Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 01 oktober 2008
gepubliceerd op 28 oktober 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2008003408
pub.
28/10/2008
prom.
01/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/01/2008003408/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

1 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Onderhavig besluit strekt op de eerste plaats tot omzetting van de Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft.

Bijkomend werd van de gelegenheid gebruik gemaakt om een aantal, eerder technische, wijzigingen aan te brengen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 maart 2005.

Artikelswijze bespreking

Artikel 1.Dit artikel bevestigt, zoals reeds werd gesteld, dat bepaalde artikelen van onderhavig besluit strekken tot omzetting van de Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (ICBE's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft. De omzettingstabel, opgenomen in bijlage bij dit besluit, bevat een overzicht van de (onderdelen van de) artikelen van de vermelde Richtlijn 2007/16/EG en de overeenstemmende bepalingen van onderhavig besluit.

Voor de opstelling van vermelde Richtlijn 2007/16/EG heeft de Europese Commissie in belangrijke mate inspiratie gevonden in een technisch advies van CESR inzake de verduidelijking van bepaalde definities van de Richtlijn 85/611/EEG (CESR's Advice to the European Commission on Clarification of Definitions concerning Eligible Assets for Investments of UCITS, 06-005, 26 januari 2006).

Sommige bepalingen van voormeld advies, die voornamelijk nadere uitleg over de definities van de Richtlijn 85/611/EEG verstrekken, vindt men terug in de (CESR's guidelines concerning eligible assets for investment by UCITS, 07-0044, 19 maart 2007 en CESR's guidelines concerning eligible assets for investment by UCITS - The classification of hedge fund indices as financial indices, 07-434, 17 juli 2007).

Bij de opstelling van dit besluit werd ervoor geopteerd om, in de regel, deze laatste aanbevelingen niet als dusdanig om te zetten in de Belgische rechtsorde. Deze optie werd voornamelijk weerhouden omwille van het feit dat, rekening houdend met marktontwikkelingen, een relatief snelle bijsturing van deze guidelines kan aangewezen zijn.

Art. 2.Dit artikel beoogt de omzetting van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2007/16/EG. Inzonderheid wordt gepreciseerd dat de geldmarktinstrumenten al dan niet op een gereglementeerde markt worden verhandeld.

Art. 3.De wijziging van artikel 6 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, die wordt doorgevoerd op grond van artikel 8, § 2, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 2004, leidt tot verruiming van de criteria die in aanmerking kunnen worden genomen bij het aflijnen van het onderscheid tussen aandelenklassen.

Art. 4.Artikel 7, tweede lid, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 wordt aangevuld door de precisering dat het onderscheid tussen de aandelenklassen waarvan sprake in dit artikel niet louter gebaseerd mag zijn op het institutioneel of professioneel karakter van de inschrijver. Wanneer een bevek een bepaalde institutionele of professionele aandelenklasse wenst te creëren, die van een meer voordelige vergoedingssstructuur geniet, moet een ander criterium worden gehanteerd om de toepassing van deze voordelige vergoedingsstructuur te verantwoorden. Deze aanvulling wordt uitgevaardigd op grond van de artikelen 8, § 2, eerste lid, 2°, en 44 van de wet van 20 juli 2004.

Art. 5.Een nieuw artikel 10/1 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 regelt, in navolging van de artikelen 31 en 51 van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt (de zogenaamde "prospectuswet"), de verantwoordelijkheid voor vertalingen van documenten en kennisgevingen die een ICB, zelf of via de onderneming die instaat voor de verspreiding van deze informatie, ter beschikking stelt van haar deelnemers. Vermeld artikel wordt ingevoegd op grond van de artikelen 65 en 74 van de wet van 20 juli 2004.

Art. 6.Met het oog op administratieve vereenvoudiging wordt artikel 14 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 aangevuld, op grond van artikel 53, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004. Vermeld artikel bevat een opsomming van een aantal bijwerkingen van het (vereenvoudigd) prospectus die kunnen worden gewijzigd zonder voorafgaande goedkeuring door de CBFA. Op deze wijze kunnen bijwerkingen van een niet wezenlijk gegeven, dat geen betrekking heeft op de aard van de instelling voor collectieve belegging (of van haar compartimenten) noch op haar beleggingsbeleid, op eenvoudige wijze worden doorgevoerd. Wel dient dit gegeven te behoren tot de categorie van gegevens waarvoor de CBFA aanvaardt dat zij overeenkomstig de vereenvoudigde procedure kunnen worden gewijzigd. Bij wijze van voorbeeld kan men verwijzen naar het geval van een "slapend" compartiment van een bevek, waarvan men vóór de aanvang van de lancering van dit compartiment de initiële inschrijvingsperiode, de inschrijvingsprijs van de aangeboden rechten van deelneming of de munteenheid wijzigt.

Art. 7.De formulering van de Nederlandse versie van artikel 19 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 - dat werd vastgesteld op grond van de bepaling thans vervat in artikel 56, § 1, 1°, van de wet van 20 juli 2004 - wordt verbeterd door de verplaatsing van het woord "enkel".

Art. 8.Artikel 20, 6°, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, dat werd vastgesteld op grond van de bepaling thans vervat in artikel 56, § 1, 1°, van de wet van 20 juli 2004, wordt aangevuld rekening houdend met de gewijzigde fiscale wetgeving.

Art. 9.In artikel 21 van hetzelfde besluit, dat werd vastgesteld op grond van de bepaling thans vervat in artikel 56, § 1, 1°, van de wet van 20 juli 2004, worden een aantal technische wijzigingen aangebracht. Op deze wijze wordt geregeld hoe men, uitgaande van de gegevens vermeld in het laatste (vereenvoudigd) prospectus, in de berichten, reclame en stukken voor het openbaar aanbod van rechten van deelneming van een instelling voor collectieve belegging meer recente gegevens kan opnemen.

Art. 10.Voor de vermelding van een prijs die een instelling voor collectieve belegging heeft verkregen, worden de vereisten inzake vermelding van de plaats van bekendmaking en het aantal instellingen voor collectieve belegging dat tot de betrokken categorie behoort, afgestemd op de regels die gelden voor de vermelding van een zogenaamde "rating" van een instelling voor collectieve belegging.

Deze bepaling wordt vastgesteld op grond van de artikelen 56, § 1, 1°, en 73, § 2, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 11.Dit artikel strekt tot verbetering van de formulering van de Nederlandse versie van artikel 24, eerste lid, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, dat werd vastgesteld op grond van de bepaling thans vervat in artikel 56, § 1, 1°, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 12.De wijziging van artikel 27 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 moet men lezen in samenhang met de wijziging van de artikelen 41, § 2, 3°, en 55, § 2, 3°, van hetzelfde besluit, die beiden in uitvoering van artikel 67, § 1, tweede lid, van de wet 20 juli 2004 werden uitgevaardigd.

Art. 13.De aanvulling van artikel 29 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, bepaald in uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004, strekt tot omzetting van artikel 10 van Richtlijn 2007/16/EG.

Art. 14.In de formulering van artikel 32 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 worden, op grond van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004, een aantal wijzigingen aangebracht die er voornamelijk toe strekken de formulering van dit artikel meer af te stemmen op artikel 8, lid 1, a), van de Richtlijn 2007/16/EG.

Art. 15.Het nieuwe artikel 32/1 strekt tot omzetting van artikel 2 van Richtlijn 2007/16/EG en is vastgesteld in uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004. Op te merken valt dat de voorwaarden waaraan effecten moeten voldoen om als een toegelaten belegging te worden beschouwd, gelden voor alle effecten zoals gedefinieerd door artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005.

Art. 16.Het nieuwe artikel 32/2 regelt, ter omzetting van artikel 3, lid 2, en artikel 4 van Richtlijn 2007/16/EG en in uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004, de voorwaarden waaraan geldmarktinstrumenten moeten voldoen om als toegelaten belegging te worden aangemerkt. De regeling geldt voor de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 32, § 1, 1° tot 3° (toegelaten of verhandeld op een gereglementeerde markt), artikel 32, § 1, 9°, (cfr. artikel 3, lid 1, b), van Richtlijn 2007/16/EG) en artikel 32, § 2, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005. Men kan overigens opmerken dat al deze geldmarktinstrumenten liquide moeten zijn en dat men steeds de waarde van een dergelijk geldmarktinstrument nauwkeurig moet kunnen vaststellen, zoals verduidelijkt in de gewijzigde definitie van artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005.

Art. 17.Het nieuwe artikel 32/3 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 strekt tot omzetting van artikel 8, leden 2 tot 5, van Richtlijn 2007/16/EG. Het artikel wordt vastgesteld op grond van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 18.Het nieuwe artikel 32/4 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 strekt tot omzetting van artikel 9 van Richtlijn 2007/16/EG. Het artikel wordt vastgesteld op grond van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 19.Het nieuwe artikel 32/5 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 strekt tot omzetting van de artikelen 5, 6 en 7 van Richtlijn 2007/16/EG. Het artikel wordt vastgesteld op grond van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 20.Naast een aantal technische wijzigingen beoogt artikel 20 van dit besluit voornamelijk artikel 2, lid 3, van de Richtlijn 2007/16/EEG om te zetten. Bedoelde wijzigingen worden vastgesteld op grond van artikel 65 van de wet van 20 juli 2004. Zo wordt verduidelijkt dat men bij een belegging in derivaten ook de meer specifieke beleggingsgrenzen, bepaald in de artikelen 38 en 39 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, in aanmerking kan/moet nemen voor de beoordeling van de globale risicopositie inherent aan de onderliggende activa. Bovendien volgt uit dit artikel dat ook een index die niet beantwoordt aan de voorwaarden van artikel 34 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 als onderliggend actief van een toegelaten financieel derivaat kan fungeren, voor zover deze index overeenkomstig artikel 37, § 1, van vermeld besluit erkend is.

Art. 21.Dit artikel voert een louter vormelijke wijziging van de Nederlandse versie van artikel 34 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, vastgesteld op grond van artikel 65 van de wet van 20 juli 2004, door.

Art. 22.Gelet op de nieuwe algemene regels bij belegging in derivaten, wordt artikel 36 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 - dat destijds was vastgesteld in uitvoering van de artikelen 36, 40, § 3, en 65 van de wet van 20 juli 2004 - opgeheven.

Art. 23.De aanvulling van artikel 37 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 strekt tot omzetting van artikel 12 van Richtlijn 2007/16/EG en wordt vastgesteld in uitvoering van artikel 7, tweede lid, en 65 van de wet van 20 juli 2004.

Art. 24.Rekening houdend met de omschrijving van de voorwaarden waaraan effecten uitgegeven door instellingen voor collectieve belegging met vast aantal rechten moeten voldoen, wordt artikel 40 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 - dat was vastgesteld in uitvoering van artikel 7, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004 - opgeheven.

