Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juli 2019
gepubliceerd op 12 juli 2019

Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2019030643
pub.
12/07/2019
prom.
03/07/2019
ELI
eli/besluit/2019/07/03/2019030643/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (hierna: wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten) heeft een nieuw belastingstelsel ingevoerd voor de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers en heeft ook het belastingstelsel van de inkomsten uit de deeleconomie grondig gewijzigd.

Inkomsten uit de deeleconomie die vanaf 1 januari 2018 zijn behaald of verkregen, zijn niet langer belastbaar tegen een tarief van 20 pct. (artikel 171, 3° bis, a, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92) zoals het bestond vooraleer het werd opgeheven door artikel 50, 3°, van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten), maar zijn vrijgesteld zolang ze, samengenomen met de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers niet meer bedragen dan 6.130 euro (geïndexeerd bedrag voor inkomstenjaar 2018 - aanslagjaar 2019) (artikel 90/1, WIB 92 ingevoegd bij artikel 47 van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten).

De verplichting tot inhouding van bedrijfsvoorheffing wordt opgeheven vanaf 1 januari 2019 (artikelen 4, 5 en 7, tweede lid, van dit besluit). Er wordt dus niet ingegaan op de suggestie van de Raad van State om de verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden, op te heffen voor de vanaf 26 juli 2018 (de datum van de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten in het Belgisch Staatblad) betaalde of toegekende inkomsten. De verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden wordt in beginsel behouden voor het inkomstenjaar 2018, gelet op het feit dat de wet die de vrijstelling van de inkomsten uit de deeleconomie heeft ingevoerd, pas laat in 2018 werd bekendgemaakt en de erkende platformen derhalve voor een groot deel van de in 2018 betaalde vergoedingen voor prestaties in het kader van de deeleconomie bedrijfsvoorheffing hebben ingehouden. Ook op bepaalde vanaf 26 juli 2018 betaalde of toegekende inkomsten werd nog bedrijfsvoorheffing ingehouden. Door de verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden in beginsel voor het volledige inkomstenjaar 2018 te behouden, eerder dan ze retroactief op te heffen, kan de ingehouden bedrijfsvoorheffing op inkomsten uit de deeleconomie worden beschouwd als overeenkomstig artikel 272, WIB 92 ingehouden bedrijfsvoorheffing en is ze derhalve overeenkomstig artikel 296, WIB 92 verrekenbaar met de personenbelasting. Bovendien blijven op die manier voor de vanaf 26 juli 2018 ingehouden bedrijfsvoorheffing ook de normale regels gelden inzake de aangifte het doorstorten van de bedrijfsvoorheffing. Het spreekt voor zich dat er niet zal worden opgetreden tegen platformen die vanaf de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten geen bedrijfsvoorheffing meer hebben ingehouden op vergoedingen voor deeleconomie.

De erkende platformen moeten jaarlijks een fiche opmaken (artikel 90, tweede lid, WIB 92). De uitvoeringsbepalingen met betrekking tot die jaarlijkse fiche zijn momenteel opgenomen in artikel 92/1, KB/WIB 92.

Vermits er voortaan geen link meer bestaat tussen het inhouden van bedrijfsvoorheffing en de verplichting om een fiche op te stellen, moeten de uitvoeringsbepalingen met betrekking tot de jaarlijkse fiche op een andere plaats in het KB/WIB 92 worden ondergebracht. Artikel 6 van dit besluit heft artikel 92/1, KB/WIB 92 op. Artikel 3 voegt de bepalingen met betrekking tot de ficheverplichting in in een nieuw artikel 53/3 in de afdeling XVIII/1 van hoofdstuk I van het KB/WIB 92.

In dat kader wordt ook het opschrift van die afdeling aangepast (artikel 1 van dit besluit). Het nieuwe artikel 53/3, KB/WIB 92 zal ook al de ficheverplichting regelen voor het inkomstenjaar 2018 (artikel 7, eerste lid, van dit besluit).

Artikel 53/3, KB/WIB 92 in ontwerp voorziet dat niet-inwoners die geen rijksregisternummer hebben, voortaan ook kunnen worden geïdentificeerd aan de hand van het bisidentificatienummer dat hen door de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid werd toegekend.

