Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juli 2009
gepubliceerd op 24 juli 2009

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2bis, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2009022362
pub.
24/07/2009
prom.
02/07/2009
ELI
eli/besluit/2009/07/02/2009022362/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2bis, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, artikel 2bis, ingevoegd bij de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juni 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 9 juni 2009;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat door de huidige economische crisis veel zelfstandigen ernstige financiële moeilijkheden ondervinden;

Overwegende dat met dit koninklijk besluit wordt beoogd de financiële situatie van deze zelfstandigen te verbeteren om zo het faillissement of kennelijk onvermogen te vermijden;

Overwegende dat daarom de bovengenoemde wettelijke bepaling onverwijld dient te worden uitgevoerd;

Overwegende dat er nog talrijke administratieve voorbereidingen dienen te gebeuren alvorens de sociale verzekeringsfondsen kunnen overgaan tot de betaling van de uitkeringen.

Gelet op het advies nr. 46.939/1 van de Raad van State, gegeven op 25 juni 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Zelfstandigen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° « het koninklijk besluit van 18 november 1996 » : het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997, zoals gewijzigd bij de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis;2° « sociale-verzekeringskas » : de sociale-verzekeringskassen voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 3° « wet betreffende de collectieve schuldenregeling » : de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen;4° « wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen » : de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen.

Art. 2.De zelfstandigen in moeilijkheden die bedoeld zijn in artikel 2bis, tweede lid, eerste twee streepjes, van het koninklijk besluit van 18 november 1996, kunnen, op hun aanvraag, onder de in artikel 3 opgenomen voorwaarden, aanspraak maken op de in genoemd besluit bedoelde uitkeringen gedurende maximum zes maanden.

Art. 3.Om de in artikel 2 bedoelde uitkering te genieten, moeten zelfstandigen bedoeld in artikel 2 op het moment van de aanvraag : - ofwel in het kader van een collectieve schuldenregeling van de rechter, tussen 1 juli 2009 en 31 december 2009, de homologatie van een minnelijke aanzuiveringsregeling verkregen hebben, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opgelegd geweest zijn of een aanpassing of herziening van de regeling verkregen hebben, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling; - ofwel in het kader van een gerechtelijke reorganisatie van de rechter, tussen 1 juli 2009 en 31 december 2009, een vonnis tot openverklaring van de procedure van gerechtelijke organisatie verkregen hebben, tenzij toepassing van artikel 40 of artikel 41 van de wet van 31 januari 2009.

De zelfstandigen kunnen de in artikel 2 bedoelde uitkeringen enkel verkrijgen wanneer ze : 1° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal volgend op datgene waarin de aanvraag wordt gedaan; 2° gedurende de onder 1° bedoelde periode de in artikel 12, § 1, en 13bis, § 2, 1°, van voormeld koninklijk besluit nr.38 beoogde bijdragen verschuldigd zijn geweest; 3° in België hun hoofdverblijfplaats hebben, in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot de regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;4° geen recht op een vervangingsinkomen kunnen laten gelden.

Art. 4.De bepalingen van de artikelen 7bis, 8bis, en 10bis van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing.

De begunstigde van de uitkeringen verbindt zich ertoe aan de instelling die belast is met de betaling van de uitkeringen elke gebeurtenis die mogelijkerwijze de opheffing van voormelde uitkeringen met zich meebrengt, mee te delen.

Bij gebreke hieraan zal de uitkering waarvan sprake in artikel 2 integraal dienen te worden terugbetaald.

Elke wijziging in de in artikel 3, tweede lid, 1° tot 3°, bedoelde voorwaarden heeft uitwerking, voor de uitkering, met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op diegene van de wijziging.

Bovendien wordt deze uitkering opgeschort gedurende de hele maand waarin er aanspraak kan worden gemaakt op een vervangingsinkomen.

Art. 5.Op straffe van verval moet de in artikel 2 bedoelde aanvraag worden ingediend vóór 1 januari 2010.

Art. 6.Naargelang de betrokkenen al dan niet minstens één persoon ten laste hebben, in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedraagt het maandelijks bedrag van de uitkering ten gunste van de in artikel 2 bedoelde personen, het maandelijks bedrag van het minimumpensioen van een zelfstandige die, naargelang het geval, de voorwaarden van ofwel artikel 9, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 vervult, ofwel van artikel 9, § 1, 2°, van hetzelfde besluit vervult.

De betaling van de in het eerste lid bedoelde maandelijkse uitkering vangt aan op de eerste dag van de maand die volgt op die waarin de zelfstandige zijn aanvraag heeft ingediend. Wanneer de betrokkenen in de loop van deze periode een persoon ten laste krijgen of ophouden een persoon ten laste te hebben, in de zin van artikel 225, § 1, eerste lid, 1° tot en met 5°, van voormeld koninklijk besluit van 3 juli 1996 wordt de wijziging in het maandelijks bedrag uitgevoerd vanaf de maand die op die gebeurtenis volgt.

Art. 7.De bepalingen van artikel 2 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dat artikel, teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben.

De bepalingen van artikel 2 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet veroordeeld is op grond van de artikelen 72 of 73 van de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dit artikel 2 teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben.

Art. 8.De bepalingen van de artikelen 2 tot en met 5 en 7 tot en met 14 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing op de in dit besluit bedoelde personen.

De sociale-verzekeringskas gaat na of aan de in de artikelen 3, 5 en 7 van dit besluit bedoelde voorwaarden is voldaan.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en heeft dezelfde geldingsduur als artikel 32 van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis.

Art. 10.Onze Minister van Zelfstandigen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE

^