Art. 25.Het gewijzigde artikel 41, § 2, 3°, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 laat toe om, in afwijking van artikel 27 van dit besluit, de beleggingslimiet bij de belegging door een instelling voor collectieve belegging in een andere instelling voor collectieve belegging, voor deze laatste enkel op het niveau van de instelling te beoordelen zelfs indien deze meerdere compartimenten telt. Deze wijziging wordt bepaald in uitvoering van artikel 67, § 1, tweede lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 26 tot 37. De artikelen 26 tot 37 brengen wijzigingen aan de artikelen 45 tot 55 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005. De wijzigingen moeten worden beoordeeld in het licht van de optie van regelgever, die werd gevolgd bij de opstelling van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, om in principe een gelijkwaardige bescherming te garanderen voor de beleggers, onafhankelijk van het feit of zij beleggen in rechten van deelneming van een ICB die beantwoordt aan de Richtlijn 85/611/EEG dan wel van een ICB die belegt in financiële instrumenten en liquiditeiten. Bijgevolg is het merendeel van deze wijzigingen gelijklopend met de wijzigingen die worden aangebracht aan de artikelen 32 tot 41 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005. Voor de vermelding van de wettelijke grondslag van deze wijzigingen kan men verwijzen naar de commentaar bij de overeenkomstige wijzigingen van de artikelen 32 tot 41 van het besluit van 4 maart 2005.

De opheffing van artikel 53, § 1, 3°, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 beantwoordt aan het feit dat overeenkomstig de hoger vermelde (CESR's guidelines concerning eligible assets for investment by UCITS - The classification of hedge fund indices as financial indices een index van zogenaamde hedge funds als een toegelaten onderliggend instrument wordt beschouwd).

Art. 38 tot 40. De regeling inzake kosten en provisies, bepaald in de artikelen 58 tot 60 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, werd op sommige punten geherformuleerd en zelfs versoepeld rekening houdend met ervaring uit de praktijk. De regeling werd vastgesteld in uitvoering van de artikelen 44, 56, § 1, 1°, 65, 68 en 74, 3°, van de wet van 20 juli 2004.

Onder de nieuwe regeling kan, behalve voor pensioenspaarfondsen, in het (vereenvoudigd) prospectus de beheersvergoeding worden vermeld onder de vorm van een maximumtarief. Ook de mogelijkheid tot het aanrekenen van een zogenaamde performance fee wordt verruimd.

Bovendien kan worden verduidelijkt dat de verwijzing naar "beheer" in artikel 59, § 1, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 zowel het intellectuele als het administratieve beheer betreft, terwijl de verwijzing naar "beheer" in artikel 59, § 2, van hetzelfde besluit enkel het beheer van de portefeuille of het zogenaamde intellectuele beheer betreft. Verder wordt verduidelijkt dat het niet inhouden van een verschuldigd bedrag tot ontmoediging van snelle uittreding, dan wel de wijziging van de periode waarin een dergelijke bedrag verschuldigd is, geen faculteit is, maar op grond van concrete omstandigheden en objectieve criteria bepaald in het beheerreglement of de statuten moet worden gemotiveerd.

Art. 41.Aansluitend bij het voormalige artikel 36, derde lid, en artikel 49, derde lid, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 voorziet het nieuwe artikel 69/1 van vermeld besluit dat een instelling voor collectieve belegging die in OTC-derivaten belegt, een specifiek activiteitenprogramma ter goedkeuring voor aan de CBFA moet voorleggen. Uit dit programma moet blijken dat de instelling voor collectieve belegging over de vereiste bevoegdheden en over een passende organisatie beschikt. Deze bepaling wordt vastgesteld op basis van artikelen 36, 40, § 2, en 65 van de wet van 20 juli 2004.

Art. 42.Het nieuw ingevoegde artikel 73/1 strekt tot omzetting van artikel 11 van de Richtlijn 2007/16/EG. Het ingevoegde artikel wordt vastgesteld op grond van artikel 65 van de wet van 20 juli 2004.

Art. 43.De wijzigingen aan artikel 83 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, aangebracht in uitvoering van artikel 72 van de wet van 20 juli 2004, strekken tot verfijning van de beschermingsregeling ten gunste van deelnemers, die na massale uittredingen overblijven en die, bij gebreke aan deze regeling, de volledige kosten zouden dragen van de daaropvolgende ontbinding en vereffening van een instelling voor collectieve belegging of een compartiment ervan.

Art. 44.De aanvulling van artikel 96, § 2, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005, aangebracht in uitvoering van de artikelen 56, § 1, 1°, en 74 van de wet van 20 juli 2004, regelt de publicatie van de stopzetting van de uitgifte van rechten van deelneming door een instelling voor collectieve belegging of een compartiment ervan.

Art. 45.Artikel 100 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 wordt vervangen in uitvoering van artikel 74, 1°, van de wet van 20 juli 2004. Het nieuwe artikel beoogt de invoering van een benadering die coherent is met deze die volgt uit het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.

Art. 46.De aanvulling van artikel 103 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 laat toe de bepaling van de netto-inventariswaarde - en de daaruit volgende uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging - tijdelijk te hernemen, indien de bevoegde algemene vergadering bij gebrek aan quorum niet kan beslissen over de werkelijke ontbinding van een instelling voor collectieve belegging of een compartiment ervan en de kosten van de ontbinding werden geprovisioneerd. Deze aanvulling wordt vastgesteld op grond van artikel 74, 2°, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 47 en 48. De wijzigingen aan de artikelen 109 en 110 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 bevatten technische aanpassingen aan de regels die gelden over de herberekening van de netto-inventariswaarde en de publicatie door de instelling voor collectieve belegging in geval een significante fout bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming werd vastgesteld. Deze wijzigingen worden vastgesteld in uitvoering van de artikelen 65 en 74 van de wet van 20 juli 2004.

Art. 49.Het nieuwe artikel 117 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 regelt, in principe voor alle buitenlandse instellingen voor collectieve belegging die ingeschreven zijn op de lijst, de verspreiding in België van het prospectus (in voorkomend geval met inbegrip van de bijlage waarvan sprake in artikel 119 van vermeld besluit), het vereenvoudigd prospectus in zover dit moet worden opgesteld, het beheerreglement of de statuten, de jaarverslagen en de halfjaarverslagen evenals alle berichten en kennisgevingen aan de aandeelhouders. Het nieuwe artikel 117 wordt vastgesteld in uitvoering van de artikelen 130, derde en vierde lid, 133, 134, § 1, eerste lid, 135, eerste lid, en 136, § 2, eerste lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 50.De gegevens die moeten worden opgenomen in de bijlage bij het prospectus, die een buitenlandse ICBE desgevallend moet opstellen, worden eventueel aangevuld met de preciseringen aangaande het gebruik van een handelsnaam. Deze precisering wordt in uitvoering van artikel 130, vierde lid, en 131, § 2, eerste lid, 1°, van de wet van 20 juli 2004 uitgevaardigd.

Art. 51.Teneinde de vergelijkbaarheid te bevorderen van de rechten van deelneming van de verschillende instellingen voor collectieve belegging die aan het Belgische beleggerspubliek worden aangeboden, worden de regelen inzake de vermelding van een rendement of een TER, dan wel van het bestaan van een kapitaalgarantie of bescherming in berichten, reclame en andere stukken inzake de verhandeling van rechten van deelneming van een buitenlandse ICBE afgestemd op de regelen die gelden voor Belgische instellingen voor collectieve belegging. Deze bepalingen worden uitgevaardigd op grond van artikel 130, derde lid, en 131, § 2, eerste lid, 1°, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 52.De wijziging van artikel 121 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 strekt ertoe de bijzondere regels inzake de uitgifte en openbaar aanbod van rechten van deelneming van instellingen voor collectieve belegging, bepaald in de artikelen 111 en 112, § 1, van vermeld besluit, ook toepasselijk te maken bij de verhandeling van rechten van deelneming van buitenlandse ICBE's. Deze regels betreffen inzonderheid de continuïteit van de financiële dienstverlening evenals de modaliteiten van publicatie van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming van een instelling voor collectieve belegging.

Zij beoogt eveneens de vergelijkbaarheid tussen Belgische instellingen voor collectieve belegging en buitenlandse ICBE's te bevorderen op het vlak van de provisies en de kosten die toekomen aan ondernemingen die zorgen voor de verhandeling van de rechten van deelneming. Bedoelde bepalingen worden vastgesteld in uitvoering van de artikelen 130, derde en vierde lid, en 131, § 2, eerste lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 53 tot 56. De wijzigingen die door de artikelen 53 tot 56 van dit besluit worden doorgevoerd, sluiten voornamelijk aan bij het nieuwe artikel 117 van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 en de wijzigingen van de verhandelingsregels voor buitenlandse ICBE's. Deze bepalingen werden vastgesteld in uitvoering van de artikelen 134, § 1, eerste lid, 135, eerste lid (dat onder meer verwijst naar de artikelen 56, 76 tot 78) en 136, § 1, derde lid, en § 2, eerste lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 57 en 58. De artikelen 57 en 58 strekken tot afstemming van de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 op de bepalingen van de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt. Deze wijzigingen beantwoorden aan artikel 52 van de wet van 20 juli 2004, dat op grond van artikel 135 van dezelfde wet eveneens toepasselijk is op buitenlandse instellingen voor collectieve belegging die niet aan de voorwaarden van de Richtlijn 85/611/EEG voldoen.

Art. 59 en 60. De wijzigingen van de bijlagen A en B bij het koninklijk besluit van 4 maart 2005 beogen de informatie in het (vereenvoudigd) prospectus uit te breiden op het punt van de beleggingsgegevens van de instelling voor collectieve belegging of het compartiment ervan. Deze wijzigingen worden doorgevoerd in uitvoering van artikel 56, § 1, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 61.Afdeling 1 van Bijlage C bij het koninklijk besluit van 4 maart 2005 wordt vervangen. De wijzigingen strekken er voornamelijk toe een andere presentatie van rendementen, rendementsvergelijkingen en rendementsvooruitzichten mogelijk te maken in (vereenvoudigde) prospectussen, (half)jaarverslagen en andere stukken die de instelling voor collectieve belegging moet opstellen enerzijds en in reclame anderzijds. Deze wijzigingen worden doorgevoerd in uitvoering van de artikelen 56, § 1, en 76, § 3, derde lid, van de wet van 20 juli 2004.

Art. 62.De wijziging van punt 9 van de bijlage D bij het koninklijk besluit van 4 maart 2005, vastgesteld op grond van artikel 44 van de wet van 20 juli 2004, volgt uit de wijziging van de artikelen 58 tot 60 van vermeld besluit.

