Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 december 1999
gepubliceerd op 09 maart 2000

Koninklijk besluit waarbij de Dienst Kijk- en Luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, evenals het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL », gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000975
pub.
09/03/2000
prom.
02/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/02/1999000975/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij de Dienst Kijk- en Luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, evenals het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL », gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de Dienst Kijk- en luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, evenals het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL », te machtigen toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken.

De rechtsgrond van het ontworpen besluit wordt gevormd, wat de toegang tot de informatiegegevens betreft, door artikel 5, eerste lid, voor de voormelde dienst van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, en door het tweede lid van hetzelfde artikel voor het informaticacentrum « CIPAL », en wat het gebruik van het identificatienummer betreft, door artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Bij een koninklijk besluit van 27 oktober 1986 werd het informaticacentrum CIPAL erkend voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen (Belgisch Staatsblad van 27 november 1986). Deze erkenning is echter beperkt tot de provincies Antwerpen en Limburg.

De Duitstalige Gemeenschap heeft door middel van een overeenkomst aan dit informatiecentrum het informaticabeheer toevertrouwd aan de inning van het kijk- en luistergeld voor het hele Duitse taalgebied.

Krachtens deze overeenkomst handelt het CIPAL-centrum bij het uitvoeren van deze opdracht als onderaannemer, en onder de verantwoordelijkheid en de controle van de voormelde dienst van het kijk- en luistergeld.

In een advies dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer uitgebracht heeft op 21 januari 1998 over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het voormelde koninklijk besluit van 27 oktober 1986 betreffende de erkenning van het informaticacentrum CIPAL voor het uitvoeren van opdrachten bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, om het voor dit centrum mogelijk te maken ten voordele van de Vlaamse Gemeenschap het kijk- en luistergeld te innen voor het hele grondgebied van het Vlaamse Gewest, oordeelt zij dat de toegang tot de informatiegegevens van het voormelde Register en het gebruik van het identificatienummer ervan niet toegekend konden worden aan CIPAL voor dat doel in het kader van het voormelde erkenningsbesluit van 27 oktober 1986. De Commissie besluit dat er een afzonderlijk koninklijk besluit genomen moet worden voor de inning van dit kijk- en luistergeld.

Dit is juist, wat de Duitstalige Gemeenschap betreft, het onderwerp van dit ontwerp van besluit.

Sinds april 1997 zijn de Gemeenschappen zelf belast met de inning van het kijk- en luistergeld, een opdracht die tot dan uitgevoerd werd door de N.V. BELGACOM. Het ontworpen besluit strekt ertoe de bevoegde dienst van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap de mogelijkheid te bieden, in navolging van wat bepaald wordt in het koninklijk besluit van 30 januari 1998 voor de Vlaamse Gemeenschap (Belgisch Staatsblad van 27 mei 1998), om toegang te hebben tot het Rijksregister en om het identificatienummer ervan te gebruiken voor de uitvoering van deze nieuwe opdracht.

De toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister is noodzakelijk voor de betrokken dienst om het belastingkohier op te stellen en de betalingen en inningen efficiënt uit te voeren. De toegang wordt gevraagd voor de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Daarbij kan gepreciseerd worden dat de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) basisgegevens zijn, minimaal noodzakelijk om een dossier betreffende een natuurlijke persoon samen te stellen. Verder kan gesteld worden dat de toegang tot het informatiegegeven betreffende het beroep (7°) noodzakelijk is, met name om aanwijzigingen te geven betreffende de solvabiliteit van de belastingplichtige. Ook de toegang tot de informatiegegevens betreffende de burgerlijke staat (8°) en de samenstelling van het gezin (9°) is noodzakelijk, onder andere voor de correcte uitvoering van de vonnissen met betrekking tot onderhoudsschulden of invordering van belastingsschulden bij de rechthebbenden ingeval de belastingsplichtige overleden is.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens (historiek van de gegevens bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983), is noodzakelijk om de opeenvolgende verblijfplaatsen van de belastingsplichtige te kennen en de evolutie in de gezinssamenstelling te volgen.