De scharnierbepaling die van toepassing is op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2018 (artikel 90, derde lid, WIB 92 zoals vervangen door artikel 46, 6°, van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten), maakt dat inkomsten uit onroerende goederen, uit roerende goederen en uit onderverhuring van onroerende goederen als inkomsten uit de deeleconomie worden beschouwd in de mate dat die goederen door de verkrijger van de inkomsten worden gebruikt voor het verwerven van inkomsten uit de deeleconomie. Het is dan ook niet langer nodig die inkomsten apart te vermelden op de fiche met betrekking tot de inkomsten uit de deeleconomie zodat de bepaling van artikel 92/1, § 1, eerste lid, 5°, KB/WIB 92 niet moet worden hernomen in artikel 53/3, § 1, KB/WIB 92.

Ook de verplichting om het bedrag van de bedrijfsvoorheffing te vermelden valt in beginsel weg (huidig artikel 92/1, § 1, eerste lid, 6°, KB/WIB 92). De bedrijfsvoorheffing die sinds 1 januari 2018 door de erkende platformen werd ingehouden zal echter wel nog op de fiche 281.29 voor het inkomstenjaar 2018 moeten worden vermeld. Voor de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting, zal die bedrijfsvoorheffing worden verrekend met de verschuldigde belasting en, desgevallend, aan hen worden terugbetaald. De niet-inwoners die (verplicht of optioneel) een aangifte in de belasting van niet-inwoners indienen voor het inkomstenjaar 2018, zullen de verrekening en, desgevallend, de terugbetaling van die bedrijfsvoorheffing in hun aangifte kunnen aanvragen. Niet-inwoners die geen aangifte in de belasting van niet-inwoners indienen, zullen de terugbetaling van de ingehouden bedrijfsvoorheffing via een bezwaarschrift of vraag tot ambtshalve ontheffing moeten vragen.

Ook een platform waarvan de erkenning in de loop van het inkomstenjaar werd ingetrokken, desgevallend op zijn eigen vraag, blijft ertoe gehouden fiches op te maken voor de inkomsten die het tot op het moment van de intrekking van de erkenning heeft betaald of toegekend.

Dit wordt voortaan geëxpliciteerd in artikel 53/3, § 1, KB/WIB 92 in ontwerp.

Anders dan in de tekst van artikel 92/1, KB/WIB 92 wordt in het nieuw ingevoegde artikel 53/3, § 2, KB/WIB 92 gesteld dat de fiches met betrekking tot de inkomsten uit de deeleconomie moeten worden ingediend vóór 1 maart van het jaar volgend op het inkomstenjaar. De indieningstermijn wordt zo vastgelegd in lijn met de indieningstermijn voor de andere fiches 281, ook in geval van een schrikkeljaar. Aan de belastingplichtige wordt ook niet meer gevraagd om een samenvattende opgave in te dienen. Deze wordt voor elektronisch ingediende fiches immers automatisch aangemaakt door de applicatie. Erkende platformen die in de periode van 1 januari 2018 tot 31 december 2018 inkomsten uit de deeleconomie hebben betaald of toegekend kunnen de fiches 281 met betrekking tot die inkomsten uitzonderlijk indienen tot 14 augustus 2019. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de opmerking van de Raad van State.

Belastingplichtigen die voor het inkomstenjaar 2018 een fiche 281.29 voor inkomsten uit de deeleconomie ontvangen nadat ze hun aangifte in de personenbelasting of belasting van niet-inwoners hebben ingediend, kunnen desgevallend aan het bevoegde kantoor vragen om hun aangifte te corrigeren. Gelet op de vrijstelling voor inkomsten uit de deeleconomie, zal een dergelijke correctie slechts in eerder uitzonderlijke gevallen noodzakelijk zijn.

In het kader van hun erkenningsprocedure verbinden de rechtspersonen waarbinnen de platformen worden ingericht er zich toe de ficheverplichting te respecteren. Artikel 2, 1° van dit besluit vervangt in artikel 53/2, § 1, derde lid, 1°, KB/WIB 92 de verwijzing naar het opgeheven artikel 92/1 KB/WIB 92 door een verwijzing naar het nieuwe artikel 53/3, KB/WIB 92.

