Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 december 2006
gepubliceerd op 30 januari 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de toekenning van vijf aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" van 29 maart 2000

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006203837
pub.
30/01/2007
prom.
03/12/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de toekenning van vijf aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" van 29 maart 2000 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de toekenning van vijf aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" van 29 maart 2000.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 december 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001 Toekenning van vijf aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" van 29 maart 2000 (Overeenkomst geregistreerd op 12 juni 2001 onder het nummer 57465/CO/318.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers van de diensten voor gezinszorg (gezins- en bejaardenhulp) van de Vlaamse Gemeenschap.

Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op het personeel dat prestaties levert in het kader van een tewerkstellings- of doorstromingsprogramma. De loonvoorwaarden worden geregeld door de collectieve arbeidsovereenkomst-loonvoorwaarden personeel tewerkstellings- en doorstromingsprojecten.

Onder "tewerkstellings- en doorstromingsprogramma's" wordt limitatief verstaan : - WEP en WEP+; - Smetbanen; - maaltijdbedelers zolang ze niet begrepen zijn in de regelgeving logistieke hulp; - oppassers zieke kinderen voor zover ze gesubsidieerd zijn door het "Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten". HOOFDSTUK II. - Algemeen beginsel

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan punt 2.6 van het "Vlaams Intersectoraal Voorakkoord voor de Social Profitsector 2000-2005". § 2. Aan de werknemers worden vanaf 2005, 5 aanvullende verlofdagen toegekend vanaf de leeftijd van 35 jaar tot en met de leeftijd van 44 jaar.

Deze aanvullende verlofdagen worden toegekend met ingang van het kalenderjaar waarin de werknemer de leeftijd van 35 jaar bereikt, en dit proportioneel conform artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 3.§ 1. Deze aanvullende verlofdagen worden toegekend onverminderd de bij de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst reeds bestaande sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 1998 inzake de toekenning van anciënniteitsverlof. § 2. De op ondernemingsvlak bestaande regelingen inzake anciënniteitsverlofdagen en regelingen voor betaalde vakanties bovenop de vier wettelijke weken kunnen slechts in rekening gebracht worden bij ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomst volgens volgende principes : een minimale toekenning van 3 aanvullende verlofdagen in uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst en een maximale verrekening van de helft van de bestaande bovengenoemde verlofdagen en dit beperkt tot 2 dagen (zie tabel in bijlage). HOOFDSTUK III. - Programmatie

Art. 4.De programmatie van de toekenning van de aanvullende verlofdagen geschiedt als volgt : Vanaf 2002 : 2 dagen Vanaf 2003 : 3 dagen Vanaf 2004 : 4 dagen Vanaf 2005 : 5 dagen. HOOFDSTUK IV. - Toekenning van de aanvullende verlofdagen

Art. 5.De werknemer met effectieve of daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties heeft recht op de aanvullende verlofdag(en) volgens de programmatie voorzien in artikel 4. Deze aanvullende verlofdagen worden toegekend pro rata de effectieve of daarmee gelijkgestelde maanden arbeidsprestaties.

Een begonnen maand wordt hierbij meegerekend als gepresteerde maand.

Voor de gelijkstelling met effectieve prestaties gelden de gelijkstellingen zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der loonarbeiders.

Art. 6.§ 1. Voor de bepaling van de duurtijd van één aanvullende verlofdag van een werknemer met voltijdse prestaties wordt de contractueel gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gedeeld door vijf. § 2. Voor de bepaling van de duurtijd van één aanvullende verlofdag voor een werknemer met deeltijdse prestaties wordt de gemiddelde contractuele wekelijkse arbeidsduur van de deeltijdse werknemer gedeeld door vijf. § 3. Bij overgang van een voltijdse naar een deeltijdse tewerkstelling, evenals bij vermindering van de arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er geen recht op uitbetaling van de uren aanvullend verlof die wegens verminderde arbeidsduur niet meer opneembaar zijn. § 4. Bij overgang van een deeltijdse naar een voltijdse tewerkstelling, evenals bij vermeerdering van arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er recht op proportionele toekenning van aanvullend verlof conform artikel 5, op basis van de vermeerderde contractuele gemiddelde arbeidsduur conform § 2. HOOFDSTUK V. - Procedure bij in- en uitdiensttreding

Art. 7.§ 1. Heeft de werknemer bij zijn uitdiensttreding in de loop van een kalenderjaar deze aanvullende verlofdagen geheel of gedeeltelijk niet opgenomen, dan ontvangt hij hiervoor een loon dat gelijk is aan het aantal arbeidsuren zoals bepaald in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vermenigvuldigd met het normaal uurloon zoals bepaald in artikel 8 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De werkgever overhandigt bij uitdiensttreding aan de betrokken werknemer een attest met vermelding van het aantal dagen waarop de werknemer recht heeft in het betrokken kalenderjaar en de nog niet-opgenomen aanvullende verlofdagen van het betrokken kalenderjaar. § 3. De werknemer behoudt, mits verrekening en voorlegging van het attest van zijn vorige werkgever, het recht om de niet-opgenomen aanvullende verlofdagen van het betrokken kalenderjaar in arbeidsduur op te nemen bij de nieuwe werkgever, binnen de sectoren betrokken in het "Vlaams Intersectoraal Akkoord". HOOFDSTUK VI. - Statuut en bezoldiging van de aanvullende verlofdagen

Art. 8.Deze aanvullende verlofdagen worden toegekend met het behoud van het normaal loon. Onder normaal loon wordt begrepen het loon dat de werknemer zou ontvangen hebben indien de aanvullende verlofdag een gewone wettelijke feestdag zou zijn geweest.

Art. 9.De aanvullende verlofdagen worden gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen voor de berekening van de eindejaarspremie. HOOFDSTUK VII. - Modaliteiten van opname

Art. 10.§ 1. De globale planning inzake opname van de aanvullende verlofdagen wordt vastgelegd in de ondernemingsraad of bij ontstentenis met de syndicale delegatie. § 2. De aanvullende verlofdagen worden genomen in gemeenschappelijk akkoord tussen de werknemer en de werkgever en dit rekening houdend met de dienstmogelijkheden evenwel zonder dat de hulpverlening aan de gezinnen in het gedrang mag gebracht worden. § 3. Van deze aanvullende verlofdagen kunnen er maximum 2 dagen overgedragen worden naar het volgend kalenderjaar op te nemen vóór eind februari. § 4. Indien gedurende het ganse kalenderjaar de arbeidsovereenkomst volledig geschorst is geweest, ontstaat er geen recht op uitbetaling van de aanvullende verlofdagen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepaling

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt uitgevoerd afhankelijk van de in het kader van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" voorziene middelen.

Art. 12.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002 en geldt voor onbepaalde duur. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door elk van de partijen met een opzegtermijn van 3 maanden, per aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 december 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 2001 betreffende de toekenning van vijf aanvullende verlofdagen vanaf 35 jaar tot en met 44 jaar in uitvoering van het "Vlaams Intersectoraal Akkoord" van 29 maart 2000 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Met "dagen" wordt bedoeld : de dagen op voltijdse basis berekend die momenteel op ondernemingsniveau kunnen bestaan : 1.betaalde vakantiedagen bovenop de vier wettelijke weken; 2. anciënniteitsverlofdagen. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 december 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^