De toegang tot deze wijzigingen wordt beperkt tot een periode van zes jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.

Artikel 28 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld bepaalt dat de vorderingen tot inning van het kijk- en luistergeld verjaren na drie jaar. Ingevolge stuiting van de verjaring kan de termijn van drie jaar opnieuw met een nieuwe termijn van drie jaar worden verlengd zodat een consultatie van gegevens over een periode die zich verder uitstrekt dan drie jaar nodig blijkt. Ook ingevolge schorsing van de verjaring kan een consultatie over een langere periode noodzakelijk zijn. Daarom wordt voorgesteld de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen op zes jaar te stellen.

Het gebruik van het unieke identificatienummer, met name het nummer van het Rijksregister, is overigens noodzakelijk omdat het de mogelijkheid biedt vergissingen en dubbeltellingen rond personen met dezelfde naam te voorkomen. Bovendien kunnen de opzoekingen van gegevens in het Rijksregister efficiënter verlopen. Ten slotte maakt het de uitwisseling van informatie mogelijk met de andere overheden en instellingen die zelf gemachtigd werden dit nummer te gebruiken.

In het advies nr. 07/1999 dat de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op 24 februari 1999 heeft uitgebracht, heeft zij geen principieel bezwaar tegen de oplossing aangenomen in het huidig ontwerp van koninklijk besluit. Zij is evenwel van oordeel dat de aangevoerde bewijsvoering haar niet toelaat zich een voorstelling te maken van de werkelijke noodzakelijkheid waarvoor de toegang tot de informatiegegevens moet worden gegeven. Derhalve vraagt de Commissie dat in het verslag aan de Koning, de noodzakelijkheid van de toegang tot de informatiegegevens, gegeven per gegeven, wordt gerechtvaardigd.

Het verslag aan de Koning werd aangepast aan deze opmerking van de Commissie terwijl ook artikel 6 van het ontwerp van koninklijk besluit rekening houdt met de door de Commissie uitgedrukte wens, namelijk, dat de lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden van het informatiecentrum Cipal, ter beschikking wordt gehouden van de Commissie en haar niet meer jaarlijks wordt toegezonden, zoals dit tot dusver het geval was.

Dit is het onderwerp van het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Advies nr. 07/1999 van 24 februari 1999 Ontwerp van koninklijk besluit waarbij de Dienst Kijk- en Luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, evenals het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL », gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd door de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid de artikelen 4, 5 en 8, gewijzigd door de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991, 24 mei 1994 en 30 maart 1995;

Gelet op de niet-gedateerde adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken, door de Commissie ontvangen op 18 januari 1999;

Gelet op het verslag van de heer Berleur;

Brengt op 24 februari 1999 het volgende advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag : De adviesaanvraag betreft een ontwerp van koninklijk besluit waarbij de Dienst Kijk- en luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, evenals het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL », gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken, en dit met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld.

II. Onderzoek van het ontwerp : Het ontwerp van besluit is gebaseerd op de verschillende ontwerpen van besluiten die de Commissie voorgelegd werden en die tot doel hadden de Administratie Budgettering en Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap te machtigen tot toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het gebruik van het identificatienummer ervan.

Zo heeft de Commissie achtereenvolgens de adviezen nrs. 14/97 van 11 juni 1997, 07/98 van 21 januari 1998 en 31/98 van 9 november 1998 uitgebracht.

Ingevolge deze drie adviezen werden drie koninklijke besluiten aangenomen, die tegemoet wilden komen aan de kritiek die de Commissie in haar adviezen formuleerde. Het betreft : - het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (Belgisch Staatsblad van 27 mei 1998); - het koninklijk besluit van 10 januari 1999 waarbij aan het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL », toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend met het oog op de inning van het kijk- en luistergeld (nog niet gepubliceerd); - het koninklijk besluit van 19 januari 1999 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 januari 1998 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de Administratie Budgettering, Accounting en Financieel Management van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (Belgisch Staatsblad van 4 februari 1999).

