Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 augustus 2012
gepubliceerd op 23 oktober 2012

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012012007
pub.
23/10/2012
prom.
03/08/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 AUGUSTUS 2012. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 3 augustus 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2008 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques (Overeenkomst geregistreerd op 9 december 2008 onder het nummer 89821/CO/318.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de diensten voor gezinszorg (gezins- en bejaardenhulp) van de Vlaamse Gemeenschap.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de loon- en arbeidsvoorwaarden van de werknemers die in dienst zijn van de werkgevers van de diensten voor gezinszorg (gezins- en bejaardenhulp) van de Vlaamse Gemeenschap, voor zover zij tewerkgesteld zijn met een arbeidsovereenkomst dienstencheque en zij vallen onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, en niet onder het toepassingsgebied van een ander paritair comité.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is tevens van toepassing op het omkaderingspersoneel (begeleidend en administratief personeel) waarvan de arbeidsovereenkomst uitsluitend voorziet in begeleiding en omkadering voor de dienstencheque-basiswerknemers of het omkaderingspersoneel dat werd aangeworven in functie van de groei bij de dienstencheque-basiswerknemers. HOOFDSTUK II. - Inwerkingtreding en duur

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques, gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 december 2006, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 mei 2007.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2006 en houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2009. HOOFDSTUK III. - Minimumloonschalen 1. Algemene bepalingen Art.3. § 1. Met ingang van 1 januari 2006 worden de minimum brutojaarlonen voor de in artikel 1 bedoelde werknemers bepaald overeenkomstig de in bijlage 1 gevoegde loonschalen. § 2. Om de overeenstemmende brutomaandlonen te bepalen moeten de brutojaarlonen gedeeld worden door twaalf. Om de overeenstemmende brutouurlonen te bepalen moeten de brutojaarlonen gedeeld worden door het getal dat het resultaat vormt van de vermenigvuldiging van de wekelijkse arbeidsduur zoals bepaald in de sector, zijnde 38 uur met 52, wat resulteert in 1976.

De bruto-uurlonen en -maandlonen worden vastgesteld overeenkomstig de berekeningswijze bepaald in dit artikel, en als bijlage 1 aan deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen. § 3. Voor de verdere berekeningsmodaliteiten van het bruto-maandloon en het bruto-uurloon wordt verwezen naar het bepaalde onder artikel 10 aangaande de koppeling van de lonen en wedden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. 2. Toekenning van minimumloonschalen en eventuele toegangsvereisten Art.4. § 1. Voor de werknemers worden de minimum bruto-jaarlonen, en de eventuele toegangsvereisten per functie vastgesteld overeenkomstig de hierna opgenomen tabel.

DIENSTEN EN FUNCTIES

BAREMA

MINIMALE TOEGANGSVEREISTEN

-

-

-

SERVICES ET FONCTIONS

BAREME

CONDITIONS MINIMALES D'ACCES

Werknemers tewerkgesteld met arbeidsovereenkomst dienstencheques

DB4

Geen bijzondere bepalingen

Travailleurs occupés avec un contrat "titres-services"

Pas de dispositions particulières

Begeleidend personeel

DBlb

Hoger onderwijs

Personnel d'accompagnement

Enseignement supérieur

Administratief personeel Personnel administratif

DA1

Hoger onderwijs Enseignement supérieur

DA2

Hoger secundair onderwijs Enseignement secondaire supérieur

DA3

Lager secundair onderwijs Enseignement secondaire inférieur


§ 2. Er worden geen haard- of standplaatsvergoedingen toegekend bovenop de in bijlage 1 vermelde barema's.

Art. 5.De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur voor een voltijdse tewerkstelling bedraag 38 uur. De wettelijk voorziene rustpauzes worden genomen buiten de eigenlijke arbeidstijd. HOOFDSTUK IV. - Baremieke anciënniteit

Art. 6.Wanneer de werknemer in dienst komt, wordt hij, mits voldaan is aan de minimale toegangsvereisten, ingeschaald in de minimumloonschalen met een baremieke anciënniteit van 0 jaar. Het weglaten van de minimale leeftijdsvereisten om toegang te hebben tot het barema kan geen retroactieve rechten doen ontstaan.

