Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 december 2019
gepubliceerd op 16 december 2019

Koninklijk besluit betreffende de accommodatie van vissersvaartuigen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2019015759
pub.
16/12/2019
prom.
03/12/2019
ELI
eli/besluit/2019/12/03/2019015759/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

Scheepvaart


3 DECEMBER 2019. - Koninklijk besluit betreffende de accommodatie van vissersvaartuigen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de vaartuigen, gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 januari 2007, artikel 4;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 9 juli 2019;

Gelet op advies nr. 66.628/4 van de Raad van State, gegeven op 6 november 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit ter gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 wordt verstaan onder: 1° Overeenkomst : de door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de EU (Europêche) gesloten overeenkomst van 21 mei 2012 betreffende de uitvoering van het Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007;2° vissersvaartuig of vaartuig: een schip dat gerechtigd is de Belgische vlag te voeren, van welke aard ook en ongeacht de eigendomsvorm, en die gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor de commerciële visserij;3° lengte : 96 procent van de totale lengte van de lastlijn op 85 procent van de kleinste holte naar de mal gemeten vanaf de bovenzijde van de kielplaat, dan wel de lengte van de voorzijde van de voorsteven tot aan de hartlijn van de roerkoning op deze lastlijn gemeten, indien deze laatste lengte groter is;bij vaartuigen die met stuurlast zijn ontworpen moet de lastlijn waarop deze lengte wordt gemeten, evenwijdig aan de constructiewaterlijn worden genomen; 4° lengte tussen de loodlijnen (LBP):de afstand tussen de voor- en achterloodlijn;de voorloodlijn moet samenvallen met de voorzijde van de voorsteven op de waterlijn waarop de lengte (L) wordt gemeten; de achterloodlijn moet samenvallen met de hartlijn van de roerkoning op die waterlijn; 5° nieuw vissersvaartuig : een vaartuig a) waarvoor het bouwcontract of het contract voor ingrijpende verbouwingen op of na 15 november 2019 is gegund;of b) waarvoor het bouwcontract of het contract voor een ingrijpende verbouwing vóór 15 november 2019 is gegund en dat drie of meer jaar na die datum wordt geleverd;of c) waarvan - bij gebrek aan een bouwcontract - op of na 15 november 2019: i) de kiel wordt gelegd;of ii) de bouw als een herkenbaar specifiek type vaartuig begint; of iii) de assemblage is begonnen, die ten minste 50 ton of 1 % van de geschatte massa van alle constructiemateriaal omvat - waarbij de kleinste van de twee hoeveelheden bepalend is; 6° bestaand vissersvaartuig : een vaartuig dat geen nieuw vissersvaartuig is;7° Scheepvaartcontrole: het Directoraat-generaal Scheepvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;8° Overleg: overleg tussen de Scheepvaartcontrole en de representatieve organisaties van de betrokken werkgevers en werknemers, en met name de eventuele representatieve organisaties van de eigenaren van vissersvaartuigen en de vissers.10° visser: elke persoon die tewerkgesteld of in dienst genomen is of in enige hoedanigheid werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig met uitzondering van havenloodsen en walpersoneel dat werkzaamheden verricht aan boord van een vissersvaartuig aan de kade.

Art. 2.§ 1. Onverminderd het koninklijk besluit van 7 januari 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/01/1998 pub. 18/03/1998 numac 1998014018 bron ministerie van verkeer en infrastructuur Koninklijk besluit betreffende de medische hulpverlening aan boord van schepen sluiten betreffende de medische hulpverlening aan boord van schepen en het koninklijk besluit van 13 juli 1998 houdende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het werk aan boord van vissersvaartuigen en wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement is dit besluit van toepassing op alle nieuwe, van dek voorziene vissersvaartuigen die onder Belgische vlag varen.

De Scheepvaartcontrole kan, na overleg, de vereisten van de bijlage ook voor bestaande vissersvaartuigen doen gelden, als ze besluit dat dit redelijk en praktisch uitvoerbaar is.

De bepalingen van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement zijn van toepassing voor zover ze niet in strijd zijn met de bepalingen van dit besluit. § 2. Onverminderd de onderzoeken en inspecties bepaald bij het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement controleert de Scheepvaartcontrole minstens eenmaal per jaar of de vissersvaartuigen beantwoorden aan de eisen van dit besluit.

