Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juni 1998
gepubliceerd op 29 juli 1998

Koninklijk besluit betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016140
pub.
29/07/1998
prom.
02/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/02/1998016140/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 JUNI 1998. - Koninklijk besluit betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren, gewijzigd bij de wet van 24 maart 1987;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983 en 29 december 1990;

Gelet op de richtlijn 91/174/EEG van de Raad van 25 maart 1991 inzake zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren en tot wijziging van de richtlijnen 77/507 EEG en 90/425/EEG;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 27 februari 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 8 april 1998;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989, 4 juli 1989, 6 april 1995, en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de noodzaak om onverwijld de zoötechnische wetgeving betreffende de pluimvee- en konijnenrassen te wijzigen voortvloeit uit de behoefte om dringend de maatregelen aan te passen voor de controle van de kwaliteit van de produkten van de pluimvee- en konijnenfokkerij, en voor de instandhouding van de bedreigde pluimvee- en konijnenrassen;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder : 1° Minister : de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;2° Dienst : de Dienst Fokkerij en Vlees van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;3° pluimvee : de dieren die behoren tot alle pluimveesoorten met inbegrip van de loopvogels (ratites);4° eendagskuikens : pluimvee dat nog geen 72 uur oud is;5° broedeieren : de eieren van pluimvee bestemd om te worden bebroed voor de productie van eendagskuikens;6° categorie : voor de broedeieren, eendagskuikens en pluimvee, onderscheidt men de drie volgende categorieën : fok of selectie, vermeerdering, gebruik;7° type : voor de broedeieren, eendagskuikens en pluimvee, onderscheidt men de drie volgende types : leg (namelijk de productie van consumptie-eieren), vlees (namelijk de productie van vlees), gemengd (namelijk de productie van consumptie-eieren en vlees);8° gebruikspluimvee : pluimvee ouder dan 72 uur, bestemd voor de productie van vlees en/of consumptie-eieren;9° vermeerderingspluimvee : pluimvee ouder dan 72 uur, bestemd voor de productie van gebruikspluimvee;10° fokpluimvee : pluimvee ouder dan 72 uur, bestemd voor de productie van vermeerderingspluimvee of van andere fokpluimvee;11° broederij : bedrijf dat zich toelegt op het inleggen en uitbroeden van broedeieren en de productie van eendagskuikens;12° vermeerderingsbedrijf : bedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van gebruikspluimvee;13° selectiebedrijf : bedrijf dat zich toelegt op de productie van broedeieren bestemd voor de productie van vermeerderings- of fokpluimvee;14° capaciteit : voor de broederijen gaat het om het maximale aantal broedeieren dat gelijktijdig kan ingelegd worden in de broedinstallaties met uitzondering van de uitbroedkasten;voor de vermeerderings- en selectiebedrijven gaat het om het aantal dieren dat in het bedrijf gelijktijdig kan gehouden worden in functie van de betrokken soort; 15° raspluimvee of raskonijn : elk dier dat behoort tot een pluimvee- of konijnenras, en dat ofwel geregistreerd is in een register ofwel ingeschreven is in een stamboek dat wordt bijgehouden door een organisatie of vereniging van fokkers die erkend is voor het bijhouden van dat register of stamboek;16° registreren : de gegevens van raspluimvee of raskonijnen in een register invoeren;17° inschrijven : de gegevens van raspluimvee of raskonijnen in een stamboek invoeren;18° register : elk register, kaartsysteem of informatiedrager, dat wordt bijgehouden door een erkende organisatie of vereniging van fokkers, en waarin het raspluimvee of de raskonijnen worden geregistreerd met vermelding van het identificatienummer, de soort, het ras, en de variëteit, alsook de fokker;19° stamboek : elk boek, kaartsysteem of informatiedrager, dat wordt bijgehouden door een erkende organisatie of vereniging van fokkers, en waarin het raspluimvee of de raskonijnen worden ingeschreven met vermelding van het identificatienummer, de soort, het ras, de variëteit, de geboortedatum, het geslacht, het voorgeslacht alsook de fokker. HOOFDSTUK II. - Erkenning van de gespecialiseerde pluimveebedrijven

Art. 2.§ 1. Om het recht te hebben broedeieren of eendagskuikens te verhandelen of te vervoeren, alsook broedeieren in te leggen, moeten de selectie- en vermeerderingsbedrijven met een capaciteit hoger of gelijk aan 100 fok- of vermeerderingspluimvee, alsook de broederijen met een capaciteit hoger of gelijk aan 1000 broedeieren, in bezit zijn van een zoötechnische erkenning verleend door de Minister. § 2. Voor de loopvogels worden evenwel de drempels vermeld in § 1 vastgesteld op 25 stuks fok- of vermeerderingspluimvee en op 250 broedeieren.