Art. 7.Voor de bepaling van de baremieke anciënniteit wordt geen onderscheid gemaakt tussen de deeltijdse en voltijdse prestaties.

Art. 8.§ 1. Een verhoging van de baremieke anciënniteit binnen het loonbarema gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin een jaar baremieke anciënniteit wordt bereikt. § 2. Na het bereiken van een baremieke anciënniteit van twee jaar, wordt de baremieke anciënniteit niet verder opgebouwd en blijft de werknemer ingeschaald in de overeenstemmende loonschaal.

Art. 9.Volgende schorsingen van de arbeidsovereenkomst geven voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, geen aanleiding tot opbouw van baremieke anciënniteit : 1. Periodes van volledige schorsing van de arbeidsovereenkomst in het kader van tijdskrediet;2. Periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst die niet gedekt zijn door loon behalve de gelijkstellingen voorzien in de wetgeving op de jaarlijkse vakantie van 28 juni 1971. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcifer der consumptieprijzen

Art. 10.De in bijlage 1 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde minimumlonen, evenals de effectief betaalde lonen, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Economie en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 maart 1989 betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1989 (Belgisch Staatsblad van 14 oktober 1989).

De in bijlage 1 vastgestelde minimumlonen zijn geïndexeerde minimumlonen op 1 februari 2008. HOOFDSTUK VI. - Eindejaarspremie

Art. 11.De werkgever betaalt een eindejaarspremie aan de werknemers bedoeld in artikel 1.

Art. 12.Bedrag van de eindejaarspremie bestaat uit (1) een vast geïndexeerd gedeelte, (2) een vast niet-geïndexeerd gedeelte en (3) een variabel gedeelte.

Art. 13.Het vast geïndexeerd gedeelte bedraagt 291,27 EUR (index 1 oktober 2007).

Het wordt jaarlijks aangepast op basis van de volgende formule : het bedrag van het vast gedeelte van het in aanmerking genomen jaar wordt bekomen door het vast gedeelte toegekend tijdens het vorig jaar te verhogen met een percentage dat afhangt van de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, dit percentage wordt bekomen door het indexcijfer dat van kracht is in oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door het indexcijfer dat van kracht was in oktober van het vorig jaar. Het percentage wordt berekend tot op vier decimalen.

Art. 14.§ 1. Het variabel gedeelte bedraagt 2,50 pct. van de brutojaarwedde. § 2. Voor de berekening van de brutojaarwedde wordt het geïndexeerde baremiek brutomaandloon van oktober van het in aanmerking genomen jaar, met uitsluiting van premies, toeslagen, weddesupplementen of vergoedingen, vermenigvuldigd met 12.

Art. 15.Het vast niet-geïndexeerd gedeelte bedraagt 55,08 EUR.

Art. 16.§ 1. Het totale bedrag van de toelage, zoals vastgesteld overeenkomstig de artikelen 13, 14 en 15 wordt uitgekeerd aan de werknemer met voltijdse prestaties die zijn gehele loon heeft of zou hebben genoten tijdens de gehele referentieperiode. Dit is de periode die zich uitstrekt van 1 januari tot 30 november van het jaar waarvoor de toelage is verschuldigd. § 2. Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten wegens deeltijdse arbeidsprestaties in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag berekend pro rata tewerkstelling. § 3. Wanneer een werknemer het totale bedrag van de toelage niet kan genieten omdat hij in dienst of uit dienst is getreden in de loop van de referentieperiode, wordt dit bedrag verminderd pro rata temporis de verrichte of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties.

Art. 17.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan de om dringende reden ontslagen werknemers, noch voor arbeidsprestaties verricht tijdens de proefperiode wanneer de arbeidsovereenkomst tijdens de proefperiode werd beëindigd.

Art. 18.De eindejaarstoelage is niet verschuldigd ten belope van het bedrag waarvoor de werknemers op ondernemingsvlak een gelijkwaardig voordeel genieten in de vorm van een 13e maand.

