Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 februari 2005
gepubliceerd op 15 maart 2005

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011118
pub.
15/03/2005
prom.
02/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/02/2005011118/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd heeft tot doel het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations te wijzigen, enerzijds om een aantal grondstations vrij te stellen van vergunning en anderzijds om de tarieven aan te passen.

Met de opmerkingen van de Raad van State werd rekening gehouden.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 Dit artikel schrapt het woord « ministeriële » in beide artikelen van het besluit, overeenkomstig het nieuwe statuut van het BIPT. Artikel 2 Dit artikel voegt definities toe aan het oorspronkelijke besluit.

Artikel 3 Dit artikel stelt de stations die door verschillende diensten worden ingezet vrij van de toepassing van dit besluit, met uitzondering van de artikelen 3 (vrijstelling van vergunning) en 5 (conformiteit van de apparatuur).

Artikel 4 Dit artikel definieert de satellietgrondstations die vrijgesteld zijn van een vergunning overeenkomstig artikel 3 van de wet van 30 juli 1979. Die vrijstellingen voldoen aan aanbevelingen en beslissingen van de CEPT en hebben alleen betrekking op geharmoniseerde frequentiebanden.Sommige van die vrijstellingen zullen de ontwikkeling van internettoegang via satelliet mogelijk maken.

Indien een van vergunning vrijgesteld vast grondstation bescherming wenst tegen vaste gronddiensten, kan het dat vragen, maar dan wordt het aan het vergunningenstelsel onderworpen.

Artikel 5 Dit artikel corrigeert de onduidelijkheden van het oorspronkelijke besluit en voorziet in een bijkomende termijn in geval van coördinatie, om de door de ITU vastgestelde termijnen na te leven.

Artikel 6 Dit artikel wijzigt het oorspronkelijke besluit overeenkomstig Richtlijn 99/5/EG. Artikel 7 Dit artikel bepaalt dat verschillende ondernemingen eenzelfde dienst mogen exploiteren.

Artikel 8 Dit artikel wijzigt het oorspronkelijke besluit om rekening te houden met het nieuwe statuut van het BIPT en stelt een maximumtermijn vast opdat een station zich kan conformeren ingeval de vergunning niet is nageleefd.

Artikel 9 Dit artikel herziet de dossierkosten die inherent zijn aan vergunningsaanvragen met een verlaging van de dossierkosten die geen coördinatie vergen (die niet langer overeenstemden met de werkelijke kosten voor het Instituut) en de invoering van lagere dossierkosten voor persoonlijke noodstations (PLB's).

Artikel 10 Dit artikel herziet de jaarlijkse rechten, om die te verbinden aan het werkelijke gebruikte spectrum en dit om de gebruikers tot een beter spectrumgebruik aan te zetten.

Artikel 11 Dit artikel bepaalt dat de jaarlijkse rechten deelbaar zijn door 12, om de maandelijkse aanrekening waarvan sprake in artikel 13 van het oorspronkelijke besluit, mogelijk te maken.

Artikel 12 Dit artikel voorziet in de terugbetaling naar rato van de resterende maanden van het recht dat betaald is door de stations die bij artikel 3 van dit besluit van vergunning worden vrijgesteld.

Artikel 13 Dit artikel behoeft geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

ADVIES 37.906/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 13 december 2004 door de Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations », heeft op 29 december 2004 het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten Het ontwerpbesluit dient voor voorafgaande akkoordbevinding aan de Minister van Begroting te worden voorgelegd.

De steller van het ontwerp dient erop toe te zien dat dit vormvereiste wordt vervuld.

Aanhef In de aanhef behoort te worden aangegeven dat het advies van de inspecteur van financiën op 29 november 2004 is uitgebracht.

Rechtsgrond Artikel 3 In het ontworpen artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations wordt bepaald dat voor bepaalde diensten alleen de artikelen 3 en 5, § 1, van het besluit gelden. In het ontworpen artikel 3 worden bepaalde stations vrijgesteld van de vergunningsplicht, terwijl in artikel 5, § 1, de voorwaarden van de vergunning worden vermeld.

