Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 oktober 2001
gepubliceerd op 05 oktober 2001

Koninklijk besluit tot organisatie van de algemene socio-economische enquête van het jaar 2001

bron
ministerie van economische zaken
numac
2001011411
pub.
05/10/2001
prom.
01/10/2001
ELI
eli/besluit/2001/10/01/2001011411/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit tot organisatie van de algemene socio-economische enquête van het jaar 2001


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, inzonderheid op artikel 9, vervangen bij de wet van 2 januari 2001, op artikel 10, vervangen bij de wet van 1 augustus 1985, op artikel artikel 16, gewijzigd bij de wet 1 augustus 1985, op artikel 21 en op artikel 24ter, ingevoegd bij de wet van 1 augustus 1985;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Statistiek, gegeven op 21 september 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 april 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 14 juni 2001;

Gelet op het advies 32.060/1/V van de Raad van State, gegeven op 6 september 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Organisatie van de enquête

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° "huishouden" : ofwel een persoon die gewoonlijk alleen leeft, ofwel twee of meer personen, die al dan niet door familiebanden verbonden, gewoonlijk eenzelfde woning betrekken en er samen leven;2° "referentiepersoon in het huishouden" : het lid van het huishouden dat gewoonlijk de contacten onderhoudt met de overheid voor de aangelegenheden van het huishouden;3° "hoofdverblijfplaats" : de plaats waar verscheidene personen die een huishouden vormen, samenwonen of de plaats waar een alleenstaande persoon, die op zichzelf een huishouden vormt, gewoonlijk leeft;4° "de Minister" : de Minister van Economie;5° "de directeur-generaal" : de directeur-generaal van het Nationaal Instituut voor de Statistiek.

Art. 2.Een algemene socio-economische enquête, verder "de enquête" genoemd, wordt door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, verder het NIS genoemd, georganiseerd op 1 oktober 2001. In de officiële documenten mag gebruik worden gemaakt van de benamingen "Enquête 2001" en « Algemeen enquête ».

Art. 3.De enquête is verplicht en exhaustief; de respondenten zijn alle personen die in het Rijksregister der Natuurlijke Personen staan ingeschreven, behalve diegenen die behoren tot categorieën die eventueel door de Minister worden vrijgesteld.

Het NIS verzamelt de individuele gegevens bij voorkeur door gebruik te maken van administratieve registers en voor het overige door directe bevraging.

Art. 4.De enquête heeft betrekking op variabelen uit de volgende domeinen : 1° het individu, onder meer - nummer in het Rijksregister; - naam en voornamen; - geslacht; - geboortedatum en -plaats; - burgerlijke staat; - nationaliteit; - volledig adres; - verwantschap met de referentiepersoon van het huishouden; - hoofdverblijfplaats van de moeder bij de geboorte; - nationaliteit bij de geboorte; - jaar van het eerste huwelijk en geboortejaar van elk levend geboren kind (voor vrouwen van 14 jaar en ouder); - sociaal-economisch statuut (student, werknemer, werkloze, bruggepensioneerde, gepensioneerde, enz.); - type en aard van het genoten onderwijs; - jaar waarin de school werd verlaten; - in België behaalde diploma's; - in het buitenland behaalde diploma's; - wekelijkse arbeidsduur; - beroepsstatuut; - beroep; - activiteitensector; - benaming van de werkgever; - werk- of schooladres; - adres van vertrek naar werkplaats of school (indien verschillend van verblijfplaats); - frequentie van de verplaatsingen; - aantal afgelegde kilometers; - duur van het traject; - gebruikte vervoermiddel(en). 2° de woning en het gebouw, onder meer : - aard van de woning (eengezinswoning in open, half open of gesloten bebouwing, appartement, studio of andere); - type van gebouw; - aantal woningen in het gebouw; - identificatie van de woning in het gebouw (busnummer, verdieping, enz.); - aantal en soort van de woonvertrekken; - oppervlakte van de woning; - bouwperiode; - bewoningstitel (bewoond door de eigenaar, gehuurd of kosteloos ter beschikking gesteld); - voornaamste verwarmingssysteem; - hoofdzakelijk gebruikte energiebron voor verwarming; - afvoersysteem van het afvalwater; - sanitaire voorzieningen (badkamer, individuele toiletten). 3° de voorzieningen ter beschikking van het huishouden, onder meer : - garage; - tuin; - vaste telefoon; - gsm; - computer; - Internetaansluiting; - aantal voertuigen naar aard (auto, motor, bromfiets, fiets).

