Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 mei 2001
gepubliceerd op 19 september 2001

Koninklijk besluit houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
2001016220
pub.
19/09/2001
prom.
02/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/02/2001016220/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 MEI 2001. - Koninklijk besluit houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, laatst gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999, houdende diverse bepalingen en betreffende de kwaliteit van de landbouwproducten;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen, laatst gewijzigd door het ministerieel besluit van 9 juli 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1994 houdende oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;

Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957, bekrachtigd door de wet van 2 december 1957;

Gelet op de Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juli 1969, betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op de Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 15 januari 1970, betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;

Gelet op de Richtlijn 98/95/EG van de Raad van 14 december 1998 houdende wijziging, in het kader van de consolidatie van de interne markt en ten aanzien van genetisch gemodificeerde plantenrassen en plantgenetische hulpbronnen, van de Richtlijnen 66/400/EEG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG, 70/457/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen en groentezaad, en betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouw- gewassen, inzonderheid artikel 5;

Gelet op de Richtlijn 98/96/EG van de Raad van 14 december 1998 tot wijziging onder andere van de niet-officiële veldkeuringen op grond van de Richtlijnen 66/400/EG, 66/401/EEG, 66/402/EEG, 66/403/EEG, 69/208/EEG en 70/458/EEG betreffende het in de handel brengen van respectievelijk bietenzaad, zaaizaad van groenvoedergewassen, zaaigranen, pootaardappelen, zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, en groentezaad en van de Richtlijn 70/457/EEG betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, inzonderheid artikel 5;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de noodzaak om onverwijld maatregelen te nemen inzake handel in en keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen voortvloeit uit de verplichting zich binnen de voorgeschreven termijnen te schikken naar de bovengenoemde richtlijnen van de Europese Gemeenschap, waarvoor een met redenen omkleed advies werd uitgebracht;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : A. « Oliehoudende planten en vezelgewassen » : planten van de navolgende geslachten en soorten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. « Prebasiszaad » : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften.

C. « Basiszaad » (andere rassen dan zonnebloemhybriden) : zaad, a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie gecertificeerd zaad, hetzij van de categorieën gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering of gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering; Voor zaaizaad van vlas kan deze vermeerdering gebeuren in één of meerdere vermeerderingscycli. In dit geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor ten hoogste de tweede generatie vanaf prebasiszaad. c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in bijlage I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld. D. « Basiszaad » (zonnebloemhybriden ), 1. Basiszaad van ingeteelde stammen : zaad a) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en b) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld.2. Basiszaad van enkele hybriden : zaad a) dat bestemd is voor de voortbrenging van drieweg-hybriden of dubbele hybriden, b) dat, behoudens het bepaalde in artikel 4, voldoet aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en c) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld. E. « Gecertificeerd zaad » (raapzaad, sarepta- mosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd) : zaad, a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de in bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet, b) dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en d) i) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld, of ii) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet. F. « Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering » (aardnoten, eenhuizig hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : zaad, a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering, dan wel, in voorkomend geval, van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering, of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden, en d) i) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld, of ii) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet. G. « Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering » (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) : zaad, a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;b) dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad, dan wel in voorkomend geval, voor het telen van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden, en d) i) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld, of ii) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet. H. « Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering » (eenhuizige hennep) : zaad, a) dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonder- heid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;b) dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en d) i) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld, of ii) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet. I. « Gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering » (vezelvlas, oliehoudend vlas) : zaad a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste of de tweede vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;b) dat is bestemd voor het telen van planten van oliehoudende planten en vezelgewassen, met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;c) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden, en d) i) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld, of ii) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet. J. « Handelszaad » : zaad, a) dat soortecht is;b) dat voldoet aan de in bijlage II voor handelszaad opgesomde voorwaarden, en c) waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat bovenbedoelde voorwaarden zijn vervuld. K. « Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen » : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad op grond van de artikelen 15 en 16 van de Richtlijn 70/457/EEG van 29 september 1970, zoals gewijzigd, betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras onderworpen is.

L. « Officiële maatregelen » : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een staat, b) door publiekrechtelijke of privaat rechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een lidstaat, c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een lidstaat, mits de personen genoemd onder b) en c), geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregelen. M. « De Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort.