Artikel 3, § 4, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving luidt evenwel als volgt : « De in § 1 bedoelde vergunningen zijn niet vereist voor de openbare radio-omroepdiensten, noch voor de stations voor radioverbinding die voor militaire doeleinden of met het oog op de openbare veiligheid aangelegd en gebruikt worden door de diensten die onder de Minister van Landsverdediging ressorteren, door de Noord Atlantische Verdragsorganisatie en door de Geallieerde Strijdkrachten. » Voor zulke diensten en stations kan dus geen vergunningsplicht worden ingesteld.

Bijgevolg behoort het ontworpen artikel 2 in die zin te worden herzien.

Voorts heeft de afdeling wetgeving vragen bij de betekenis van, enerzijds, in de inleidende zin, de uitdrukking « met uitzondering van (artikel) 3 (...) » en, anderzijds, in onderdeel 3° van de bepaling, de woorden « behoudens voor wat betreft de bepalingen van artikel 3 ».

Slotopmerking Net als in artikel 11 van het ontwerp, dient in de artikelen 9 en 10 de ISO-afkorting « EUR » te worden vervangen door het woord « euro ».

In een doorlopende tekst is het immers beter munteenheden voluit te schrijven.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter;

De heer P. Liénardy en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer X. Delgrange, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte, staatsraad.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas.

2 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, inzonderheid op artikel 3, ten dele vernietigd bij arrest nr. 1/91 van het Arbitragehof van 7 februari 1991 en op artikel 11, gewijzigd bij de wet van 22 december 1989 en ten dele vernietigd bij arrest nr. 1/91 van het Arbitragehof van 7 februari 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations, inzonderheid op de artikels 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8, 12, 13 en 14;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 november 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 10 januari 2005;

Gelet op advies 37.906/4 van de Raad van State, gegeven op 6 januari 2005;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In de artikelen 1, 2°, en 7, eerste lid, van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations vervalt het woord « ministeriële ».

Art. 2.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 april 1998 betreffende de satellietgrondstations wordt aangevuld als volgt : « 10° EIUV : equivalent isotropisch uitgestraald vermogen. 11° PLB : Personal Locator Beacon.12° Vaste gronddienst : dienst voor radiocommunicatie tussen bepaalde vaste punten.»

Art. 3.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Dit besluit, met uitzondering van artikel 5, § 1, is niet van toepassing op de satellietgrondstations in werking gesteld door : 1° de diensten die onder de Minister van Landsverdediging ressorteren, de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie en de Geallieerde Strijdkrachten, voor militaire doeleinden en met het oog op de openbare veiligheid;2° de openbare radio-omroepdiensten voor de behoeften van hun uitzendingen. Dit besluit, met uitzondering van de artikelen 3 en 5, § 1, is niet van toepassing op de satellietgrondstations in werking gesteld door : 1° het Instituut voor de exploitatie van zijn diensten;2° de meteorologische satellietdienst;3° het Europese Ruimteagentschap voor het volgen en controleren van satellieten.»

Art. 4.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 3.Zijn niet onderworpen aan de vergunningen bedoeld in artikel 3, § 1, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving : 1° de eindstations van systemen voor mobiele of persoonlijke satellietcommunicatie waarvan de dienst in België rechtsgeldig wordt verstrekt.Het Instituut publiceert een lijst met die systemen; 2° de radiobakens voor plaatsbepaling per satelliet van rampen;3° de grondstations die louter kunnen ontvangen;4° de grondstations die werken in de 14,00 - 14,50 GHz- band voor de transmissie en in de 10,70 - 11,70 GHz en 12,50 - 12,75 GHz-banden voor de ontvangst, met de volgende karakteristieken : - maximaal uitzendvermogen : 2 W - EIUV lager dan of gelijk aan 50 dBW - gebruikt op meer dan 500 m van de grenzen van een luchthaven of vliegveld;5° de grondstations die werken in de 29,50 -30,00 GHz-band voor de transmissie en in de 19,70 - 20,20 GHz-band voor de ontvangst, met de volgende karakteristieken : - maximaal uitzendvermogen : 2 W - EIUV lager dan of gelijk aan 50 dBW - gebruikt op meer dan 500 m van de grenzen van een luchthaven of vliegveld;6° de grondstations die werken in de 29,50 -30,00 GHz-band voor de transmissie en in de 10,70 - 12,75 GHz-band voor de ontvangst, met de volgende karakteristieken : - maximaal uitzendvermogen : 2 W - EIUV lager dan of gelijk aan 50 dBW - gebruikt op meer dan 500 m van de grenzen van een luchthaven of vliegveld;7° De PLB's die in een CEPT-land behoorlijk vergund zijn en die aan het Instituut gemeld zijn. De bovengenoemde vaste grondstations kunnen een bescherming vragen ten opzichte van vaste gronddiensten. In dat geval zijn zij onderworpen aan een vergunning overeenkomstig artikel 3, § 1, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving, en kan het Instituut de gebruikte frequentiebanden beperken. »