Art. 63.Het gewijzigde punt 11 van bijlage D bij het koninklijk besluit van 4 maart 2005 voert, onder meer rekening houdend met de schrapping van artikel 100, § 2, van dit besluit, een versoepeling in inzake de wijziging van de dagen waarop de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden ontvangen. Bedoeld punt 11 wordt vastgesteld op grond van artikel 44 van de wet van 20 juli 2004, Het regime wordt voortaan opgenomen in het prospectus en vereenvoudigd prospectus. Een afbouw van de frequentie waarmee de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden ontvangen, vereist niettemin nog steeds de toelating van de algemene vergadering van deelnemers.

Art. 64.Onder meer rekening houdend met de opmerkingen van de Raad van State, wordt voorzien in een bepaling aangaande de uitvoering van dit besluit. Voor de inwerkingtreding van dit besluit geldt, bij afwijzigheid van een anders luidende bepaling, de algemeen geldende regeling.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

1 OKTOBER 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2005, de wet van 23 december 2005, de wet van 16 juni 2006, de wet van 20 maart 2007, de wet van 1 april 2007, het koninklijk besluit van 21 april 2007, het koninklijk besluit van 27 april 2007, de wet van 2 mei 2007 en de wet van 15 mei 2007, inzonderheid op de artikelen 7, tweede lid, 8, § 2, eerste lid, 2°, 36, 44, 53, § 1, tweede lid, 56, § 1, 65, 67, § 1, tweede lid, 68, 72, 74, 76, § 3, derde lid, 77, 78, 130, derde en vierde lid, 131, § 2, eerste lid, 134, § 1, eerste lid, 135, eerste lid, en 136, § 1, derde lid, en § 2, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, gewijzigd bij het koninklijk besluit van10 november 2006;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 17 juni 2008;

Gelet op advies 44.951/2/V van de Raad van State, gegeven op 12 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De artikelen 2, 13 tot 19, 20, 4°, 23 en 42 van dit koninklijk besluit strekken tot omzetting van de Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft.

Art. 2.In artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 4 maart 2005 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging worden de woorden "die al dan niet overeenkomstig artikel 32, § 1, 1° tot 3°, of artikel 45, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt en" ingevoegd tussen het woord "instrumenten" en de woorden "die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden".

Art. 3.In artikel 6, § 1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "a) of b)," geschrapt.

Art. 4.Artikel 7, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "Het onderscheid tussen de aandelenklassen mag niet louter gebaseerd zijn op het institutioneel of professioneel karakter van de inschrijver."

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt na de aanduiding "Onderafdeling I - Prospectus en vereenvoudigd prospectus" een artikel 10/1 ingevoegd luidende : "

Art. 10/1.De vertaling van het prospectus, het vereenvoudigd prospectus, het beheerreglement of de statuten, de jaarverslagen en de halfjaarverslagen evenals alle berichten en kennisgevingen aan de deelnemers wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor collectieve belegging of de onderneming die instaat voor de verspreiding van de informatie die de instelling voor collectieve belegging dient te verstrekken."

Art. 6.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 15°, luidende : "15° wijziging van een niet wezenlijk gegeven, dat geen betrekking heeft op de aard van de instelling voor collectieve belegging en, in voorkomend geval, van haar compartimenten of hun beleggingsbeleid en dat behoort tot de categorie van gegevens waarvoor de CBFA aanvaardt dat zij overeenkomstig dit artikel worden gewijzigd."

Art. 7.In de Nederlandse tekst van artikel 19 van hetzelfde besluit wordt het woord "enkel" verplaatst, met dien verstande dat het woord wordt ingevoegd tussen de woorden "wisselkoersrisico," en "indien".

Art. 8.Artikel 20, 6°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "en, in voorkomend geval, op de kapitalisatieaandelen."

Art. 9.In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden "stemt overeen met de gegevens van het" en het woord "prospectus" worden de woorden "laatste (vereenvoudigd) " ingevoegd;2° na de woorden "of is minstens op dezelfde basis opgesteld" worden de woorden "indien het meer recente informatie betreft" ingevoegd.

Art. 10.Artikel 23, § 1, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : "De gegevens betreffende de plaats waar de bekendmaking gebeurde en het aantal instellingen voor collectieve belegging die tot de voormelde categorie behoren, moeten niet in het bericht, de reclame of het stuk worden vermeld; een verwijzing naar een internetsite waarop deze informatie te vinden is, volstaat, mits deze informatie ook beschikbaar is bij de in artikel 73, § 2, van de wet bedoelde onderneming."

Art. 11.In de Nederlandse tekst van artikel 24 van hetzelfde besluit wordt in het eerste lid het woord "In" ingevoegd voor de woorden "de berichten, reclame".

Art. 12.Artikel 27 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "behoudens andersluidende precisering."

Art. 13.Artikel 29 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt aangevuld met de paragrafen 2, 3 en 4, luidende : "§ 2. Voor de toepassing van § 1 wordt de verwijzing naar een effect dat een derivaat omvat verstaan als een verwijzing naar een financieel instrument dat voldoet aan de criteria van artikel 32/1, § 1, of artikel 45/1, § 1, en dat een component omvat, die voldoet aan de volgende criteria : 1° op grond van de betrokken component kunnen sommige of alle kasstromen die anders uit hoofde van het als basiscontract fungerende effect vereist zouden zijn, worden gewijzigd volgens een gespecificeerde rentevoet, prijs van een financieel instrument, wisselkoers, koers- of prijsindex, kredietrating, kredietindex of andere variabele, en bijgevolg op eenzelfde wijze variëren als een losstaand derivaat;2° de economische kenmerken en risico's van de component houden geen nauw verband met de economische kenmerken en risico's van het basiscontract;3° de component heeft een significant effect op het risicoprofiel en de prijsvorming van het effect. § 3. Voor de toepassing van § 1, wordt de verwijzing naar een geldmarktinstrument dat een derivaat omvat verstaan als een verwijzing naar een geldmarktinstrument dat voldoet aan één van de criteria van artikel 32/2, § 1, of artikel 45/2, § 1, en aan alle criteria van artikel 32/2, §§ 2 en 3, of artikel 45/2, §§ 2 en 3, en dat een component bevat die voldoet aan de criteria van § 2. § 4. Een effect of een geldmarktinstrument wordt niet geacht een derivaat te omvatten wanneer het een component bevat die onafhankelijk van het effect of het geldmarktinstrument contractueel overdraagbaar is. Een dergelijke component wordt als een afzonderlijk financieel instrument beschouwd.".

Art. 14.In artikel 32 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de aanhef van paragraaf 1 worden de woorden "de volgende effecten en liquide financiële activa" ingevoegd na de woorden "bestaan uitsluitend uit";2° § 1, 8°, a), wordt vervangen als volgt : "a) de onderliggende waarden ervan bestaan uit een of meer van de volgende elementen : (i) de in deze paragraaf opgesomde activa, met inbegrip van de financiële instrumenten die een of meer kenmerken van deze activa bezitten; (ii) rentetarieven; (iii) wisselkoersen of valuta's; (iv) financiële indexen;"; 3° In de Nederlandse versie van § 1, 8°, b), worden de woorden "tot de één van volgende categorieën" vervangen door de woorden "tot één van de volgende categorieën".

Art. 15.In hetzelfde besluit wordt een artikel 32/1 ingevoegd luidende : "

Art. 32/1.§ 1. De effecten bedoeld in artikel 32 voldoen aan de volgende criteria : 1° het potentiële verlies dat de instelling voor collectieve belegging als gevolg van het aanhouden van deze effecten kan lijden, is beperkt tot het bedrag dat ervoor is betaald;2° de liquiditeit van de effecten doet geen afbreuk aan het vermogen van de instelling voor collectieve belegging om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling III in te kopen;3° betrouwbare waarderingen zijn voor deze effecten op de volgende wijze beschikbaar : a) in het geval van de in artikel 32, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, in de vorm van accurate, betrouwbare en regelmatig bekendgemaakte prijzen die ofwel marktprijzen zijn, ofwel prijzen die beschikbaar worden gesteld door waarderingssystemen die onafhankelijk van de uitgevende instelling zijn;b) in het geval van de in artikel 32, § 2, bedoelde andere effecten, in de vorm van een periodieke waardering die wordt afgeleid uit de gegevens van de uitgevende instelling van het effect of uit vakkundig onderzoek op beleggingsgebied;4° adequate informatie is voor deze instrumenten op de volgende wijze beschikbaar : a) in het geval van de in artikel 32, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, door middel van een regelmatige, accurate en uitgebreide informatieverstrekking aan de markt over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;b) in het geval van de in artikel 32, § 2, bedoelde andere effecten, door middel van een regelmatige en accurate informatieverstrekking aan de instelling voor collectieve belegging over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;5° zij zijn verhandelbaar;6° de verwerving ervan strookt met de beleggingsdoelstellingen of het beleggingsbeleid, of met beide, van de instelling voor collectieve belegging;7° met de eraan verbonden risico's wordt afdoende rekening gehouden in het kader van het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging. Voor de toepassing van de punten 2° en 5° van het eerste lid en tenzij de instelling voor collectieve belegging over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt, worden financiële instrumenten die overeenkomstig artikel 32, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, geacht geen afbreuk te doen aan het vermogen van de instelling voor collectieve belegging om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling III in te kopen en worden zij geacht verhandelbaar te zijn. § 2. De in artikel 32 bedoelde effecten omvatten : 1° rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met vast aantal rechten van deelneming, die voldoen aan de volgende criteria : a) zij voldoen aan paragraaf 1;b) de uitgevende instelling voor collectieve belegging is onderworpen aan op vennootschappen toepasselijke mechanismen van corporate governance of aan gelijkwaardige mechanismen;c) ingeval een andere entiteit namens de beleggingsvennootschap of trust met vast aantal rechten van deelneming het vermogensbeheer uitoefent, is deze entiteit aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger onderworpen;d) in geval van een beleggingsfonds, wordt dit fonds beheerd door een entiteit die aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger is onderworpen;2° financiële instrumenten die voldoen aan de volgende criteria : a) zij voldoen aan § 1; b) zij worden gedekt door of zijn gekoppeld aan het rendement van andere activa die kunnen verschillen van die welke in artikel 32, § 1, worden bedoeld."