N. « DG 4 » : het Bestuur voor de Kwaliteit van de Grondstoffen en de Plantaardige sector van het Ministerie van Middenstand en Landbouw en de Dienst Teeltmateriaal, de dienst bevoegd voor de certificering en verantwoordelijk voor het nemen van officiële maatregelen, in het bijzonder.

O. « In de handel brengen » : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.

Onder « in de handel brengen » wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen : - beschikbaarstellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties; - levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voor zover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.

Onder « in de handel brengen » wordt niet verstaan het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft noch op het product van de oogst. De leverancier van het zaaizaad verstrekt de certificeringsdienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener, en daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. § 2. Het in § 1, punt E, onder d, ii), punt F, onder d, ii), punt G, onder d, ii), punt H, onder d, ii), punt I, onder d, ii) bedoelde onderzoek onder officieel toezicht moet aan volgende eisen voldoen : i) de keurmeesters : a) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) moeten officieel zijn erkend door de voor certificering bevoegde autoriteit, waarbij deze erkenning ofwel de beëdiging van de keurmeesters moet omvatten dan wel een door de keurmeesters ondertekende verklaring dat zij zich ertoe verbinden de regels inzake officiële onderzoeken in acht te nemen;d) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden; ii) het te keuren zaadgewas moet worden geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren; iii) een gedeelte van de teelten wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Voor zelfbestuivende gewassen is dat gedeelte 10 % en voor kruisbestuivende gewassen 20 %. Voor rassen waarvoor officiële laboratoriumtesten moeten worden uitgevoerd om via morfologische, fysiologische of, in voorkomend geval, biochemische identificatie de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad na te gaan, gelden controlepercentages van respectievelijk 5 % en 15 %; iv) een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren; v) bij overtredingen van de regels inzake onder officieel toezicht verrichte onderzoeken in België kan de Minister het intrekken opleggen van de in § 2, punt i), onder c), bedoelde erkenning van de officieel erkend zijnde keurmeesters die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Bij dergelijke overtredingen wordt de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

Art. 2.Dit besluit is niet van toepassing : 1. op zaden bestemd voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, voor zover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder en, indien deze zaden zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden, bij deze zaden een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : « Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap »;2. op zaden in doorvoer mits zij vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken betreffende hun bestemming;3. op zaden bestemd voor de sierteelt, voor zover deze bestemming bewezen is. HOOFDSTUK II. - De handel Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit

Art. 3.§ 1. Zaaizaad van : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld mag slechts in de handel gebracht worden indien het officieel goedgekeurd is als prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad. § 2. Zaaizaad van andere soorten oliehoudende planten en vezelgewassen dan die opgesomd in § 1, mag slechts in de handel worden gebracht indien het gaat ofwel om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad, ofwel om handelszaad. § 3. In afwijking van de bepalingen van §§ 1 en 2, mag ook in de handel worden gebracht niet-bewerkt zaad met het oog op zijn bewerking, voor zover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art. 4.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de met betrekking tot de kiemkracht in de bijlage II gestelde voorwaarden mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, §§ 1 en 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimum kiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, §§ 1 en 2, « basiszaad », « gecertificeerd zaad » van alle soorten, of « handelszaad », waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer.

Alle dienstige maatregelen zijn getroffen opdat de leverancier de kiemkracht waarborgt die is vastgesteld bij de voorlopige analyse. De aanduiding van deze kiemkracht moet bij het in de handel brengen voorkomen op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij.

Art. 5.In afwijking van de bepalingen van artikel 3, §§ 1 en 2, kan de Minister aan producenten toestemming verlenen om in de handel te brengen : a) kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;b) passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming op de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieu- risicobeoordeling die in dit verband uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van overeenkomstige toepassing.

De doeleinden waarvoor de bedoelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen alsmede de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder deze toestemming wordt verleend, worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding

Art. 6.Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen slechts in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig de artikelen 7, 8 en 9 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding.

De Minister mag van alinea 1 afwijkingen vaststellen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding.