Art. 19.§ 1. Iedere gewerkte of daarmee gelijkgestelde maand, tijdens de referentieperiode, geeft recht op 1/11 van het bedrag van de toelage, berekend overeenkomstig deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. Enkel volledig gewerkte of daarmee gelijkgestelde maanden komen in aanmerking voor de opbouw van een eindejaarstoelage. Er wordt niet gerekend met halve maanden. § 3. Elke arbeidsovereenkomst ingegaan vóór de dertiende dag van de maand wordt beschouwd als een arbeidsovereenkomst voor een volledige maand. § 4. Worden gelijkgesteld met gewerkte of daarmee gelijkgestelde prestaties, de inactiviteitsuren bepaald bij het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders. § 5. Onbetaald verlof, alle wettelijke vormen van tijdskrediet en thematische verloven, worden niet gelijkgesteld met effectieve prestaties voor de toekenning van een eindejaarspremie. Palliatief verlof en verlof voor medische bijstand worden gelijkgesteld met effectieve prestaties voor een maximum periode van drie kalendermaanden.

Art. 20.Wanneer het personeelslid het voordeel van zijn bezoldiging niet heeft genoten voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar, komt voor de berekening van het variabel gedeelte van de toelage (artikel 14) de geïndexeerde brutojaar-wedde in aanmerking die voor de berekening van zijn loon voor deze maand tot grondslag zou hebben gediend, indien dat laatstvernoemde loon verschuldigd was geweest.

Art. 21.De eindejaarspremie wordt uitbetaald uiterlijk tegen 22 december van het jaar waarop ze van toepassing is. HOOFDSTUK VII. - Verplaatsingen in opdracht

Art. 22.§ 1. Voor de in artikel 1 bedoelde werknemers worden : - alle met de wagen afgelegde kilometers in opdracht vergoed aan 0,1970 EUR per km; - alle met de bromfiets afgelegde kilometers in opdracht vergoed aan 0,70 EUR per km; - alle met de fiets afgelegde kilometers in opdracht vergoed aan 0,049 EUR per km; - alle met het openbaar vervoer afgelegde kilometers in opdracht vergoed aan de reële kostprijs volgens de goedkoopste formule. § 2. Voor de dienstencheques basiswerknemers wordt voor de verplaatsing van hun woonplaats naar de eerste klant en voor de verplaatsing van de laatste klant naar de woonplaats een zelfde vergoeding betaald als bepaald in § 1 voor de verplaatsingen in opdracht. § 3. De vergoedingen bedoeld in § 1, lid 2 en 3 treden inwerking vanaf 1 april 2006.

Art. 23.De uitbetaling van deze vergoeding voor het wagenvervoer gebeurt ten laatste tijdens de loonafrekening van de maand volgend op de maand waarin de vervoeronkosten met de wagen werden gemaakt.

De uitbetaling van deze vergoeding kan enkel gebeuren op voorwaarde dat de vervoersonkosten met de nodige bewijsstukken werden gestaafd. HOOFDSTUK VIII. - Carenzdagen

Art. 24.De carenzdagen zoals bepaald in de artikelen 52, 70, 71 en 72 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, worden betaald. HOOFDSTUK IX. - Aanvullend verlof 35-44 jaar

Art. 25.§ 1. Alle in artikel 1 bedoelde werknemers die op 31 december 2005 in dienst waren, tussen de 35 en 44 jaar waren en recht hadden op 5 aanvullende verlofdagen "35-44 jaar", behouden deze verlofdagen. § 2. Werknemers bedoeld in artikel 1 die op 31 december 2005 in dienst waren en in 2006 de leeftijd van 35 jaar bereiken, hebben recht op 5 aanvullende verlofdagen "35-44 jaar" en dit proportioneel conform artikel 26 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 26.§ 1. De aanvullende verlofdagen worden toegekend pro rata de effectieve of daarmee gelijkgestelde maanden arbeidsprestaties gedurende het voorafgaand kalenderjaar bij de huidige werkgever. Een begonnen maand wordt hierbij meegerekend als gepresteerde maand. § 2. Voor de gelijkstelling met effectieve prestaties gelden de gelijkstellingen zoals bepaald bij koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders.