De Scheepvaartcontrole kan, na overleg, afwijkingen van de bepalingen van bijlage toestaan voor vissersvaartuigen die normaliter minder dan 24 uur op zee blijven en waarbij de vissers niet aan boord van het vaartuig in de haven verblijven. De Scheepvaartcontrole zorgt ervoor dat de betrokken vissers beschikken over adequate rust-, eet- en sanitaire voorzieningen.

De Scheepvaartcontrole kan, na overleg, de vereisten van de bijlage voor vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer toepassen op vaartuigen met een lengte van 15 tot 24 meter als dit redelijk en praktisch uitvoerbaar is. § 3. Vissers aan boord van feederschepen zonder adequate accommodatie en sanitaire voorzieningen moeten kunnen beschikken over adequate accommodatie en sanitaire voorzieningen aan boord van het moederschip. § 4. De Scheepvaartcontrole kan, na overleg, de vereisten van de bijlage betreffende lawaai, trillingen, ventilatie, verwarming, airconditioning en verlichting ook doen gelden voor ingesloten werkruimten en opslagplaatsen, als zulks geschikt wordt geacht en geen negatieve invloed heeft op de functie van het proces of de arbeidsomstandigheden of de kwaliteit van de vangsten.

Art. 3.De Scheepvaartcontrole controleert dat, telkens wanneer een nieuw vissersvaartuig wordt gebouwd of de accommodatie voor de bemanning van een vaartuig wordt herbouwd, de vaartuigen voldoen aan de vereisten van de bijlage. Wanneer de accommodatie voor de bemanning ingrijpend wordt veranderd of wanneer een vissersvaartuig wordt omgevlagd naar de Belgische vlag moeten de vereisten van de bijlage, voor zover mogelijk, worden nageleefd.

De eigenaar van het vissersvaartuig moet elke ingrijpende wijziging aan de accommodatie van het vissersvaartuig melden aan de Scheepvaartcontrole.

In gevallen vermeldt in het eerste lid moet voor vissersvaartuigen, met een lengte van 24 meter en meer, gedetailleerde plannen en gegevens over de accommodatie ter goedkeuring aan de Scheepvaartcontrole of een door haar gemachtigde instantie worden voorgelegd.

De Scheepvaartcontrole inspecteert of de accommodatie aan de vereisten van de bijlage voldoet: 1° wanneer de accommodatie voor de bemanning van een vissersvaartuig met een lengte van 24 meter of meer wordt herbouwd of ingrijpend wordt veranderd;of 2° wanneer een vissersvaartuig dat van vlag verandert om de Belgische vlag te voeren. De Scheepvaartcontrole kan naar eigen goeddunken aanvullende inspecties van de accommodatie voor de bemanning uitvoeren.

Wanneer een vissersvaartuig van vlag verandert om de Belgische vlag te voeren, zijn de alternatieve vereisten die de bevoegde autoriteit van een derde land waarvan het schip eertijds de vlag voerde en eventueel had goedgekeurd overeenkomstig de punten 15, 39, 47 of 62 van bijlage III bij Verdrag inzake arbeid in de visserij van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (Nr.188) niet langer op het vissersvaartuig van toepassing.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6.De minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 3 december 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, Ph. DE BACKER

