Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 december 2002
gepubliceerd op 27 januari 2003

Koninklijk besluit waarbij ten behoeve van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en bepaalde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid de toegang tot het wachtregister wordt geregeld

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2002000902
pub.
27/01/2003
prom.
02/12/2002
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij ten behoeve van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en bepaalde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid de toegang tot het wachtregister wordt geregeld


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Bij wet van 24 mei 1994, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 juli van hetzelfde jaar, werd een wachtregister opgericht voor vreemdelingen die zich vluchteling verklaren of die vragen om als vluchteling te worden erkend. In dat register, dat binnen iedere gemeente wordt bijgehouden, worden ingeschreven op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats hebben gevestigd, de kandidaat-vluchtelingen die niet in een andere hoedanigheid in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven.

Ingevolge de wijziging die door artikel 8 van de wet werd aangebracht in artikel 2 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister, worden de kandidaat-vluchtelingen die in het wachtregister zijn ingeschreven eveneens in het Rijksregister ingeschreven en worden de negen verplichte gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, wat hen betreft, eveneens geregistreerd in deze op centraal niveau bijgehouden geïnformatiseerde databank.

Algemeen bestaat het doel van de voormelde wet van 24 mei 1994 in het waarborgen van een betere controle op deze categorie van vreemdelingen en meer in het bijzonder in het voorkomen dat zij in de bevolkingsregisters van meer dan één gemeente worden ingeschreven.

Het koninklijk besluit van 1 februari 1995 genomen in uitvoering van de voormelde wet (Belgisch Staatsblad van 16 februari 1995) bepaalt welke informatiegegevens betreffende de administratieve toestand van de kandidaat-vluchtelingen in het wachtregister moeten worden vermeld en wijst de overheden aan die gemachtigd zijn ze in te voeren door middel van het Rijksregister van de natuurlijke personen; het betreft hoofdzakelijk de ambtenaren van de Dienst Vreemdelingenzaken en van het Commissariaat-generaal van de vluchtelingen en de staatlozen, alsook het college van burgemeester en schepenen van de gemeente waar de kandidaat-vluchteling zijn hoofdverblijfplaats heeft.

In artikel 5, derde lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van het Rijksregister van de natuurlijke personen, ingevoegd bij de voormelde wet van 24 mei 1994 en aangevuld bij de wetten van 21 december 1994, 30 november 1998 en 27 april 1999, wordt overigens een opsomming gegeven van de openbare overheden en de diensten die er rechtstreeks onder ressorteren - waaronder de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en de instellingen van sociale zekerheid - waaraan de Koning bij wege van een nominatieve aanwijzing toegang kan verlenen tot de gegevens betreffende de vreemdelingen die in het wachtregister zijn ingeschreven, tenminste tot die gegevens van welke zij krachtens een wet of een decreet kennis mogen nemen voor de uitvoering van hun wettelijke en reglementaire taken.

Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben Uwe Majesteit hierbij ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe aan deze wettelijke bepaling uitvoering te geven ten gunste van de voormelde Kruispuntbank en van bepaalde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid.

De Raad van State bracht zijn advies uit op 27 juni 2001 : I. Voorafgaande vormvereisten De Raad stelt dat het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dat van 24 oktober 1996 dateert, achterhaald is. De Commissie bracht inderdaad haar advies uit op basis van het vroegere artikel 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, en het koninklijk besluit nr. 8 van 7 februari 1995 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Artikel 8 van de bovenvermelde wet van 8 december 1992 werd vervangen bij artikel 11 van de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens, terwijl het bovenvermelde koninklijk besluit werd opgeheven door artikel 72, 7° van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Het nieuwe artikel 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens bevat echter ook regels voor de verwerking van gerechtelijke en administratiefrechtelijke gegevens. Bijzondere voorwaarden voor de verwerking van deze gegevens werden uitgewerkt door het bovenvermelde koninklijk besluit van 13 februari 2001 (cf. art. 25). De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft over deze nieuwe regeling haar advies kunnen uitbrengen.

De Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en haar instellingen zullen de nieuwe regeling uiteraard volledig eerbiedigen bij de verwerking van gegevens uit het wachtregister.

De Raad van State merkt op dat, volgens het positief advies van de Inspecteur van Financiën, het toenemend aantal verrichtingen zou kunnen leiden tot een kostenherziening en dat derhalve de uitdrukkelijke goedkeuring van de Minister van Begroting dient verkregen te worden. Deze bemerking betreft evenwel een problematiek - met name die van de raadpleging van de diverse bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken beheerde registers door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en de instellingen van sociale zekerheid - die omwille van zijn algemeenheid niet specifiek in het kader van de toegang tot het Wachtregister geregeld dient te worden.

II. Algemene opmerkingen 1. Noodzakelijke toegang tot de gegevens De Raad van State stipt verder aan dat de regering precies moet nagaan voor welke taken een instelling toegang tot het Rijksregister nodig heeft, en over welke informatiegegevens zij daarvoor moet beschikken. Het zou echter zeer omslachtig zijn om voor elke instelling de taken en informatiegegevens in het koninklijk besluit op te nemen.