Art. 3.De Minister verleent een zoötechnische erkenning en een erkenningsnummer aan de exploitant van een broederij als hij voldoet aan de volgende voorwaarden: 1° een schriftelijke, gedateerde en ondertekende aanvraag voorleggen aan de Dienst, met vermelding van : - de naam van het bedrijf; - het adres van de maatschappelijke zetel; - het adres van de broedinstallaties; - de capaciteit van de installaties; - de datum van het begin van de broedactiviteiten; - de betrokken pluimveesoorten, -categorieën en -types; - het bewijs van de sanitaire erkenning verleend door de Minister; 2° een broedregister bijhouden waarin per soort, per categorie en per type de volgende gegevens worden ingeschreven : - het aantal ingelegde broedeieren, de datum van inleg en het erkenningsnummer van het bedrijf waar de broedeieren zijn geproduceerd; - de datum van het uitkippen en het aantal uitgekipte kuikens die bestemd zijn daadwerkelijk te worden gebruikt; - het aantal bebroede niet uitgekipte eieren en de identiteit van de koper; 3° slechts broedeieren inleggen die elk afzonderlijk gestempeld zijn overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 en de verordeningen van de Europese Unie;4° maandelijks de volgende informaties per soort, per categorie en per type aan de Dienst verstrekken, binnen de 15 dagen na de betrokken maand : - het aantal ingelegde broedeieren; - het aantal broedeieren bestemd voor intracommunautair handelsverkeer en voor uitvoer naar derde landen en de lidstaat of het derde land van bestemming; - het aantal eendagskuikens die bestemd zijn daadwerkelijk te worden gebruikt; - het aantal eendagskuikens bestemd voor intracommunautair handelsverkeer en voor uitvoer naar derde landen en de lidstaat of het derde land van bestemming; 5° elke verandering betreffende de informaties verstrekt in uitvoering van punt 1° aan de Dienst binnen de 15 dagen mededelen, alsmede elk tijdelijke of definitieve stopzetting van de broedactiviteiten;6° de broederij aan de controles van de Dienst onderwerpen.

Art. 4.De Minister verleent een zoötechnische erkenning en een erkenningsnummer aan de exploitant van een selectie- of vermeerderingsbedrijf als hij voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° een schriftelijke, gedateerde en ondertekende aanvraag voorleggen aan de Dienst, met vermelding van : - de naam van het bedrijf; - het adres van de maatschappelijke zetel; - het adres van de fokinstallaties; - de capaciteit van de installaties; - de datum van het begin van de selectie- of vermeerderingsactiviteiten; - de betrokken pluimveesoorten, -categorieën en -types; - het bewijs van de sanitaire erkenning verleend door de Minister; 2° een bedrijfsregister bijhouden waarin per soort, per categorie en per type de volgende gegevens worden ingeschreven : - het aantal in productie opgezette stuks vrouwelijke pluimvee, de datum van het begin van de productie, en het erkenningsnummer van de broederij van herkomst van de eendagskuikens of het pluimvee; - het aantal geproduceerde broedeieren en het erkenningsnummer van de broederij van bestemming; - het aantal stuks pluimvee dat uit productie genomen werd en de datum van uit productie nemen; 3° slechts broedeieren verhandelen en vervoeren die elk individueel gestempeld zijn overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 en de verordeningen van de Europese Unie;4° de volgende informaties aan de Dienst verstrekken, binnen de 15 dagen na het begin van de productie van een nieuw toom pluimvee : - het aantal in productie opgezette stuks vrouwelijke pluimvee, de datum van het begin van de productie en het erkenningsnummer van de broederij van herkomst van de eendagskuikens of het pluimvee; - de betrokken pluimveesoorten, -categorieën en -types; - het erkenningsnummer van de broederij van bestemming van de geproduceerde broedeieren; - de voorziene duur van de productie; 5° de afvoer uit de productie van een toom van pluimvee binnen de 15 dagen aan de Dienst mededelen;6° elke verandering betreffende de informaties verstrekt in uitvoering van punt 1° aan de Dienst binnen de 15 dagen mededelen, alsmede elk tijdelijke of definitieve stopzetting van de selectie- of vermeerderingsactiviteiten;7° het bedrijf aan de controles van de Dienst onderwerpen.

Art. 5.Volgens de modaliteiten door hem bepaald, trekt de Minister de zoötechnische erkenning van een gespecialiseerd bedrijf in of schorst hij die, wanneer het niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden.