BIJLAGE Bijlage bij koninklijk besluit van 3 december 2019 betreffende de accommodatie van vissersvaartuigen VOORSCHRIFTEN ACCOMMODATIE VISSERSVAARTUIGEN HOOFDSTUK 1. - ONTWERP EN CONSTRUCTIE 1.1. Er is voldoende stahoogte in alle accommodatieruimten. De minimumstahoogte in ruimten waar de vissers langere tijd moeten rechtstaan, wordt door de Scheepvaartcontrole voorgeschreven. 1.2. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedraagt de stahoogte in alle accommodatieruimten waar de bemanning zich vrij moeten kunnen bewegen, ten minste 200 cm. HOOFDSTUK 2. - OPENINGEN NAAR EN TUSSEN ACCOMMODATIERUIMTEN 2.1. Visruimen en machinekamers mogen niet rechtstreeks uitgeven op slaapruimten, behalve om als nooduitgang dienst te doen. Waar zulks redelijkerwijze mogelijk is, wordt vermeden dat kombuizen, voorraadkamers, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten rechtstreeks op slaapruimten uitgeven, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald. 2.2 Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer mogen visruimen en machinekamers of kombuizen, voorraadkamers, droogkamers of gemeenschappelijke sanitaire ruimten niet rechtstreeks op slaapruimten uitgeven, behalve om als nooduitgang dienst te doen. Het gedeelte van de scheidingswand dat deze ruimten scheidt van de slaapruimten en de externe scheidingswanden, wordt doelmatig gebouwd van staal of een ander goedgekeurd materiaal en is water- en gasdicht. Deze bepaling sluit de mogelijkheid niet uit dat sanitaire ruimten door twee scheepshutten worden gedeeld. HOOFDSTUK 3. - ISOLATIE 3.1. De accommodatieruimten worden voldoende geïsoleerd. De materialen voor de constructie van interne scheidingswanden, lambrisering en bekleding, evenals vloeren en verbindingselementen zijn geschikt voor het beoogde doel en dragen bij tot een gezonde omgeving. In alle accommodatieruimten wordt voor voldoende drainage gezorgd. 3.2. Alle mogelijke maatregelen worden genomen om de accommodatie voor de bemanning van vissersvaartuigen te beschermen tegen vliegen en andere insecten, vooral wanneer de vaartuigen actief zijn in van muggen vergeven gebieden. 3.3. Alle accommodatieruimten voor de bemanning worden - voor zover nodig - voorzien van nooduitgangen. HOOFDSTUK 4. - LAWAAI EN TRILLINGEN 4.1. De Scheepvaartcontrole stelt normen voor lawaai en trillingen in accommodatieruimten vast die de vissers adequaat beschermen tegen de effecten van lawaai en trillingen, met inbegrip van vermoeidheid als gevolg van lawaai en trillingen. HOOFDSTUK 5. - VENTILATIE 5.1. De accommodatieruimten worden geventileerd, rekening houdend met de klimaatomstandigheden. Het ventilatiesysteem zorgt constant voor voldoende verse lucht wanneer de vissers zich aan boord bevinden 5.2. Niet-rokers worden dankzij de ventilatie of andere maatregelen tegen tabaksrook beschermd. 5.3. Vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer worden uitgerust met een ventilatiesysteem voor de accommodatie, dat wordt gecontroleerd om ervoor te zorgen dat de lucht steeds voldoende vers is en de luchtcirculatie onder alle weer- en klimaatomstandigheden toereikend is. De ventilatiesystemen zijn altijd operationeel wanneer de vissers zich aan boord bevinden. HOOFDSTUK 6. - VERWARMING EN AIRCONDITIONING 6.1. De accommodatieruimten worden voldoende verwarmd, rekening houdend met de klimaatomstandigheden. 6.2. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer - behalve op vissersvaartuigen die uitsluitend in tropische gebieden actief zijn - wordt voor voldoende verwarming gezorgd met behulp van een geschikt verwarmingssysteem. Het verwarmingssysteem zorgt - voor zover nodig - onder alle omstandigheden voor warmte en is operationeel wanneer de vissers aan boord verblijven of werken en wanneer de omstandigheden zulks vereisen. 6.3. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer - behalve op vaartuigen die regelmatig actief zijn in gebieden waar het gematigd klimaat geen airconditioning vereist - wordt voor airconditioning gezorgd in de accommodatieruimten, op de brug, in de radiokamer en in de gecentraliseerde machinecontrolekamer. HOOFDSTUK 7. - VERLICHTING 7.1. Alle accommodatieruimten worden voorzien van voldoende verlichting. 7.2. Waar mogelijk worden de accommodatieruimten met zowel natuurlijk als kunstlicht verlicht. Wanneer de slaapruimten over natuurlijk licht beschikken, wordt gezorgd voor een middel om het licht tegen te houden. 7.3. Naast de normale verlichting in de slaapruimten wordt voor voldoende leesverlichting voor elk bed gezorgd. 7.4. De slaapruimten worden voorzien van noodverlichting. 7.5. Op vissersvaartuigen zonder noodverlichting in eetruimten, gangen en andere ruimten die als nooduitgang worden of kunnen worden gebruikt, worden deze ruimten voorzien van permanente nachtverlichting. 