Wij verwijzen echter naar artikel 15 van de wet van 15 januari 1990, houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid : «

Art. 15.Elke mededeling binnen het netwerk, van sociale gegevens van persoonlijke aard, door de Kruispuntbank of de instellingen van sociale zekerheid, vereist een principiële machtiging van het Toezichtscomité, behalve in de door de Koning bepaalde gevallen. Voor deze gevallen kan de Koning voorschrijven dat het Toezichtscomité echter al dan niet vooraf op de hoogte wordt gebracht van de mededeling.

Elke mededeling buiten het netwerk van sociale gegevens van persoonlijke aard, door de Kruispuntbank of de instellingen van sociale zekerheid, vereist een principiële machtiging van het Toezichtscomité.

Vooraleer zijn machtiging te geven, gaat het Toezichtscomité na of de mededeling in overeenstemming met deze wet en haar uitvoeringsmaatregelen geschiedt, met inbegrip van de door het beheerscomité van de Kruispuntbank verstrekte onderrichtingen met het oog op de toepassing ervan. De machtigingen worden verleend binnen de termijn, onder de eventuele voorwaarden en volgens de modaliteiten bepaald door de Koning. » Het is het Toezichtscomité van de Kruispuntbank dat, voor elke instelling, zal nagaan voor welke taken en tot welke gegevens de toegang moet verleend worden. Het is dus zeker niet zo dat elke instelling voor elke taak toegang zal krijgen tot alle gegevens van het wachtregister. 2. Bijzondere regeling voor gerechtelijke gegevens De suggestie van de Raad van State werd overgenomen.Voor wat betreft de verplichtingen die de personen die verantwoordelijk zijn voor de verwerking van gegevens moeten naleven dient verwezen te worden naar de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, zoals gewijzigd door de bovenvermelde wet van 11 december 1998, en naar het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. 3. Informatieverstrekking aan de Commissie De suggestie van de Raad van State werd gevolgd voor wat betreft het overzenden van de lijst van de personeelsleden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. III. Wetgevingstechnische slotopmerkingen De suggesties van de Raad van State werden gevolgd, behoudens de opmerking dat de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, met opgave van de datum ervan vermeld moet worden.

IV. Opmerkingen van taalkundige aard De suggestie van de Raad van State werden gevolgd.

Artikelsgewijze bespreking.

Artikel 1 Volgens dit artikel kunnen de Kruispuntbank alsook de administratieve overheden en de instellingen van sociale zekerheid die erin zijn opgesomd, voor de vervulling van hun wettelijke en reglementaire taken ten opzichte van de kandidaat-vluchtelingen, toegang krijgen tot de in artikel 3, eerste lid, 1° tot 11°, en tweede lid, van de organieke wet van het Rijksregister vermelde gegevens betreffende deze vreemdelingen, voorzover ze gehouden zijn er kennis van te nemen voor de uitvoering van die taken.

Behoudens de negen verplichte gegevens waarvan sprake is in het tweede lid van dit verslag, hebben die gegevens betrekking op de administratieve toestand van de kandidaat-vluchtelingen - die eveneens in het Rijksregister is vermeld (artikel 3, voormeld eerste lid, zoals aangevuld bij artikel 9 van de wet van 24 mei 1994) - alsook de in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 vermelde opeenvolgende wijzigingen die zijn aangebracht in al deze gegevens.

Artikel 2.

Dit artikel somt de personen op aan wie toegang tot de in artikel 1 van het ontworpen besluit vermelde gegevens wordt verleend.

Het gaat enerzijds om de Administrateur-generaal van de Kruispuntbank en de leidend ambtenaar of het orgaan of de persoon belast met het dagelijks bestuur van de in artikel 1 opgesomde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid, en anderzijds om de ambtenaren en personeelsleden van deze Kruispuntbank, deze overheden en instellingen die, op grond van hun functie en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheid, gehouden zijn van die informatiegegevens kennis te nemen bij het vervullen van hun wettelijke en reglementaire taken en die daartoe zijn aangewezen door de Administrateur-generaal, de leidend ambtenaar, het orgaan of de persoon waaronder zij ressorteren.

Artikel 3.

Dit artikel herinnert eraan dat het principe volgens hetwelk de van het Rijksregister verkregen gegevens niet aan derden mogen worden medegedeeld, van toepassing is.

Als derden moeten echter niet worden beschouwd : 1° de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de andere openbare overheden en instellingen opgesomd in artikel 5, derde lid, van de organieke wet van 8 augustus 1983 van het Rijksregister, voor zover zij door de Koning met naam zijn aangewezen om toegang te krijgen tot die informatiegegevens en uitsluitend in het kader van de betrekkingen die zij met de Kruispuntbank en de erbij aangesloten overheden en instellingen onderhouden voor de vervulling van hun wettelijke en reglementaire taken. Artikel 4.

Zoals gewenst door de Raad van State zal de lijst van de aangewezen ambtenaren en personeelsleden jaarlijks bezorgd worden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Wij hebben de eer te zijn, Sire Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie et Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand, R. DAEMS

ADVIES 31.145/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 11 januari 2001 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot het wachtregister, in hoofde van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en bepaalde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid", heeft op 27 juni 2001 het volgende advies gegeven : I. Voorafgaande vormvereisten 1. De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft weliswaar op 24 oktober 1996 (1) advies gegeven, maar de Raad van State stelt vast dat de desbetreffende wetten en verordeningen op het punt staan te veranderen. (1) In advies 24.803/2 van 3 juli 1996 over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en aan sommige van de bij haar aangesloten administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid toegang tot het wachtregister wordt verleend", had de afdeling wetgeving van de Raad van State geoordeeld dat die Commissie om advies moest worden verzocht.

