Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 december 2005
gepubliceerd op 27 februari 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 164 en 165 KB/WIB 92

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2006003121
pub.
27/02/2006
prom.
03/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/03/2006003121/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 164 en 165 KB/WIB 92


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan wij de eer hebben het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, wijzigt het bestaande mechanisme van het vereenvoudigd beslag onder derden inzake inkomstenbelastingen zoals bepaald in de artikelen 164 en 165 van het koninklijk besluit ter uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Deze wijzigingen worden voornamelijk ingevoerd omwille van de arresten van het Arbitragehof van 5 maart 1997 (arrest nr. 11/97) en 12 juni 1997 (arrest nr. 35/97).

Artikel 300, § 1, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), machtigt inderdaad de Koning "de wijze waarop men dient te handelen voor (...) de vervolgingen" ter invordering van de belastingen, te regelen.

In uitvoering van deze bepaling, zet artikel 164 van het KB/WIB 92, ten voordele van de fiscale administratie inzake de inkomstenbelastingen een mechanisme van vereenvoudigd beslag onder derden op met het oog op een vluggere inning van de belastingen die een belastingschuldige verschuldigd is. De derden-schuldenaars van deze belastingschuldige zijn bijgevolg verplicht, op het hun door de bevoegde ontvanger per ter post aangetekende brief gedane verzoek, te betalen met het voor beslag vatbare gedeelte van de inkomsten, sommen en zaken die zij verschuldigd zijn of die zij onder zich houden en met kwijting insluitend gevolg voor de belastingschuldige, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van belastingen,belastingverhogingen, nalatigheids-interesten, boeten en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging.

Indien de derden-beslagenen niet in staat zijn om aan het verzoek van de ontvanger te voldoen, moeten zij hem de verklaring van derde-beslagene toezenden die het Gerechtelijk Wetboek voorziet in het kader van het bewarend beslag onder derden (artikel 1452) en van het uitvoerend beslag onder derden (artikel 1539 verwijzend naar vermeld artikel 1452).

Indien zij deze verklaring niet doen binnen de voorziene termijn of indien de ontvanger niet wordt ingelicht over nieuwe latere elementen, worden deze derden, overeenkomstig artikel 164, § 5, KB/WIB 92, vervolgd alsof zij rechtstreekse schuldenaars waren.

Door haar arresten van 5 maart 1997 en 12 juni 1997, heeft het Arbitragehof evenwel geoordeeld dat artikel 300, § 1, 1°, WIB 92, uitgelegd als het toelaten van de maatregel voorzien in artikel 164, § 5, KB/WIB 92, strijdig was met de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie bekrachtigd door de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Het Arbitragehof heeft zijn beslissing gesteund op het feit dat het automatisch tot schuldenaar maken van de derden-houder voor het geheel van de belasting, zonder enige controle van de beslagrechter, een handelwijze buiten proportie is tegenover het beoogde doel, de invordering van de belastingen verzekeren. Artikel 164, § 5, KB/WIB 92, heeft aldus volgens het Arbitragehof, een ongerechtvaardigd verschil in behandeling ingesteld tussen de derden-beslagenen naargelang hun schuldeiser een gewone schuldenaar (toepassing artikel 1542 Gerechtelijk Wetboek) of een belastingschuldige (toepassing artikel 164, § 5, KB/WIB 92) is.

Dit koninklijk besluit heeft dus hoofdzakelijk tot doel de procedure van het vereenvoudigd beslag onder derden inzake inkomstenbelastingen te hervormen opdat de beslagrechter eveneens belast zou worden met de bevoegdheid de in gebreke blijvende derden-houders schuldenaars te verklaren voor het geheel of voor een gedeelte van de betaling van de belasting verschuldigd door de belastingschuldige.

Niettemin werd, naar aanleiding van de opmerkingen van de Raad van State, eveneens de gelegenheid te baat genomen om de artikelen 164 en 165 KB/WIB 92 in hun geheel te herzien. Deze herformulering zal aldus toelaten de gevolgde procedure inzake inkomstenbelastingen en deze bestaande op het vlak van de BTW als bepaald in artikel 85bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde (W.BTW), op elkaar af te stemmen.

Commentaar op de artikelen Artikel 1 Deze bepaling vervangt de tekst van artikel 164, § 1, KB/WIB 92. Het eerste lid stemt overeen met de door de Raad van State voorgestelde tekst en zet het principe uiteen van het vereenvoudigd beslag onder derden naar het voorbeeld van de formulering van artikel 85bis, § 1, eerste lid, W.B.T.W. Deze nieuwe tekst behoudt evenwel dezelfde draagwijdte ten opzichte van de vroegere formulering van artikel 164, § 1.