Art. 5.§ 1. De enquête wordt gehouden door middel van twee soorten vragenlijsten : 1° formulier A, "huishoud/woningformulier", in te vullen door elk huishouden;2° formulier B, "individueel formulier", in te vullen door elke persoon. Om de gevraagde inlichtingen te verstrekken moeten de respondenten gebruik maken van deze formulieren en de door het NIS voorgeschreven richtlijnen in acht nemen. Het NIS stelt een handleiding bij de enquête 2001 op, publiceert ze en stelt ze gratis ter beschikking van elke respondent. § 2. De Minister stelt de lijst van de variabelen en het model van de formulieren A en B op, op voorstel van de Hoge Raad voor de Statistiek, overeenkomstig artikel 13.

Art. 6.De formulieren worden per post uitgereikt tussen 24 en 28 september 2001. De zending is geïndividualiseerd uitgaande van de toestand zoals die in het Rijksregister der Natuurlijke Personen is geregistreerd op 1 juli 2001. De huishoudens kijken de op de telformulieren voorgedrukte gegevens na en brengen er zo nodig aanvullingen en wijzigingen in aan, rekening houdend met de toestand op 1 oktober 2001. De huishoudens vullen de telformulieren volledig en oprecht in en sturen ze vóór 19 oktober 2001 terug naar het NIS. Tussen 22 en 26 oktober 2001 wordt een herinnering huis aan huis besteld. Er wordt dan een laatste keer uitstel voor het terugsturen van de telformulieren gegeven. Verder wordt vermeld dat indien aan de herinnering geen gevolg wordt gegeven, de in het derde en vierde lid beschreven procedure in gang wordt gezet.

Vanaf 15 januari 2002 worden aangetekende postzendingen gestuurd naar de huishoudens die hun telformulieren niet hebben terug-gestuurd. Het adres komt ditmaal overeen met de in het Rijksregister der Natuurlijke Personen geregistreerde toestand op 1 oktober 2001. In de aangetekende zending wordt vermeld dat de enquêtekosten (verzendkosten en kosten voor de zich aan huis meldende enquêteurs) ten laste kunnen gebracht worden van de huishoudens die niet binnen de vastgestelde termijn gevolg geven aan die laatste aanmaning.

Tussen 15 februari 2002 en 30 april 2002 gaan door het NIS aangeworven enquêteurs op bezoek bij de huishoudens die hun ingevulde telformulieren niet hebben teruggestuurd.

Art. 7.Personen die hun geïndividualiseerde telformulieren niet hebben ontvangen of deze zijn kwijtgeraakt, kunnen niet-geïndividualiseerde telformulieren verkrijgen door te telefoneren naar het groene nummer van de enquête bij het NIS. Ze kunnen ze ook verkrijgen bij de bevolkingsdienst van de gemeenten.

Art. 8.De respondenten mogen hun antwoord op papier of elektronisch doorsturen. 1° Antwoord op papier. De respondenten mogen kiezen tussen twee manieren om de ingevulde telformulieren terug te sturen : a) ofwel door ze te deponeren in een willekeurige openbare brievenbus van het Rijk;b) ofwel door ze in een willekeurig postkantoor af te geven.2° Elektronisch antwoord. De respondenten kunnen de telformulieren van de website van het NIS downloaden. Zij vullen ze in luidens de op de website vermelde instructies. Nadien sturen zij de volledig en oprecht ingevulde telformulieren per elektronische post terug. Wanneer het Rijksregisternummer niet op het telformulier vermeld staat, is dit laatste niet geldig.