Art. 16.In hetzelfde besluit wordt een artikel 32/2 ingevoegd luidende : "

Art. 32/2.§ 1. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 32 voldoen aan één van de volgende criteria : 1° zij hebben een looptijd bij uitgifte van ten hoogste 397 dagen;2° zij hebben een resterende looptijd van ten hoogste 397 dagen;3° de opbrengst ervan ondergaat regelmatig en ten minste om de 397 dagen een aanpassing die overeenkomt met de geldmarktontwikkelingen;4° het risicoprofiel ervan, met inbegrip van het krediet- en renterisico, stemt overeen met dat van financiële instrumenten die een in onder 1° of 2° bedoelde looptijd hebben of waarvan de opbrengst een onder 3° bedoelde aanpassing ondergaat. § 2. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 32 moeten tegen beperkte kosten binnen een voldoende kort tijdsbestek kunnen worden vervreemd, rekening gehouden met de op de instelling voor collectieve belegging rustende verplichting om haar rechten van deelneming op verzoek van een houder in te kopen of terug te betalen. § 3. Voor de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 32 zijn accurate en betrouwbare waarderingssystemen beschikbaar die aan de volgende criteria voldoen : 1° zij stellen de instelling voor collectieve belegging in staat een intrinsieke waarde te berekenen die overeenstemt met de waarde waartegen het in portefeuille gehouden financiële instrument zou kunnen worden verhandeld tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden;2° zij zijn gebaseerd op marktgegevens of op waarderingsmodellen, met inbegrip van systemen die op de kostprijs, rekening houdend met de verrichte afschrijvingen, zijn gebaseerd. § 4. Aan de in de §§ 2 en 3 vermelde criteria wordt geacht te zijn voldaan in het geval van geldmarktinstrumenten die overeenkomstig artikel 32, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, tenzij de instelling voor collectieve belegging over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt."

Art. 17.In hetzelfde besluit wordt een artikel 32/3 ingevoegd luidende : "

Art. 32/3.§ 1. De financiële derivaten bedoeld in artikel 32, § 1, 8°, omvatten kredietderivaten die aan de volgende criteria voldoen : 1° zij maken de overdracht mogelijk van het kredietrisico van een onderliggend actief, in de zin van artikel 32, § 1, 8°, a), onafhankelijk van de andere risico's die aan dit actief zijn verbonden;2° zij resulteren niet in de levering of overdracht, met inbegrip in de vorm van contanten, van andere activa dan die welke zijn bedoeld in artikel 32, §§ 1 en 2;3° zij voldoen aan de criteria voor OTC-derivaten vastgesteld in artikel 32, § 1, 8°, b) en c), en in de §§ 2 en 3;4° met de risico's ervan wordt afdoende rekening gehouden bij het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging en bij haar interne controlemechanismen ingeval zich de kans voordoet op informatieasymmetrie tussen de instelling voor collectieve belegging en de wederpartij bij het kredietderivaat, als gevolg van de mogelijke toegang van de wederpartij tot niet-openbare informatie over ondernemingen waarvan de activa worden gebruikt als onderliggende waarden door kredietderivaten. § 2. Voor de toepassing van artikel 32, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar een betrouwbare en verifieerbare waardering opgevat als een verwijzing naar een door de instelling voor collectieve belegging verrichte waardering die overeenstemt met de in § 3 bedoelde waarde in het economische verkeer, die niet slechts op de marktnoteringen van de wederpartij is gebaseerd en die voldoet aan de volgende criteria : 1° de grondslag voor de waardering is ofwel een betrouwbare actuele marktwaarde van het instrument ofwel, indien een dergelijke waarde niet beschikbaar is, een prijsbepalingsmodel waarbij van een passende en erkende methode gebruik wordt gemaakt;2° de waardering wordt door een van de volgende partijen geverifieerd : a) een passende derde die onafhankelijk is van de wederpartij van het OTC-derivaat;de verificatie geschiedt met een passende frequentie en op een zodanige wijze dat de instelling voor collectieve belegging deze kan controleren; b) een eenheid binnen de instelling voor collectieve belegging die onafhankelijk is van de met het vermogensbeheer belaste afdeling en die daartoe voldoende is toegerust. § 3. Voor de toepassing van artikel 32, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar de waarde in het economische verkeer opgevat als een verwijzing naar het bedrag waarvoor een activum kan worden verhandeld, of een verplichting kan worden afgewikkeld, tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden. § 4. De verwijzing in artikel 32, § 1, 8°, naar financiële derivaten wordt opgevat als een uitsluiting van grondstoffen afgeleide instrumenten."

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt een artikel 32/4 ingevoegd luidende : "

Art. 32/4.§ 1. De financiële indexen bedoeld in artikel 32, § 1, 8°, a), voldoen aan de volgende criteria : 1° zij zijn voldoende gediversifieerd, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) de index is op een zodanige wijze samengesteld, dat prijsbewegingen of handelsactiviteiten die op een component ervan betrekking hebben, geen onevenredige invloed op de ontwikkeling van de gehele index hebben;b) ingeval de index is samengesteld uit in artikel 32, § 1, bedoelde activa, is de samenstelling ervan ten minste gediversifieerd overeenkomstig artikel 37;c) ingeval de index is samengesteld uit andere dan de in artikel 32, § 1, bedoelde activa, is deze gediversifieerd op een wijze die gelijkwaardig is aan die welke bij artikel 37 is bepaald;2° zij zijn voldoende representatief voor de markt waarop zij betrekking hebben, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) de index geeft op relevante en passende wijze de ontwikkeling weer van een representatieve groep onderliggende waarden;b) de index wordt periodiek herzien of herijkt op basis van voor het publiek beschikbare criteria om ervoor te zorgen dat hij een afspiegeling blijft vormen van de markten waarop hij betrekking heeft;c) de onderliggende waarden zijn zodanig liquide, dat de gebruikers indien nodig de index kunnen reconstrueren;3° zij worden op passende wijze bekendgemaakt, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) het proces voor de bekendmaking ervan berust op gedegen procedures voor de verzameling van de prijzen en voor de berekening en vervolgens de publicatie van de indexwaarde en omvat tevens prijsbepalingsprocedures voor componenten waarvoor geen marktprijs beschikbaar is;b) wezenlijke gegevens over aangelegenheden, zoals de methode voor de berekening en herijking van de index, indexwijzigingen en operationele moeilijkheden bij het verstrekken van actuele of nauwkeurige informatie worden tijdig en op ruime schaal verstrekt. § 2. Wanneer de activa die als onderliggende waarden worden gebruikt van de financiële derivaten bedoeld in artikel 32, § 1, 8°, niet als een financiële index kunnen worden gekwalificeerd overeenkomstig § 1, worden deze financiële derivaten beschouwd als zijnde gebaseerd op een combinatie van activa bedoeld in artikel 32, § 1, 8°, a), (i), (ii), of (iii)."

Art. 19.In hetzelfde besluit wordt een artikel 32/5 ingevoegd luidende : "

Art. 32/5.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 32/2, §§ 1 tot 3, voldoen de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 32, § 1, 9°, aan de volgende criteria : 1° er is passende informatie voor deze instrumenten beschikbaar, met inbegrip van informatie die een passende beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt, rekening gehouden met de §§ 2 tot 4;2° zij zijn vrij overdraagbaar. § 2. Voor de in artikel 32, § 1, 9°, b), (i), bedoelde geldmarktinstrumenten, met uitzondering van die bedoeld in § 3 en die welke door de Europese Centrale Bank of door een centrale bank van een lidstaat worden uitgegeven, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie in : inlichtingen over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de uitgifte van het geldmarktinstrument. § 3. Voor de in artikel 32, § 1, 9°, b), (ii) en (iv), bedoelde geldmarktinstrumenten of voor de geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven door een regionale of plaatselijke overheid van een lidstaat, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling, maar die niet worden gegarandeerd door een lidstaat of, in geval van een federale staat die een lidstaat is, door een van de deelstaten van de federatie, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in : 1° informatie over zowel de uitgifte of het uitgifteprogramma als over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;3° controle van de onder 1° bedoelde informatie door ter zake gekwalificeerde derden die geen instructies aannemen van de uitgevende instelling;4° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma. § 4. Voor de in artikel 32, § 1, 9°, b), (iii), bedoelde geldmarktinstrumenten houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in : 1° informatie over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;3° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel van andere gegevens die een adequate beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt. § 5. Voor de toepassing van artikel 32, § 1, 9°, b), (iii), wordt de verwijzing naar een instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld opgevat als de verwijzing naar een uitgevende instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften en die tevens voldoet aan één van de volgende criteria : 1° zij is gevestigd in de Europese Economische Ruimte;2° zij is gevestigd in de tot de Groep van Tien behorende OESO-landen;3° zij heeft ten minste een zodanige rating dat zij als investeringswaardig wordt aangemerkt;4° op basis van een diepgaande analyse van de uitgevende instelling kan worden aangetoond, dat de op deze uitgevende instelling toepasselijke bedrijfseconomische voorschriften ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld. § 6. Voor de toepassing van artikel 32, § 1, 9°, b), (iv), wordt de verwijzing naar effectiseringsinstrumenten opgevat als de verwijzing naar voor effectiseringsdoeleinden opgezette constructies in de vorm van een vennootschap of een trust of in een contractuele vorm.

Voor de toepassing van dezelfde bepaling wordt de verwijzing naar bankliquiditeitenlijnen opgevat als een verwijzing naar bankfaciliteiten die worden gewaarborgd door een financiële instelling die zelf aan artikel 32, § 1, 9°, b), (iii), voldoet."

Art. 20.In artikel 33 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandstalige versie van § 2, derde lid, wordt het woord "lijdt" vervangen door de woorden "zou lijden";2° in § 3, eerste lid, worden de woorden "de beleggingsgrenzen, gesteld in artikel 34 niet overschrijdt" vervangen door de woorden "de beleggingsgrenzen, gesteld in artikelen 34, 38 en 39, niet overschrijdt" 3° in § 3, tweede lid, worden de woorden "die beantwoordt aan artikel 34" geschrapt; 4° paragraaf 4 wordt aangevuld met het volgende lid : "Ingeval een financieel instrument, bedoeld in artikel 32/1, § 2, 2°, een component bevat in de vorm van een derivaat, bedoeld in artikel 29, § 2 of § 3, zijn de voorschriften van de artikelen 40, § 5, en 153, § 5, van de wet en van artikel 33 op deze component van toepassing."

Art. 21.In de Nederlandstalige versie van artikel 34, § 1, vierde lid, worden de woorden "tegen waarde" geschrapt.

