Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 april 2003
gepubliceerd op 19 mei 2003

Koninklijk besluit betreffende de vergoedingen waartoe de prestaties van het Rijksregister van de natuurlijke personen aanleiding geven

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000311
pub.
19/05/2003
prom.
02/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/02/2003000311/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de vergoedingen waartoe de prestaties van het Rijksregister van de natuurlijke personen aanleiding geven


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen strekt ertoe het tarief van de prestaties van het Rijksregister aan te passen. De laatste herziening van de vergoedingen is geschied door het koninklijk besluit van 10 februari 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 november 1984 betreffende de vergoedingen waartoe de prestaties van het Rijksregister van de natuurlijke personen aanleiding geven.

Rekening houdend met het feit dat de coëfficiënt van de index van het Openbaar Ambt in februari 1994 152,38 bedroeg en 175,05 in juli 2001, rechtvaardigen de prijsschommelingen sedert 1993 een verhoging met 20 %.

Het lijkt bovendien onontbeerlijk in onderhavig besluit het principe van de jaarlijkse automatische herziening van het tarief te stellen, naargelang van de schommelingen van de gezondheidsindex, teneinde een waardevermindering van de ontvangsten van het Rijksregister van de natuurlijke personen te vermijden, dat met uitzondering van de personeelskosten zich uit eigen middelen moet financieren.

De zeer snelle evolutie op het vlak van netwerken en telecommunicaties maakt overigens de onderscheidingscriteria, die in aanmerking genomen worden door het voornoemde koninklijk besluit van 10 februari 1993, wat de kostprijs van de aansluitingen betreft, moeilijk toepasbaar.

Zo is in het bijzonder het begrip « logische connecties », dat in principe het aantal gelijktijdige connecties uitmaakt, bron van tal van discussies en het stemt niet altijd overeen met het aantal terminals die kunnen aangesloten worden met het Rijksregister. Het bewuste begrip staat in verband met het gebruik van het netwerk van Belgacom, het genoemde DCS-netwerk. De informatie betreffende het aantal logische connecties dient door Belgacom verstrekt te worden aan het Rijksregister.

Om te vermijden dat het Rijksregister afhankelijk wordt van elementen die het zelf niet beheert, wordt er voor de toegang tot het Rijksregister een forfaitair tariferingssysteem aangewend.

Dit systeem berust op een onderscheid tussen de overheden en de openbare instellingen die in het bezit zijn van een wettelijke en/of reglementaire machtiging om één of meerdere informatiegegevens die in het Rijksregister opgenomen zijn, te raadplegen of bij te werken, en diegenen wier machtiging van toegang tot het Rijksregister beperkt is tot de raadpleging van de informatiegegevens die er opgenomen zijn.

Voor de eerstgenoemden wordt er een jaarlijkse tarifering toegepast; de kostprijs van de transactie (opvraging of bijwerking van een dossier) wordt niet aangerekend. Het is immers onbillijk de kostprijs van de transacties aan te rekenen aan overheden en openbare instellingen die de gegevensbank verrijken.

Het jaarlijks tarief dat op deze laatstgenoemden toegepast wordt, is bovendien verschillend naargelang het gaat om een gemeentebestuur of om andere overheden of openbare instellingen.

Het bedrag dat vastgesteld wordt voor de gemeenten, wordt immers aangepast volgens de categorie waartoe de gemeente behoort; de categorie wordt bepaald naargelang van een minimum- en een maximumbevolkingscijfer.

Voor de andere overheden en openbare instellingen die gemachtigd zijn bijwerkingen in te voeren, zoals de Dienst Vreemdelingenzaken, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Commissariaat-generaal voor Vluchtelingen en Staatlozen, de Raad van State, waarvoor het criterium betreffende het bevolkingscijfer niet kan aangewend worden, bestaat het tarief uit een jaarlijks bedrag van 2.500 EUR. Wat de overheden en de openbare instellingen betreft waarvan de machtiging van toegang tot het Rijksregister beperkt is tot de raadpleging van informatiegegevens die in deze gegevensbank opgenomen zijn, wordt het bedrag op dalende wijze en trapsgewijze per transactie vastgesteld. De kostprijs voor de toegang is inbegrepen.

Per transactie wordt voor de eerste 2 000 transacties 0.4958 EUR aangerekend; voor de volgende 3 000 transacties 0.3966 EUR; voor de volgende 5 000 transacties 0.2975 EUR; voor de volgende 40 000 transacties 0.2479 EUR; na de eerste 50 000 transacties wordt er per transactie 0.1488 EUR aangerekend.