Art. 7.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in de artikelen 8 en 9 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het in het eerste lid bedoelde etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel zijn aangebracht. Deze maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht aan deze voorwaarde te voldoen : a) de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, welke voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat zij niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd;b) de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad wordt gesloten, op voorwaarde dat op ten minste één kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers beginnende met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening), die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben. § 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval moet eveneens op het in de artikelen 7 en 8 bedoelde etiket melding worden gemaakt van de laatste sluiting, de datum van aanbrenging daarvan en de dienst die haar heeft verricht. § 3. De Minister kan afwijkingen van § 1 voorzien voor kleine verpakkingen gesloten op het Belgische grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.

Art. 8.Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad : a) zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV en waarvan de gegevens gesteld zijn in één van de officiële talen van de Europese Gemeenschap. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad.

Indien in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.

Indien, in het geval als bedoeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld.

Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.

Volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket. b) bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, sub a), punten 4, 5 en 6 voor het etiket en sub b), punten 2, 5 en 6 voor handelszaad zijn voorgeschreven.Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het sub a) bedoelde etiket.

Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer overeenkomstig het bepaalde sub a), een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art. 9.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld : - certificeringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken; - partijnummer; - maand en jaar van de sluiting of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering; - soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift; - ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; - aanduiding « prebasiszaad »; - aantal generaties dat aan het zaad van de categorie « gecertificeerd zaad » of van de categorie « gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering » voorafgaat.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 4, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld.

Art. 10.Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat overeenkomstig artikel 3, §§ 1 en 2, in de handel gebracht wordt en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, § 3, moet : - worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, § 1, en - vergezeld gaan van een document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, onder C.

Art. 11.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Art. 12.In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard of het handels- zaad, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.

Bovendien dient de naam van elke werkzame stof van het gebruikte product of de gebruikte producten vermeld te worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.

Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat scheikundig werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds scheikundig behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.

De Minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, afwijkingen voorzien met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen. Afdeling III. - Overige bepalingen

Art. 13.1°. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, ander dan prebasiszaad, dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mag enkel in de handel gebracht worden indien de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogst zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan basiszaad, gecertificeerd zaad, gecertificeerd zaad van de eerste, de tweede of de derde vermeerdering of handelszaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van de Richtlijn 69/208/EEG van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

Bovendien moeten, in voorkomend geval, de door de instellingen van de Europese Gemeenschap vastgestelde bijzondere voorwaarden zijn vervuld. 2°. De bepalingen van lid 1 zijn eveneens van toepassing : - op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad slechts in de handel mag worden gebracht indien de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld, de Minister kan hiervoor afwijkingen voorzien. - op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 69/208/EEG moet voldoen.

Art. 14.Ten einde tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard of handelszaad, en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Minister, mits hiertoe gemachtigd te zijn door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de « Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen » noch in de nationale rassencatalogi voorkomen, tot de handel toelaten.

Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld. In het geval van zaad van rassen die niet op boven- genoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket het voor handelszaad voorgeschreven etiket. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art. 15.De Minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 16.DG4 is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlands zaaizaad. Deze controle omvat : - het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad; - de keuring van het gewas op het veld; - de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht zoals voorzien in artikel 1, § 2, iii); - het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren; - het onderzoek in laboratoria; - het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12.

De keuring schept voor de DG4 geen enkele specifieke verantwoordelijkheid waarop een eis tot schadevergoeding zou kunnen gegrond worden.

Art. 17.In het keuringsreglement bedoeld in artikel 22 zijn opgenomen : - de modaliteiten en bepalingen met betrekking tot de controle bedoeld in artikel 16; - de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn, een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad en de geoogste producten te onderwerpen aan de controles bedoeld in artikel 16.

Deze personen worden door DG4 erkend wanneer uit een onderzoek blijkt dat deze voorwaarden zijn vervuld.

Art. 18.Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld.

Art. 19.De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.

Art. 20.De Minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in de bijlagen I en II.

Art. 21.Bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring, geschiedt de bemonstering volgens geschikte methoden die door de Minister worden vastgesteld. De bemonstering geschiedt uit homogene partijen, het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 22.Op voorstel van « DG4 » stelt de Minister een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen vast. HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen

Art. 23.Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen beantwoordt aan de in dit besluit vervatte voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld. De bemonstering geschiedt uit homogene partijen en het maximumgewicht van een partij wordt vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 24.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap neemt de Minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1) soort, 2) ras, 3) categorie, 4) producerend land en officiële keuringsdienst, 5) land van verzending, 6) invoerder, 7) hoeveelheid zaaizaad.