Ook al verschilt het voorwerp van het derde besluit van dat van voorliggend ontwerp - de wijziging betreft de toevoeging van de inning van de onroerende voorheffing - hadden de opmerkingen die de Commissie in haar advies nr. 31/98 formuleerde een ruimere draagwijdte en zijn ze opnieuw van toepassing op voorliggend ontwerp.

Het besluit van 10 januari 1999 komt wellicht tegemoet aan de bezwaren die de Commissie uitte in haar adviezen nrs. 07/98 van 21 januari 1998 en 31/98 van 9 november 1998 : het machtigt CIPAL tot toegang tot de informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, niet door middel van een uitbreiding van de erkenning die haar werd verleend door het koninklijk besluit van 27 oktober 1986, maar in toepassing van art. 5, tweede lid, a) van de wet van 8 augustus 1983, dit wil zeggen door het CIPAL het statuut toe te kennen van een instelling die een opdracht van algemeen belang vervult.

Niettemin stelt de Commissie vast dat, in tegenstelling tot het voorschrift van de artikelen 5, tweede lid, a) en 8 van de wet van 8 augustus 1983, zij niet uitdrukkelijk omtrent het ontwerp werd geraadpleegd. Het besluit vermeldt de adviezen nrs 14/97 en 07/98 van de Commissie in zijn consideransen en meent wellicht dat deze eerder uitgebrachte adviezen de raadpleging vervangen. De Commissie wenst op te merken dat advies nr. 14/97 niet in de eerste plaats betrekking had op CIPAL, en dat zij het in haar advies nr. 07/98 achtte erop te wijzen dat er een andere manier moest worden gezocht dan de uitbreiding van de erkenning in de zin van het koninklijk besluit van 16 oktober 1984 : « Aldus zou het, in plaats van te streven naar een uitbreiding van de erkenning, meer in overeenstemming zijn met de wet, om te onderzoeken hoe CIPAL c.v. aan de verplichtingen van de wet van 8 augustus 1983, met name aan de artikelen 5 en 8, zou kunnen voldoen. » De Commissie, die omtrent de nieuwe voorstellen niet werd geraadpleegd, vraagt zich of aan het voorschrift van de wet tegemoet gekomen werd.

Globaal gezien, heeft de Commissie geen principieel bezwaar tegen de oplossing die in voorliggend ontwerp van besluit werd aangenomen, daar CIPAL in dit geval duidelijk blijkt op te treden als een instelling die opdrachten van algemeen belang vervult.

Naast deze princiepkwestie, heeft de Commissie ten opzichte van voorliggend ontwerp van besluit slechts twee opmerkingen.

In navolging van de besluiten van 30 januari 1998 en 10 januari 1999 wordt in artikel 1, eerste lid van voorliggend ontwerp toegang gevraagd tot het geheel van gegevens beoogd in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983.De verslagen aan de Koning bij de reeds genomen besluiten bij huidig ontwerp vermelden dezelfde argumenten nu eens in termen van noodzakelijkheid, dan weer van nuttigheid. Uitdrukkingen van het type « de toegang zou noodzakelijk kunnen blijken » of « blijkt nodig », of ook nog « zou de uitwisseling vergemakkelijken » worden klaarblijkelijk op gelijkwaardige wijze gebruikt. De Commissie meent dat de argumentatie niet overtuigend is en haar niet in staat stelt zich een idee te vormen over de daadwerkelijk noodzakelijke aard van de gegevens waartoe de toegang gegeven moet worden. Zij vraagt dus dat alleen toegang wordt gegeven tot de strikt noodzakelijke gegevens, en dat deze noodzakelijkheid gegeven per gegeven gerechtvaardigd wordt in het verslag van de Koning.

