Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 augustus 2002
gepubliceerd op 31 augustus 2002

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet en van artikel 37quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022669
pub.
31/08/2002
prom.
02/08/2002
ELI
eli/besluit/2002/08/02/2002022669/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet en van artikel 37quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd werd genomen ter uitvoering van artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet en van artikel 37quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers. Het bepaalt dat de burgemeesters en schepenen in functie en de voorzitters van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en hun vervangers in functie die onderworpen zijn aan het bijzonder statuut van sociale zekerheid bedoeld respectievelijk bij artikel 19, § 4, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet en bij artikel 37quater, eerste lid, van voormelde wet van 29 juni 1981, een verklaring op erewoord moeten doen over hun hoedanigheid van niet-beschermde persoon inzake sociale zekerheid. Zij moeten eveneens hun situatie inzake geneeskundige verzorging bewijzen door middel van een attest van hun verzekeringsinstelling.

Het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt tevens dat de gewezen burgemeesters en schepenen en de gewezen voorzitters van O.C.M.W.'s en hun (gewezen) vervangers die de terugbetaling van de persoonlijke bijdragen die inzake geneeskundige verzorging werden gestort vragen krachtens respectievelijk artikel 19, § 4, derde lid, van de nieuwe gemeentewet en artikel 37quater, derde lid, van voormelde wet van 29 juni 1981, moeten bewijzen door middel van een attest van de verzekeringsinstelling dat ze genieten van verstrekkingen inzake geneeskundige verzorging bij toepassing van artikel 32, 15°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

In zijn advies nr. 33.053/1 bepaalt de Raad van State dat « in het ontwerp komt onvoldoende duidelijk tot uiting dat, eensdeels, de zitting houdende lokale mandatarissen om de toepassing kunnen verzoeken van hetzij de sociale bescherming die beperkt blijft tot de sector verzorging van de ziekteverzekering, hetzij de ruimere sociale bescherming die onder meer ook de werkloosheids- en gezinsbijslagregeling omvat, en dat, anderdeels, de gewezen lokale mandatarissen enkel in aanmerking komen voor de beperkte sociale bescherming en uitsluitend om de toepassing van deze laatste kunnen verzoeken. Teneinde geen onzekerheid te laten bestaan omtrent dat onderscheid, dat trouwens reeds uit de wetsartikelen valt af te leiden die de ontworpen regeling tot rechtsgrond strekken, dient de redactie van de diverse artikelen van het ontwerp in die zijn te worden geëxpliciteerd. » Het gaat om een verkeerde interpretatie van artikel 37quater van voormelde wet van 29 juni 1981.

De burgemeesters en schepenen, de voorzitters van O.C.M.W.'s en hun vervangers in functie die de voorwaarden respectievelijk van artikel 19, § 4, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet of van artikel 37quater, eerste lid, van voormelde wet van 29 juni 1981 vervullen, hebben geen keuze en moeten worden onderworpen aan de regelingen verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag voor werknemers. Na afloop van hun mandaat kunnen de burgemeesters en schepenen, de voorzitters van O.C.M.W.'s en hun vervangers die de voorwaarden van respectievelijk artikel 19, § 4, derde lid, van de nieuwe gemeentewet of artikel 37quater , derde lid, van de wet van 29 juni 1981 vervullen, enkel de terugbetaling vragen van de bijdragen die voor de verzekering voor geneeskundige verzorging werden gestort.

Aangezien de Raad van State gevraagd heeft artikelen 1 en 2 van het ontwerp van koninklijk besluit nauwkeuriger te formuleren omdat ze niet duidelijk zijn, werden deze artikelen gesplitst. Artikel 1 van het nieuw ontwerp van koninklijk besluit heeft aldus betrekking op de burgemeesters en schepenen in functie die, zonder de toepassing van artikel 19, § 4, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet, aanvullende persoonlijke bijdragen voor geneeskundige verzorging zouden moeten betalen en die daardoor onderworpen zijn aan de regelingen verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag van de algemene regeling van sociale zekerheid voor werknemers. Dit artikel bepaalt dat voormelde burgemeesters en schepenen een verklaring op erewoord moeten doen, waarbij ze hun hoedanigheid van niet-beschermd lokale mandataris bevestigen, aangevuld met iedere informatie die het mogelijk maakt de toestand van de betrokkenen inzake geneeskundige verzorging vast te stellen.