Op 1 september 2001 treedt immers de volgende wet- en regelgeving in werking : enerzijds de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens, waarbij de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens grondig wordt gewijzigd, en anderzijds het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de genoemde wet van 8 december 1992.

Bijgevolg moet ervan uitgegaan worden dat het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dat van 1996 dateert, nu achterhaald is. 2. Het advies van de Inspecteur van Financiën is op 5 april 2000 gegeven.Er moet naar worden verwezen in de aanhef, met vermelding van de datum ervan, overeenkomstig artikel 22 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole.

Volgens dat advies zou het uitgebreider consulteren van het rijksregister door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid, die uit het ontwerp zal voortvloeien, kunnen leiden tot een stijging (van 50 miljoen tot 120 miljoen frank) van de kosten van die handelingen, die nu forfaitair worden geraamd.

Als het ontwerp zulk een budgettaire weerslag heeft, moet de uitdrukkelijke goedkeuring van de Minister van Begroting worden verkregen en in de aanhef van het ontworpen besluit moet naar die akkoordbevinding worden verwezen, met vermelding van de datum ervan, overeenkomstig de artikelen 5 en 22 van het genoemde koninklijk besluit van 16 november 1994. 3. Onder voorbehoud van die opmerkingen wordt dit advies gegeven. II. Algemene opmerkingen 1. Noodzakelijke toegang tot de gegevens Artikel 5, derde lid, 11°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat de Koning aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en de instellingen van sociale zekerheid zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, uitsluitend toegang kan verlenen tot de inlichtingen betreffende vreemdelingen die zijn ingeschreven in het wachtregister "voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen". Voor het bepalen van de informatie die de Kruispuntbank en de instellingen van sociale zekerheid gerechtigd zijn te kennen, kan ervan uitgegaan worden dat zulk een gerechtigdheid, als deze niet uitdrukkelijk is vermeld, kan worden afgeleid uit de taken waarmee die overheidsinstanties bij of krachtens een wet of een decreet zijn belast.

Hoewel aldus mag worden aangenomen dat door het toekennen van een taak indirect bevoegdheid wordt verleend om kennis te nemen van gegevens, neemt zulks niet weg dat de inachtneming van het wettigheidsbeginsel inhoudt dat de Regering, wanneer ze van plan is om de in artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 vermelde toestemming te geven, nauwkeurig moet toetsen of de betrokken overheid, voor het vervullen van haar taak, kennis moet hebben van alle gegevens die in artikel 3 van die wet worden opgesomd en vooraf zorgvuldig moet bepalen welke taken in aanmerking kunnen worden genomen.

Die tweevoudige toetsing die de Regering onder het toezicht van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de afdeling wetgeving moet verrichten, is des te nuttiger daar de Raad van State niet over alle feitelijke gegevens beschikt om dat zelf grondig te kunnen doen. De toetsing moet des te zorgvuldiger verlopen, daar artikel 22, eerste lid, van de Grondwet bepaalt dat een ieder recht heeft op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.

Uit het verslag aan de Koning moet blijken wat uit die toetsingen concreet is gebleken.

In het onderhavige geval beperkt het ontwerp zich ertoe te verwijzen naar negentien koninklijke of ministeriële besluiten waarbij de toegang tot het rijksregister wordt geregeld voor een aantal autoriteiten of instellingen die voortaan toegang zouden krijgen tot de gegevens over de personen die in het wachtregister zijn ingeschreven.

Over die categorie van personen worden meer gegevens geregistreerd dan alleen de basisgegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, van de wet van 8 augustus 1983 (naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, geslacht, nationaliteit, hoofdverblijfplaats, plaats en datum van overlijden, beroep, burgerlijke staat, samenstelling van het gezin). Ook de "administratieve toestand" van de betrokkenen, in de zin van artikel 3, eerste lid, 11°, van de wet wordt vermeld.

Dat begrip wordt uiteengezet in artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de in het wachtregister vermelde informatiegegevens en tot aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om die gegevens in het wachtregister in te voeren. In dat artikel worden verschillende gegevens opgesomd, waaronder : « 6° de beslissingen betreffende de aanvraag van de kandidaat-vluchteling en genomen door de Minister of zijn gemachtigde, door de Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen of zijn adjunct en door de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen; 7° de beroepen die tegen de in 6° bedoelde administratieve beslissingen werden ingesteld bij de Commissaris- generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de Vaste Beroepscommissie voor Vluchtelingen, de Raad van State en, in voorkomend geval, de rechtbanken van de Rechterlijke Orde, alsook de beslissingen, adviezen, vonnissen en arresten die op die beroepen zijn gewezen;8° de datum van kennisgeving of betekening aan de kandidaat-vluchteling van de in 6° en 7° bedoelde beslissingen, adviezen, vonnissen en arresten;9° in voorkomend geval, de verplichte plaats van inschrijving, die door de Minister of zijn gemachtigde werd vastgesteld met toepassing van artikel 54 van de wet van 15 december 1980;10° eventueel, de datum waarop een maatregel tot verwijdering van het grondgebied is genomen, de datum waarop de kandidaat-vluchteling er in kennis van is gesteld, en de datum waarop deze het grondgebied effectief heeft verlaten;11° het dossiernummer dat door de Dienst Vreemdelingenzaken is toegekend;12° het voorlopig persoonlijk nummer dat door de Dienst Vreemdelingenzaken aan de kandidaat- vluchteling is toegekend;13° in voorkomend geval : a) de datum waarop de status van vluchteling is toegekend en de overheid die deze beslissing heeft genomen;b) de datum van intrekking van de aanvraag tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling.» In het verslag aan de Koning moet, al was het maar summier, worden aangegeven waarom de toegang tot het wachtregister zo sterk moet worden uitgebreid als het geval is in het ontwerp, dat impliciet verwijst naar alle gegevens die in het wachtregister zijn opgenomen.