Wat artikel 6 van het ontwerp betreft, waarin wordt voorzien dat de lijsten van de personeelsleden van CIPAL, die aangewezen worden om toegang te hebben tot en gebruik te maken van de toegestane gegevens jaarlijks aan de Commissie wordt doorgegeven, herinnert de Commissie eraan dat zij onlangs beslist heeft deze verplichting te wijzigen, in die zin dat zij de instellingen vraagt deze lijsten ter beschikking te houden in plaats van haar toe te zenden.

Om deze redenen, Onder voorbehoud van de verbetering van de gegevens waartoe toegang verleend wordt (artikel 1, eerste lid) en de rechtvaardiging van de noodzakelijke aard ervan, brengt de Commissie een gunstig advies uit omtrent het haar voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit.

De secretaris, (get.) M.-H. Boulanger.

De voorzitter, (get.) P. Thomas.

2 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij de Dienst Kijk- en Luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap, evenals het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL », gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en tweede lid a), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid op de artikelen 11 en 52;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 augustus 1990 houdende bepaling van de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappen, van de Gewesten en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscomissie;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit;

Gelet op de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;

Gelet op het advies nr. 07/1999 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 24 februari 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 mei 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, eerste lid, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Gemeenschappen sinds 1 april 1997 zelf instaan voor de inning van het kijk- en luistergeld;

Overwegende dat de Duitstalige Gemeenschap het informaticabeheer van deze inning in onderaanneming heeft toevertrouwd aan het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL »;

Overwegende dat het bijgevolg noodzakelijk is binnen de kortst mogelijke tijd een efficiënte regeling uit te werken voor deze inning;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Uitsluitend voor de uitvoering van de inningstaken met toepassing van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld, in het Duitse taalgebied, kunnen de Dienst kijk- en luistergeld van de Duitstalige Gemeenschap en het informaticacentrum « Centrum voor Informatica Provincies Antwerpen en Limburg » c.v., afgekort « CIPAL » toegang krijgen tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

De inningstaken van het kijk- en luistergeld worden uitgevoerd door de bovenvermelde dienst en het informaticacentrum CIPAL onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap.

De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan : 1° aan de ambtenaar die de dienst kijk- en luistergeld van de Duitstalige Gemeenschap leidt;2° aan de persoon die belast is met de leiding van het informaticacentrum CIPAL;3° aan de personeelsleden van het informaticacentrum CIPAL die de onder 2° vermelde persoon binnen zijn diensten bij name en schriftelijk aanwijst, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens wordt beperkt tot een periode van zes jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts gebruikt worden voor de daarin vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden meegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun kunnen meegedeeld worden in het kader van de betrekkingen die zij, uit hoofde van hun aanstelling, voor de in artikel 1 vermelde doeleinden, onderhouden met zowel de dienst kijk- en luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap als het informaticacentrum CIPAL. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.Aan de onder artikel 1, derde lid, vermelde personen wordt machtiging verleend om het identificatienummer van de personen die ingeschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen, te gebruiken.

Onverminderd artikel 4 is de machtiging tot het gebruik van het identificatienummer beperkt tot het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde inningstaken.

Art. 4.Voor interne beheersdoeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de dienst kijk- en luistergeld van de Duitstalige Gemeenschap en door het informaticacentrum CIPAL worden bijgehouden, voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, bedoelde inningstaken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van deze taken noodzakelijk zijn, met : 1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die ingevolge artikel 8 van de voormelde wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken en die optreden in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 5.De ambtenaar die de dienst kijk- en luistergeld van het Ministerie van de Duitstalige Gemeenschap leidt en de personeelsleden van het informaticacentrum CIPAL bedoeld in artikel 1, derde lid, ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen.

Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden van het informaticacentrum CIPAL wordt, met vermelding van hun functie, jaarlijks opgesteld en ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^