7.6. Op vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter en meer voldoet de verlichting in de accommodatieruimten aan een door de Scheepvaartcontrole vastgestelde norm. In alle delen van de accommodatie waar de bemanning zich vrij kan bewegen, moet de verlichting ten minste zodanig zijn dat een persoon met een normaal gezichtsvermogen in staat is een normaal gedrukte krant op een heldere dag te lezen. HOOFDSTUK 8. - SLAAPRUIMTEN 8.1. Als het ontwerp, de afmetingen of de bestemming van het vaartuig het toelaten, wordt de slaapaccommodatie zo geplaatst dat de gevolgen van bewegingen en versnellingen tot een minimum beperkt blijven. De slaapaccommodatie wordt echter onder geen beding vóór het aanvaringsschot ondergebracht. 8.2. Het aantal personen per slaapruimte en het vloeroppervlak per persoon - zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen - laten voldoende ruimte en comfort voor de vissers aan boord, rekening houdend met het gebruik van het vaartuig. 8.3. Op vaartuigen met een lengte van minstens 24 meter maar van minder dan 45 meter bedraagt het vloeroppervlak van de slaapruimte per persoon - zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te rekenen - ten minste 1,5 vierkante meter. 8.4. Op vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer bedraagt het vloeroppervlak van de slaapruimte per persoon - zonder de ruimte voor bedden en kasten mee te reken en - ten minste 2 vierkante meter. 8.5. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, bedraagt het maximumaantal personen per slaapruimte zes. 8.6. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedraagt het maximumaantal personen per slaapruimte vier. De Scheepvaartcontrole mag in specifieke gevallen uitzonderingen op dit vereiste toestaan, als de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vaartuig de naleving van het vereiste onredelijk of onmogelijk maakt. 8.7. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt - waar mogelijk - voorzien in een aparte slaapruimte of aparte slaapruimten voor officieren. 8.8. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken de officieren - waar mogelijk - over een aparte slaapruimte, maar onder geen beding zal hun slaapruimte meer dan twee bedden bevatten. De Scheepvaartcontrole mag in specifieke gevallen uitzonderingen op de vereisten van dit punt toestaan, als de grootte, het type of het beoogde gebruik van het vaartuig de naleving van de vereisten onredelijk of onmogelijk maakt. 8.9. Het maximumaantal personen per slaapruimte wordt duidelijk leesbaar en onuitwisbaar vermeld op een duidelijk zichtbare plaats in de slaapruimte. 8.10. Er wordt gezorgd voor individuele bedden met geschikte afmetingen. De matrassen zijn van een geschikt materiaal gemaakt. Alle bedden worden voorzien van plaatselijke verlichting 8.11. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer bedragen de binnenafmetingen van de bedden ten minste 198 op 80 cm. 8.12. De slaapruimten worden zodanig gepland en uitgerust dat de bemanning over een redelijke mate van comfort beschikt en de netheid wordt bevorderd. De uitrusting omvat onder meer bedden, voldoende individuele kasten voor kleren en andere persoonlijke bezittingen, en een geschikt schrijfoppervlak. 8.13. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer wordt gezorgd voor een geschikt schrijfbureau met stoel. 8.14. De slaapaccommodatie wordt - waar mogelijk - zodanig geplaatst en uitgerust dat mannen en vrouwen over voldoende privacy beschikken. HOOFDSTUK 9. - EETRUIMTEN 9.1. De eetruimten bevinden zich zo dicht mogelijk bij de kombuis, maar onder geen beding vóór het aanvaringsschot. 9.2. De vaartuigen worden voorzien van geschikte eetruimten. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, zijn de eetruimten - waar mogelijk - gescheiden van de slaapruimten. 9.3. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer zijn de eetruimten gescheiden van de slaapruimten. 9.4. De eetruimten zijn groot genoeg en voldoende uitgerust voor het aantal personen aan boord. 9.5. Op vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 15 meter of meer beschikken de vissers te allen tijde over een koelkast met voldoende capaciteit en voorzieningen voor het bereiden van warme en koude dranken HOOFDSTUK 1 0. - BADEN OF DOUCHES, TOILETTEN EN WASBAKKEN 10.1. Alle personen aan boord beschikken over geschikte sanitaire voorzieningen, zoals toiletten, wasbakken en baden of douches. Deze voorzieningen voldoen ten minste aan minimumnormen op het gebied van gezondheid en hygiëne en aan redelijke kwaliteitsnormen. 10.2. De sanitaire accommodatie is zodanig dat verontreiniging van andere ruimten uitgesloten is. De sanitaire voorzieningen waarborgen een redelijke mate van privacy. 10.3. Alle vissers en andere personen aan boord beschikken over voldoende warm en koud stromend zuiver water voor een goede hygiëne.