Art. 22.Artikel 36 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 23.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de paragrafen 3, 4, 5 en 6, luidende : "§ 3. De verwijzing in § 1 naar het volgen van de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index wordt opgevat als een verwijzing naar het volgen van de samenstelling van de onderliggende activa van de index, onder meer ook met gebruikmaking van derivaten of andere technieken en instrumenten zoals bedoeld in de artikelen 35, 48, 72, 2°, 73 en 73/1. § 4. De verwijzing in § 1, 1°, naar een index waarvan de samenstelling voldoende gediversifieerd is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die voldoet aan de in § 1 vastgelegde risicospreidingsregels. § 5. De verwijzing in § 1, 2°, naar een index die voldoende representatief is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index waarvan de opsteller gebruikmaakt van een erkende methode die in het algemeen niet resulteert in de uitsluiting van een belangrijke uitgevende instelling op de markt waarop de index betrekking heeft. § 6. De verwijzing in § 1, 3°, naar een index die op passende wijze wordt bekendgemaakt, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die aan de volgende criteria voldoet : 1° hij is toegankelijk voor het publiek;2° de opsteller van de index is onafhankelijk van de instelling voor collectieve belegging die de index volgt. Het vorige lid, 2°, belet niet, dat opstellers van indexen en de instelling voor collectieve belegging deel uitmaken van dezelfde economische groep, op voorwaarde dat effectieve regelingen zijn getroffen voor het beheer van belangenconflicten."

Art. 24.Artikel 40 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 25.Artikel 41, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "zelfs indien deze instelling voor collectieve belegging verschillende compartimenten telt."

Art. 26.In artikel 45 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de aanhef van paragraaf 1 worden de woorden "de volgende effecten en liquide financiële activa" ingevoegd na de woorden "bestaan uitsluitend uit";2° § 1, 8°, a), wordt als volgt vervangen : "a) de onderliggende waarden ervan bestaan uit een of meer van de volgende elementen : (i) de in deze paragraaf opgesomde activa, met inbegrip van de financiële instrumenten die een of meer kenmerken van deze activa bezitten; (ii) rentetarieven; (iii) wisselkoersen of valuta's; (iv) financiële indexen;";

Art. 27.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45/1 ingevoegd luidende : "

Art. 45/1.§ 1. De effecten bedoeld in artikel 45 voldoen aan de volgende criteria : 1° het potentiële verlies dat de instelling voor collectieve belegging als gevolg van het aanhouden van deze effecten kan lijden, is beperkt tot het bedrag dat ervoor is betaald;2° de liquiditeit van de effecten doet geen afbreuk aan het vermogen van de instelling voor collectieve belegging om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling III in te kopen;3° betrouwbare waarderingen zijn voor deze effecten op de volgende wijze beschikbaar : a) in het geval van de in artikel 45, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, in de vorm van accurate, betrouwbare en regelmatig bekendgemaakte prijzen die ofwel marktprijzen zijn, ofwel prijzen die beschikbaar worden gesteld door waarderingssystemen die onafhankelijk van de uitgevende instelling zijn;b) in het geval van de in artikel 45, § 2, bedoelde andere effecten, in de vorm van een periodieke waardering die wordt afgeleid uit de gegevens van de uitgevende instelling van het effect of uit vakkundig onderzoek op beleggingsgebied;4° adequate informatie is voor deze instrumenten op de volgende wijze beschikbaar : a) in het geval van de in artikel 45, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, door middel van een regelmatige, accurate en uitgebreide informatieverstrekking aan de markt over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;b) in het geval van de in artikel 45, § 2, bedoelde andere effecten, door middel van een regelmatige en accurate informatieverstrekking aan de instelling voor collectieve belegging over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;5° zij zijn verhandelbaar;6° de verwerving ervan strookt met de beleggingsdoelstellingen of het beleggingsbeleid, of met beide, van de instelling voor collectieve belegging;7° met de eraan verbonden risico's wordt afdoende rekening gehouden in het kader van het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging. Voor de toepassing van de punten 2° en 5° van het eerste lid en tenzij de instelling voor collectieve belegging over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt, worden financiële instrumenten die overeenkomstig artikel 45, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, geacht geen afbreuk te doen aan het vermogen van de instelling voor collectieve belegging om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling III in te kopen en worden zij geacht verhandelbaar te zijn. § 2. De in artikel 45 bedoelde effecten omvatten : 1° rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging met vast aantal rechten van deelneming, die voldoen aan de volgende criteria : a) zij voldoen aan paragraaf 1;b) de uitgevende instelling voor collectieve belegging is onderworpen aan op vennootschappen toepasselijke mechanismen van corporate governance of aan gelijkwaardige mechanismen;c) ingeval een andere entiteit namens de beleggingsvennootschap of trust met vast aantal rechten van deelneming het vermogensbeheer uitoefent, is deze entiteit aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger onderworpen;d) in geval van een beleggingsfonds, wordt dit fonds beheerd door een entiteit die aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger is onderworpen;2° financiële instrumenten die voldoen aan de volgende criteria : a) zij voldoen aan § 1; b) zij worden gedekt door of zijn gekoppeld aan het rendement van andere activa die kunnen verschillen van die welke in artikel 45, § 1, worden bedoeld."

Art. 28.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45/2 ingevoegd luidende : "

Art. 45/2.§ 1. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 45 voldoen aan één van de volgende criteria : 1° zij hebben een looptijd bij uitgifte van ten hoogste 397 dagen;2° zij hebben een resterende looptijd van ten hoogste 397 dagen;3° de opbrengst ervan ondergaat regelmatig en ten minste om de 397 dagen een aanpassing die overeenkomt met de geldmarktontwikkelingen;4° het risicoprofiel ervan, met inbegrip van het krediet- en renterisico, stemt overeen met dat van financiële instrumenten die een in onder 1° of 2° bedoelde looptijd hebben of waarvan de opbrengst een onder 3° bedoelde aanpassing ondergaat. § 2. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 45 moeten tegen beperkte kosten binnen een voldoende kort tijdsbestek kunnen worden vervreemd, rekening gehouden met de op de instelling voor collectieve belegging rustende verplichting om haar rechten van deelneming op verzoek van een houder in te kopen of terug te betalen. § 3. Voor de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 45 zijn accurate en betrouwbare waarderingssystemen beschikbaar die aan de volgende criteria voldoen : 1° zij stellen de instelling voor collectieve belegging in staat een intrinsieke waarde te berekenen die overeenstemt met de waarde waartegen het in portefeuille gehouden financiële instrument zou kunnen worden verhandeld tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden;2° zij zijn gebaseerd op marktgegevens of op waarderingsmodellen, met inbegrip van systemen die op de kostprijs, rekening houdend met de verrichte afschrijvingen, zijn gebaseerd. § 4. Aan de in de §§ 2 en 3 vermelde criteria wordt geacht te zijn voldaan in het geval van geldmarktinstrumenten die overeenkomstig artikel 45, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, tenzij de instelling voor collectieve belegging over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt."

Art. 29.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45/3 ingevoegd luidende : "

Art. 45/3.§ 1. De financiële derivaten bedoeld in artikel 45, § 1, 8°, omvatten kredietderivaten die aan de volgende criteria voldoen : 1° zij maken de overdracht mogelijk van het kredietrisico van een onderliggend actief, in de zin van artikel 45, § 1, 8°, a), onafhankelijk van de andere risico's die aan dit actief zijn verbonden;2° zij resulteren niet in de levering of overdracht, met inbegrip in de vorm van contanten, van andere activa dan die welke zijn bedoeld in artikel 45, §§ 1 en 2;3° zij voldoen aan de criteria voor OTC-derivaten vastgesteld in artikel 45, § 1, 8°, b) en c), en in de §§ 2 en 3;4° met de risico's ervan wordt afdoende rekening gehouden bij het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging en bij haar interne controlemechanismen ingeval zich de kans voordoet op informatieasymmetrie tussen de instelling voor collectieve belegging en de wederpartij bij het kredietderivaat, als gevolg van de mogelijke toegang van de wederpartij tot niet-openbare informatie over ondernemingen waarvan de activa worden gebruikt als onderliggende waarden door kredietderivaten. § 2. Voor de toepassing van artikel 45, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar een betrouwbare en verifieerbare waardering opgevat als een verwijzing naar een door de instelling voor collectieve belegging verrichte waardering die overeenstemt met de in § 3 bedoelde waarde in het economische verkeer, die niet slechts op de marktnoteringen van de wederpartij is gebaseerd en die voldoet aan de volgende criteria : 1° de grondslag voor de waardering is ofwel een betrouwbare actuele marktwaarde van het instrument ofwel, indien een dergelijke waarde niet beschikbaar is, een prijsbepalingsmodel waarbij van een passende en erkende methode gebruik wordt gemaakt;2° de waardering wordt door een van de volgende parijen geverifieerd : a) een passende derde die onafhankelijk is van de wederpartij van het OTC-derivaat;de verificatie geschiedt met een passende frequentie en op een zodanige wijze dat de instelling voor collectieve belegging deze kan controleren; b) een eenheid binnen de instelling voor collectieve belegging die onafhankelijk is van de met het vermogensbeheer belaste afdeling en die daartoe voldoende is toegerust. § 3. Voor de toepassing van artikel 45, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar de waarde in het economische verkeer opgevat als een verwijzing naar het bedrag waarvoor een activum kan worden verhandeld, of een verplichting kan worden afgewikkeld, tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden. § 4. De verwijzing in artikel 45, § 1, 8°, naar financiële derivaten wordt opgevat als een uitsluiting van van grondstoffen afgeleide instrumenten."

Art. 30.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45/4 ingevoegd luidende : "

Art. 45/4.§ 1. De financiële indexen bedoeld in artikel 45, § 1, 8°, a), voldoen aan de volgende criteria : 1° zij zijn voldoende gediversifieerd, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) de index is op een zodanige wijze samengesteld, dat prijsbewegingen of handelsactiviteiten die op een component ervan betrekking hebben, geen onevenredige invloed op de ontwikkeling van de gehele index hebben;b) ingeval de index is samengesteld uit in artikel 45, § 1, bedoelde activa, is de samenstelling ervan ten minste gediversifieerd overeenkomstig artikel 50;c) ingeval de index is samengesteld uit andere dan de in artikel 45, § 1, bedoelde activa, is deze gediversifieerd op een wijze die gelijkwaardig is aan die welke bij artikel 50 is bepaald;2° zij zijn voldoende representatief voor de markt waarop zij betrekking hebben, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) de index geeft op relevante en passende wijze de ontwikkeling weer van een representatieve groep onderliggende waarden;b) de index wordt periodiek herzien of herijkt op basis van voor het publiek beschikbare criteria om ervoor te zorgen dat hij een afspiegeling blijft vormen van de markten waarop hij betrekking heeft;c) de onderliggende waarden zijn zodanig liquide, dat de gebruikers indien nodig de index kunnen reconstrueren;3° zij worden op passende wijze bekendgemaakt, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) het proces voor de bekendmaking ervan berust op gedegen procedures voor de verzameling van de prijzen en voor de berekening en vervolgens de publicatie van de indexwaarde en omvat tevens prijsbepalingsprocedures voor componenten waarvoor geen marktprijs beschikbaar is;b) wezenlijke gegevens over aangelegenheden, zoals de methode voor de berekening en herijking van de index, indexwijzigingen en operationele moeilijkheden bij het verstrekken van actuele of nauwkeurige informatie worden tijdig en op ruime schaal verstrekt. § 2. Wanneer de activa die als onderliggende waarden worden gebruikt van de financiële derivaten bedoeld in artikel 45, § 1, 8°, niet als een financiële index kunnen worden gekwalificeerd overeenkomstig § 1, worden deze financiële derivaten beschouwd als zijnde gebaseerd op een combinatie van activa bedoeld in artikel 45, § 1, 8°, a), (i), (ii), of (iii)."