Art. 25.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister specifieke voorwaarden vaststellen : a) waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;b) waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en bedreigd worden door genetische erosie;c) waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : i) in het onder b) bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort. ii) in het onder b) bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 26.De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art. 27.De facturen, contracten, catalogi, omzend- brieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de aanduidingen dragen welke, naargelang het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a) 5, 6, 7 en 10 of in bijlage IV, A, b) 2, 6, 7 en 9.

Art. 28.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, gedurende drie jaar, vanaf de le januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren ten einde ze zonder verplaatsing aan de beambten belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op hun verzoek voor te leggen.

Art. 29.Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdings- middelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 30.Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art. 31.Het koninklijk besluit van 3 september 1979 houdende inrichting van de keuring van zaaizaad van landbouwgewassen te verrichten door de Nationale Dienst voor de afzet van land- en tuinbouwproducten, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 11 oktober 1982 en 15 juli 1983 wordt opgeheven.

Het koninklijk besluit van 21 mei 1982 houdende reglementering van de handel in zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 15 maart 1984, 16 december 1987, 2 januari 1990, 25 oktober 1990 en 4 maart 1998, wordt opgeheven.

De uitvoeringsbesluiten van de 2 vermelde opgegeven koninklijke besluiten blijven bestaan tot ze uitdrukkelijk vervangen worden.

Art. 32.Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgische Staatsblad.

Art. 33.Onze Minister van Landbouw en Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage I Voorwaarden waaraan het gewas moet voldoen 1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die onverenigbaar is met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht. 2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze afstanden behoeven niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is.3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn, een gewas van een ingeteelde stam van Helianthus annuus moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen. Bij de productie van zaad van hybriderassen van Helianthus annuus zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.

In het bijzonder gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp. en hybriden van Helianthus annuus moeten aan de volgende normen of eisen voldoen : A. Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi et Gossypium spp. : Het aantal planten van deze soorten die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad, - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.

B. Hybriden van Helianthus annuus : a) het aantal planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan : aa) voor de productie van basiszaad : i) ingeteelde stammen : 0,2 % ii) enkele hybriden : - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer ten minste 2 % van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,2 % - vrouwelijke kruisingspartner : 0,5 % bb) voor de productie van gecertificeerd zaad : - mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer ten minste 5 % van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden : 0,5 % - vrouwelijke kruisingspartner : 1,0 % b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet bovendien aan de volgende normen of eisen worden voldaan : aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan; bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het aantal planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven niet meer bedragen dan 0,5 %; cc) voor de productie van basiszaad mag het totale aantal planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %; dd) wanneer niet aan de in bijlage II, onder I, punt 2, vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden : voor de productie van gecertificeerd zaad moet een mannelijk-steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die een of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride stuifmeel produceren dat in alle opzichten normaal lijkt. 4. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn. Voor Glycine max. geldt deze voorwaarde in het bijzonder voor de organismen Pseudomonas syringae pv glycinea, Diaporthe phaseolorum var. caulivora et var. sojae, Phialophora gregata et Phytophthora megasperma f.sp.glycinea. 5. Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen, hetzij veldkeuringen onder officieel toezicht uitgevoerd.Bij deze veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen : A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.

B. Voor andere gewassen dan zonnebloemhybriden moet ten minste één veldkeuring worden verricht. Voor zonnebloemhybriden moeten ten minste twee veldkeuringen worden verricht.

C. De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage II Voorwaarden waaraan zaaizaad moet voldoen I. Basiszaad en gecertificeerd zaad. 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende normen of eisen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veld- keuringen. 2. Wanneer niet aan de in bijlage 1, onder punt 3, B, dd), vastgestelde voorwaarden kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan : wanneer voor de productie van gecertificeerd zaad van zonnebloemhybriden gebruik is gemaakt van een vrouwelijke mannelijk-steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijk-steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerd zaad.De verhouding tussen het zaad van de mannelijk-steriele kruisingspartner en dat van de mannelijk-vruchtbare kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2 : 1. 3. Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten aan de volgende normen of eisen voldoen inclusief Orobanche soorten :

