling van de verworven prestaties.

In onderhavig reglement wordt het ogenblik van het overlijden gelijkgesteld met het ogenblik van uitdiensttreding.

Art. 24.Rangorde van de begunstigden De uitkering van de prestaties in geval van overlijden gebeurt in de hierna volgende voorrangsorde van begunstiging : a) de echtgeno(o)t(e), noch gerechtelijk van tafel en bed gescheiden, noch in gerechtelijke aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding;b) bij ontstentenis, de kinderen of, bij plaatsvervulling, de afstammelingen van deze laatsten;c) bij ontstentenis, de door de aangeslotene aangewezen begunstigde(n);d) bij ontstentenis, de bloedverwanten in opgaande lijn;e) bij ontstentenis, de wettelijke erfgenamen van de aangeslotene met uitsluiting van de Staat; f) bij ontstentenis, de pensioeninstelling gedefinieerd in artikel 3.5.

Op verzoek van de aangeslotene kan met akkoord van de werkgever erin toegestemd worden dat afgeweken wordt van deze rangorde van de begunstigden.

OMZETTING IN RENTE TEGEN STORTING MET AFSTAND VAN KAPITAAL

Art. 25.De aangeslotene, of in geval van overlijden zijn rechthebbenden heeft (hebben) het recht om de omvorming van de prestaties in rente te vragen.

De berekening van de omzetting van kapitaal in rente zal gebeuren in overeenstemming met de berekeningswijze zoals vastgelegd door de Koning.

De inrichter informeert de aangeslotene aangaande dit recht op omzetting, en dit twee maanden vóór de pensionering of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde pensionering op de hoogte werd gebracht.

In geval van overlijden van de aangeslotene, zal de inrichter de rechthebbenden van de aangeslotene informeren over dit recht op omzetting, en dit binnen de twee weken nadat de inrichter op de hoogte werd gebracht van het overlijden van de aangeslotene.

Art. 26.Actualisatieregels De actualisatieregels die gebruikt worden voor de omzetting zijn : - technische interestvoet : maximale referentievoet, verminderd met 0,5 pct.; - sterftetafels : MR/FR. UITTREDING

Art. 27.Met "uittreding" wordt bedoeld : de omstandigheid waarbij de aangeslotene het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst waarbij het huidig voorzorgsreglement werd ingevoerd, verlaat.

Art. 28.Overdracht van de reserves De overdracht van reserves naar een andere pensioeninstelling in het kader van de uittreding zoals omschreven in artikel 27 wordt toegestaan.

Art. 29.Op het ogenblik van de uittreding zal geen enkele vergoeding of verlies van winstdelingen ten laste worden gelegd van de aangeslotene, noch worden afgetrokken van de verworven reserves.

Art. 30.Na de uittreding van een werknemer zal de inrichter uiterlijk binnen het jaar de pensioeninstelling hiervan schriftelijk in kennis stellen.

De pensioeninstelling zal, uiterlijk binnen de 30 dagen na deze kennisgeving, het bedrag van de verworven prestaties schriftelijk meedelen aan de inrichter, die de aangeslotene hiervan onmiddellijk in kennis stelt.

Art. 31.Keuzemogelijkheden De aangeslotene heeft, bij uittreding, de volgende mogelijkheden : a) de verworven prestaties over te dragen naar de pensioeninstelling van ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst heeft gesloten (indien hij wordt aangesloten bij de pensioentoezegging van die werkgever), ofwel de nieuwe rechtspersoon6 - paritair samengesteld - waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, en dit indien hij wordt aangesloten bij de pensioentoezegging van die rechtspersoon;b) de verworven prestaties over te dragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;c) de verworven prestaties bij de pensioeninstelling te laten.In dat geval vervalt vanaf de uittreding de rendementsgarantie waarvan sprake in artikel 12 en 137.

In het geval dat de aangeslotene zou opteren voor de keuzemogelijkheid zoals omschreven sub a), dan zullen de nieuwe inrichter en de pensioeninstelling van de nieuwe inrichter de overgedragen reserves zonder kosten moeten aanvaarden.

Art. 32.Kennisgeving keuze De aangeslotene zal binnen de 30 dagen na de kennisgeving door de pensioeninstelling van het bedrag van de verworven prestaties, zoals omschreven in onderhavig reglement, aan de inrichter zijn keuze meedelen. Hij zal deze melding richten aan de contactpersoon, vermeld op de laatst ontvangen pensioenfiche.