De bepaling beoogt eveneens een antwoord te geven op de kritiek die regelmatig wordt geformuleerd tegen het vereenvoudigd beslag onder derden inzake inkomstenbelastingen dat, in tegenstelling tot de procedure van het uitvoerend beslag onder derden volgens het gemene recht of de B.T.W.-procedure, geen enkele formaliteit voorziet waardoor de belastingschuldige over het beslag wordt ingelicht. Het ontworpen lid zal de ontvanger voortaan verplichten de akte van het beslag bij een ter post aangetekende brief aan de belastingschuldige ter kennis te brengen.

Het tweede lid van de ontworpen bepaling werd uit de tekst van artikel 85bis, § 1, tweede lid, W.B.T.W. overgenomen; het weerspiegelt de opmerking van de Raad van State die terecht meent dat het derdenbeslag slechts vanaf de overhandiging van de aangetekende brief aan zijn bestemmeling uitwerking kan hebben en niet vanaf de afgifte ter post van de aangetekende brief.

Evenwel, zoals de Raad van State ook opmerkt, heeft de aanzegging aan de belastingschuldige zoals bedoeld in het eerste lid slechts zin wanneer aan deze laatste ook de mogelijkheid wordt geboden om zich tegen het beslag te verzetten. Dat is ook hetgeen wordt beoogd met het derde lid van de ontworpen bepaling die aan de belastingschuldige zal toelaten om binnen de vijftien dagen vanaf de afgifte ter post van de aanzegging van het beslag bij ter post aangetekende brief gericht aan de bevoegde ontvanger verzet aan te tekenen tegen het beslag. De belastingschuldige zal de derde-beslagene binnen dezelfde termijn van vijftien dagen bij aangetekende brief moeten inlichten.

Artikel 2 Overeenkomstig het advies van de Raad van State kan de huidige § 2 van artikel 164 KB/WIB 92 voor zover deze slechts de toepassing van de gemeenrechtelijke regels van beslag onder derden betreft, worden opgeheven.

Artikel 3 Door de wijzigingen in § 1 van artikel 164, KB/WIB 92, aangebracht door artikel 1 van het huidige ontwerp, verliest het eerste lid van de huidige § 3, dat bepaalt dat het verzoek van de ontvanger geldt als aanmaning met verzet tegen afgifte van de inkomsten, sommen en zaken, haar bestaansreden en kan bijgevolg worden opgeheven.

De zuivere vormwijzigingen aangebracht in het tweede lid van de huidige § 3, die § 2 wordt, vergen geen verdere toelichting.

Artikel 4 Met het oog op de toepassing van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek (cfr. de commentaar op het artikel 5 hieronder) op het vereenvoudigd beslag onder derden, moet de huidige § 4 van artikel 164 worden opgeheven.

Deze van het gemene recht en de B.T.W.-procedure afwijkende bepaling strekt er immers toe om binnen de 15 dagen vanaf de afgifte ter post van de notificatie van de ontvanger ofwel de onmiddellijke betaling van de derde-beslagene te bekomen van de sommen die van hem worden gevorderd ofwel, indien hij niet in staat is om aan het verzoek van de ontvanger te voldoen, de verzending van de verklaring als bepaald in artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek.

Bijgevolg is de huidige § 4 in strijd met de door het huidige koninklijk besluit toepasselijk gemaakte bepalingen van het gerechtelijk recht die meer in het bijzonder het systematisch karakter van de verklaring van de derde-beslagene bepalen en het feit dat de vrijgave van de verschuldigde sommen door de derde-beslagene slechts ten vroegste kan geschieden vanaf het verstrijken van de termijn als bedoeld in artikel 1543 van het Gerechtelijk Wetboek.

Artikel 5 Overeenkomstig het advies van de Raad van State worden door de huidige bepaling, die werd overgenomen uit de tekst van artikel 85bis, § 2, W.B.T.W., de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1543, van het Gerechtelijk Wetboek toepasselijk op het vereenvoudigd beslag onder derden inzake inkomstenbelastingen. Zij stemt aldus in hoge mate de gevolgde procedures inzake B.T.W. en directe belastingen op elkaar af.

De toepassing van artikel 1542 van het Gerechtelijk Wetboek laat bovendien toe zich te richten naar de voornoemde arresten van het Arbitragehof door aan de beslagrechters de bevoegdheid te verlenen de in gebreke blijvende derden-houders schuldenaars te verklaren voor het geheel of voor een gedeelte van de betaling van de belasting verschuldigd door de belastingschuldige.