Art. 27.§ 1. Voor de bepaling van de duurtijd van één aanvullende verlofdag van een werknemer met voltijdse prestaties wordt de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gedeeld door vijf. § 2. Voor de bepaling van de duurtijd van één aanvullende verlofdag voor een werknemer met deeltijdse prestaties wordt de gemiddelde contractuele wekelijkse arbeidsduur van de deeltijdse werknemer gedeeld door vijf. § 3. Bij overgang van een voltijdse naar een deeltijdse tewerkstelling, evenals bij vermindering van arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er geen recht op uitbetaling van de uren aanvullend verlof die wegens verminderde arbeidsduur niet meer opneembaar zijn. § 4. Bij overgang van een deeltijdse naar een voltijdse tewerkstelling, evenals bij vermeerdering van arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er recht op proportionele toekenning van aanvullend verlof conform artikel 26, op basis van de vermeerderde contractuele gemiddelde arbeidsduur conform § 2.

Art. 28.Heeft de werknemer bij zijn uitdiensttreding in de loop van een kalenderjaar deze aanvullende verlofdagen geheel of gedeeltelijk niet opgenomen, dan ontvangt hij hiervoor een loon dat gelijk is aan het aantal arbeidsuren zoals bepaald in artikel 27 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vermenigvuldigd met het normaal uurloon zoals bepaald in artikel 29 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 29.Deze aanvullende verlofdagen worden toegekend met het behoud van het normale loon. Onder "normaal loon" wordt begrepen het loon dat de werknemer zou ontvangen hebben indien de aanvullende verlofdag een gewone wettelijke feestdag zou zijn geweest.

Art. 30.De aanvullende verlofdagen worden gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen voor de berekening van de eindejaarspremie.

Art. 31.§ 1. De globale planning inzake opname van de aanvullende verlofdagen worden vastgesteld in de ondernemingsraad of bij ontstentenis met de syndicale delegatie. § 2. De aanvullende verlofdagen worden opgenomen in gemeenschappelijk akkoord tussen de werknemer en de werkgever en dit rekening houdend met de dienstmogelijkheden evenwel zonder dat de dienstverlening in het gedrang mag gebracht worden. § 3. Van deze aanvullende verlofdagen kunnen er maximum 2 dagen overgedragen worden naar het volgend kalenderjaar op te nemen vóór eind februari. § 4. Indien gedurende het ganse kalenderjaar de arbeidsovereenkomst volledig geschorst is geweest, ontstaat er geen recht op uitbetaling van de aanvullende verlofdagen. HOOFDSTUK X. - Vrijstelling van arbeidsprestaties 45+

Art. 32.§ 1. Alle in artikel 1 bedoelde werknemers die op 31 december 2005 in dienst waren en recht hadden op 12 of 14 van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen, zonder dat het aantal dagen gedurende de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst verder wordt opgebouwd. § 2. Voor de werknemers bedoeld in artikel 1 die in dienst waren op 31 december 2005 en die in 2006 de leeftijd van 45 jaar bereiken, worden de 5 aanvullende verlofdagen "35-44 jaar" omgezet in 5 dagen vrijstelling van arbeidsprestaties.

Art. 33.De werknemers die zoals bepaald in artikel 32 recht hebben op van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen en die deeltijds werken, hebben recht op een evenredige toekenning van deze van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen, naar verhouding van hun gemiddelde contractuele arbeidsduur per week.

Art. 34.§ 1. Voor de bepaling van de duurtijd van één van arbeidsprestaties vrijgestelde dag van een werknemer met voltijdse prestaties wordt de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werknemer gedeel door vijf. § 2. Voor de bepaling van de duurtijd van één van arbeidsprestaties vrijgestelde dag voor een werknemer met deeltijdse prestaties wordt de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de deeltijdse werknemer gedeeld door vijf. § 3. Bij overgang van een voltijdse naar een deeltijdse tewerkstelling, evenals bij vermindering van de arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er geen recht op uitbetaling van de van arbeidsprestaties vrijgestelde uren die wegens verminderde arbeidsduur niet meer opneembaar zijn. § 4. Bij wijziging van het arbeidsregime gebeurt de aanpassing van het urenkrediet overeenkomstig artikel 34, §§ 1 en 2 bij het begin van het volgend kwartaal.