Hierbij een voorbeeld : een organisme dat per jaar 61 000 transacties zou verrichten zal als volgt gefactureerd worden : (2.000*0.4958) + (3.000*0.3966) + (5.000*0.2975) + (40.000*0.2479) + (11.000*0.1488 ) = 15.222 EUR. Tenslotte wordt de berekeningswijze van de in artikel 1 bedoelde forfaitaire tarifering gepreciseerd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

ADVIES 34.772/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 27 januari 2003 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de vergoedingen waartoe de prestaties van het Rijksregister van de natuurlijke personen aanleiding geven", heeft op 29 januari 2003 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De motivering in de brief luidt als volgt : « L'urgence est motivée par le fait que la facturation des transactions, qui inclut le coût de l'affiliation au Registre national, se fera suivant un tarif dégressif sur base annuelle, et que le présent arrêté doit donc produire ses effets dès le début de l'exercice comptable, à savoir le 1er janvier 2003. » De Raad van State, afdeling Wetgeving, beperkt zich overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Rechtgrond 1. Artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt dat dit besluit "uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2003". Volgens de door de gemachtigde ambtenaar aan de Raad van State verstrekte uitleg, is die terugwerking niet bewust nagestreefd; zij is het gevolg van de termijn waarbinnen het ontworpen besluit is opgesteld, aangezien het advies van de Inspecteur van Financiën reeds is gegeven op 19 december 2001.

De Koning ontleent aan de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen evenwel niet de bevoegdheid om af te wijken van het algemeen rechtsbeginsel dat verordeningsbesluiten geen terugwerkende kracht hebben.

Artikel 4 moet dus vervallen.

Om in de toekomst de praktische nadelen te voorkomen die voortvloeien uit een tariefwijziging op een andere datum dan 1 januari, is het voldoende in het ontworpen koninklijk besluit te bepalen dat het tarief elk jaar zal worden herzien volgens de index die van toepassing is in de loop van een referentiemaand die voorafgaat aan 1 januari en niet "in de maand voorafgaand aan de maand van inwerkingtreding van dit besluit", zoals wordt gesteld in de ter fine van advies aan de Raad van State voorgelegde tekst. De gemachtigde ambtenaar is het daarmee eens. 2. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 november 1984, dat bij het voorliggende ontwerp wordt opgeheven, bepaalt dat "deze forfaitaire vergoeding wordt berekend in functie van de belasting die deze prestaties vertegenwoordigen". Die regel - of een soortgelijk principe - moet worden opgenomen in het ontworpen besluit om te voldoen aan een drievoudige rechtsplicht: op de bevoegdheid die de Koning aan de Minister opdraagt, moeten bepaalde beperkingen worden gesteld; het retributieve karakter van de gevorderde bedragen moet worden gewaarborgd; de gelijke behandeling van de burgers moet worden verzekerd.

De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;

De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

De heren F. Delpérée en F. Dehousse, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

2 APRIL 2003. - Koninklijk besluit betreffende de vergoedingen waartoe de prestaties van het Rijksregister van de natuurlijke personen aanleiding geven ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 7;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 december 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 26 november 2002;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de facturatie van de transacties, waarin de kostprijs van de aansluiting tot het Rijksregister inbegrepen is, zal geschieden volgens een degressief tarief op jaarbasis, en dat dit besluit derhalve uitwerking dient te hebben vanaf het begin van het boekjaar;

Gelet op het advies nr. 34.772/2 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De prestaties van het Rijksregister worden vergoed volgens het bij dit besluit bijgevoegde tarief. Er mag evenwel door de Minister van Binnenlandse Zaken een jaarlijkse forfaitaire vergoeding vastgelegd worden voor de prestaties die verricht worden ten behoeve van de openbare overheden, de instellingen van openbaar nut en de instellingen van algemeen belang bedoeld in artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, wanneer deze prestaties een doorlopend karakter hebben. Deze forfaitaire vergoeding wordt berekend in functie van de belasting die deze prestaties vertegenwoordigen, met name op grond van de tarifering van de toegang tot het Rijksregister die in dit geval van toepassing is, alsmede van de jaarlijkse kostprijs van het geraamde aantal transacties, met een minimum van duizend transacties per dag.

Art. 2.Het tarief wordt jaarlijks automatisch per 1 januari herzien op basis van de schommelingen van de gezondheidsindex volgens de formule : nieuw tarief = oud tarief x indexcijfer/basisindexcijfer Het basisindexcijfer is datgene dat van toepassing was in de maand december voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit en het nieuw indexcijfer is datgene dat van toepassing is in de maand december die de prijsherziening voorafgaat.

Art. 3.Het koninklijk besluit van 23 november 1984 betreffende de vergoedingen waartoe de prestaties van het Rijksregister van de natuurlijke personen aanleiding geven, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 8 juli 1999, wordt opgeheven.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004.

Art. 5.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Het bevolkingscijfer dat in aanmerking wordt genomen is dit op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar van facturatie. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 april 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^