Artikel 6 Dit artikel vergt geen verdere toelichting daar slechts de bestaande nummering van de paragrafen er door wordt gewijzigd.

Artikel 7 Zoals de Raad van State het wenste strekt deze bepaling er toe artikel 165 KB/WIB 92 te vervangen door een tekst die gebaseerd is op artikel 85bis, § 3, W.B.T.W.. Door de gevallen als bepaald in artikel 165 KB/WIB 92 te hernemen, vermeldt het eerste lid de vier gevallen waarin het vereenvoudigd beslag onder derden in uitvoerend beslag onder derden volgens het gemene recht moet worden omgezet.

De invoering van de mogelijkheid voor de belastingschuldige om tegen het derdenbeslag verzet te doen, heeft niettemin noodzakelijkerwijze een verschil ten opzichte van de tekst van artikel 85bis, § 3, W.B.T.W. met zich meegebracht in die zin dat in dit geval het vereenvoudigd beslag onder derden slechts zijn bewarend effect zal behouden wanneer de ontvanger binnen de maand van de afgifte ter post van de aangetekende brief dat dit verzet bevat, overgaat tot een uitvoerend beslag onder derden volgens het gemene recht.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

3 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 164 en 165 KB/WIB 92 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op artikel 300, § 1;

Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op artikel 164, gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 mei 1997, en op artikel 165;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 juni 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 24 juni 2005;

Gelet op het advies 38.670/2/V van de Raad van State, gegeven op 25 juli 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 164, § 1, KB/WIB 92 wordt vervangen als volgt : « § 1. De bevoegde ontvanger kan, bij een ter post aangetekende brief, uitvoerend beslag onder derden leggen op de aan een belastingschuldige verschuldigde of toebehorende sommen en zaken, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van belastingen, voorheffingen, belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten, boeten en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging. Het beslag wordt eveneens bij een ter post aangetekende brief aan de belastingschuldige aangezegd.

Dit beslag heeft uitwerking vanaf de overhandiging van het stuk aan de geadresseerde.

De belastingschuldige kan tegen het beslag bij ter post aangetekende brief verzet aantekenen bij de bevoegde ontvanger binnen de 15 dagen te rekenen vanaf de afgifte ter post van de aanzegging van het beslag.

De belastingschuldige moet binnen dezelfde termijn bij ter post aangetekende brief de derde-beslagene inlichten. »

Art. 2.Artikel 164, § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 3.In artikel 164, § 3 oud die § 2 wordt, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt opgeheven;2° in het tweede lid wordt het woord "Het" vervangen door de woorden "Het in § 1 bedoelde beslag" en wordt het woord "verzoek" vervangen door het woord "beslag".

Art. 4.Artikel 164, § 4, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 5.Artikel 164, § 5 oud die § 3 wordt, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 3. Onder voorbehoud van het bepaalde in § 1, zijn op dit beslag de bepalingen toepasselijk van de artikelen 1539, 1540, 1542, eerste en tweede lid, en 1543 van het Gerechtelijk Wetboek, met dien verstande dat de afgifte van het bedrag van het beslag geschiedt in handen van de bevoegde ontvanger. »

Art. 6.Paragraaf 6 van artikel 164 van hetzelfde besluit wordt § 4 van dat artikel.

Art. 7.Artikel 165 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « § 1. Het uitvoerend beslag onder derden moet geschieden door middel van een deurwaardersexploot op de wijze bepaald in de artikelen 1539 tot 1544 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer blijkt : 1° dat de belastingschuldige zich verzet tegen het in artikel 164, § 1, bedoelde beslag;2° dat de derde-beslagene zijn schuld tegenover de belastingschuldige betwist;3° dat de sommen en zaken het voorwerp zijn van een verzet of beslag onder derden vóór het in artikel 164, § 1, bedoelde beslag gedaan door andere schuldeisers;4° dat de zaken te gelde moeten worden gemaakt. In deze gevallen blijft het door de ontvanger overeenkomstig artikel 164, § 1, gelegd beslag zijn bewarend effect behouden wanneer een uitvoerend beslag onder derden bij deurwaardersexploot wordt gelegd als bepaald bij artikel 1539 van het Gerechtelijk Wetboek, binnen een maand na de afgifte ter post van het verzet van de belastingschuldige als bepaald bij artikel 164, § 1, derde lid, of van de verklaring als bepaald bij artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek. »

Art. 8.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Nice, 3 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^