Het dispositief moet zodanig worden herzien dat alleen de noodzakelijke gegevens erin worden opgesomd en dat niet indirect wordt verwezen naar latere aanvullingen van de lijst van de gegevens genoemd in het koninklijk besluit van 1 februari 1995 (2) (2) De Regering wordt attent gemaakt op het bestaan van een ontwerp waarbij aan die lijst een veertiende gegeven wordt toegevoegd ("het adres opgegeven bij de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, de directeurs van de opvangcentra voor vluchtelingen en de Raad van State"), waarvan kan worden verondersteld dat het op de lijst van de toegankelijke gegevens moet voorkomen (zie het ontwerp van koninklijk besluit dat de Raad van State op 16 mei 2001 in advies 31.657/2 heeft onderzocht).

In advies nr. 27/96 d.d. 24 oktober 1996 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer is trouwens ingegaan op de vraag of de toegankelijk geworden gegevens wel zijn afgestemd op de taken van de onderscheiden organen.

Daarom moet artikel 1, § 1, in elk geval restrictiever worden gesteld.

De woorden "toegang verleend tot de informatiegegevens", die te algemeen zijn, zouden vervangen moeten worden door de woorden "toegang verleend tot die informatiegegevens". Het slot zou aangevuld moeten worden als volgt : "..., die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun respectieve taken. » .

Zo worden degenen die hebben te zorgen voor de verwerking van persoonsgegevens, verplicht te bepalen welke gegevens kunnen worden opgevraagd.

Met dezelfde bedoeling moet artikel 3, eerste lid, van het ontwerp als volgt worden aangevuld :

Art. 3."De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen alleen worden gebruikt voor de doeleinden die daarin aan de orde zijn. Ze mogen niet aan derden worden medegedeeld. (Voorts zoals in het ontwerp)". 2. Bijzondere regeling voor gerechtelijke gegevens Zowel in advies 24.803/2 d.d. 3 juli 1996 van de Raad van State, als in het reeds genoemde advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, die over het ontworpen besluit zijn gegeven, was gewezen op de consequenties die moeten worden getrokken uit artikel 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, waarin de verwerking van gerechtelijke gegevens in de ruime betekenis wordt geregeld, gelet op de aard van sommige gegevens die aan de orde zijn in artikel 3, eerste lid, 11°, van de wet van 8 augustus 1983.

De Commissie heeft in haar advies ook uitdrukkelijk aangegeven welke verplichtingen ontstaan doordat koninklijk besluit nr. 8 van 7 februari 1995 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerkingen van de gegevens bedoeld in artikel 8 van de wet, van toepassing is op de aangelegenheid die bij het ontwerp wordt geregeld.

Dat besluit zal echter, met ingang van 1 september 2001, opgeheven worden bij artikel 72, 7°, van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (3). (3) Belgisch Staatsblad van 13 maart 2001. Op diezelfde datum zullen alle bepalingen van de wet van 11 december 1998, die de wet van 8 december 1992 grondig gewijzigd heeft, in werking treden krachtens artikel 70, eerste lid, van hetzelfde besluit, waarvan het tweede lid het volgende bepaalt : « ... vanaf dezelfde dag moeten de verantwoordelijken voor de verwerking zich voor alle bestaande en toekomstige verwerkingen van persoonsgegevens gedragen naar de bepalingen van de wet van 11 december 1998. » Het uitvoeringsbesluit van 13 februari 2001, dat ook op 1 september 2001 in werking treedt, bevat in de hoofdstukken III en IV de nieuwe regeling voor de verwerking van gerechtelijke gegevens en die voor de vrijstelling van de verplichting tot kennisgeving.

Diegenen die verantwoordelijk zijn voor de verwerking zullen zich ernaar moeten gedragen opdat de uitzonderingen voor de sociale-zekerheidsinstellingen waarin artikel 62 van het genoemde besluit voorziet, van toepassing zijn.

Aldus zullen zij, krachtens artikel 25, 1°, van het besluit, erop moeten toezien dat de personen die aangewezen worden als diegenen die toegang krijgen tot de gegevens, door een wettelijke of rechtspositionele verplichting, dan wel een gelijkwaardige contractuele bepaling, ertoe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de bewuste gegevens in acht te nemen.

Die verplichting is, als gevolg van recente adviezen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, reeds in verscheidene koninklijke besluiten opgenomen waarbij toegang tot het Rijksregister wordt verleend. Ze moet ook opgenomen worden in het ontwerpbesluit, in de vorm van de voorwaarde voor de wettigheid van de aanwijzingen.