De Scheepvaartcontrole mag - na overleg - vaststellen hoeveel water ten minste moet worden verstrekt. 10.4. De sanitaire voorzieningen zijn uitgerust met ventilatie in contact met de open lucht en onafhankelijk van alle andere delen van de accommodatie. 10.5. Alle oppervlakken in de sanitaire accommodatie kunnen gemakkelijk en efficiënt worden gereinigd. De vloeren zijn voorzien van een antisliplaag. 10.6. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken alle vissers die geen scheepshut met bijbehorende sanitaire voorzieningen hebben, over ten minste één bad of één douche - of één bad en één douche -, één toilet en één wasbak per vier of minder personen. HOOFDSTUK 1 1. - WASVOORZIENINGEN 11.1.Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt voor voorzieningen voor het wassen en drogen van kleren gezorgd, rekening houdend met het gebruik van het vaartuig. 11.2. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer wordt voor geschikte voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleren gezorgd. 11.3. Op vaartuigen met een lengte van 45 meter of meer wordt voor geschikte voorzieningen voor het wassen, drogen en strijken van kleren gezorgd in een van de slaapruimten, eetruimten en toiletten gescheiden ruimte die naar behoren wordt geventileerd, verwarmd en uitgerust met waslijnen of andere middelen voor het drogen van kleren. HOOFDSTUK 1 2. - VOORZIENINGEN VOOR ZIEKE EN GEWONDE VISSERS 12.1. Naast de vereisten van het koninklijk besluit 7 januari 1998 betreffende de medische hulpverlening aan boord van schepen wordt - wanneer nodig - een scheepshut voor zieke of gewonde vissers beschikbaar gesteld. 12.2. In afwijking van artikel 13, punt 1, van bijlage XIV bij koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement is het volgende van toepassing: Vaartuigen van meer dan 500 bruto-tonnenmaat die met een bemanning van 15 vissers of meer een reis van meer dan drie dagen maken, en vissersvaartuigen - ongeacht het aantal bemanningsleden en de duur van de reis - met een lengte van 45 meter of meer beschikken over een aparte ziekenboeg waar medische zorg kan worden verleend. De ziekenboeg is adequaat uitgerust en te allen tijde in hygiënische staat. HOOFDSTUK 1 3. - ANDERE VOORZIENINGEN 13.1. Buiten de slaapruimten wordt voor een, vanuit de slaapruimten gemakkelijk bereikbare, plaats gezorgd waar spullen voor gebruik bij slecht weer en andere persoonlijke beschermingsmiddelen kunnen worden opgehangen. HOOFDSTUK 1 4. - BEDDENGOED, EETGEREI EN DIVERSE BEPALINGEN 14.1. Alle vissers aan boord worden voorzien van geschikt eetgerei, beddengoed en ander linnengoed. De kosten van het linnengoed kunnen echter als operationele kosten worden teruggevorderd, als de collectieve overeenkomst of de arbeidsovereenkomst van de visser daarin voorziet. HOOFDSTUK 1 5. - RECREATIEVE VOORZIENINGEN 15.1. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter en meer wordt gezorgd voor geschikte recreatieve voorzieningen en diensten voor alle vissers aan boord. De eetruimten mogen - waar nodig - voor recreatieve activiteiten worden gebruikt. HOOFDSTUK 1 6. - COMMUNICATIEVOORZIENINGEN 16.1. Alle vissers aan boord krijgen - voor zover mogelijk en binnen redelijke grenzen - toegang tot communicatievoorzieningen tegen een redelijke kostprijs die de totale kostprijs voor de eigenaar van het vissersvaartuig niet overstijgt. HOOFDSTUK 1 7. - KOMBUIS EN OPSLAGRUIMTEN VOOR LEVENSMIDDELEN 17.1. Er wordt aan boord voor kookgerei gezorgd. Tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald, wordt dit gerei - waar mogelijk - in een aparte kombuis bewaard. 17.2. De kombuis of - bij gebrek aan een aparte kombuis - de kookruimte is groot genoeg, goed verlicht en geventileerd en naar behoren uitgerust en onderhouden. 17.3. Vissersvaartuigen met een lengte van 24 meter of meer beschikken over een aparte kombuis. 17.4. De flessen butaan- of propaangas die voor het koken in de kombuis worden gebruikt, worden op het open dek bewaard op een beschutte plek waar de flessen beschermd zijn tegen externe warmtebronnen en externe schokken. 17.5. Er wordt voor een geschikte plek met voldoende capaciteit voor de opslag van levensmiddelen gezorgd die droog, koel en goed geventileerd blijft om bederf van de opgeslagen goederen te voorkomen, en - tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald - worden waar mogelijk koelkasten of andere koele opslagruimten gebruikt. 17.6. Vaartuigen met een lengte tussen de loodlijnen van 15 meter of meer zijn uitgerust met een opslagruimte voor levensmiddelen, een koelkast en andere koele opslagruimten. HOOFDSTUK 1 8. - VOEDSEL EN DRINKWATER 18.1. Er wordt gezorgd voor voldoende voedsel en drinkwater, rekening houdend met het aantal vissers en de duur en de aard van de zeereis.