Artikel 2 heeft betrekking op de gewezen burgemeesters en schepenen die persoonlijke bijdragen moeten betalen om te kunnen genieten van geneeskundige verzorging en bepaalt dat wanneer ze de terugbetaling door de gemeente van de bijdragen betreffende geneeskundige verzorging vragen, ze een attest van de verzekeringsinstelling moeten voegen bij hun aanvraag per aangetekende brief aan de gemeente, waarin wordt bevestigd dat ze persoonlijke bijdragen voor geneeskundige verzorging moeten betalen.

Artikel 3 heeft betrekking op de voorzitters van openbare centra voor maatschappelijk welzijn of hun vervangers in functie die, zonder de toepassing van artikel 37quater , eerste lid, van voormelde wet van 29 juni 1981, aanvullende persoonlijke bijdragen zouden moeten betalen om te kunnen genieten van geneeskundige verzorging en die daardoor onderworpen zijn aan de regelingen verplichte verzekering geneeskundige verzorging en uitkeringen, werkloosheidsuitkeringen en kinderbijslag van de algemene regeling van sociale zekerheid voor werknemers. Dit artikel bepaalt dat voormelde voorzitters van O.C.M.W.'s en hun vervangers een verklaring op erewoord moeten doen, waarbij ze hun hoedanigheid van niet-beschermde persoon bevestigen, aangevuld met iedere informatie die het mogelijk maakt de toestand van de betrokkenen inzake geneeskundige verzorging vast te stellen.

Artikel 4 heeft betrekking op de gewezen voorzitters van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en hun gewezen vervangers die persoonlijke bijdragen moeten betalen om te kunnen genieten van geneeskundige verzorging en bepaalt dat wanneer ze de terugbetaling door het O.C.M.W. van de bijdragen betreffende geneeskundige verzorging vragen, ze een attest van de verzekeringsinstelling moeten voegen bij hun aanvraag per aangetekende brief aan de Raad voor maatschappelijk welzijn, waarin wordt bevestigd dat ze persoonlijke bijdragen voor geneeskundige verzorging moeten betalen.

Artikelen 5 en 6 hebben betrekking op de doorzending van de attesten van de verzekeringsinstellingen aan de gemeente of aan de Raad voor maatschappelijk welzijn, attesten die bevestigen dat de betrokkenen de in artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet of de in artikel 37quater van voormelde wet van 29 juni 1981 bedoelde voorwaarden vervullen.

Ten slotte werd voor een beter begrip van het ontwerp van koninklijk besluit niet altijd gevolg gegeven aan het advies van de Raad van State om de volledige tekst van de wets- en verordeningsbepalingen te vermelden.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en getrouwe dienaar De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

Advies 33.053/1 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 19 februari 2002 door de Minister van Sociale Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet en van artikel 37quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers", heeft op 14 maart 2002 het volgende advies gegeven : Algemene opmerking In het ontwerp komt onvoldoende duidelijk tot uiting dat, eensdeels, de zitting houdende lokale mandatarissen om de toepassing kunnen verzoeken van hetzij de sociale bescherming die beperkt blijft tot de sector verzorging van de ziekteverzekering, hetzij de ruimere sociale bescherming die onder meer ook de werkloosheids- en gezinsbijslagregeling omvat, en dat, anderdeels, de gewezen lokale mandatarissen enkel in aanmerking komen voor de beperkte sociale bescherming en uitsluitend om de toepassing van deze laatste kunnen verzoeken (1).

Teneinde geen onzekerheid te laten bestaan omtrent dat onderscheid, dat trouwens reeds uit de wetsartikelen valt af de leiden die de ontworpen regeling tot rechtsgrond strekken, dient de redactie van de diverse artikelen van het ontwerp in die zin te worden geëxpliciteerd.