Indien de aangeslotene zijn keuze niet meedeelt binnen bovenvermelde termijn van 30 dagen, dan wordt hij verondersteld ervoor gekozen te hebben om zijn verworven prestaties bij de pensioeninstelling te laten.

WIJZIGING PENSIOENINSTELLING

Art. 33.Wijziging van pensioenstelling De inrichter zal de aangeslotene informeren aangaande iedere verandering van pensioeninstelling.

De inrichter dient eveneens de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN hieromtrent in te lichten.

ONTOEREIKENDE RESERVES VAN DE PENSIOENINSTELLING

Art. 34.Ingeval het evenwicht van de pensioeninstelling verbroken is, dit wil zeggen wanneer de bezittingen van de pensioeninstelling ontoereikend zouden zijn om de uitvoering te verzekeren van alle verbintenissen tegenover de begunstigden van de pensioeninstelling, zal de pensioeninstelling aan de controledienst voor verzekeringen een herstelplan op korte termijn voorleggen. Indien echter het herstelplan niet de gewenste resultaten bereikt of wanneer wordt vastgesteld dat de toestand onmogelijk te herstellen is zal de pensioeninstelling ontbonden worden en dit overeenkomstig de bepalingen in onderhavig reglement.

Het evenwicht is onder andere gebroken indien de bezittingen van de pensioeninstelling ontoereikend zijn om de minimale reserves te dekken gelijk aan de persoonlijke bijdragen, gekapitaliseerd tegen de maximale referentievoet voor verzekeringsverrichtingen van lange duur die vastgesteld is in de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 juli 1975.

In de geest van de reglementering betreffende de controle op private voorzorgstellingen, maken de verplichtingen aangegaan in het huidig voorzorgsreglement voor de pensioeninstelling een middelverbintenis uit.

OPHEFFING VAN ONDERHAVIG VOORZORGSREGLEMENT

Art. 35.Bij de opheffing van onderhavig voorzorgsreglement wordt de pensioeninstelling ontbonden; de regels voor de vaststelling van de verworven reserves worden geregeld in onderhavig reglement.

ONTBINDING VAN DE PENSIOENINSTELLING

Art. 36.Indien de pensioeninstelling ontbonden wordt is de vereffenaar gehouden het vermogen te bestemmen ten voordele van een voorzorgsinstelling met een gelijkaardig doel.

Op voorstel van de vereffenaar zal de algemene vergadering, mits voldaan te hebben aan de vereiste aanwezigheids- en goedkeuringsvereisten zoals voorzien in de statuten van de VZW, beslissen over de bestemming van het vermogen.

Deze bestemming kan verwezenlijkt worden : - hetzij door overdracht van de beschikbare bezittingen aan één of meerdere private voorzorgsinstellingen, die alle verbintenissen tegenover de begunstigden van de pensioeninstelling zouden overnemen en gemachtigd zouden zijn zulks krachtens de bestaande reglementering te doen; - hetzij door vereffening van de bezittingen, zoals hierna bepaald.

De beschikbare bezittingen dienen in de eerste plaats voor het vereffenen van de actuele waarde van de lopende toezeggingen en van de actuele waarde van de prestaties, gevestigd door de bijdragen van de aangeslotenen betaald vóór de vereffening.

De actuele waarden worden berekend overeenkomstig het technische dossier neergelegd bij de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN. Indien de bezittingen van de VZW niet voldoende zijn voor het vereffenen van de vermelde actuele waarden, dan worden zij verdeeld onder de rechthebbenden evenredig met deze actuele waarden.

In voorkomend geval worden de bezittingen resterend na de bovenvermelde verdeling, aangewend voor het vereffenen van de actuele waarde van de lopende toezeggingen en van de actuele waarde van de prestaties, gevestigd door de bijdragen van de werkgever betaald voor de vereffening.

De actuele waarden worden berekend overeenkomstig het technische dossier neergelegd bij de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN. Eventueel overblijvende bezittingen na de verdeling zoals hierboven bepaald, worden verdeeld onder alle rechthebbenden evenredig met de actuele waarden zoals hierboven bepaald.

De verdeling van de bezittingen van de VZW mag niet gebeuren volgens een regel die één of andere categorie begunstigden bevoordeelt.

VAN KRACHT WORDEN VAN HET VOORZORGSREGLEMENT

Art. 37.Huidig reglement wordt van kracht op 1 januari 2003.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 1 mei 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^