Art. 35.§ 1. Het urenkrediet vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon wordt in functie van het individueel arbeidsregime vastgesteld op 1 januari van het jaar waarop de vrijstelling van arbeidsprestaties betrekking heeft en wordt gelijk verdeeld over de 4 kwartalen. § 2. De opname van de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon gebeurt per kwartaal. § 3. De opname van de vrijstelling van arbeidsprestaties gebeurt in blokken van minimum 4 uren. Het eventuele restsaldo wordt toegevoegd aan het vierde kwartaal. § 4. Geplande dagen die niet kunnen worden opgenomen binnen het lopende kwartaal, tenzij tengevolge van een beslissing van de werkgeer, kunnen niet worden verschoven binnen het kwartaal. § 5. Dagen die niet kunnen worden opgenomen, tenzij tengevolge van een beslissing van de werkgever, worden niet vershoven naar het volgende kwartaal.

Art. 36.§ 1. Heeft de werknemer in de loop van het kwartaal van uitdiensttreding de van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen van dat betreffende kwartaal geheel of gedeeltelijk niet opgenomen, dan ontvangt hij hiervoor een loon dat gelijk is aan het aantal arbeidsuren zoals bepaald in artikel 34 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vermenigvuldigd met zijn normaal uurloon. § 2. Heeft de werknemer een restsaldo overgedragen naar het vierde kwartaal overeenkomstig artikel 35, § 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, dan ontvangt hij bij zijn uitdiensttreding een loon dat gelijk is aan het aantal resturen vermenigvuldigd met zijn normaal uurloon.

Art. 37.De vrijstelling van arbeidsprestaties wordt toegekend met behoud van het normale loon. Onder "normaal loon" wordt begrepen : het loon dat de werknemer zou ontvangen hebben indien deze dag een gewone wettelijke feestdag zou zijn.

Art. 38.De dagen vrijstelling van arbeidsprestaties worden gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen voor de berekening van de eindejaarspremie.

Art. 39.§ 1. De uren vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon worden zonder onderscheid of afwijking opgenomen in de vorm van volle of halve dagen. § 2. Bij de opname van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon wordt het urenkrediet verminderd met het aantal normaal te presteren uren van de werknemer op die dag. § 3. De modaliteiten van opname van mogelijke resturen wordt bepaald op niveau van de voorziening. § 4. Geplande dagen of uren, die ten gevolge van een oorzaak vreemd aan een werkgeversbeslissing niet kunnen worden opgenomen, vervallen en worden niet vergoed. HOOFDSTUK XI. - Vakbondspremie

Art. 40.Aan de in artikel 1 bedoelde werknemers wordt ten laste van de werkgevers een vakbondspremie toegekend.

Art. 41.Het totaal bedrag van het syndicale premie wordt toegekend aan de rechthebbenden die op 31 december van het sociaal dienstjaar, lopen van 1 januari tot 31 december, terzelfder tijd en gedurende 12 maanden : a) lid zijn van een representatieve werknemersorganisatie vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;b) krachtens een arbeidsovereenkomst verbonden zijn aan een in artikel 1 bedoelde werkgever of prestaties leveren voor dergelijke werkgever.

Art. 42.Aan de rechthebbende die, gedurende het sociaal dienstjaar, minder dan twaalf maanden voldoen aan de in artikel 41, a) en b) wordt het syndicale premie verleend op basis van één twaalfde van het totaal jaarlijks bedrag per gepresteerde of gelijkgestelde maand.

Genieten onder dezelfde voorwaarden de syndicale premie, de tijdens het sociaal dienstjaar (brug)gepensioneerde rechthebbenden.

Art. 43.Hebben geen recht op de premie, de werknemers die hun ontslag hebben gekregen om dringende redenen.

Art. 44.Voor de berekening van de syndicale premie, wordt elke begonnen maand gelijkgesteld met een volledig gewerkte maand.