De erkenning van een platform wordt op basis van de bestaande bepalingen ingetrokken wanneer de verplichtingen van aangifte of van betaling van de bedrijfsvoorheffing twee maal niet zijn nagekomen op vrijwillige basis binnen een periode van drie jaar te rekenen vanaf het jaar waarin de eerste tekortkoming plaats heeft gevonden. De inkomsten uit de deeleconomie zijn echter niet langer onderworpen aan de bedrijfsvoorheffing. Artikel 2, 2° van dit besluit vervangt in artikel 53/2, § 1, derde lid, 1°, KB/WIB 92 de verwijzing naar artikel 90 KB/WIB 92, dat de verplichtingen inzake bedrijfsvoorheffing oplegt, door een verwijzing naar het nieuwe artikel 53/3, KB/WIB 92, dat de ficheverplichting regelt. De erkenning van een platform zal dus voortaan kunnen worden ingetrokken wanneer de ficheverplichting twee maal in een periode van 3 jaar niet correct wordt nagekomen. In een overgangsperiode zal de erkenning ook kunnen worden ingetrokken wanneer een erkend platform zijn ficheverplichting niet nakomt binnen een periode van 3 jaar nadat het zijn verplichtingen inzake bedrijfsvoorheffing voor het inkomstenjaar 2017 niet spontaan heeft nagekomen (artikel 2, 3°, van dit besluit).

Artikel 53/2, § 2, KB/WIB 92 wordt ook nog aangevuld met een lid dat bepaalt dat de erkenning eveneens kan worden ingetrokken op vraag van het platform (artikel 2, 4°, van dit besluit). Deze intrekking zal - net als de erkenning - het voorwerp uitmaken van een koninklijk besluit, dat uitdrukkelijk de datum vermeldt vanaf wanneer de erkenning wordt ingetrokken.

Artikel 7 regelt de inwerkingtreding van dit besluit.

Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

ADVIES 66.101/3 VAN 4 JUNI 2019 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT WIJZIGING VAN HET KB/WIB 92 OP HET STUK VAN DE INKOMSTEN UIT DE DEELECONOMIE' Op 3 mei 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie'.

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 21 mei 2019. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Peter Sourbron en Koen Muylle, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Astrid Truyens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 4 juni 2019. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Voorafgaande opmerking 2. Rekening houdend met het ogenblik waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de regering op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van verordeningen noodzakelijk is.

Strekking van het ontwerp 3. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om de regels inzake de verplichting tot inhouding van bedrijfsvoorheffing aan te passen.De wijzigingen hebben betrekking op de bedrijfsvoorheffing die dient te worden ingehouden op de inkomsten uit de deeleconomie.

Er worden wijzigingen aangebracht in hoofdstuk I, afdeling XVIII/1, van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/08/1993 pub. 27/07/2015 numac 2015000371 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. - Officieuze coördinatie in het Duits - Deel I sluiten `tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' (hierna: KB/WIB 92).

Rechtsgrond 4. Voor het ontworpen besluit wordt rechtsgrond geboden door de artikelen 90, tweede lid, en 271 van het WIB 92, al dan niet gelezen in samenhang met de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning (artikel 108 van de Grondwet). Algemene opmerking 5. Het ontworpen besluit grijpt met terugwerkende kracht in op de verplichting tot inhouding van bedrijfsvoorheffing.De regels worden gewijzigd, enerzijds met ingang van 1 januari 2018 (zie artikel 7, eerste lid, van het ontwerp) en anderzijds met ingang van 1 januari 2019 (artikel 7, tweede lid). 5.1. In verband met de terugwerkende kracht moet worden opgemerkt dat het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten slechts onder bepaalde voorwaarden toelaatbaar kan worden geacht.

Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is enkel toelaatbaar ingeval voor de retroactiviteit een wettelijke grondslag bestaat, de retroactiviteit betrekking heeft op een regeling waarbij, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen worden toegekend of in zoverre de retroactiviteit noodzakelijk is voor de continuïteit of de goede werking van het bestuur en daardoor, in beginsel, geen verkregen situaties worden aangetast.

Enkel indien de retroactiviteit van de ontworpen regeling in één van de opgesomde gevallen valt in te passen, kan deze worden gebillijkt. 5.2. De inhouding van bedrijfsvoorheffing is in dit geval in de praktijk al of niet reeds gebeurd, zodat de vraag zich opdringt waarom men nu die regels nog wil wijzigen.