Art. 9.Behalve in geval van overmacht worden de enquêtekosten, met name de verzendkosten van de documenten, de kosten van de aangetekende zending en de kosten voor de aan huis gekomen enquêteur, gevorderd van de referentiepersoon van de huishoudens die noch aan de huis aan huis bestelde herinnering, noch aan de aangetekende zending gevolg geeft.

De enquêteurs vullen de vragenlijsten in voor de kansarmen personen omwille van hun gezondheidstoestand, onderwijssniveau, opleidingsniveau, inkomen of onzekerheid van hun sociale status.

Personen die door het NIS als dusdanig worden erkend, worden vrijgesteld van de in het eerste lid bedoelde enquêtekosten.

Aan de enquêteurs bedoeld in artikel 6, lid 4, wordt een toelage toegekend van 1 EUR per bezocht huishouden en van 2 EUR per behoorlijk ingevuld en daadwerkelijk opgehaald formulier.

Het totale bedrag dat de enquêteurs ontvangen wordt opgesplitst in een belastbare toelage van 60 % en een niet-belastbare vergoeding van 40 % voor forfaitaire verplaatsings- en andere kosten.

Art. 10.Na registratie van het antwoord worden de identificatiegegevens gescheiden en krijg elk formulier een willekeurig nummer.

Er wordt een concordantie tabel opgemaakt die enkel de identificatiegegevens bevat, met de enige bedoeling een verband te leggen tussen de antwoorden en de gegevens afkomstig van het administratieve bestand. Die tabel mag uitsluitend worden geraadpleegd door de directeur van de enquête en de informaticusfunctionaris die met naam en toenaam worden aangewezen door de directeur-generaal. HOOFDSTUK II. - Beheer van de enquête

Art. 11.De enquête staat onder de hoge leiding van de directeur-generaal. Hij zorgt ervoor dat de nodige middelen die voor de uitvoering van de enquête nodig zijn worden toegekend, binnen de grenzen van de toegestane begrotingskredieten, en vaardigt de daartoe noodzakelijke instructies uit.

De operationele leiding van de enquête wordt toevertrouwd aan een ambtenaar van het NIS, bekleed met een graad van ten minste rang 13, die de titel "directeur van de enquête 2001" draagt; hij wordt bijgestaan door een of meerdere ambtenaren met de titel "adjunct-directeur van de enquête 2001".

De directeur-generaal wijst de directeur en de adjunct-directeurs aan.

Art. 12.§ 1. Er wordt een stuurgroep opgericht voor de enquête 2001, bestaande uit : - de directeur-generaal, voorzitter; - de directeur van de enquête 2001, verslaggever; - twee leden aangewezen door de secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken, waarvan er één afhangt van het Bestuur Algemene Diensten; - een lid aangewezen door de Minister van Economie; - de bij het Ministerie van Economische Zaken geaccrediteerde inspecteur van financiën.

Het secretariaat van de stuurgroep wordt waargenomen door het NIS. § 2. De stuurgroep heeft als opdracht : 1° de enquêteverrichtingen te volgen, zowel de voorbereiding ervan als het inzamelen en verwerken van de gegevens;2° erop toe te zien dat de termijnen en voorschriften in acht worden genomen;3° bij moeilijkheden of achterstand maatregelen te bestuderen en voor te stellen;4° advies uit te brengen over of toestemming te geven met de aanwending van de aan de enquête toegekende kredieten en het aanwerven van contractuele ambtenaren, overeenkomstig dit besluit;5° advies uit te brengen over de door het NIS opgemaakte verslagen over de voortgang van de werkzaamheden bestemd voor de Minister en voor de Hoge Raad voor de Statistiek;6° een verslag op te maken over de aanwending van de aan de enquête toegekende kredieten;7° het profiel op te maken van de aan te werven contractuele administratieve ambtenaren, statistici en informatici. De stuurgroep stelt zijn huishoudelijk reglement op.