Art. 45.Worden met gewerkte dagen gelijkgesteld, de periodes gedurende dewelke de arbeidsovereenkomst werd geschorst wegens ziekte, arbeidsongeval of werkloosheid met een maximum van één jaar.

Worden niet met gewerkte dagen gelijkgesteld, de periodes van tijdskrediet en de periodes van loopbaanonderbreking in het kader van thematische verloven.

Art. 46.Het bedrag van het syndicale premie wordt vastgesteld op : - totaal bedrag : 89,76 EUR; - per één twaalfde : 7,23 EUR.

Art. 47.Uiterlijk op 15 februari volgend op het sociaal dienstjaar, worden de "vakbondspremieattesten" in dubbel exemplaar door de werkgevers individueel aan alle werknemers uitgereikt.

Art. 48.Op voorlegging van het door de werkgever afgeleverd vakbondspremieattest betalen de representatieve werknemersorganisaties in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, vanaf 1 april de vakbondspremie aan de rechthebbende werknemers uit.

Indien een rechthebbende op dat ogenblik overleden is, wordt de syndicale premie betaald aan de overlevende partner.

Het "vakbondspremieattest" kan, omwille van mogelijkheid tot controle door de werkgever, door deze laatste, per dienst herkenbaar worden gemaakt, met respect voor de anonimiteit van de individuele werknemer.

Art. 49.De representatieve werknemersorganisaties, vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap zenden een afrekening van de uitbetaalde bedragen aan de respectievelijke werkgevers die het door de werknemersorganisaties vooruitbetaalde bedrag aan die werknemersorganisaties voor 30 maart volgend op het jaar waarin de operatie "vakbondspremie" plaatshad.

Als administratieve kost wordt 0,87 EUR per uitbetaalde premie toegekend aan de respresentatieve werknemersorganisaties. HOOFDSTUK XII. - Werkkledij

Art. 50.Door de werkgever wordt aan elke werknemer tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques één of meerdere uniformen ter beschikking gesteld, te dragen op de arbeidsplaats.

Art. 51.Teneinde garanties te hebben op het vlak van orde, netheid en hygiëne, wordt door de werkgever een maandelijkse tussenkomst betaald in het onderhoud van dit uniform.

Art. 52.Voor elke effectief begonnen werkdag wordt een vergoeding van 0,10 EUR uitbetaald. HOOFDSTUK XIII. - Opleiding

Art. 53.Alle in artikel 1 bedoelde werknemers krijgen op jaarbasis 10 uur vorming. HOOFDSTUK XIV. - Werkoverleg

Art. 54.Op jaarbasis wordt 0,8 pct. van de effectief gepresteerde uren per dienst besteed aan werkoverleg. HOOFDSTUK XV. - Omkaderingsnorm

Art. 55.De omkaderingsnorm wordt vastgelegd op 1 VTE begeleidend personeel per 30 VTE gemiddeld effectief werkende werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques per jaar. HOOFDSTUK XVI. - Overgangsmaatregelen

Art. 56.§ 1. Voor de personeelsleden bedoeld in artikel 1 die in dienst zijn vóór 1 januari 2006 gelden, tenzij in de arbeidsovereenkomst anders werd overeengekomen, volgende overgangsmaatregelen. § 2. Alle arbeidsvoorwaarden effectief toegepast vóór 1 januari 2006 blijven behouden.

Art. 57.§ 1. Werknemers tewerkgesteld met een contract onbepaalde duur in de reguliere gezinszorg of de reguliere poetshulp die op vraag van de werkgever overgegaan zijn naar de sui generis afdeling dienstencheques, behouden de arbeidsvoorwaarden alsof ze tewerkgesteld zijn en blijven in de reguliere gezinszorg of de reguliere poetshulp. § 2. De werknemers die vóór 1 juli 2003 in dienst waren met een contract onbepaalde duur bij de huidige werkgever ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap endie de overstap naar het systeem van dienstencheques hebben gemaakt, worden vermoed op vraag van de werkgever te zijn overgestapt. § 3. Vacatures binnen de reguliere gezinszorg of poetshulp worden bekendgemaakt aan de in § 1 van dit artikel bedoelde werknemers. HOOFDSTUK XVII. - Slotbepalingen