A.TABEL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt I, 3, A, van deze bijlage opgenomen tabel : a) Het in kolom 5 vastgestelde maximumgehalte aan zaden heeft ook betrekking op de zaden van de in de kolommen 6 tot en met 11 genoemde soorten.b) Het aantal zaden van andere plantensoorten wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 5 vastgestelde eisen is voldaan.c) Het aantal zaden van Cuscuta-soorten wordt slechts bepaald wanneer er twijfel over bestaat of aan de in kolom 7 vastgestelde eisen is voldaan.d) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta-soorten in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta-soorten.e) Het zaad moet volledig vrij zijn van Orobanche soorten;één zaadkorrel van Orobanche- soorten in een monster van 100 gram geldt evenwel niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van 200 gram volledig vrij is van Orobanche-soorten. 4. De aanwezigheid van schadelijke organismen die de gebruikswaarde van zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.Het zaaizaad moet - in het bijzonder - voldoen aan de volgende normen of andere eisen :

A. TABEL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt 4, A, van deze bijlage opgenomen tabel : a) Voor vlas mag het percentage aan zaden die door Ascochyta linicola (Syn.Phoma linicola) zijn aangetast in totaal niet meer bedragen dan 1. b) Het aantal sclerotiën of delen van sclerotiën van Sclerotinia sclerotiorum wordt slechts bepaald indien er twijfel over bestaat of aan de in kolom 4 van de tabel vastgestelde eisen is voldaan. C. Bijzondere normen of andere voorwaarden die van toepassing zijn op glycine max. : - Van de vijf deelmonsters waarin een monster van maximaal 5 000 zaden per partij is onderverdeeld, mogen er hoogstens vier besmet zijn met Pseudomonas syringae pv.glycinea.

Wanneer in alle vijf deelmonsters verdachte kolonies worden geïdentificeerd, mogen, ter bevestiging, op de verdachte kolonies die van elke deelmonster op een daartoe geschikt medium zijn geïsoleerd, passende biochemische testen worden verricht. - Het aantal met Diaporthe phaseolorum besmette zaden mag niet hoger zijn dan 15 %. - Het percentage aan stof zoals gedefinieerd met gangbare internationale testmethoden, mag ten hoogste 0,3 gewichtspercent bedragen.

II. Handelszaad.

Voor handelszaad gelden de sub I van bijlage II genoemde eisen met uitzondering van punt 1.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 mei 2001houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage III Gewicht van een partij zaaizaad en van een monster Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage IV Etiket A. Te vermelden gegevens : a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad : 1.« EU-systeem ». 2. Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken. 3. - Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : « gesloten in........ » (maand en jaar); of - maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven « monster genomen in........ » (maand en jaar). 4. Partijnummer.5. Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.6. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift.7. Categorie.8. Producerend land.9. Opgegeven netto- of brutogewicht.10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht.11. Bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn : - voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in de Richtlijn 70/457/EG : de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijk ras, waaraan, in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord « kruisingspartner » wordt toegevoegd; - voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord « kruisingspartner » wordt toegevoegd; - voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord « hybride ». 12. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden « Nacontrole verricht... (maand en jaar) », en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. b) Voor handelszaad : 1.« EG-systeem ». 2. « Handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd) ».3. Keuringsdienst en Lidstaat of desbetreffend kenteken. 4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven « gesloten in.... » (maand en jaar). 5. Partijnummer.6. Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.7. Teeltgebied.8. Opgegeven netto- of brutogewicht.9. Wanneer het gewicht vermeld wordt en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaalgewicht. 10. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden « Nacontrole verricht... (maand en jaar) » en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voor- komen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.

B. Minimumafmetingen : 110 mm x 67 mm.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

Bijlage V Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere lidstaat A. Op het etiket te vermelden gegevens : - Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken. - Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift. - Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybriderassen, wordt het woord « kruisingspartner » toegevoegd. - Categorie. - Bij hybriderassen, de vermelding « hybride ». - Referentienummer van het veld of van de partij - Opgegeven netto- of brutogewicht. - De vermelding « niet definitief goedgekeurd zaad ».

B. Kleur van het etiket : Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens : - Instantie die het document afgeeft. - Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift. - Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift. - Categorie. - Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd. - Referentienummer van het veld of van de partij - Oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij. - Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen. - Voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad. - Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan. - In voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

^