Onderzoek van de tekst : Aanhef : 1. Men redigere het tweede lid van de aanhef als volgt : « Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op artikel 19, § 4, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wet van 23 maart 2001;». 2. Onmiddellijk na het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet, worden best de leden ingevoegd waarin wordt gerefereerd aan de adviezen van het verzekeringscomité en van het beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.Men verplaatse derhalve het vijfde en het zesde lid van de aanhef. 3. Men passe de redactie van het zevende en het achtste lid van de aanhef aan als volgt : « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand; Gelet op advies 33.053/1 van de Raad van State, gegeven op 14 maart 2002, met toepassing van artikel 84, eerst lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».

Artikel 1.

In een normatieve tekst horen in beginsel geen woorden als "moeten" of "dienen te", aangezien de verplichting reeds voortvloeit uit de normatieve bepalingen zelf. Men vervange derhalve in de inleidende zin van artikel 1, § 2, van het ontwerp de woorden "moet de volgende documenten bevatten" door de woorden "bevat de volgende documenten".

Waar nodig dient de redactie van nog andere bepalingen van het ontwerp in die zin te worden aangepast.

Artikel 2 Aangezien het opschrift van de wet van 29 juni 1981 reeds wordt vermeld in artikel 2, § 1, van het ontwerp, volstaat het om in artikel 2, § 2, a) en b) , te schrijven "van de genoemde wet van 29 juni 1981".

Om een gelijkaardige reden kan in artikel 2, § 2, b) , worden geschreven "... van artikel 32, 15°, van de op 14 juli 1994 gecoördineerde wet, voor zover...".

In de artikelen 3 en 4 van het ontwerp dient dan evenmin telkens melding te worden gemaakt van het opschrift van de betrokken wetten.

Artikel 3 1. De redactie van de Nederlandse en de Franse tekst van artikel 3, § 1, van het ontwerp verschilt : de woorden "te rekenen vanaf de postdatum van de aangetekende brief", in de Nederlandse tekst, stemmen niet overeen met de woorden "prenant court (lire : cours) à la date d'envoi de la lettre recommandée, le cachet de la poste faisant foi", in de Franse tekst.De Nederlandse en de Franse tekst worden bij voorkeur op dezelfde wijze geredigeerd. 2. De woorden "tot twee jaar na het einde van het laatst uitgeoefende mandaat", in de Nederlandse tekst van artikel 3, § 4, van het ontwerp, stemmen niet overeen met de woorden "jusqu'à une période de deux ans après la fin de l'exercice du mandat" in de Franse tekst.Deze discordantie moet worden verholpen. _______ Nota (1) Zo zou bijvoorbeeld uit de redactie van de artikelen 1 en 2 van het ontwerp ten onrechte kunnen worden afgeleid dat respectievelijk de gewezen burgemeesters en schepenen, en de gewezen voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en hun plaatsvervangers, de mogelijkheid hebben om de toepassing van de uitgebreide sociale bescherming te vragen. 2 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 19, § 4, van de nieuwe gemeentewet en van artikel 37quater van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, inzonderheid op artikel 37quater , ingevoegd bij de wet van 23 maart 2001;

Gelet op de nieuwe gemeentewet, inzonderheid op artikel 19, § 4, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000 en gewijzigd bij de wet van 23 maart 2001;

Gelet op het advies van het Verzekeringscomité, gegeven op 23 juli 2001;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gegeven op 23 juli 2001;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 augustus 2001;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 4 december 2001;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 33.053/1 van de Raad van State, gegeven op 14 maart 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De burgemeesters en schepenen die de in artikel 19, § 4, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet bedoelde voorwaarden vervullen stellen de gemeente hiervan zo snel mogelijk in kennis door middel van een ter post aangetekende brief gericht aan het College van burgemeester en schepenen of bij gewone brief met bericht van ontvangst.