Art. 58.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt voor het personeel tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques en hun omkaderingspersoneel volledig de hierna vermelde collectieve arbeidsovereenkomsten die dus een einde nemen : - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 18 juni 1998 betreffende anciënniteitsverlof; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 29 maart 2001 betreffende de vorming op het niveau van de voorzieningen; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 29 maart 2001 betreffende managementondersteuning; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 15 november 2001 betreffende de toekenning van onderhoudsvergoedingen bij het dragen van een uniform; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 15 november 2001 betreffende de toekenning van een vakbondspremie; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 6 december 2001 betreffende vijf aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 10 april 2003 betreffende de carenzdag; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 16 december 2003 betreffende de loonvoorwaarden; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 16 december 2003 betreffende de eindejaarstoelage; - de collectieve arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur van 3 februari 2005 betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, ter vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 september 2006 betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden van werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques Paritair subcomité 318.02 BAREMA DB4 in EUR Arbeider dienstencheques Coëfficiënt : 1,1262

Baremieke anciënniteit Ancienneté barémique

JAARLOON SALAIRE ANNUEL

MAANDLOON SALAIRE MENSUEL

UURLOON SALAIRE HORAIRE 38 u./h (100 pct./p.c.)

0

18 707,93

1 558,99

9,4676

1

19 794,90

1 649,58

10,0177

2

20 039,45

1 669,95

10,1414


Het jaar-, maand- en uurloon is gekoppeld aan de indexering van 1 februari 2008.

Paritair subcomité 318.02 BAREMA DA1 in EUR A1 Administratief medewerker dienstencheques Coëfficiënt : 1,1262

Baremieke anciënniteit Ancienneté barémique

JAARLOON SALAIRE ANNUEL

MAANDLOON SALAIRE MENSUEL

UURLOON SALAIRE HORAIRE 38 u./h (100 pct./p.c.)

0

23 516,43

1 959,70

11,9011

1

23 516,43

1 959,70

11,9010

2

24 107,57

2 008,96

12,2002


Het jaar-, maand- en uurloon is gekoppeld aan de indexering van 1 februari 2008.

Paritair subcomité 318.02 BAREMA DA2 in EUR A2 Administratief medewerker dienstencheques Coëfficiënt : 1,1262

Baremieke anciënniteit Ancienneté barémique

JAARLOON SALAIRE ANNUEL

MAANDLOON SALAIRE MENSUEL

UURLOON SALAIRE HORAIRE 38 u./h (100 pct./p.c.)

0

20 216,14

1 684,68

10,2309

1

21 003,31

1 750,28

10,6292

2

21 790,48

1 815,88

11,0276


Het jaar-, maand- en uurloon is gekoppeld aan de indexering van 1 februari 2008.

Paritair subcomité 318.02 BAREMA DA3 in EUR A3 Administratief medewerker dienstencheques Coëfficiënt : 1,1262

Baremieke anciënniteit Ancienneté barémique

JAARLOON SALAIRE ANNUEL

MAANDLOON SALAIRE MENSUEL

UURLOON SALAIRE HORAIRE 38 u./h (100 pct./p.c.)

0

18 689,81

1 557,49

9,4584

1

19 414,37

1 617,87

9,8251

2

20 138,93

1 678,25

10,1918


Het jaar-, maand- en uurloon is gekoppeld aan de indexering van 1 februari 2008.

Paritair subcomité 318.02 BAREMA DB1B in EUR Verantwoordelijke dienstverlening dienstencheques Coëfficiënt : 1,1262

Baremieke anciënniteit Ancienneté barémique

JAARLOON SALAIRE ANNUEL

MAANDLOON SALAIRE MENSUEL

UURLOON SALAIRE HORAIRE 38 u./h (100 pct./p.c.)

0

26 033,39

2 169,45

13,1748

1

26 066,78

2 172,23

13,1917

2

26 500,70

2 208,39

13,4113


Het jaar-, maand- en uurloon is gekoppeld aan de indexering van 1 februari 2008.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 augustus 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^