Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 april 2001
gepubliceerd op 21 april 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid genomen in toepassing van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 gesloten op 8 december 1998

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012282
pub.
21/04/2001
prom.
02/04/2001
ELI
eli/besluit/2001/04/02/2001012282/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 APRIL 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid genomen in toepassing van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 gesloten op 8 december 1998 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid genomen in toepassing van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 gesloten op 8 december 1998.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999 Maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid genomen in toepassing van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 gesloten op 8 december 1998 (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 1999 onder het nummer 51596/COF/314) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers van de ondernemingen die behoren tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen en werd gesloten in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 gesloten op 8 december 1998. HOOFDSTUK II. - Conventioneel deeltijds brugpensioen

Art. 2.Deze maatregel is van toepassing op de voltijds tewerkgestelde werknemers zoals bedoeld in hoofdstuk III, Arbeids- en rusttijden, van de wet op de arbeid van 16 maart 1971.

Art. 3.De maatregel heeft tot doel een regeling tot deeltijds brugpensioen met compenserende aanwervingen in te voeren, zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr 55 gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, voor de oudere werknemers bedoeld in artikel 46 van de wet van 30 maart 1994.

Gezien het bestaan van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari en 27 maart 1995 betreffende de toekenning van het "uitzonderlijk" conventioneel brugpensioen op de leeftijd van 55 jaar (koninklijk besluit van 20 mei 1997, Belgisch Staatsblad van 8 oktober 1997), zal het deeltijds conventioneel brugpensioen eveneens worden toegekend vanaf de leeftijd van 55 jaar.

Art. 4.De betrokken werknemers moeten voltijds, zoals bedoeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, in de sector gewerkt hebben gedurende de periode van twaalf maanden die de vermindering van de prestaties onmiddellijk voorafgaat.

Art. 5.Zij dienen bovendien te genieten van de voor deze categorie van werknemers door de reglementering inzake verzekering tegen werkloosheid voorziene werkloosheidsuitkering.

Art. 6.Het aantal in het deeltijds arbeidsregime voorziene aantal arbeidsuren dient, na beperking, per arbeidscyclus gemiddeld gelijk te zijn aan de helft van het aantal arbeidsuren in een normaal voltijds arbeidsregime in de dienst.

Art. 7.De bijkomende vergoeding wordt berekend zoals vastgesteld in de artikelen 5 tot en met 10 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993.

Het bedrag van de bijkomende vergoeding is ten laste van de werkgever van de betrokken werknemer en wordt maandelijks uitbetaald. HOOFDSTUK III. - Loopbaanonderbreking

Art. 8.Onverminderd de wettelijke bepalingen terzake wordt het recht op loopbaanonderbreking erkend voor de in artikel 1 genoemde werknemers.

Art. 9.Er wordt ingegaan op de verzoeken in alle ondernemingen.

Art. 10.Het recht op loopbaanonderbreking gaat gepaard met de verbintenis van de werknemer dat hij zich niet als zelfstandige in dezelfde sector zal vestigen gedurende de loopbaanonderbreking. HOOFDSTUK IV. - Tewerkstelling en vorming van de risicogroepen

Art. 11.§ 1. In toepassing van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 gesloten op 8 december 1998, wordt de bijdrage van de werkgevers aan het fonds voor bestaanszekerheid van de sector voor 1999 en 2000 vastgesteld op 0,10 pct. van de brutoloonmassa. § 2. Een bijkomende bijdrage om het scheppen van arbeidsplaatsen te bevorderen wordt vastgesteld op 0,05 pct. in 1999 en in 2000.

Art. 12.De maatregelen ten voordele van de risicogroepen zijn die welke werden vastgesteld door het paritair comité in de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 maart 1991 (koninklijk besluit van 7 mei 1992, Belgisch Staatsblad van 9 juli 1992).

Art. 13.De omschrijving van de risicogroepen is die welke werd vastgesteld door de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen. HOOFDSTUK V. - Permanente vorming

Art. 14.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998, zal over de periode 1999-2000 de sector een bijzondere inspanning leveren dienstig voor het organiseren van een permanente vorming. Een bijdrage gelijk aan 1 pct. per jaar van de brutolonen zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden geïnd die zal terugstorten aan het Fonds voor Bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen. Een werkgroep zal een voorstel uitwerken ter aanpassing van de classificaties die ten gevolge van de permanente vorming zullen bewerkstelligd zijn. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling

Art. 15.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 april 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^