Art. 13.De Hoge Raad voor de Statistiek richt in zijn schoot een werkgroep 2001 op. Deze wordt meer bepaald belast met het uitwerken van een ontwerp van vragenlijst voor de socio-economische enquête 2001.

De werkgroep is samengesteld uit de leden van de Hoge Raad voor de Statistiek die dit wensen. Zo nodig kan de werkgroep een beroep doen op onafhankelijke deskundigen. De werkgroep kan zich opsplitsen in subgroepen naar gelang de behoeften van de enquête.

Art. 14.Een universitaire groep, samengesteld uit de leden van de Hoge Raad voor de Statistiek die de vakgebieden van de statistiek, de toegepaste statistiek en de informatica alsook de verschillende universiteiten vertegenwoordigen, wetenschappelijk comité genaamd, ziet toe op de kwaliteit van de inhoud, de leesbaarheid van de vragenlijst en het wetenschappelijke gebruik van de gegevens. De groep wordt onder meer belast : 1° toe te zien op de naleving van de methodologische regels die m.b.t. de enquêteverrichtingen zijn vastgelegd; 2° het NIS bij te staan bij de uitwerking van oplossingen voor methodologische moeilijkheden;3° het NIS bij te staan bij het nemen van beslissingen in twijfelgevallen;4° wetenschappelijk advies uit te brengen over de door het NIS opgemaakte verslagen over de voortgang van de werkzaamheden;5° het NIS bij te staan bij het vastleggen van principes voor de verspreiding van de resultaten;6° te rapporteren aan de Minister wanneer de voorgeschreven regels worden overtreden, mits voorafgaandelijk advies van de Hoge Raad voor de Statistiek en van de directeur-generaal;7° het profiel op te maken van de aan te werven wetenschappelijke adviseurs.

Art. 15.De Hoge Raad voor de Statistiek creëert overeenkomstig zijn procedures de nodige voorzieningen om de commentaren, wensen en meningen op te vangen van de gebruikers van de enquêteresultaten en van het publiek in `t algemeen, en die voor te leggen aan het NIS, aan de stuurgroep en aan het wetenschappelijk comité.

Art. 16.Het NIS en de Hoge Raad voor de Statistiek worden bijgestaan door wetenschappelijke adviseurs, die voor een bepaalde duur van ten hoogste drie jaar als deskundigen worden aangeworven. Zij staan rechtstreeks onder het gezag van de directeur-generaal en staan ter beschikking van het wetenschappelijk comité. Onder dezelfde voorwaarden kan er een beroep gedaan worden op externe medewerkers.

Zij hebben de volgende opdrachten : 1° elke moeilijkheid op het vlak van de methodologie, de statistiek of de informatica, of m.b.t. de administratieve bronnen te bestuderen; 2° de metagegevens i.v.m. de enquête uitwerken; 3° behulpzaam zijn bij de samenstelling van de nieuwe gegevensbanken en bij de exploitatie van de bestaande gegevensbanken;4° verslagen en analyses op te maken over de uitgevoerde werkzaamheden ter attentie van de directeur-generaal en van de Hoge Raad voor de Statistiek;5° voorstellen uit te werken om het inzamelen en verwerken van de gegevens te vergemakkelijken, om de kwaliteit, de objectiviteit en de betrouwbaarheid van de resultaten te garanderen of de verspreiding ervan te verzekeren;6° elke door het wetenschappelijk comité opgegeven taak van wetenschappelijke aard uit te voeren. Zij voeren hun opdracht in volledige wetenschappelijke onafhankelijkheid uit. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 17.De bij ministerieel besluit van 1 juli 1998, houdende overdracht van bevoegdheden en delegatie van handtekeningen, toegekende bevoegdheden gelden eveneens voor de uitvoering van de enquête.

Art. 18.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 24 september 2001.

Art. 19.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^