Het voedsel en het drinkwater zijn bovendien geschikt in termen van voedingswaarde, kwaliteit, kwantiteit en variëteit en er wordt ook rekening gehouden met de religieuze voorschriften en de culturele gebruiken van de vissers met betrekking tot voedsel. 18.2. De Scheepvaartcontrole mag vereisten vaststellen met betrekking tot de minimumnormen en de kwantiteit van het voedsel en het water dat aan boord moet worden vervoerd. HOOFDSTUK 1 9. - HYGIENE EN NETHEID 19.1. De accommodatie wordt in nette en hygiënische staat gehouden en blijft vrij van goederen en spullen die geen persoonlijk bezit van de bewoners zijn of niet dienen om hun veiligheid of redding in geval van nood te waarborgen. 19.2. De kombuis en de opslagruimten voor levensmiddelen worden in hygiënische staat gehouden. 19.3 Afval wordt in gesloten, goed afgesloten containers bewaard en zo nodig verwijderd uit ruimten waar levensmiddelen worden behandeld. HOOFDSTUK 2 0. - INSPECTIES DOOR DE KAPITEIN OF IN OPDRACHT VAN DE KAPITEIN 20.1. Op vaartuigen met een lengte van 24 meter of meer moeten frequent inspecties worden uitgevoerd door of in opdracht van de kapitein om ervoor te zorgen dat: a) de accommodatie schoon, goed bewoonbaar en veilig is en goed wordt onderhouden;b) de voedsel- en watervoorraden toereikend zijn;alsmede c) de kombuis en de ruimten en de apparatuur voor de opslag van levensmiddelen in hygiënische staat en goed onderhouden zijn. 20.2. De resultaten van de inspecties en de maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen, worden geregistreerd en de stukken zijn ter inzage beschikbaar voor de Scheepvaartcontrole. HOOFDSTUK 2 1. - AFWIJKINGEN 21.1. De Scheepvaartcontrole mag na overleg afwijkingen van de bepalingen van deze bijlage toestaan om - zonder discriminatie - rekening te houden met de belangen van vissers met andere en karakteristieke religieuze en sociale gebruiken, mits deze afwijkingen er niet toe leiden dat de algemene omstandigheden minder gunstig zijn dan de omstandigheden die voortvloeien uit de toepassing van deze bijlage Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 3 december 2019 betreffende de accommodatie van vissersvaartuigen.

Brussel, 3 december 219.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, Ph. DE BACKER

^