Daartoe zou artikel 2 aangevuld kunnen worden met een tweede lid, luidende : « Alleen ambtenaren en personeelsleden die er krachtens wettelijke, rechtspositionele of contractuele bepalingen toe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de gegevens in acht te nemen, mogen worden aangewezen. » Voor het overige zou in het verslag aan de Koning een overzicht kunnen worden gegeven van de nieuwe verplichtingen die vanaf 1 september 2001 gelden voor de personen die verantwoordelijk zijn voor de verwerking. 3. Informatieverstrekking aan de Commissie In het verslag aan de Koning staat dat het, gezien het aantal personen dat gemachtigd zal zijn de van het Rijksregister verkregen informatiegegevens te gebruiken, niet realistisch is te bepalen dat de lijst van de houders van een zodanige machtiging jaarlijks moet worden overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Vanwege enerzijds de al te onduidelijke band tussen de toegankelijkheid van de gegevens en de noodzaak voor de instellingen die toegang hebben gekregen tot die gegevens, om daarover te beschikken voor de uitvoering van de taken die hun zijn toevertrouwd, en anderzijds de gevoeligheid van sommige gegevens die in het wachtregister staan, behoren bijzondere voorzorgsmaatregelen te worden genomen, die de voorrang zouden moeten hebben op die praktische bezwaren, die met behulp van de moderne informatiedragers ondervangen kunnen worden.

De overzending van de lijst van gemachtigde personen aan de Commissie dient bijgevolg verplicht te worden gemaakt.

Het zou dan ook beter zijn te schrijven : «

Art. 4.De lijst van de overeenkomstig artikel 2 aangewezen ambtenaren en personeelsleden wordt, met vermelding van hun graad of functie, jaarlijks opgemaakt en met dezelfde regelmaat overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ».

Aldus worden de eenvormigheid van de verplichtingen die rusten op alle personen die toegang hebben tot het Rijksregister en, daarmee samenhangend, de eenvormigheid van de waarborgen die aan de geregistreerde personen worden geboden, verzekerd. Het periodieke overzenden van de lijsten van personen die toegang hebben tot het Rijksregister biedt het voordeel dat de Commissie hierdoor een eerste idee wordt gegeven van de ontwikkelingen in de bestuurlijke praktijk.

Wanneer de lijsten niet worden overgezonden, kan ze snel eventuele onregelmatigheden of nalatigheden opsporen en dienovereenkomstig optreden.

Indien de bedoeling van de Regering erin zou bestaan de procedure te vereenvoudigen, dan zouden die maatregelen tot vereenvoudiging gewettigd moeten worden en zouden ze moeten gelden voor alle soortgelijke gevallen, wat zou betekenen dat alle besluiten die tot nog toe terzake zijn uitgevaardigd opnieuw zouden moeten worden bekeken.

III. Wetgevingstechnische slotopmerkingen Aanhef Derde lid In het ontworpen derde lid wordt verwezen naar de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, "inzonderheid op artikel 5". Die aanhefverwijzing behoort te worden vervangen door een considerans, om aan te geven dat het niet gaat om de rechtsgrond van het ontworpen besluit, maar om de memorering dat dit besluit niet buiten de werkingssfeer valt van sommige bepalingen van de wet van 8 december 1992, waarvan artikel 5 deel uitmaakt.

Deze nieuwe considerans behoort bijgevolg als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5, van toepassing is. » Bovendien moet de verwijzing naar artikel 5 van de genoemde wet van 8 december 1992 aangevuld worden met een verwijzing naar de wet van 11 december 1998, die het artikel wijzigt, indien de laatstgenoemde wet in werking zou treden voordat het voorliggende koninklijk besluit ondertekend is.

Tweede lid en vierde tot tweeëntwintigste lid Het ontworpen besluit wordt uitgevaardigd met toepassing van artikel 5, derde lid, 11°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, zoals vermeld in het ontworpen eerste lid. Deze bepaling is de enige rechtsgrond van de ontworpen regeling.

Naar de overige bepalingen die in de aanhef worden genoemd, wordt louter verwezen om de strekking van de regeling te bepalen, door aan te geven tegen de achtergrond van welke wetten en verordeningen ze tot stand komt. Het tweede lid en het vierde tot het tweeëntwintigste lid van de aanhef moeten ofwel vervallen, ofwel in de vorm van consideransen worden opgenomen, en niet in de vorm van verwijzingen die beginnen met "Gelet op", bij voorkeur zo dat hogere regelingen aan lagere regelingen voorafgaan, en in chronologische volgorde.

De verwijzing naar de verschillende koninklijke besluiten waarbij toegang wordt verleend tot het Rijksregister kan ook staan in het verslag aan de Koning.

Subsidiair : Tweede lid De opsomming van de wijzigingsregelingen moet aangevuld worden met het koninklijk besluit van 8 juni 2000 en met de wet van 2 januari 2001.

Zevende lid De opsomming van de wijzigingsregelingen moet aangevuld worden met het koninklijk besluit van 19 mei 1995.

Dertiende lid In de Franse tekst schrijve men « ... de Retraite, dans la mesure où elle est chargée ... ».

Twintigste lid Dit lid behoort als volgt te worden gesteld : « Gelet op het koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de in het wachtregister vermelde informatiegegevens en tot aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om die gegevens in het wachtregister in te voeren, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 november 2000; ».