Art. 31.In hetzelfde besluit wordt een artikel 45/5 ingevoegd luidende : "

Art. 45/5.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 45/2, §§ 1 tot 3, voldoen de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 45, § 1, 9°, aan de volgende criteria : 1° er is passende informatie voor deze instrumenten beschikbaar, met inbegrip van informatie die een passende beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt, rekening gehouden met de §§ 2 tot 4;2° zij zijn vrij overdraagbaar. § 2. Voor de in artikel 45, § 1, 9°, b), (i), bedoelde geldmarktinstrumenten, met uitzondering van die bedoeld in § 3 en die welke door de Europese Centrale Bank of door een centrale bank van een lidstaat worden uitgegeven, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie in : inlichtingen over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de uitgifte van het geldmarktinstrument. § 3. Voor de in artikel 45, § 1, 9°, b), (ii) en (iv), bedoelde geldmarktinstrumenten of voor de geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven door een regionale of plaatselijke overheid van een lidstaat, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling, maar die niet worden gegarandeerd door een lidstaat of, in geval van een federale staat die een lidstaat is, door een van de deelstaten van de federatie, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in : 1° informatie over zowel de uitgifte of het uitgifteprogramma als over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;3° controle van de onder 1° bedoelde informatie door ter zake gekwalificeerde derden die geen instructies aannemen van de uitgevende instelling;4° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma. § 4. Voor de in artikel 45, § 1, 9°, b), (iii), bedoelde geldmarktinstrumenten houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in : 1° informatie over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;3° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel van andere gegevens die een adequate beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt. § 5. Voor de toepassing van artikel 45, § 1, 9°, b), (iii), wordt de verwijzing naar een instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld opgevat als de verwijzing naar een uitgevende instelling die onderworpen is en voldoet aan bedrijfseconomische voorschriften en die tevens voldoet aan één van de volgende criteria : 1° zij is gevestigd in de Europese Economische Ruimte;2° zij is gevestigd in de tot de Groep van Tien behorende OESO-landen;3° zij heeft ten minste een zodanige rating dat zij als investeringswaardig wordt aangemerkt;4° op basis van een diepgaande analyse van de uitgevende instelling kan worden aangetoond, dat de op deze uitgevende instelling toepasselijke bedrijfseconomische voorschriften ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld. § 6. Voor de toepassing van artikel 45, § 1, 9°, b), (iv), wordt de verwijzing naar effectiseringsinstrumenten opgevat als de verwijzing naar voor effectiseringsdoeleinden opgezette constructies in de vorm van een vennootschap of een trust of in een contractuele vorm.

Voor de toepassing van dezelfde bepaling wordt de verwijzing naar bankliquiditeitenlijnen opgevat als een verwijzing naar bankfaciliteiten die worden gewaarborgd door een financiële instelling die zelf aan artikel 45, § 1, 9°, b), (iii), voldoet."

Art. 32.In artikel 46 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de Nederlandstalige versie van § 1, derde lid, worden de woorden "met de bijdrage van de onderliggende activa" vervangen door de woorden "met de bijdrage van deze onderliggende activa";2° in de Nederlandstalige versie van § 2, eerste lid, wordt het woord "lijdt" vervangen door de woorden "zou lijden";3° in § 3, eerste lid, worden de woorden "de beleggingsgrenzen, gesteld in artikel 47 niet overschrijdt" vervangen door de woorden "de beleggingsgrenzen, gesteld in de artikelen 47, 51 en 52, niet overschrijdt" 4° in § 3, derde lid, worden de woorden "die beantwoordt aan artikel 47" geschrapt; 5° paragraaf 4 wordt aangevuld met het volgende lid : "In geval een financieel instrument, bedoeld in artikel 45/1, § 2, 2°, een component bevat in de vorm van een derivaat, bedoeld in artikel 29, § 2 of § 3, zijn de voorschriften van de artikelen 40, § 5, en 153, § 5, van de wet en van artikel 46 op deze component van toepassing."

Art. 33.Artikel 49 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 34.Artikel 50 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de paragrafen 3, 4, 5 en 6, luidende : "§ 3. De verwijzing in § 1 naar het volgen van de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index wordt opgevat als een verwijzing naar het volgen van de samenstelling van de onderliggende activa van de index, onder meer ook met gebruikmaking van derivaten of andere technieken en instrumenten zoals bedoeld in de artikelen 35, 48, 72, 2°, 73 en 73/1. § 4. De verwijzing in § 1, 1°, naar een index waarvan de samenstelling voldoende gediversifieerd is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die voldoet aan de in § 1, vastgelegde risicospreidingsregels. § 5. De verwijzing in § 1, 2°, naar een index die voldoende representatief is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index waarvan de opsteller gebruikmaakt van een erkende methode die in het algemeen niet resulteert in de uitsluiting van een belangrijke uitgevende instelling op de markt waarop de index betrekking heeft. § 6. De verwijzing in § 1, 3°, naar een index die op passende wijze wordt bekendgemaakt, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die aan de volgende criteria voldoet : 1° hij is toegankelijk voor het publiek;2° de opsteller van de index is onafhankelijk van de instelling voor collectieve belegging die de index volgt. Het vorige lid, 2°, belet niet, dat opstellers van indexen en de instelling voor collectieve belegging deel uitmaken van dezelfde economische groep, op voorwaarde dat effectieve regelingen zijn getroffen voor het beheer van belangenconflicten."

Art. 35.Artikel 53, § 1, 3°, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 36.Artikel 54 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 37.Artikel 55, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : "zelfs indien deze instelling voor collectieve belegging verschillende compartimenten telt."

Art. 38.In artikel 58 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : "§ 2.De pensioenspaarfondsen mogen de tarieven, bedoeld in het eerste lid van de eerste paragraaf niet als een maximum uitdrukken."; 2° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : "§ 4.Een instelling voor collectieve belegging kan een prestatievergoeding toekennen aan de persoon, aan wie zij de beheertaken voor instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 3, 9°, a), van de wet, toevertrouwt, voor zover deze vergoeding bijkomstig is aan de basisvergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille van de instelling voor collectieve belegging."

Art. 39.In artikel 59, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "brengt deze vennootschap geen provisies of kosten in rekening voor het beheer van het overeenkomstige deel van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging" vervangen door de woorden "mag deze vennootschap enkel provisies en kosten in rekening brengen voor het beheer van het overeenkomstige deel van de portefeuille voor het hoogste van de hierna volgende bedragen : 1° het verschil tussen de provisies en kosten van de onderliggende instelling voor collectieve belegging enerzijds en de provisies en kosten van de instelling voor collectieve belegging anderzijds; 2° het gedeelte van de provisies en kosten van de instelling voor collectieve belegging dat strekt tot vergoeding van de toewijzing van de activa."; b) in het tweede lid worden de woorden "Hetzelfde verbod" vervangen door de woorden "Dezelfde beperking"; c) het laatste lid wordt vervangen als volgt : "Het prospectus preciseert het gedeelte van de provisies en kosten van de instelling voor collectieve belegging dat strekt tot vergoeding van de toewijzing van de activa."

Art. 40.In artikel 60 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 3°, § 2, 3°, § 3, 2°, wordt telkens het woord "vast" geschrapt;2° in § 2, 2°, worden de woorden "die het verschil dekt tussen de verhandelingsprovisie van het nieuwe compartiment en het vorige compartiment" geschrapt; 3° in § 3, 3°, worden de woorden "op grond van concrete omstandigheden motiveert" vervangen door de woorden "motiveert op grond van concrete omstandigheden en objectieve criteria bepaald in het beheerreglement of de statuten."; 4° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art. 41.In hetzelfde besluit wordt een artikel 69/1 ingevoegd luidende : "

Art. 69/1.Alvorens te beleggen in OTC-derivaten, legt de instelling voor collectieve belegging een specifiek activiteitenprogramma ter goedkeuring voor aan de CBFA. Uit dit programma moet blijken dat de instelling voor collectieve belegging over de vereiste bevoegdheden en over een passende organisatie beschikt, afgestemd op de specifieke aard van dergelijke financiële instrumenten, in het bijzonder op hun waardering en op de opvolging van hun inherente risico's."

Art. 42.In hetzelfde besluit wordt een artikel 73/1 ingevoegd luidende : "

Art. 73/1.Onverminderd de toepassing van de artikelen 35, 48, 69/1, 72, 2°, en 73, mag een instelling voor collectieve belegging technieken en instrumenten gebruiken die betrekking hebben op effecten of geldmarktinstrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer, wanneer deze technieken en instrumenten aan de volgende criteria voldoen : 1° zij zijn economisch gepast in die zin dat zij kostendoelmatig zijn;2° zij worden gehanteerd met het oog op de verwezenlijking van een of meer van de volgende specifieke doelstellingen : a) de vermindering van de risico's;b) de terugbrenging van de kosten;c) het genereren van extra kapitaal of inkomsten voor de instelling voor collectieve belegging, waarbij het daaraan verbonden risico samenhangt met het risicoprofiel van de instelling voor collectieve belegging en de in artikelen 34, 37, 38, 39, 47, 50, 51 en 52 neergelegde risicospreidingsregels; 3° met de aan deze technieken en instrumenten verbonden risico's wordt afdoende rekening gehouden in het kader van het risicobeheerproces van de instelling voor collectieve belegging."

Art. 43.In artikel 83 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de inleidende zin worden de woorden "voor de kennisgeving bedoeld in artikel 78, § 1," vervangen door de woorden "hetzij vóór de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment van de beleggingsvennootschap, bedoeld in artikel 79, hetzij, voor een instelling voor collectieve belegging of een compartiment van een beleggingsvennootschap met een vaste vervaldag, vóór de in het beheerreglement of in de statuten bepaalde vervaldag" en worden de woorden "op het ogenblik van ontbinding," geschrapt;2° in het 1° worden de woorden "12 maanden voor de kennisgeving bedoeld in artikel 78, § 1," vervangen door de woorden "12 maanden zoals bedoeld in de inleidende zin";3° het artikel wordt aangevuld met de volgende leden : "Voor de vaststelling of inkopen 30% van het netto-vermogen van de betrokken instelling voor collectieve belegging of het betrokken compartiment vertegenwoordigen, wordt de situatie in aanmerking genomen op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de instelling voor collectieve belegging of van een compartiment van de beleggingsvennootschap, bedoeld in artikel 79, hetzij, voor een instelling voor collectieve belegging of een compartiment van een beleggingsvennootschap met een vaste vervaldag, op de in het beheerreglement of in de statuten bepaalde vervaldag. De regeling bepaald in de voorgaande leden moet niet worden nageleefd indien wordt aangetoond dat, sinds de start van de verhandeling van de rechten van deelneming van een instelling voor collectieve belegging of compartiment met vaste vervaldag, een jaarlijkse voorziening werd aangelegd tot volledige dekking van de vereffeningskosten van deze instelling voor collectieve belegging of dit compartiment."

