Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 juni 2008
gepubliceerd op 08 augustus 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012729
pub.
08/08/2008
prom.
02/06/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 JUNI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, betreffende vorming en tewerkstelling.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 juni 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 Vorming en tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 2 oktober 2007 onder het nummer 84954/CO/215)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.

Art. 2.De inspanningen, bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2005 betreffende vorming en tewerkstelling worden voortgezet tot 31 december 2008.

Bovendien worden, in overeenstemming met deel II, punt 3, betreffende de vorming en het betaald educatief verlof van het interprofessioneel akkoord 2007-2008, de inspanningen, bedoeld in deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de jaren 2007 en 2008 aangevuld met bijkomende opleidingsinspanningen.

Art. 3.De werkgevers bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn voor de jaren 2007 en 2008 een inspanning van 0,10 pct. verschuldigd berekend op grond van het volledige loon van de bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

Deze inspanning is bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een begeleidingsplan van toepassing is.

De betaling wordt verricht van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", zoals voorzien in artikel 3, 8°, van de statuten van dit fonds. Het sociaal waarborgfonds draagt deze bedragen over aan het instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC).

Art. 4.Binnen het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) wordt door de ondertekenende organisaties beslist welke vormings- en opleidingsinitiatieven verder ontwikkeld worden ten gunste van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een begeleidingsplan van toepassing is.

Personen die behoren tot de risicogroepen zijn werkzoekenden en werknemers die door opleidingsinitiatieven hun werkgelegenheid kunnen behouden of hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen verhogen.

Art. 5.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 van 8 december 1998 hebben de ondernemingen een bijkomende inspanning gedaan op het vlak van vorming en opleiding.

Deze bijkomende inspanning wordt voortgezet door een sectorale bijdrage van 0,20 pct. op de wedden van 1 januari 2007 tot 31 december 2008.

Binnen het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie wordt door de ondertekenende organisaties beslist welke vormings- en opleidingsinitiatieven zullen ontwikkeld worden met deze middelen.

Art. 6.Gelet op de wet van 23 december 2006, gewijzigd bij artikel 24 van de wet van 17 mei 2007 houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord en in overeenstemming met deel II, punt 3, betreffende de vorming en het betaald educatief verlof van het interprofessioneel akkoord 2007-2008 worden tevens in de schoot van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) bijkomende opleidingsinspanningen genomen.

Binnen het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) zullen nieuwe maatregelen worden genomen teneinde een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens vijf procentpunten te realiseren. Hiertoe zal onder meer het sectoriële stelsel van collectieve opleidingsplanning in de ondernemingen worden aangewend en verstrekt met bijkomende aandacht voor de inbreng van de betrokken werknemers.

De sociale partners stellen zich tot doel binnen de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst ernaar te streven iedere bediende tewerkgesteld in de sector, minstens één dag professionele opleiding te laten volgen.

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2007 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2008.

Zij treedt evenwel slechts in werking onder de opschortende voorwaarde dat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene inspanningen voor de jaren 2007 en 2008 door de Minister van Werk goedgekeurd worden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 2 juni 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^