Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 02 november 2010
gepubliceerd op 16 november 2010

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2010014236
pub.
16/11/2010
prom.
02/11/2010
ELI
eli/besluit/2010/11/02/2010014236/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

2 NOVEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan ik de eer heb het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen te wijzigen, ingevolge een met redenen omkleed advies met Referte 2004/2301 C(2009) 8781 dat de Europese Commissie op 20 november 2009 heeft gericht tot het Koninkrijk België krachtens artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wegens de onjuiste omzetting van de bepalingen van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken.

Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Europese Commissie wordt voornoemd besluit zodanig aangepast dat voortaan een juridische basis wordt gelegd voor de directe link tussen de kennisgeving van de officiële vernietiging van voertuigen en hun definitieve uitschrijving uit het nationaal repertorium van de voertuigen.

In eerste instantie wordt in artikel 1 van dit besluit het begrip « definitieve uitschrijving » toegevoegd aan de lijst van definities van artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, gezien het belang ervan voor een goed begrip van de gewijzigde bepalingen.

Artikel 2 wijzigt grondig de bepalingen van artikel 34, paragraaf 4, van voornoemd besluit om een betere omzetting te garanderen van de bepalingen van artikel 5, paragrafen drie en vijf van voornoemde Richtlijn 2000/53/EG : Enerzijds wordt het huidige begrip van verwerkers van voertuigen vervangen door dat van erkende verwerkers van autowrakken, en dit om duidelijk te maken dat enkel deze laatste in aanmerking worden genomen.

Anderzijds wordt bepaald dat het overeenkomstig de gewestelijke reglementering door de erkende verwerkers van autowrakken afgegeven certificaat van vernietiging, de enige noodzakelijke voorwaarde is opdat de federale Overheid het voertuig in kwestie definitief uitschrijft.

Tenslotte voorziet dit besluit in de aanvaarding van certificaten van vernietiging uitgereikt in andere EU-lidstaten overeenkomstig voornoemde Richtlijn 2000/53/EG, zodoende dat de in België ingeschreven voertuigen waarvoor een dergelijk certificaat van vernietiging werd uitgereikt in een andere lidstaat, eveneens definitief kunnen worden uitgeschreven uit het repertorium van de voertuigen op voorlegging van voornoemd document.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

ADVIES 48.549/2/V VAN 11 AUGUSTUS 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede vakantiekamer, op 16 juli 2010 door de Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen Betrekken van de gewestregeringen bij het ontwerpen van het besluit Overeenkomstig artikel 6, § 4, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen moeten de gewestregeringen betrokken worden bij het uitwerken van het ontwerp.

In het dossier dat bij de adviesaanvraag is gevoegd bevinden zich evenwel alleen de kopieën van de brieven die aan de onderscheiden gewestregeringen zijn toegezonden en die, net als de adviesaanvraag, 16 juli 2010 gedateerd zijn.

De steller van het ontwerp dient er bijgevolg op toe te zien dat dit voorafgaande vormvereiste naar behoren wordt vervuld.

Administratieve en begrotingscontrole Het advies van de inspecteur van Financiën en de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, waarnaar wordt verwezen in het derde en vierde lid van de aanhef, bevinden zich niet in het bij de adviesaanvraag gevoegde dossier.

Aangezien het voorliggende ontwerp op het eerste gezicht geen budgettaire weerslag heeft, lijkt het verkrijgen van dit advies en deze akkoordbevinding niet vereist.

De steller van het ontwerp dient dus ofwel het derde en vierde lid aan te vullen met de datum van dat advies en die akkoordbevinding als het ontwerp toch een dergelijke weerslag zou hebben, ofwel die leden te laten vervallen.

Bijzondere opmerkingen Aanhef In het eerste lid van de aanhef dient meer bepaald, bij wijze van rechtsgrond van het ontwerp, te worden verwezen naar artikel 1, eerste lid, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968.

De vermelding van de wijzigingen die zijn aangebracht bij de wetten van 5 augustus 2003 en 20 juli 2005 dient te vervallen, aangezien deze wetten het voormelde artikel 1, eerste lid, niet hebben gewijzigd.

Dispositief Artikel 1 (nieuw) Het ontwerp moet worden aangevuld met een nieuw artikel l waarin wordt vermeld dat het ontwerp een gedeeltelijke omzetting inhoudt van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken. De artikelen moeten eveneens dienovereenkomstig worden vernummerd.

Artikel 2 (dat artikel 3 wordt) 1. In het eerste en derde lid van het ontworpen artikel 34, § 4, van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen (artikel 2 van het voorliggende ontwerp), moet de nummering met « 1° » en « 2° » vervallen. Deze nummering mag immers uitsluitend dienen om in een zin (en dus een lid) de onderdelen van een opsomming aan te geven. 2. In de Franse versie van het ontworpen artikel 34, § 4, derde lid, van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 2001 moeten de woorden « article 5, alinéa 3, de la directive » vervangen te worden door de woorden « article 5, paragraphe 3, de la directive » (1) De kamer was samengesteld uit : de heren : M.Hanotiau, kamervoorzitter;

Ph. Quertainmont, Mevr. S. Guffens, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd opgesteld door de heer Y. Chauffoureaux, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen, eerste voorzitter van de Raad van State.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, M. Hanotiau. _______ Nota (1) Het ontwerp van verslag aan de Koning moet eveneens worden gecorrigeerd op dat punt. 2 NOVEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, artikel 1, eerste lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 juli 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 31 augustus 2010;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies nr. 48.549/2/V van de Raad van State, gegeven op 11 augustus 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken.

Art. 2.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 maart 2003, wordt aangevuld met twee nieuwe punten 28° en 29°, luidende als volgt : « 28° uitschrijving : het beëindigen of ongedaan maken van een inschrijving zoals bedoeld in de punten 1° of 2°; 29° definitieve uitschrijving : het deactiveren van het identificatienummer van een voertuig in het repertorium van de voertuigen bedoeld in artikel 6, paragraaf 1, zodat een nieuwe inschrijving of herinschrijving van een voertuig met dit identificatienummer niet meer mogelijk is, met uitzondering evenwel van het geval van een foutief identificatienummer.»

Art. 3.In artikel 34 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 maart 2003, wordt paragraaf 4 vervangen door een nieuwe paragraaf 4, luidende als volgt : « § 4. Bij de overdracht met het oog op zijn vernietiging van een voertuig aan een verwerker voor depollutie, demontage en vernietiging van afgedankte voertuigen, behoorlijk erkend door de Gewesten overeenkomstig artikel 6 van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken, wordt het kentekenbewijs van dit voertuig of in voorkomend geval het attest bedoeld in artikel 32, paragraaf 1, eveneens overgedragen aan deze erkende verwerker.

De definitieve uitschrijving van dit voertuig door het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer is slechts mogelijk mits afgifte, door voornoemde verwerkers, van een certificaat van vernietiging van het afgedankt voertuig.

Indien echter de afbraak van het voertuig plaatsvindt in een andere EU-lidstaat, wordt het certificaat van vernietiging, afgeleverd overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, paragraaf 3, van Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken, aanvaard door de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Het voorleggen van dit certificaat van vernietiging is de voorwaarde voor de definitieve uitschrijving van het betreffend afgedankt voertuig. »

Art. 4.De Minister bevoegd voor het Wegverkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 2 november 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, Y. LETERME De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^