Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 februari 1999
gepubliceerd op 12 februari 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016041
pub.
12/02/1999
prom.
03/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/03/1999016041/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 FEBRUARI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 april 1957 waarbij de Koning ertoe gemachtigd wordt maatregelen voor te schrijven ter bescherming van de biologische hulpbronnen van de zee, inzonderheid op artikel 1, eerste en tweede lid, vervangen bij de wet van 18 juli 1973;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, vervangen bij de wet van 29 december 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 december 1994, 4 mei 1995, 4 augustus 1996, 2 december 1996 en 13 september 1998;

Gelet op de verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1181/98 van de Raad van 4 juni 1998;

Gelet op de verordening (EEG) nr. 2847/93 van de Raad van 12 oktober 1993 tot invoering van een controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 2870/95 van de Raad van 8 december 1995, bij verordening (EG) nr. 2489/96 van de Raad van 20 december 1996, bij verordening (EG) nr. 686/97 van de Raad van 14 april 1997, bij verordening (EG) nr. 2205/97 van de Raad van 30 oktober 1997, bij verordening (EG) nr. 2635/97 van de Raad van 18 december 1997 en bij verordening (EG) nr. 2846/98 van de Raad van 17 december 1998;

Gelet op de verordening (EG) nr. 3690/93 van de Raad van 20 december 1993 tot invoering van een communautair stelsel van regels voor de minimuminformatie die visvergunningen moeten bevatten;

Gelet op het advies van de Europese Commissie van 16 januari 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat onverwijld een maatregel dient genomen te worden in het kader van de verlening en het beheer van de visvergunningen voortvloeiend uit de noodzaak de reglementering aan te passen aan de recente evolutie in de visserijsector inzake het opleggen van een daadwerkelijke economische band tussen het vissersvaartuig en de Lid-Staat, voor zover die band slechts de relatie tussen de visserijactiviteiten van dat vissersvaartuig en de van de visserij afhankelijke bevolkingsgroepen en de aanverwante industrieën betreft;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 november 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 15 van het koninklijk besluit van 21 juni 1994 tot het instellen van een visvergunning en houdende tijdelijke maatregelen voor de uitvoering van de communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden, waarvan de tegenwoordige tekst § 1 zal vormen, worden de §§ 2, 3, 4 en 5 ingevoegd, luidend als volgt : « § 2. Voor elk afgelopen kalenderjaar moet de eigenaar van een vissersvaartuig waarvoor een visvergunning werd afgeleverd, aantonen dat het vissersvaartuig een daadwerkelijke economische band met de Belgische kuststreek heeft, voor zover die band slechts de relatie tussen de visserij-activiteiten van dat vissersvaartuig en de van de visserij afhankelijke bevolkingsgroepen en de aanverwante industrieën betreft.

Deze daadwerkelijke economische band wordt inzonderheid verzekerd wanneer in het afgelopen kalenderjaar ten minste 50 % van de bemanning aangemonsterd werd uit personen die in de regio langs de Belgische kust wonen en er effectief verblijven of wanneer ten minste 50 % van de jaarlijkse visvangst van het afgelopen kalenderjaar door het vissersvaartuig in de havens langs de Belgische kust aangeland werd en een substantieel deel van deze aanlandingen in de lokale visafslagen te koop werden aangeboden of voor elke combinatie van de in dit lid genoemde criteria op voorwaarde dat de rekenkundige som van de afzonderlijke percentages ten minste 50 % bedraagt.

Wanneer de eigenaar van een vissersvaartuig een beroep wil doen op andere criteria dan deze vermeld in vorig lid, dan kan hij de door hem aangevoerde criteria ten laatste vóór 1 november voor het komende kalenderjaar bij aangetekend schrijven richten aan de Dienst. De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, beoordeelt vóór 31 december voor het komende kalenderjaar of de voorgestelde criteria van aard zijn om een daadwerkelijke economische band te verzekeren tussen de visserij-activiteiten van dat vissersvaartuig en van de visserij afhankelijke bevolkingsgroepen en de aanverwante industrieën van de lidstaat België.

Wanneer de eigenaar van een vissersvaartuig geen door hem aangevoerde criteria vóór 1 november voor het komende kalenderjaar aanmeldt bij aangetekend schrijven of wanneer hij vóór 1 november criteria voor het komende kalenderjaar heeft aangemeld bij aangetekend schrijven, kan de eigenaar van het vissersvaartuig na het afgelopen kalenderjaar nog tot 1 maart criteria aanmelden en bewijsstukken indienen bij aangetekend schrijven. In deze gevallen beoordeelt de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, de criteria en de bewijsstukken gelijktijdig na het afgelopen kalenderjaar.