Vijfentwintigste lid (nieuw) In de aanhef dient verwezen te worden naar de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, met opgave van de datum ervan.

Artikel 1, § 2, 6° Onderdeel 6° behoort als volgt te worden gesteld : « 6° de artikelen 1 en 1bis van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de gegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de instellingen van openbaar nut en de kinderbijslagfondsen die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 18bis en 19 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders. » In het genoemde koninklijk besluit is bij het koninklijk besluit van 19 maart 1990 immers een nieuw artikel 1 ingevoegd, waarbij het vroegere artikel 1, artikel 1bis is geworden. Dat nieuwe artikel heeft betrekking op de instellingen van openbaar nut bedoeld in artikel 18bis van de (gecoördineerde) wetten betreffende de kinderbijslag (Bijlage XI/7). Het gaat om de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.

IV. Opmerkingen van taalkundige aard De Nederlandse tekst van sommige bepalingen van het ontwerp is voor verbetering vatbaar uit een oogpunt van correct taalgebruik. Onder voorbehoud van de vorenstaande inhoudelijke opmerkingen worden, bij wijze van voorbeeld, de volgende tekstvoorstellen gedaan : Opschrift Het opschrift zou correcter zijn in de volgende lezing : « Koninklijk besluit waarbij ten behoeve van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en bepaalde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid de toegang tot het wachtregister wordt geregeld. » Dispositief Artikel 2 In onderdeel 3° schrijve men : "3° ambtenaren en personeelsleden die de persoon of het orgaan genoemd onder 1° of 2° hierboven, daartoe bij name en schriftelijk binnen zijn administratie of instelling aanwijst, uit hoofde van hun functie en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheid. » Artikel 3 In het tweede lid schrijve men : « Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd : ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy en P. Quertainmont, staatsraden;

J.-M. Favresse, assessor van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. REGNIER, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. G. MARTOU, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

ADVIES Nr. 27/96 VAN 24 OKTOBER 1996 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en aan sommige van de bij haar aangesloten administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid toegang tot het wachtregister wordt verleend De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 14 augustus 1996;

Gelet op het verslag van de heren P. LEMMENS en Y. POULLET, Brengt op 24 oktober 1996 het volgende advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG 1. Artikel 5, derde lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat de Koning aan een aantal overheden en diensten toegang kan verlenen tot de inlichtingen betreffende de vreemdelingen die zijn ingeschreven in het wachtregister bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Tot de instellingen en diensten die voor een toegang tot de gegevens van het wachtregister in aanmerking komen, behoren o.m. "de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en de instellingen van sociale zekerheid zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid" (artikel 5, derde lid, 11°, van de wet van 8 augustus 1983, toegevoegd bij de wet van 21 december 1994).

Het voor advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en een reeks administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid de bedoelde toegang te verlenen.

Het ontwerp strekt er voorts toe aan het Toezichtscomité bij de Kruispuntbank opdracht te geven om voor elk van de bedoelde overheden en instellingen te bepalen op welke informatiegegevens de toegang betrekking heeft. 2. Het ontwerp is reeds voor advies voorgelegd aan de Raad van State, afdeling wetgeving. In zijn advies L. 24.803/2 van 3 juli 1996 heeft de Raad van State vastgesteld dat een aantal van de informatiegegevens opgenomen in het wachtregister onder de toepassing vallen van artikel 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Met toepassing van artikel 8, § 1, tweede lid, is volgens de Raad van State dan ook het advies van de Commissie over het voorliggende ontwerp vereist.

Mede gelet op het ontbreken van het advies van de Commissie heeft de Raad van State geoordeeld dat het ontwerp nog niet gereed was om door hem onderzocht te worden.

Om te voldoen aan de opmerking van de Raad van State is het ontwerp thans aan de Commissie voorgelegd.

II. ALGEMENE OPMERKINGEN 3. Artikel 5, derde lid, 11°, van de wet van 8 augustus 1983 machtigt de Koning om de Kruispuntbank en instellingen van sociale zekerheid aan te wijzen, welke toegang krijgen tot de inlichtingen opgenomen in het wachtregister. In het ontwerp worden die instellingen weliswaar niet met name genoemd.

De Commissie is evenwel van oordeel dat de bedoelde instellingen voldoende duidelijk worden aangewezen, met name door de verwijzing naar een reeks koninklijke besluiten (artikel 1 van het ontwerp). 4° De bedoelde machtiging mag slechts betrekking hebben op de informatie die elk van de betrokken instellingen "krachtens een wet of een decreet bevoegd (is) te kennen" (artikel 5, derde lid, inleidende zin, van de wet van 8 augustus 1983). Zoals dit ook het geval is met de toegang tot de basisgegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen (artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983), veronderstelt de uitvoering van de geciteerde wetsbepaling dat de Koning zorgvuldig nagaat tot welke gegevens de betrokken instellingen toegang kunnen hebben.

Het ontwerp draagt dit onderzoek echter op aan het Toezichtscomité bij de Kruispuntbank. Rekening houdend met de wetgeving en de reglementering welke de respectieve administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid moeten toepassen, zal het Toezichtscomité voor elk van hen bepalen tot welke informatiegegevens zij toegang hebben (artikel 2 van het ontwerp).

Vanuit het oogpunt van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en zonder uitspraak te doen over de wettigheid ervan, ziet de Commissie geen bezwaar tegen deze delegatie aan het Toezichtscomité.