In het verslag aan de Koning wordt uiteengezet dat vermits inkomsten uit de deeleconomie behaald of verkregen sedert 1 januari 2018 onder bepaalde voorwaarden (1) zijn vrijgesteld van belasting, de verplichting tot inhouding van bedrijfsvoorheffing in beginsel opgeheven dient te worden. Dat gebeurt vanaf 1 januari 2019, maar voor het inkomstenjaar 2018 wordt de verplichting "in beginsel behouden (...), gelet op het feit dat de wet die de vrijstelling van de inkomsten uit de deeleconomie heeft ingevoerd, pas laat in 2018 werd bekendgemaakt en de erkende platformen derhalve voor een groot deel van de in 2018 betaalde vergoedingen voor prestaties in het kader van de deeleconomie bedrijfsvoorheffing hebben ingehouden.

Door de verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden in beginsel voor het inkomstenjaar 2018 te behouden, eerder dan ze retroactief op te heffen, kan de ingehouden bedrijfsvoorheffing op inkomsten uit de deeleconomie worden beschouwd als overeenkomstig artikel 272, WIB 92 ingehouden bedrijfsvoorheffing en is ze derhalve overeenkomstig artikel 295, WIB 92 verrekenbaar met de personenbelasting. Het spreekt voor zich dat er niet zal worden opgetreden tegen platformen die vanaf de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten geen bedrijfsvoorheffing meer hebben ingehouden op vergoedingen voor deeleconomie." Wat dit laatste betreft, volstaat een loutere verklaring in het verslag aan de Koning niet. Om rechtsgeldig te zijn én ter wille van de rechtszekerheid dient dit uitdrukkelijk te worden geregeld.

Meer in het algemeen dient echter te worden opgemerkt dat het weinig zinvol is om de regels op een dergelijke wijze retroactief aan te passen (2).

Door de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten `betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie' in het Belgisch Staatsblad van 26 juli 2018, kon iedereen kennis nemen van de nieuwe regels inzake de betrokken belastingvrijstelling "van toepassing op de inkomsten die worden behaald of verkregen vanaf 1 januari 2018" (3). Het is derhalve begrijpelijk dat in een aantal gevallen geen bedrijfsvoorheffing meer is ingehouden vanaf 26 juli 2018, terwijl bedrijfsvoorheffing die sedert die datum toch is ingehouden nog verrekenbaar dient te blijven.

Er wordt dan ook ter overweging gegeven om enerzijds de verplichting tot het inhouden van bedrijfsvoorheffing op te heffen met ingang van 26 juli 2018, en anderzijds uitdrukkelijk te bepalen dat in de gevallen dat in 2018 en 2019 ondanks deze opheffing toch bedrijfsvoorheffing is ingehouden, die voorheffing overeenkomstig artikel 296 van het WIB 92 verrekend kan worden met de personenbelasting. Dat laatste gebeurt bij voorkeur bij een autonome bepaling en niet door middel van het retroactief wijzigen van de betrokken bepalingen van het KB/WIB 92.

Vormvereisten 6. Het akkoord van de Minister van Begroting ontbreekt.Dat akkoord is vereist krachtens artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole'.

Onderzoek van de tekst Aanhef 7. De aanhef dient in overeenstemming te worden gebracht met wat hiervoor is opgemerkt over de rechtsgrond van het ontworpen besluit. Artikel 7 8. Naast hetgeen in randnummer 5 is opgemerkt in verband met het retroactief wijzigen van de verplichting tot het inhouden van bedrijfsvoorheffing, dient inzake artikel 7 van het ontwerp nog het volgende te worden opgemerkt. Het met terugwerkende kracht wijzigen van de ficheverplichtingen (artikelen 3 en 6 van het ontwerp die van toepassing zijn "op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2018" - zie inzonderheid het ontworpen artikel 53/3, §§ 2 en 3, van het KB/WIB 92) kan niet worden aanvaard. De schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing die de fiches dienden op te stellen en mede te delen konden op dat moment immers niet weten welke gegevens de fiches moesten bevatten, terwijl de uiterste datum voor indiening ervan verstreken is (zie het ontworpen artikel 53/3, § 2: 31 maart 2019 voor de fiches met betrekking tot het inkomstenjaar 2018).

De gemachtigde verklaarde in dit verband het volgende: "Het inkomstenjaar 2018 is een overgangsjaar voor het fiscaal stelsel voor de inkomsten uit de deeleconomie. In de loop van het belastbaar tijdperk werd er immers beslist om onder bepaalde voorwaarden een vrijstelling in te voeren voor die inkomsten die tot dan onderworpen waren aan een belastingheffing tegen een afzonderlijke aanslagvoet van 20 pct. en waarop bedrijfsvoorheffing moest worden ingehouden.