Art. 5.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 vervallen de woorden « aangiften en » en de woorden « aangever of »;2° in § 1 wordt de bepaling onder 4° aangevuld als volgt : « Dit moet aan het Instituut worden bezorgd voor het opmaken van de vergunning »;3° in § 2 vervallen de woorden « aangiften en »;4° § 3, eerste lid, wordt vervangen als volgt : « De vergunning wordt toegekend door het Instituut, uiterlijk zes weken na de rechtsgeldige aanvraag.»; 5° § 3, derde lid, wordt vervangen als volgt : « De termijn kan met vijf maanden worden verlengd indien voor het grondstation een frequentiecoördinatie nodig is.Het Instituut kan een bijkomende termijn opleggen in geval van problemen met de coördinatie. In dat geval wordt een voorlopige vergunning opgesteld. »

Art. 6.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt: « 1° er moet een satellietgrondstation worden gebruikt dat legaal gefabriceerd is en/of in de handel gebracht binnen de EU. De operatoren en aanbieders van openbare telecommunicatiediensten publiceren de exacte en passende technische specificaties van hun interfaces in overeenstemming met artikel 92quater van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. »; 2° in § 2 vervallen de woorden « de aangifte of van ».

Art. 7.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.De vergunning verleent aan de houder ervan geen enkel alleenrecht. »

Art. 8.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « De Minister kan, op voorstel van het Instituut of zijn gemachtigde de betreffende vergunning op elk ogenblik schorsen of intrekken, wanneer de houder : » vervangen door de woorden « Het Instituut kan, op elk ogenblik, de betreffende vergunning schorsen of intrekken, wanneer de houder : »;2° het tweede lid wordt aangevuld als volgt : « en maximaal zes maanden ».3° het volgende lid wordt toegevoegd : « Het Instituut kan alle noodzakelijke maatregelen nemen om storingen te voorkomen, met inbegrip van het beslag op de toestellen.»

Art. 9.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « 30.000 frank » vervangen door de woorden « 250 euro »; 2° in het derde lid worden de woorden « 40.000 frank » vervangen door de woorden « 1.000 euro per coördinatie »; 3° het vierde lid wordt vervangen als volgt : « 100 euro per PLB.».

Art. 10.Artikel 13, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het jaarlijkse recht wordt berekend als volgt : 1° 10 euro per PLB;2° 60 euro voor de stations die louter ontvangen en bescherming vragen;3° 60 + (Bx240) euro voor de andere stations waarbij B de totale bandbreedte bij uitzending van het station is, uitgedrukt in MHz en afgerond naar de hogere MHz.»

Art. 11.In artikel 14, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere hondertal franken. » vervangen door de woorden « Na de toepassing van de coëfficiënt worden de in artikel 12 vermelde bedragen afgerond tot de hogere euro, de in artikel 13 vermelde bedragen worden afgerond tot het hogere veelvoud van 12 cent. »

Art. 12.De satellietgrondstations die door artikel 3 van dit besluit vrijgesteld zijn van vergunning zullen het jaarlijkse recht terugbetaald krijgen pro rata de maanden die overblijven bij de inwerkingtreding van dit besluit, waarbij elke begonnen maand verschuldigd blijft.

Art. 13.Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^