Bij gebreke van een specifiek "toezichtscomité" (of soortgelijk orgaan) bij het Rijksregister zelf, is het Toezichtscomité bij de Kruispuntbank goed geplaatst om uit te maken hoe ruim de toegang tot de informatiegegevens van het wachtregister voor elk van de betrokken overheden en instellingen mag zijn. 5. In het wachtregister van elke gemeente zijn de vreemdelingen ingeschreven die in de gemeente hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben en die zich vluchteling verklaard hebben of die vragen om als vluchteling te worden erkend (artikel 1, eerste lid, 2°, van de wet van 19 juli 1991).In het wachtregister komen, benevens de informatiegegevens die ook in de bevolkingsregisters vermeld worden, nog specifieke gegevens voor betreffende de administratieve toestand van de betrokken vreemdeling; die gegevens worden door de Koning bepaald (artikel 2, tweede lid, van de wet van 19 juli 1991).

De gegevens betreffende de administratieve toestand van de betrokken asielzoekers worden ook opgenomen in het Rijksregister (artikel 3, eerste lid, 11°, van de wet van 8 augustus 1983). Die gegevens behoren tot degene waartoe de in het ontwerp bedoelde overheden en instellingen toegang kunnen krijgen (artikel 1 van het ontwerp).

De informatiegegevens betreffende de administratieve toestand van de kandidaat-vluchtelingen zijn opgesomd in artikel 2 van het koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de in het wachtregister vermelde informatiegegevens en tot aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om die gegevens in het wachtregister in te voeren. Zoals de Raad van State in zijn genoemd advies van 3 juli 1996 heeft opgemerkt, zijn een aantal van die gegevens te beschouwen als zogenaamde "gerechtelijke" gegevens, welke onder toepassing vallen van artikel 8 van de wet van 8 december 1992 (1). (1) Er kan in het bijzonder verwezen worden naar de gegevens bedoeld in artikel 2, 7°, 8° en 9°, van het koninklijk besluit van 1 februari 1995. De Commissie heeft dat artikel 8 als volgt geïnterpreteerd. De mogelijkheden tot verwerking bedoeld in § 1 doelen op overheidsinstanties belast met taken van politionele of gerechtelijke aard, terwijl de voorzieningen van § 5 in de eerste plaats gelden voor verwerkingen in de privé-sector of door publiekrechtelijke organismen andere dan diegene belast met taken van politionele of gerechtelijke aard. De in § 2 mogelijk gemaakte extra-beschermingsmaatregelen kunnen slaan zowel op de verwerkingen door overheidsinstanties (bedoeld in § 1 of in § 5) als door privé-personen (bedoeld in § 5) (2). (2) Advies nr.08/93 van 6 augustus 1993, B.S., 28 februari 1995, (4441), p. 4443, § 4.

De gerechtelijke gegevens welke verwerkt zouden worden door de administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid vallen, naar het oordeel van de Commissie, onder toepassing, niet van artikel 8, § 1, doch van artikel 8, § 5. Hieruit volgt dat de natuurlijke personen of rechtspersonen die zulke gegevens mogen verwerken, de soorten gegevens die zij mogen verwerken, en het gebruik dat de verantwoordelijken voor een verwerking van die gegevens mogen maken, door de Koning bepaald moeten worden, bij in Ministerraad overlegde koninklijke besluiten, genomen op advies van de Commissie.

De desbetreffende bepalingen zijn thans terug te vinden in het koninklijk besluit (nr. 8) van 7 februari 1995 tot vaststelling van de doeleinden, de criteria en de voorwaarden van toegestane verwerking van de gegevens bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Volgens artikel 3, § 2, 1°, is de verwerking van gerechtelijke gegevens geoorloofd, o.m. indien zij noodzakelijk is voor het "nakomen van een verplichting bedoeld bij of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie".

Het ontworpen besluit zou de "verplichting" in het leven roepen, bedoeld in artikel 3, § 2, 1°, van het koninklijk besluit (nr. 8) van 7 februari 1995. De verwerking, door instellingen van sociale zekerheid, van gerechtelijke gegevens die zich in het wachtregister bevinden, lijkt aldus verenigbaar te kunnen zijn met artikel 8 van de wet van 8 december 1992.

Naar het oordeel van de Commissie is het voorts voldoende dat het koninklijk besluit (nr. 8) is genomen met inachtneming van de vormvereisten bepaald in genoemd artikel 8, § 5, eerste lid, en is het met name niet nodig dat over het voor advies voorgelegde ontwerp nog in Ministerraad wordt overlegd.

Uiteraard dient voldaan te zijn aan de vereisten die opgelegd worden bij, o.m., de artikelen 3, § 1, en 4 van het genoemde koninklijk besluit (nr. 8) van 7 februari 1995. De Commissie wijst in het bijzonder op het vereiste dat "de inlichtingen bedoeld in artikel 4, § 1, van de wet van 8 december 1992 en het feit dat de gegevens beschermd door artikel 8 van dezelfde wet worden verwerkt, ten minste een maand voor de verwerking van die gegevens wordt aangevat, schriftelijk aan de betrokken persoon worden medegedeeld" (artikel 3, § 1, eerste lid). De Commissie meent evenwel dat het voldoende is dat aan de betrokken vreemdeling vooraf wordt medegedeeld dat bepaalde gerechtelijke gegevens in het wachtregister worden opgenomen, en dat ze daar o.m. geraadpleegd kunnen worden door de in het ontwerp bedoelde instellingen van sociale zekerheid; in zulk geval zouden die instellingen een dergelijke mededeling dan niet meer hoeven te doen.