Er werd voor geopteerd om de wijziging van het fiscale stelsel op het niveau van de ficheverplichting al vanaf inkomstenjaar 2018 door te voeren en derhalve de ficheverplichting los te koppelen van de verplichting tot inhouding van bedrijfsvoorheffing.

De bepalingen met betrekking tot de inhouding van de bedrijfsvoorheffing op zich worden pas opgeheven vanaf inkomstenjaar 2019, rekening houdende met het feit dat de platformen in de loop van 2018 nog bedrijfsvoorheffing hebben ingehouden en niet alle platformen op hetzelfde tijdstip zijn gestopt met het inhouden van bedrijfsvoorheffing. Bovendien bleef het zo mogelijk om de bedrijfsvoorheffing die in de loop van 2018 werd ingehouden, te laten verrekenen met de verschuldigde belasting. (Artikel 2965, WIB 92 bepaalt dat de overeenkomstig artikel 272, WIB 92 ingehouden bedrijfsvoorheffing kan worden verrekend met de belasting. Door de verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden in beginsel voor het inkomstenjaar 2018 te behouden, eerder dan ze retroactief op te heffen, kan de ingehouden bedrijfsvoorheffing op inkomsten uit de deeleconomie worden beschouwd als overeenkomstig artikel 272, WIB 92 ingehouden bedrijfsvoorheffing.

Door de ficheverplichting los te koppelen van de bedrijfsvoorheffing, is het bovendien duidelijk dat de vergoedingen voor diensten in het kader van de deeleconomie die werden geleverd na de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie ook aan de administratie worden meegedeeld op een fiche 281.29, ook al werd er geen bedrijfsvoorheffing ingehouden op die vergoedingen. Dit lijkt des te meer van belang voor platformen die na de bekendmaking van de voormelde wet zijn beginnen uitbetalen en, gelet op de belastingvrijstelling, geen bedrijfsvoorheffing hebben ingehouden.

De impact van de verschillen van het nieuwe artikel 53/3, KB/WIB 92 t.o.v. het artikel 92/1, KB/WIB 92 is beperkt, zeker voor het inkomstenjaar 2018 vermits de bedrijfsvoorheffing nog steeds moet worden vermeld.

De fiche 281.29 voor het inkomstenjaar 2019 zoals die door de administratie werd bekendgemaakt, is in beginsel identiek aan de fiche voor het inkomstenjaar 2018, met uitzondering van de benaming van vak 10 (inkomstenjaar 2017: `andere bruto inkomsten' inkomstenjaar 2018: `bruto inkomsten begrepen in de inkomsten vermeld in vak 9') en van vak 9 (inkomstenjaar 2017: `bruto inkomsten voor geleverde dienst(en)' inkomstenjaar 2018: `totale bruto inkomsten verkregen via een erkend platform').

Het vak 10 waarin de inkomsten uit onroerende goederen, de inkomsten uit roerende goederen en de inkomsten uit de onderverhuring van gebouwen worden vermeld, werd dus behouden. De aanpassing in de inhoud van de fiche die verband houdt met de wijziging van artikel 90, derde lid, WIB 92 werd m.a.w nog niet in de fiche verwerkt, maar de fiche houdt wel rekening met de wetswijziging. In het bericht voor inkomstenjaar 2018 wordt immers voor vak 9 ("totale bruto inkomsten verkregen via een erkend platform") verduidelijkt dat het gaat om het bedrag van de vergoedingen met inbegrip van de inkomsten uit onroerende goederen, de inkomsten uit roerende goederen en de inkomsten uit de onderverhuring van gebouwen, in de mate dat deze goederen en kapitalen door de verkrijger van de inkomsten gebruikt zijn om inkomsten te verwerven voor geleverde diensten en ook de aangepaste benaming van de vakken 9 en 10 wijst daarop. De aparte vermelding van de betrokken inkomsten in het vak 10 kan dienstig zijn om bv. verschillen tussen de grondslag voor de berekening van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing en het brutobedrag van de vergoedingen in vak 9 voor het gedeelte van het inkomstenjaar waarin de schuldenaar van de vergoeding nog bedrijfsvoorheffing inhield (doorgaans wellicht het gedeelte van het inkomstenjaar voor de bekendmaking van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten) te verklaren." De gemachtigde maakt niet duidelijk hoe de betrokkenen alsnog kunnen voldoen aan de voorwaarde om de aangepaste fiche in te dienen "vóór 1 maart van het jaar na het inkomstenjaar" (1 maart 2019). Om daar een mouw aan te passen zou in een overgangsbepaling moeten worden voorzien waarbij de mogelijkheid wordt gelaten om alsnog een aangepaste fiche op te stellen en mede te delen. De verkrijgers van die inkomsten zouden daarenboven de mogelijkheid moeten krijgen om hun aangifte in de personenbelasting zo nodig bij te stellen.