Wanneer de eigenaar van een vissersvaartuig wil beroep doen op andere criteria dan deze vermeld in lid 2 of op een combinatie van andere criteria, al dan niet gecombineerd met de criteria vermeld in lid 2, kan de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, de rekenkundige som van de afzonderlijke percentages van de criteria verhogen boven de 50 % en dit onder meer naarmate het aantal criteria toeneemt, teneinde de daadwerkelijke economische band te verwezenlijken.

Het vervullen van de wettelijke sociale en fiscale verplichtingen door de eigenaar van een vissersvaartuig wordt echter niet beschouwd als een criterium voor het verzekeren van een daadwerkelijke economische band. § 3. De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, beslist vóór 1 mei van het jaar dat volgt op het afgelopen kalenderjaar of de aangebrachte bewijsstukken de bedoelde daadwerkelijke economische band verzekeren en schorst de visvergunning van het betrokken vissersvaartuig wanneer deze band niet of slechts gedeeltelijk kan aangetoond worden. De duur van deze schorsing is proportioneel met het ontbrekende gedeelte van de daadwerkelijke economische band, zijnde het relatieve niet bewezen gedeelte van de te bewijzen doelstelling in termen van de rekenkundige som van de percentages bedoeld in § 2, lid 2 en 5, en is gelijk aan het aantal vaartdagen dat gepresteerd werd gedurende het afgelopen kalenderjaar vermenigvuldigd met het relatieve niet bewezen gedeelte. Het maximum aantal toegelaten vaartdagen van het lopende kalenderjaar wordt verminderd met de duur van de schorsing.

De duur van de schorsing van de visvergunning bestaat uit een aantal opeenvolgende dagen en treedt in werking dertig dagen volgend op de dag van de mededeling bij aangetekend schrijven van de beslissing aan de eigenaar van het vissersvaartuig. § 4. Voor het kalenderjaar 1999 moet een daadwerkelijke economische band worden verzekerd in de periode van 1 juli tot en met 31 december 1999.

De bepalingen van § 2 zijn van toepassing, met dien verstande dat 1 november wordt vervangen door 1 april 1999 en dat 31 december wordt vervangen door 30 juni 1999.

Vóór 1 maart 2000 moeten de eigenaars bij aangetekend schrijven de nodige stukken zenden aan de Dienst waaruit blijkt dat in de periode van 1 juli tot en met 31 december 1999 voldaan is aan het vereiste van de daadwerkelijke economische band.

De Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, beslist vóór 1 mei 2000 of de aangebrachte bewijsstukken de bedoelde daadwerkelijke economische band verzekeren en schorst de visvergunning van het betrokken vissersvaartuig wanneer deze band niet of slechts gedeeltelijk kan aangetoond worden. De duur van deze schorsing is proportioneel met het ontbrekende gedeelte van de daadwerkelijke economische band, zijnde het relatieve niet bewezen gedeelte van de te bewijzen doelstelling in termen van de rekenkundige som van de percentages bedoeld in § 2, lid 2 en 5, en is gelijk aan het aantal vaartdagen dat gepresteerd werd gedurende de periode van 1 juli tot en met 31 december 1999 vermenigvuldigd met het relatieve niet bewezen gedeelte. Het maximum aantal toegelaten vaartdagen van het lopende kalenderjaar wordt verminderd met de duur van de schorsing.

De duur van de schorsing van de visvergunning bestaat uit een aantal opeenvolgende dagen en treedt in werking dertig dagen volgend op de dag van de mededeling bij aangetekend schrijven van de beslissing aan de eigenaar van het vissersvaartuig. § 5. Met ingang van het kalenderjaar 2000 moeten de eigenaars, vóór 1 maart van het jaar dat volgt op het afgelopen kalenderjaar, bij aangetekend schrijven de nodige stukken zenden aan de Dienst waaruit blijkt dat in het afgelopen kalenderjaar voldaan is aan het vereiste van de daadwerkelijke economische band. »

Art. 2.In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1994, worden de woorden « en/of 9 » geschrapt.

Art. 3.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de woorden « en 9 » geschrapt.

Art. 4.Artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 15 december 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 17.Een verzoek tot heroverweging van de beslissingen bedoeld in de artikelen 4, tweede lid, 5, 7, § 2; 8, 9, § 2, lid 2, 10, 14, 15, §§ 2, 3 en 4, van dit besluit kan bij de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft, worden ingediend bij aangetekend schrijven binnen de dertig dagen vanaf de mededeling van de beslissing. »

Art. 5.In artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 1996, worden de woorden « en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1999 » geschrapt.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 februari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^