Art. 6.Elk broedei wordt afzonderlijk gestempeld in het selectie- of vermeerderingsbedrijf waar het wordt geproduceerd, met het erkenningsnummer van dit bedrijf. De letters en cijfers moeten worden aangebracht met onuitwisbare zwarte inkt en moeten ten minste 2 mm hoog en 1 mm breed zijn. HOOFDSTUK III. - Erkenning van de organisaties of verenigingen van fokkers

Art. 7.Onverminderd artikel 9, erkent de Minister elke organisatie of vereniging van fokkers voor de verbetering of de instandhouding van een bepaald pluimvee- of konijnenras, als ze voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° een aanvraag voor erkenning schriftelijk voorleggen aan de Dienst;2° opgericht zijn als vereniging zonder winstgevend doel overeenkomstig de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;3° beschikken over statuten waarin met name wordt bepaald, dat tussen aangeslotenen niet wordt gediscrimineerd;4° met inachtneming van de beginselen, die door de organisatie of vereniging, die het oorspronkelijk register of stamboek van het ras bijhoudt, de voorschriften hebben vastgesteld inzake : a) de definitie van de kenmerken van het ras, en in voorkomend geval, van de variëteiten;b) het systeem voor de identificatie van het raspluimvee en de raskonijnen, en in voorkomend geval, van hun sperma, eicellen, en embryo's of broedeieren;c) het programma voor de verbetering of de instandhouding van het ras;d) de benutting van de nodige gegevens voor het programma tot verbetering of instandhouding van het ras;e) en, in functie van het betrokken erkenningsniveau bedoeld in artikel 8 : - het systeem voor het vereenvoudigde beheer van de dieren van een pluimvee- of konijnenras; - het systeem voor het registreren van het raspluimvee of de raskonijnen; - het systeem voor het inschrijven van het raspluimvee of de raskonijnen; 5° bij controles door de Dienst het bewijs leveren van : a) haar doeltreffend functioneren;b) haar bekwaamheid om de nodige controles uit te voeren voor het programma tot verbetering of instandhouding van het ras;c) het bezit van voldoende dieren om het programma tot verbetering of instandhouding van het ras te kunnen uitvoeren;d) haar bekwaamheid om de nodige gegevens te benutten voor het programma tot verbetering of instandhouding van het ras.

Art. 8.In functie van de door de organisatie of vereniging van fokkers vastgestelde bepalingen, wordt de erkenning bedoeld in artikel 7 verleend : - ofwel voor het vereenvoudigde beheer, dat beperkt is tot de identificatie van de dieren en de controle van de kenmerken van het ras; - ofwel voor het bijhouden van het register van het ras; - ofwel voor het bijhouden van het stamboek van het ras.

Art. 9.Indien er voor een bepaald ras reeds een erkende organisatie of vereniging van fokkers bestaat, kan de door een nieuwe organisatie of vereniging van fokkers gevraagde erkenning geweigerd worden, indien deze het programma tot verbetering of instandhouding van de erkende organisatie of vereniging van fokkers, in gevaar brengt.

Art. 10.De Minister trekt de erkenning in van een erkende organisatie of vereniging van fokkers, wanneer zij niet meer op duurzame wijze voldoet aan de erkenningsvoorwaarden. HOOFDSTUK IV. - Registratie en inschrijving van raspluimvee en raskonijnen

Art. 11.Om door een erkende organisatie of vereniging van fokkers in het register van het ras te worden geregistreerd, moet een dier van een pluimvee- of konijnenras : 1° volgens de voorschriften, bepaald door de erkende organisatie of vereniging van fokkers, zijn geïdentificeerd;2° beantwoorden aan de kenmerken van het ras vastgesteld door die organisatie of vereniging van fokkers.

Art. 12.Om door een erkende organisatie of vereniging van fokkers in de hoofdafdeling van het stamboek te worden ingeschreven moet een dier van een pluimvee- of konijnenras : 1° afstammen van ouders en grootouders, die ook in een stamboek van hetzelfde ras ingeschreven zijn;2° een afstamming hebben, die overeenkomstig de voorschriften vastgesteld door die organisatie of vereniging van fokkers, is vastgesteld;3° na de geboorte volgens de voorschriften van die organisatie of vereniging van fokkers, zijn geïdentificeerd;4° beantwoorden aan de kenmerken van het ras vastgesteld door die organisatie of vereniging van fokkers.

Art. 13.De hoofdafdeling van het stamboek mag naargelang de eigenschappen van de dieren in meerdere klassen worden ingedeeld.

Slechts raspluimvee of raskonijnen mogen in één van deze klassen worden ingeschreven.