Voormelde post bevat de volgende documenten : Een verklaring op erewoord, waarbij betrokkene zijn hoedanigheid van niet-beschermd lokale mandataris bevestigt. De verklaring op erewoord wordt aangevuld met iedere informatie en ieder document die het mogelijk maken de toestand van de betrokkene inzake bescherming op het gebied van geneeskundige verzorging vast te stellen.

Art. 2.De gewezen burgemeesters en schepenen die de in artikel 19, § 4, derde lid, van de nieuwe gemeentewet bedoelde voorwaarden vervullen en die de toepassing ervan vragen, stellen de gemeente hiervan zo snel mogelijk in kennis door middel van een ter post aangetekende brief gericht aan het College van burgemeester en schepenen of bij gewone brief met bericht van ontvangst.

Voormelde post bevat de volgende documenten : Een attest van de verzekeringsinstelling betreffende de hoedanigheid van rechthebbende op verstrekkingen inzake geneeskundige verzorging bij toepassing van artikel 32, 15°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Art. 3.De voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn of hun vervangers die de bij artikel 37quater , eerste lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers bedoelde voorwaarden vervullen, stellen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn hiervan zo snel mogelijk in kennis door middel van een ter post aangetekende brief gericht aan de raad voor maatschappelijk welzijn of bij gewone brief met bericht van ontvangst.

Voormelde post bevat de volgende documenten : Een verklaring op erewoord, waarbij betrokkene zijn hoedanigheid van niet-beschermde voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van zijn niet-beschermde vervanger bevestigt. De verklaring op erewoord wordt aangevuld met iedere informatie en ieder document die het mogelijk maken de toestand van de betrokkene inzake bescherming op het gebied van geneeskundige verzorging vast te stellen.

Art. 4.De gewezen voorzitters van de openbare centra voor maatschappelijke welzijn en de gewezen vervangers die de bij artikel 37quater , derde lid, van voormelde wet van 29 juni 1981 bedoelde voorwaarden vervullen, en die de toepassing ervan vragen, stellen het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn hiervan zo snel mogelijk in kennis door middel van een ter post aangetekende brief gericht aan de raad voor maatschappelijk welzijn of bij gewone brief met bericht van ontvangst.

Voormelde post bevat de volgende documenten : Een attest van de verzekeringsinstelling betreffende de hoedanigheid van rechthebbende op verstrekkingen inzake geneeskundige verzorging bij toepassing van artikel 32, 15°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Art. 5.§ 1. De hoedanigheid van niet-beschermde lokale mandataris of niet-beschermde voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van zijn niet-beschermde vervanger, dient binnen een termijn van twee jaar, te rekenen vanaf de datum van verzending van de aangetekende brief, waarvoor de postdatum als bewijs geldt, of die van overhandiging van de brief met bericht van ontvangst, te worden bevestigd door middel van een attest van de verzekeringsinstelling. § 2. Dit attest dient te bevestigen dat betrokkene, zonder toepassing van artikel 19, § 4, eerste lid, van de nieuwe gemeentewet of van artikel 37quater , eerste lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, enkel verstrekkingen inzake geneeskundige verzorging zou genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen. § 3. Op vraag van de betrokkene wordt het attest door de verzekeringsinstelling uitgereikt en hem rechtstreeks bezorgd. § 4. Dit attest dient jaarlijks, tot twee jaar na het einde van het uitgeoefende mandaat, aan de betrokken gemeente of het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn te worden toegezonden.

Art. 6.§ 1. Het attest van de verzekeringsinstelling betreffende de hoedanigheid van rechthebbende op verstrekkingen inzake geneeskundige verzorging bij toepassing van artikel 32, 15°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, dient eveneens jaarlijks te worden bezorgd. Deze verplichting neemt een einde wanneer de betrokkene de toepassing van artikel 19, § 4, derde lid, van de nieuwe gemeentewet of van artikel 37quater , derde lid, van voormelde wet van 29 juni 1981 niet meer vraagt. § 2. Op vraag van de betrokkene wordt het attest door de verzekeringsinstelling uitgereikt en hem rechtstreeks bezorgd.

Art. 7.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Punat, 2 augustus 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^