De griffier, De voorzitter, A. Truyens J. Baert _______ Nota's (1) Onder meer in zoverre ze, samengenomen met de inkomsten uit het verenigingswerk en uit occasionele diensten tussen burgers, niet meer bedragen dan (voor het aanslagjaar 2019) 6.130 euro. (2) Zie overigens ook opmerking 8.(3) Artikel 53 van de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten. 3 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 op het stuk van de inkomsten uit de deeleconomie FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992: - artikel 90, tweede lid, ingevoegd bij programmawet van 1 juli 2016Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 01/07/2016 pub. 04/07/2016 numac 2016021055 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten en gewijzigd bij de wet van 18 december 2016; - artikel 271, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, het koninklijk besluit van 20 december 1996 en de wetten van 24 december 2002, 22 december 2008 en 26 december 2015;

Gelet op het KB/WIB 92;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 1 februari 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 juni 2019;

Gelet op advies 66.101/3 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2019 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de wet van 18 juli 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 18/07/2018 pub. 26/07/2018 numac 2018040291 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie sluiten betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het opschrift van hoofdstuk I, afdeling XVIII/1 van het KB/WIB 92, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 24/01/2017 numac 2017010124 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de voorwaarden tot erkenning van elektronische platformen van deeleconomie en tot onderwerping van de in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten aan de bedrijfsvoorheffing type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 20/01/2017 numac 2017010125 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot bepaling van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten zoals bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten, wordt vervangen als volgt: "Afdeling XVIII/1 - Deeleconomie - Voorwaarden tot toekenning en behoud van de erkenning van elektronische platformen - Jaarlijks door de erkende elektronische platformen op te stellen document (Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, artikel 90, tweede lid)".

Art. 2.In artikel 53/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 24/01/2017 numac 2017010124 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de voorwaarden tot erkenning van elektronische platformen van deeleconomie en tot onderwerping van de in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten aan de bedrijfsvoorheffing type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 20/01/2017 numac 2017010125 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot bepaling van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten zoals bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1, derde lid, 1°, worden in de bepaling onder e) de woorden "de in artikel 92/1 bedoelde document" vervangen door de woorden "het in artikel 53/3 bedoelde document";2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in artikel 90, § 1, eerste lid, vermelde verplichtingen" vervangen door de woorden "in artikel 53/3 vermelde verplichting; 3° paragraaf 2, eerste lid, wordt aangevuld met de woorden "of niet nakomt binnen een periode van drie jaar vanaf het jaar waarin hij zijn in artikel 90, § 1, eerste lid, verplichtingen met betrekking tot het inkomstenjaar 2017 niet vrijwillig is nagekomen."; 4° paragraaf 2 wordt aangevuld met een lid, luidende: "De erkenning kan eveneens worden ingetrokken op vraag van de begunstigde van de erkenning.".

Art. 3.In hoofdstuk I, afdeling XVIII/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 24/01/2017 numac 2017010124 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de voorwaarden tot erkenning van elektronische platformen van deeleconomie en tot onderwerping van de in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten aan de bedrijfsvoorheffing type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 20/01/2017 numac 2017010125 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot bepaling van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten zoals bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten, wordt een artikel 53/3 ingevoegd, luidende: "