Art. 44.Artikel 96, § 2, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : "De stopzetting van de uitgifte van rechten van deelneming overeenkomstig het eerste lid wordt bekend gemaakt in een bericht, dat wordt gepubliceerd in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de CBFA aanvaarde wijze. Deze stopzetting wordt vermeld in het prospectus en het vereenvoudigd prospectus."

Art. 45.Artikel 100 van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : "

Art. 100.De netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt vastgesteld op basis van de reële waarde van de activa en de passiva, tenzij anders bepaald in het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming.

Voor ten minste 80 % van de activa wordt een waarde, zoals bedoeld in het eerste lid, in aanmerking genomen die nog niet gekend was bij de afsluiting van de ontvangstperiode van de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentwijziging.

Voor effecten, geldmarktinstrumenten en financiële derivaten die worden verhandeld op een markt geviseerd in de artikelen 32, § 1, 1°, 2° en 3°, 45, § 1, 1°, 2° en 3°, is de waarde, zoals bedoeld in het eerste lid, gelijk aan de slotkoers van het betrokken instrument, tenzij anders bepaald door het koninklijk besluit van 10 november 2006."

Art. 46.In artikel 103 van hetzelfde besluit wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd dat als volgt luidt : "In het geval bedoeld in het 4° van het eerste lid en indien een bevoegde algemene vergadering die eerst wordt bijeengeroepen niet kan beslissen omdat het vereiste aanwezigheidsquorum niet is bereikt, wordt de schorsing opgeheven tot op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de tweede bevoegde algemene vergadering, voor zover de kosten van de ontbinding werden geprovisioneerd."

Art. 47.In artikel 109 van hetzelfde besluit worden de woorden "met toepassing van artikel 108 herberekende netto-inventariswaarden" vervangen door de woorden "overeenkomstig artikel 108 aangebrachte correctie".

Art. 48.In artikel 110 van hetzelfde besluit wordt na de eerste zin de volgende zin ingevoegd : "Zij vermeldt waar de gecorrigeerde netto-inventariswaarde, in vergelijking met de foutieve netto-inventariswaarde, gratis door het publiek kan worden geconsulteerd."

Art. 49.Artikel 117 van hetzelfde besluit, dat wordt ingevoegd vóór de aanduiding van hoofdstuk I van Titel III van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "

Art. 117.§ 1. Een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 129 van de wet, verspreidt in België in ten minste in één van de landstalen het prospectus, in voorkomend geval met inbegrip van de bijlage waarvan sprake in artikel 119, het vereenvoudigd prospectus in zover een vereenvoudigd prospectus moet worden opgesteld, het beheerreglement of de statuten, de jaarverslagen en de halfjaarverslagen evenals alle berichten en kennisgevingen aan de aandeelhouders.

Indien in België berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van de rechten van deelneming van een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht die is ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 129 van de wet worden verspreid in één of meerdere landstalen, dient deze instelling, onverminderd het voorgaande lid, het vereenvoudigd prospectus alsmede, in voorkomend geval, de bijlage aan het prospectus waarvan sprake in artikel 119, in België te verspreiden in de landstaal of in de diverse landstalen waarin voormelde berichten, reclame en andere stukken in België worden verspreid.

Gelet op de omstandigheden van het aanbod van de rechten van deelneming kan de CBFA toestaan dat, in afwijking van het eerste lid, het prospectus, met uitzondering in voorkomend geval van de bijlage waarvan sprake in artikel 119, de jaarverslagen, de halfjaarverslagen evenals het beheerreglement of de statuten worden verspreid in België in een andere taal, mits deze andere taal in België gangbaar is in financiële zaken.

De regeling opgenomen in de voorgaande leden geldt, in zoverre zij betrekking heeft op de taal waarin het prospectus in België moet worden verspreid, niet indien de wet van 16 juni 2006 op de openbare aanbieding van beleggingsinstrumenten en de toelating van beleggingsinstrumenten op de verhandeling op een gereglementeerde markt toepassing vindt. § 2. De berichten en kennisgevingen aan de aandeelhouders die, krachtens de voorgaande paragraaf, in België moeten worden verspreid, omvatten minstens de informatie die de instelling voor collectieve belegging in het land waar zij gevestigd is, verspreidt. Deze berichten en kennisgevingen moeten in België worden verspreid middels gelijkaardige modaliteiten als in het land waar de instelling voor collectieve belegging is gevestigd. § 3. De vertaling van de in paragraaf 1 bedoelde stukken wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de instelling voor collectieve belegging of de onderneming die instaat in België voor de verspreiding van de informatie die de instelling voor collectieve belegging dient te verstrekken."

Art. 50.Artikel 119, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt aangevuld met de bepaling onder 10°, luidende : "10° in voorkomend geval, preciseringen aangaande het gebruik van een handelsnaam."

Art. 51.In artikel 120 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt aangevuld met het volgende lid : "Niettegenstaande de toepassing van paragraaf 1 kan in berichten, reclame en andere stukken enkel melding worden gemaakt van rendementsberekeningen en totale-kostenpercentages indien deze worden berekend overeenkomstig bijlage C, zelfs indien deze gegevens worden vermeld in het laatste prospectus of vereenvoudigd prospectus."; 2° het artikel wordt als volgt aangevuld : "§ 3.Een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht mag noch de term "gewaarborgd kapitaal" of een gelijkaardige term, noch de term "kapitaalbescherming", "beschermd kapitaal" of een gelijkaardige term gebruiken in een bericht, reclame of ander stuk bedoeld in § 1, tenzij is voldaan aan de voorwaarden bepaald in artikel 68."

Art. 52.In artikel 121 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "artikelen 98 en 99" vervangen door de woorden "artikelen 98, 99, 111 en 112, § 1,"; 2° na het eerste lid wordt het volgende lid ingevoegd : "De financiële bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging in België mogen geen andere provisies of kosten aanrekenen dan deze die worden bedoeld in artikel 60, § 1, 2° en 3°, § 2, 2° en 3°, § 3, 2°."

Art. 53.In artikel 123, 7°, van hetzelfde besluit, wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt : "b) in België te zorgen voor de verspreiding van de informatie die de instelling voor collectieve belegging moet verstrekken".

Art. 54.Artikel 130 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : "De financiële bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de rechten van deelneming van de instelling voor collectieve belegging in België mogen geen andere provisies of kosten aanrekenen dan deze die worden bedoeld in artikel 60, § 1, 2° en 3°, § 2, 2° en 3°, § 3, 2°."

Art. 55.In artikel 131 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt aangevuld met het volgende lid : "Een instelling voor collectieve belegging naar buitenlands recht mag noch de term "gewaarborgd kapitaal" of een gelijkaardige term noch de term "kapitaalbescherming", "beschermd kapitaal" of een gelijkaardige term gebruiken, tenzij is voldaan aan de voorwaarden bepaald in artikel 68."; 2° in § 3, eerste lid, worden de woorden "artikelen 98 en 99" vervangen door de woorden "artikelen 98, 99, 111 en 112, § 1,";3° paragraaf 4 wordt vervangen als volgt : "§ 4.Artikel 113 en, mutatis mutandis, hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met veranderlijk aantal rechten van deelneming zijn van toepassing, rekening houdend met de de kenmerken van de instelling voor collectieve belegging en de regelgeving van haar land van oorsprong. De instelling voor collectieve belegging verstrekt minstens informatie aan de beleggers die gelijkwaardig is aan deze bedoeld in hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2006."

Art. 56.In artikel 133, 7°, van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt : "b) in België te zorgen voor de verspreiding van de informatie die de instelling voor collectieve belegging moet verstrekken".

Art. 57.In artikel 138 van hetzelfde besluit worden de woorden"het prospectus en in" geschrapt.

Art. 58.Artikel 141 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 59.Aan de bijlage A bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt II.2.3., d), worden de woorden ", dan wel de referentie voor de berekening van de prestatievergoeding" ingevoegd tussen de woorden "of de wijze van beheer" en de woorden "van de instelling voor collectieve belegging eventueel op een benchmark zal worden afgestemd"; 2° punt II.2.4. wordt aangevuld met de bepaling onder e), luidende : "e) Eventuele mogelijkheid tot uitlening van financiële instrumenten.

Modaliteiten van de voorgenomen verrichtingen (OTC, gestandaardiseerd systeem dat wordt beheerd door een agent, gestandaardiseerd systeem dat wordt beheerd door een principaal), hun doelstelling alsook de op deze verrichtingen toepasselijke beperkingen indien de raad van bestuur striktere beperkingen heeft vastgesteld dan bepaald in het koninklijk besluit van 7 maart 2006, en de risico's teweeggebracht door deze verrichtingen."; 3° punt II.3. wordt aangevuld met een punt 4, luidende : "3.4. Indien de instelling voor collectieve belegging omwille van haar structuur vatbaar is voor blootstelling aan "market timing"-praktijken, vermelding van haar beleid ter zake en vermelding van de beschermings- en/of controlemaatregelen die worden genomen teneinde dergelijke praktijken te ontdekken en te vermijden."; 4° de bepalingen onder punt II.4. worden vervangen als volgt : "Indien de instelling voor collectieve belegging al minstens één jaar bestaat, vermelding van haar historisch rendement, berekend volgens de regels bepaald in punt 1 van afdeling I van bijlage C. Deze informatie mag bij het prospectus worden gevoegd."

Art. 60.Aan de bijlage B bij hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt II.2.2., d), worden de woorden ", dan wel de referentie voor de berekening van de prestatievergoeding" ingevoegd tussen de woorden "of de wijze van beheer" en de woorden "van de instelling voor collectieve belegging eventueel op een benchmark zal worden afgestemd"; 2° punt II.3. wordt aangevuld met een punt 4, luidende : "3.4. Indien de instelling voor collectieve belegging omwille van haar structuur vatbaar is voor blootstelling aan "market timing"-praktijken, vermelding van haar beleid ter zake en vermelding van de beschermings- en/of controlemaatregelen die worden genomen teneinde dergelijke praktijken te ontdekken en te vermijden."; 3° de bepalingen onder punt II.4. worden vervangen als volgt : "Indien de instelling voor collectieve belegging al minstens één jaar bestaat, vermelding van haar historisch rendement, berekend volgens de regels bepaald in punt 1 van afdeling I van bijlage C. Deze informatie mag bij het vereenvoudigd prospectus worden gevoegd."; 4° het tweede lid van punt V.1. van de Nederlandstalige versie wordt opgeheven.