III. ONDERZOEK VAN DE TEKST 6. Bij de tekst van het ontwerp zijn verder geen opmerkingen te maken. Conclusie : De Commissie geeft een gunstig advies, zonder hiermee uitspraak te doen over de wettigheidsvraag vermeld in § 4.

De secretaris, J. Paul.

De voorzitter, P. Thomas.

2 DECEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij ten behoeve van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en bepaalde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid de toegang tot het wachtregister wordt geregeld ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, derde lid, 11°, ingevoegd bij de wet van 21 december 1994;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992, zoals gewijzigd door de wet van 11 december 1998, tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5, van toepassing is;

Gelet op het advies nr. 27/96 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 24 oktober 1996;

Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 5 april 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 31.145/2 van de Raad van State, gegeven op 27 juni 2001 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, van Onze Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie et Sociale Economie, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Middenstand, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Aan de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en aan de in § 2 opgesomde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid, wordt toegang verleend tot die informatiegegevens met betrekking tot de personen ingeschreven in het wachtregister en bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 11°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun respectieve taken. § 2. De administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid vermeld in § 1, zijn die bedoeld in : 1° artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, wat het Ministerie van Sociale Voorzorg betreft;2° artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 september 1985 waarbij aan sommige overheden van het Ministerie van Middenstand en van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen;3° artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 10 september 1986 waarbij aan de sociale verzekeringsfondsen voor zelfstandigen toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en machtiging wordt gegeven om gebruik te maken van het identificatienummer;4° artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, in hoofde van de instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Sociale Voorzorg ressorteren;5° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de ziekte- en invaliditeitsverzekering, opdrachten van algemeen belang vervullen;6° de artikelen 1 en 1bis van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de gegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de instellingen van openbaar nut en de kinderbijslagfondsen die respectievelijk bedoeld zijn in de artikelen 18bis en 19 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;7° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijkregister van de natuurlijke personen in hoofde van de bijzondere vakantiefondsen bedoeld in artikel 44 van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, en van de Compensatiedienst voor betaald verlof der zeelieden;8° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de pensioenen der werknemers, opdrachten van algemeen belang vervullen;9° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van wetgeving betreffende de arbeidsongevallen der werknemers, opdrachten van algemeen belang vervullen;10° artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 december 1986 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van de Algemene Spaar- en Lijfrentekas in de mate dat zij belast is met het bijhouden van de individuele rekening van de werknemers;11° artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 december 1987 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, wat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn betreft;12° artikel 1 van het koninklijk besluit van 7 april 1988 tot regeling, wat het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid betreft, van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen;13° artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 september 1988 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, in hoofde van sommige instellingen van openbaar nut die onder het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid ressorteren;14° artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen in hoofde van instellingen die, in het kader van de wetgeving betreffende de werkloosheidsverzekering, opdrachten van algemeen belang vervullen;15° artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 oktober 1991 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wat de Fondsen voor Bestaanszekerheid betreft;16° artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 april 1993 tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wat de dienst « Bestaansminimum » en de dienst « Financiën en Onderstandskosten » van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu betreft;17° artikel 1 van het ministerieel besluit van 17 juli 1986 waarbij aan sommige ambtenaren van de Administratie der Thesaurie toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen;18° het enig artikel van het ministerieel besluit van 9 februari 1987 waarbij aan sommige ambtenaren van niveau 1 van de Administratie der Pensioenen toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen.

Art. 2.De toegang tot de in artikel 1 bedoelde informatiegegevens is toegestaan aan : 1° de administrateur-generaal van de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;2° de leidend ambtenaar of het orgaan of de persoon belast met het dagelijks bestuur van de in artikel 1 bedoelde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid;3° ambtenaren en personeelsleden die de persoon of het orgaan genoemd onder 1° of 2° hierboven, daartoe bij name en schriftelijk binnen zijn administratie of instelling aanwijst, uit hoofde van hun functie en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheid. Alleen ambtenaren en personeelsleden die er krachtens wettelijke, rechtspositionele of contractuele bepalingen toe gehouden zijn het vertrouwelijke karakter van de gegevens in acht te nemen, mogen worden aangewezen.

Art. 3.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen alleen worden gebruikt voor de doeleinden die daarin aan de orde zijn. Ze mogen niet aan derden worden medegedeeld.

Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd : 1° de natuurlijke personen waarop deze informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen, opgesomd in artikel 5, derde lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, die overeenomstig dit artikel gemachtigd werden door de Koning om toegang te krijgen tot die informatiegegevens en dit in het kader van de betrekkingen die zij met de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en met de in artikel 1 van dit besluit bedoelde administratieve overheden en instellingen van sociale zekerheid onderhouden voor de vervulling van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

Art. 4.De lijst van de overeenkomstig artikel 2 aangewezen ambtenaren en personeelsleden wordt, met vermelding van hun graad of functie, jaarlijks opgemaakt en met dezelfde regelmaat overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 5.Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie et Sociale Economie, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Middenstand, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 december 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Middenstand, R. DAEMS

^