Art. 53/3.§ 1. Bij het einde van elk jaar stelt de vennootschap of VZW waarbinnen een overeenkomstig de artikelen 53/1 en 53/2, § 1, erkend platform is ingericht, met inbegrip van de vennootschap of VZW waarbinnen een platform werd ingericht waarvan de erkenning overeenkomstig artikel 53/2, § 2, gedurende dat jaar werd ingetrokken, voor iedere verkrijger van in artikel 90, eerste lid, 1° bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten een fiche op waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en waarin de volgende gegevens worden vermeld: 1° de identiteit van de verkrijger van de inkomsten en zijn fiscaal nummer;2° de datum van aanvang of van stopzetting van zijn activiteit;3° de omschrijving van de door de verkrijger geleverde diensten;4° het bruto bedrag van de vergoedingen als bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het hiervoor vermelde Wetboek, desgevallend opgesplitst volgens de aard van de verrichte dienst;5° desgevallend, het bedrag en de aard van eventuele ingehouden sommen, desgevallend opgesplitst volgens de aard van de verrichte dienst. De verkrijger van de inkomsten wordt geïdentificeerd aan de hand van: a) zijn fiscaal nummer, zijnde het rijksregisternummer van de verkrijger of, voor niet-inwoners die geen rijksregisternummer hebben, het bis-identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank voor de Sociale Zekerheid;b) wanneer de verkrijger niet over een fiscaal nummer beschikt, zijn geboortedatum, voornaam en naam en volledige adres. Voor de in het eerste lid, 3°, bedoelde omschrijving van de geleverde diensten, worden één of meer omschrijvingen gebruikt die in een lijst zijn vermeld die door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld. § 2. De in paragraaf 1 vermelde fiches worden vóór 1 maart van het jaar na het inkomstenjaar langs elektronische weg ingediend bij de administratie die instaat voor de vestiging van de inkomstenbelasting en langs elektronische weg of op papier bezorgd aan de verkrijger van de inkomsten. § 3. De in paragraaf 1 vermelde fiches voor het inkomstenjaar 2018 vermelden tevens het bedrag van de bedrijfsvoorheffing die overeenkomstig de artikelen 86, tweede lid en 87, 2° bis zoals ze bestonden vooraleer ze werden opgeheven bij het koninklijk besluit van [datum van dit besluit] en hoofstuk VII, afdeling 1/1 van de bijlage III bij dit besluit, zoals dat bestond vooraleer het werd vervangen bij het koninklijk besluit van 7 december 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/12/2018 pub. 27/12/2018 numac 2018015544 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de voordelen van alle aard voor de kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen type koninklijk besluit prom. 07/12/2018 pub. 13/12/2018 numac 2018015291 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing sluiten werd ingehouden op de in paragraaf 1, eerste lid, 4°, bedoelde vergoedingen die voor dat inkomstenjaar werden betaald of toegekend.

In afwijking van paragraaf 2, kunnen de in het eerste lid vermelde fiches met betrekking tot de in artikel 90, eerste lid, 1° bis van het voormelde Wetboek vermelde inkomsten tot 14 augustus 2019 langs elektronische weg worden ingediend bij de administratie die instaat voor de vestiging van de inkomstenbelasting en langs elektronische weg of op papier worden bezorgd aan de verkrijger van de inkomsten.".

Art. 4.In artikel 86 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 24/01/2017 numac 2017010124 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de voorwaarden tot erkenning van elektronische platformen van deeleconomie en tot onderwerping van de in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten aan de bedrijfsvoorheffing type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 20/01/2017 numac 2017010125 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot bepaling van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten zoals bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 5.In artikel 87 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 augustus 1993, 22 oktober 1993, 10 januari 1997, 20 mei 1997, 5 december 1997, 24 juni 1999, 14 april 2009, 4 maart 2013, 12 januari 2017 en 22 mei 2017, wordt de bepaling onder 2° bis opgeheven.

Art. 6.Artikel 92/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 24/01/2017 numac 2017010124 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 90, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzake de voorwaarden tot erkenning van elektronische platformen van deeleconomie en tot onderwerping van de in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 vermelde inkomsten aan de bedrijfsvoorheffing type koninklijk besluit prom. 12/01/2017 pub. 20/01/2017 numac 2017010125 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot bepaling van de bedrijfsvoorheffing op de inkomsten zoals bedoeld in artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 sluiten, wordt opgeheven.

Art. 7.De artikelen 3 en 6 zijn van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2018.

De artikelen 4 en 5 zijn van toepassing op de inkomsten die worden betaald of toegekend vanaf 1 januari 2019.

Art. 8.De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juli 2019.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO

^