Art. 61.Afdeling 1 van Bijlage C bij hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : "1. Algemeen 1. Rendementcijfers mogen alleen vermeld worden voor een instelling voor collectieve belegging die ten minste één jaar bestaan.2. Alle rendementscijfers worden vastgesteld op het einde van het boekjaar.3. De rendementscijfers worden in de vorm van een staafdiagram en in de vorm van een tabel met actuariële rendementen weergegeven. De rendementscijfers weergegeven in de vorm van een staafdiagram geven het jaarlijkse rendement weer over de laatste tien boekjaren. Indien het eerste boekjaar korter is dan 12 maanden, dan wordt geen rendement vermeld voor het eerste boekjaar. Indien het eerste boekjaar langer is dan 12 maanden, dan wordt het rendement voor het eerste boekjaar vermeld.

De actuariële rendementen hebben betrekking op de standaardperioden van 1, 3, 5 en 10 jaar; de rendementen worden voor alle periodes vermeld waarvoor ze beschikbaar zijn. 4. Het behaalde rendement wordt correct opgenomen en op jaarbasis uitgedrukt;het houdt rekening met alle provisies en kosten die aan de instelling voor collectieve belegging worden aangerekend.

Indien het technisch onmogelijk blijkt om de provisies en kosten ten laste van de deelnemer mee te rekenen, moeten die gedetailleerd worden opgegeven. In dat geval moet worden verduidelijkt dat het om rendementen zonder aftrek van aan de belegger aangerekende provisies en kosten gaat. 5. De berekeningswijze moet worden aangepast aan de kenmerken van de betrokken rechten van deelneming van de instellingen voor collectieve belegging en moet voor distributieaandelen worden gespecificeerd. De uitgekeerde netto-opbrengsten mogen bij distributieaandelen, met uitzondering van distributieaandelen van een in artikel 46, § 3, tweede lid, of 53 instelling voor collectieve belegging, mee verrekend worden in de rendementscijfers in de veronderstelling dat deze netto-opbrengsten worden herbelegd.

Indien er compartimenten en/of aandelenklassen bestaan, wordt het rendement voor alle compartimenten en/of aandelenklassen opgegeven. 6. Er wordt expliciet en duidelijk vermeld dat het om rendementscijfers gaat die gebaseerd zijn op historische gegevens die geen enkele waarborg kunnen geven met betrekking tot het toekomstige rendement en die geen rekening houden met mogelijke herstructureringen van instellingen voor collectieve belegging of compartimenten van beleggingsvennootschappen. In geval van herstructurering van instellingen voor collectieve belegging of van compartimenten van beleggingsvennootschappen, mag enkel het rendement van de verkrijgende instelling of het verkrijgende compartiment opgenomen worden. In geval van instellingen voor collectieve belegging of van compartimenten van beleggingsvennootschappen die (bij hun oprichting) ontstaan zijn uit de inbreng van de totaliteit van de activa van één enkele andere instelling voor collectieve belegging of van één enkel ander compartiment van een beleggingsvennootschap, mag wel het rendement van de inbrengende instelling voor collectieve belegging of van het compartiment van een beleggingsvennootschap vermeld worden. 7. Het rendement wordt berekend in de munteenheid waarin de netto-inventariswaarde wordt berekend.Het wordt gepubliceerd in de munteenheid waarin de netto-inventariswaarde wordt berekend en, in voorkomend geval, in de andere munteenheden waarin de netto-inventariswaarde wordt uitgedrukt. Niettemin, mag het rendement altijd ook gepubliceerd worden in euro. 2. Rendementsvergelijkingen 1.Elke rendementsvergelijking is gebaseerd op externe marktgegevens, toegankelijk voor het publiek. De vergelijking heeft betrekking op eenzelfde referentieperiode. 2. Indien : a) het beleggingsbeleid van een instelling voor collectieve belegging gericht is op het volgen van de samenstelling van een aandelen- of obligatie-index zoals bedoeld in artikel 37 of 50 of;b) de instelling voor collectieve belegging wordt beheerd aan de hand van een referentiewaarde (benchmark), andere dan bedoeld in a) of;c) de kostenstructuur van een instelling voor collectieve belegging omvat een prestatievergoeding zoals bedoeld in artikel 58, § 4 die afhankelijk is van een referentiewaarde (benchmark); dan moet een vergelijking gemaakt worden aan de hand van deze index of benchmark. 3. Rendementsvooruitzichten Rendementsvooruitzichten mogen enkel worden vermeld indien de belegger zekerheid wordt geboden, hetzij via een garantie, hetzij via het gebruik van bepaalde technieken of derivaten, dat het vooropgestelde rendement op (een) bepaalde dat(um)a daadwerkelijk wordt gerealiseerd en wordt uitgekeerd of gekapitaliseerd.Deze rendements-vooruitzichten worden in de vorm van actuariële rendementen weergegeven. Ze houden rekening met het totaal van de kosten en provisies tenzij het technisch onmogelijk blijkt om de provisies en kosten ten laste van de deelnemer mee te rekenen. In het laatste geval, moet worden verduidelijkt dat het om rendementen zonder aftrek van aan de belegger aangerekende provisies en kosten gaat. 4. Specifieke bijkomende of afwijkende regels inzake reclame met betrekking tot een openbaar aanbod van rechten van deelneming van een instelling voor collectieve belegging 1.De rendementen hebben betrekking op de standaard perioden zoals bedoeld in punt 1. Algemeen, 3, derde lid. De rendementscijfers worden vastgesteld op het einde van het laatste volledig verstreken kwartaal of op het einde van het boekjaar indien deze datum later valt. De rendementen mogen eveneens worden vastgesteld op het einde van de maand, voor zover deze rendementen worden opgenomen in een regelmatige publicatie, die minstens maandelijks verschijnt. 2. Wat de actuariële rendementen betreft mag de instelling voor collectieve belegging, naast de rendementscijfers van de standaardperioden als bedoeld in punt 1, "Algemeen", 3, derde lid, volgens dezelfde regels de rendementscijfers publiceren van andere standaardperioden die zij bepaalt, voor zover die jaren volledig zijn. Naast de rendementen als bedoeld in punt 1, "Algemeen", 3, derde lid, mag de instelling voor collectieve belegging ervoor opteren om de actuariële rendementen te publiceren die betrekking hebben op volledige kalenderjaren dan wel op volledige boekjaren die een periode van meer dan één jaar beslaan.

De instelling voor collectieve belegging mag er ook voor opteren om het actuariële rendement te publiceren van de periode die aanvangt bij de afsluitingsdatum van de initiële inschrijvingsperiode, voor zover dit rendement betrekking heeft op een periode van ten minste één jaar.

De rendementscijfers mogen bijkomend worden vastgesteld op standaardperiodes van een jaar die identiek zijn aan die periodes van een jaar die essentieel zijn voor beleggingsobjectief van de instelling voor collectieve belegging en op basis waarvan de structuur van de instelling voor collectieve belegging is opgezet. Dergelijke periodes worden vooraf bepaald in het (vereenvoudigd) prospectus.

Rendementscijfers in de vorm van een staafdiagram over de laatste 10 jaren, mogen, maar moeten niet, weergegeven worden. 4. Indien in andere dan onder punt "2.Vergelijkingen" bedoelde gevallen een index of interestvoet wordt vernoemd, moet een vergelijking gemaakt worden aan de hand van deze index of interestvoet. Er wordt verduidelijkt dat noch het beheer, noch de kosten van de ICB zijn afgestemd op de index of interestvoet. De term "benchmark" mag in dergelijke gevallen niet gebruikt worden.

Het bepaalde in voormeld lid, geldt ook indien dergelijke index of interestvoet wordt gebruikt in een grafiek die de evolutie van de netto-inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging opneemt. (zie punt 3.) 5. Een grafiek die de evolutie van de netto-inventariswaarde opneemt, mag worden opgenomen vanaf de afsluitingsdatum van de initiële inschrijvingsperiode van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment van de beleggingsvennootschap ofwel in absolute waarde ofwel op basis van de veronderstelling dat de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming gelijk is aan 100 op de afsluitingsdatum van de initiële inschrijvingsperiode van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment van de beleggingsvennootschap. Een grafiek die de evolutie van de netto-inventariswaarde van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment van de beleggingsvennootschap opneemt, alsook de evolutie van een benchmark, index of interestvoet mag worden opgemaakt vanaf de afsluitingsdatum van de initiële inschrijvingsperiode van de instelling voor collectieve belegging of van het compartiment van de beleggingsvennootschap op voorwaarde dat deze grafiek wordt opgemaakt op basis van de veronderstelling dat de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming alsook de waarde van de benchmark, index of interestvoet gelijk zijn aan 100 op de afsluitingsdatum van de initiële inschrijvingsperiode.

Voor een instelling voor collectieve belegging die langer dan 10 jaar bestaat, mogen de grafieken zich beperken tot een periode van 10 jaar.

In dat geval worden de grafieken opgemaakt op basis van de veronderstelling dat de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming alsook de waarde van de benchmark, index of interestvoet gelijk zijn aan 100 aan het begin van deze periode van 10 jaar."

Art. 62.Punt 9 van bijlage D bij hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : "9. De beschrijving, de berekeningswijze en het tarief van de provisies en kosten bedoeld in artikel 58, § 1, , alsook de identiteit van de begunstigde(n) van elk van de provisies en kosten; eventuele toelating bedoeld in artikel 60, § 3, 3°." De pensioenspaarfondsen mogen de provisies en kosten bedoeld in artikel 58, § 1, lid 1, niet als een maximum uitdrukken.

Art. 63.Punt 11 van bijlage D bij hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : "11. Vermelding dat de dagen waarop de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden ontvangen, in het prospectus en vereenvoudigd prospectus worden opgenomen en dat elke vermindering van de, in het prospectus en vereenvoudigd prospectus opgenomen, frequentie waarmee de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden ontvangen, de toelating van de algemene vergadering van deelnemers vereist; vermelding van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming op grond waarvan deze aanvragen worden uitgevoerd; berekeningswijze (en, in voorkomend geval, alternatieve berekeningswijze) van de netto-inventariswaarde; munteenheid waarin de netto-inventariswaarde wordt berekend, tenzij het instellingen voor collectieve belegging betreft als bedoeld in de artikelen 46, § 3, tweede lid en 53."

Art. 64.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 1 oktober 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^