Art. 14.§ 1. Een organisatie of vereniging van fokkers, die een stamboek bijhoudt, mag beslissen dat een dier, dat niet aan de in artikel 12 genoemde voorwaarden voldoet, in een aanvullende afdeling van het stamboek mag worden ingeschreven, indien dit dier aan de volgende vereisten beantwoordt : 1° na de geboorte volgens de voorschriften van die organisatie of vereniging van fokkers, zijn geïdentificeerd;2° beantwoorden aan de kenmerken van het ras vastgesteld door die organisatie of vereniging van fokkers;3° overeenkomstig de voorschriften van de organisatie of vereniging van fokkers aan minimumnormen voldoen. § 2. Een dier, dat afstamt van een in de aanvullende afdeling ouder, mag in de hoofdafdeling van het stamboek ingeschreven worden, indien het minstens drie grootouders telt die ingeschreven zijn in de hoofdafdeling van het stamboek. HOOFDSTUK V. - Handel in raspluimvee en raskonijnen, hun sperma, eicellen en embryo's of broedeieren

Art. 15.De handel in raspluimvee en raskonijnen, en in hun sperma, eicellen en embryo's of broedeieren kan niet verboden, beperkt of belemmerd worden om zoötechnische of genealogische redenen.

Art. 16.De voorwaarden voor de invoer van raspluimvee of raskonijnen en van hun sperma, eicellen en embryo's of broedeieren uit landen buiten de Europese Gemeenschap, mogen niet gunstiger zijn dan deze, die in het intracommunautaire handelsverkeer gelden.

Art. 17.§ 1. Tijdens hun verhandeling kunnen het raspluimvee en de raskonijnen en hun sperma, eicellen en embryo's of broedeieren vergezeld te zijn van een zoötechnisch certificaat dat het behoren tot het ras waarborgt. § 2. Een zoötechnisch certificaat wordt uitsluitend afgeleverd door de organisatie of vereniging van fokkers die erkend is voor het bijhouden van het register of het stamboek van het betrokken ras en slechts voor raspluimvee of raskonijnen en hun sperma, eicellen en embryo's of broedeieren. § 3. Het zoötechnisch certificaat van het raspluimvee en de raskonijnen bevat minstens de volgende gegevens : 1° voor de geregistreerde dieren : - de organisatie of vereniging van fokkers die het certificaat aflevert; - de soort, het ras en de eventuele variëteit; - het identificatiesysteem; - het identificatienummer; - de naam van de fokker; - de datum van aflevering van het certificaat; 2° voor de ingeschreven dieren : - de gegevens bedoeld in 1°; - de geboortedatum; - het geslacht; - de afstamming met twee generaties. § 4. Het zoötechnisch certificaat van sperma, eicellen en embryo's of broedeieren bevat minstens de volgende gegevens : - de in § 3 vastgestelde gegevens betreffende de moeder en/of de vader waarvan ze stammen af; - inlichtingen aan de hand waarvan het sperma, de eicel, het embryo of de broedei kan worden geidentificeerd; - volgens het geval : de datum van de winning van het sperma, de eicel, of het embryo, of de legdatum van de broedei. HOOFDSTUK VI. - Aanmoediging van de verbetering en van de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen

Art. 18.Teneinde de kwaliteit van de producten van de pluimvee- en konijnenfokkerij te controleren en te waarborgen kan de Minister : 1° opdrachten toevertrouwen aan representatieve organisaties van de beroepspluimvee- en -konijnenhouders, die de broederijen, de selectie- en de vermeerderingsbedrijven groepeert;2° opdrachten toevertrouwen aan organisaties die actief zijn in pluimvee- en konijnenfokkerij;3° binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, een jaarlijks toelage toekennen aan de organisaties bedoeld in 1° en 2°, als tussenkomst in de onkosten die voortvloeien uit de uitvoering van de toevertrouwde opdrachten.

Art. 19.Teneinde de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen te waarborgen kan de Minister : 1° opdrachten toevertrouwen aan organisaties van fokkers die een programma tot instandhouding van deze rassen uitvoeren;2° binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten, een jaarlijks toelage toekennen aan de organisaties bedoeld in 1°, als tussenkomst in de onkosten die voortvloeien uit de uitvoering van de toevertrouwde opdrachten.

Art. 20.De voorwaarden waaraan een organisatie moet beantwoorden om te kunnen genieten van de toekenning van de toelagen bedoeld in artikels 18 en 19 zijn de volgende: 1° opgericht zijn als vereniging zonder winstgevend doel overeenkomstig de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;2° bestuurd worden door statuten goedgekeurd door de Minister;3° de betoelaagde opdrachten uitvoeren en zich hierbij richten naar de richtlijnen van de Minister en zich onderwerpen aan de controles van de Dienst;4° alle documenten en inlichtingen verstrekken die vereist zijn door de Dienst. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 21.De Minister stelt de toepassingsmodaliteiten vast, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de bepalingen van dit besluit.

Art. 22.De overtredingen op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft al naargelang het geval overeenkomstig de bepalingen van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van de voor de landbouw nuttige huisdieren of overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

Art. 23.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 31 mei 1958 betreffende de verbetering van de pluimvee- en konijnenrassen, zoals het achteraf werd gewijzigd;2° het koninklijk besluit van 10 september 1987 betreffende de stempeling van broedeieren.

Art. 24.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1998.

Art. 25.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^