Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2003
gepubliceerd op 29 juli 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2001-2002

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012305
pub.
29/07/2003
prom.
03/06/2003
ELI
eli/besluit/2003/06/03/2003012305/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2001-2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende het sectoraal akkoord 2001-2002.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001 Sectoraal akkoord 2001-2002 (Overeenkomst geregistreerd op 15 juni 2001 onder het nummer 57507/CO/214) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk en op de bedienden die zij tewerkstellen, met uitzondering van de ondernemingen en de erin tewerkgestelde bedienden, waarvan het werkliedenpersoneel onder de bevoegdheid valt van het autonoom Paritair Subcomité voor het vlas (Paritair Subcomité 120.02) en van het autonoom Paritair Subcomité van de jute (Paritair Subcomité 120.03).

In afwijking op de voorgaande alinea zijn de artikelen 11, 12, 27 en 30 van de huidige overeenkomst enkel toepasselijk op de administratieve en technische bedienden waarvan de functie beantwoordt aan de criteria van één der zes categorieën waarvan sprake in de classificatie onder punt 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1985 tot coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk betreffende de bezoldigingsvoorwaarden.

In afwijking op de eerste alinea zijn enkel de bepalingen van de artikelen 2 tot 10 en van de artikelen 19 tot 26 van toepassing op de firma Naamloze Vennootschap (N.V.) Celanese en op haar bedienden. HOOFDSTUK II. - Tewerkstellingsmaatregelen

Art. 2.Volgende tewerkstellingsbevorderende maatregelen worden genomen : - verlenging van de tewerkstellingsverbintenissen; - halftijds brugpensioen; - toepassing collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van de Nationale Arbeidsraad.

Art. 3.Tewerkstellingsverbintenissen De bepalingen inzake tewerkstelling, voorzien door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 22 april 1983, verlengd en gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 4 maart 1985, van 24 februari 1987, van 13 maart 1989, van 8 maart 1991, van 24 maart 1993, van 15 mei 1995, van 25 april 1997 en van 2 april 1999 worden verlengd voor de jaren 2001 en 2002.

Art. 4.Hierboven vermelde verlenging van 2 jaren van de tewerkstellingsverbintenissen behelst volgende principes : a) De bediende die wordt afgedankt moet binnen de drie maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst door een bediende worden vervangen, overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 1991.b) Er kan van voormeld principe worden afgeweken overeenkomstig de modaliteiten voorzien in voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 8 maart 1991.

Art. 5.Halftijds brugpensioen Er wordt een stelsel van halftijds brugpensioen ingesteld overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers, ingeval van halvering van de arbeidsprestaties.

De minimumleeftijd om op halftijds brugpensioen gesteld te worden is vastgesteld op 56 jaar.

Aan de bedienden die in de loop van de jaren 2001 en 2002 tot het halftijds brugpensioen toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk". Het fonds draagt eveneens de kost van de eventuele kapitatieve bijdrage en staat in voor de administratieve verwerking. De nadere regels worden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die integrerend deel uitmaakt van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2001 evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering het halftijds brugpensioen toelaat.

Tevens worden de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" aangepast met hetgeen voorafgaat.

Art. 6.Toepassing collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 Overeenkomstig de mogelijkheden geboden door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, worden volgende afwijkingen waarvan sprake in de hiernavolgende artikelen 7 tot en met 10 overeengekomen.

Art. 7.In uitvoering van artikel 2, § 3, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 worden de bedienden tewerkgesteld in de volle of halve overbruggingsploegen uit het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 gesloten.

Art. 8.In uitvoering van artikel 3, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet van 1 jaar op 3 jaar gebracht over de gehele loopbaan.

Hiervan kan niet afgeweken worden op ondernemingsvlak.

Voor de bedienden die gedurende het jaar 2001 in loopbaanonderbreking zijn kan de totale duur van de loopbaanonderbreking, samen met het tijdskrediet, voormelde termijn van 3 jaar overschrijden, zonder in het totaal meer dan 5 jaar te bedragen over de gehele loopbaan.

Het opnemen van het tijdskrediet na uitputting van het eerste jaar gebeurt per periode van 12 maanden.

Art. 9.In uitvoering van artikel 6, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt voor de bedienden tewerkgesteld in ploegen het recht op 1/5e loopbaanvermindering toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan bedienden die in ploegen werken.

Art. 10.In uitvoering van artikel 9, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt de vermindering van de arbeidsprestaties voor de bedienden van 50 jaar en ouder, tewerkgesteld in ploegen toegekend ten belope van één dag per week of een gelijkwaardige regeling. Er worden geen halve dagen toegekend aan bedienden die in ploegen werken. HOOFDSTUK III. - Bezoldigingen

Art. 11.Vanaf 1 juli 2001 worden de barema's waarvan sprake in de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1985, punt 4, litt. a) verhoog met 800 BEF per maand.

Vanaf dezelfde datum worden de effectieve wedden eveneens met 800 BEF per maand verhoogd.

De degressieve loonschaal voor de minderjarigen wordt op deze verhogingen toegepast.

Indien de indexatie samenvalt met voormelde verhoging, wordt eerst de voorziene conventionele verhoging toegepast en vervolgens de indexatie.

Art. 12.Vanaf 1 januari 2002 worden de barema's waarvan sprake in de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 1985, punt 4, litt. a) verhoogd met 1 300 BEF per maand.

Vanaf dezelfde datum worden de effectieve wedden eveneens met 1 300 BEF per maand verhoogd.

De degressieve loonschaal voor de minderjarigen wordt op deze verhogingen toegepast.

Indien de indexatie samenvalt met voormelde verhoging, wordt eerst de voorziene conventionele verhoging toegepast en vervolgens de indexatie. HOOFDSTUK IV. - Vorming en opleiding

Art. 13.In uitvoering van het Interprofessioneel Akkoord 2001-2002 doet de sector een bijkomende inspanning op het vlak van vorming en opleiding. Deze bijkomende inspanning wordt gerealiseerd door aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" een werkgeversbijdrage te storten van 0,20 pct. op de wedden gedurende de jaren 2001 en 2002. Aldus levert de sector haar aandeel tot de uitvoering van het engagement om bijkomende inspanningen op het vlak van permanente vorming te doen, met als doel België op het traject te zetten dat na 6 jaar leidt tot het gemiddeld niveau van de drie buurlanden, dit wil zeggen van 1,2 pct. tot 1,9 pct. van de loonkost. Over deze aanwending van deze 0,20 pct. bijdrage zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden.

Daarnaast verlengt de sector, eveneens in uitvoering van het Interprofessioneel Akkoord 2001-2002 de inspanning van 0,10 pct. voor de vorming en opleiding van risicogroepen. Over de vorming en opleiding van deze risicogroepen, zal een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten worden die vóór 1 juli 2001 zal neergelegd worden op de griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.

Bijgevolg zal voor de jaren 2001 en 2002 van de textiel- en breigoedondernemingen een globale werkgeversbijdrage van 0,30 pct. op de onbegrensde wedden van alle bedienden geïnd worden voor vorming en opleiding.

Art. 14.COBOT-Bedienden blijft de motor van het opleidings- en vormingsgebeuren in de sector. De opleidingsprojecten die door COBOT-Bedienden worden uitgevoerd, worden voorafgaandelijk goedgekeurd in de schoot van de permanente werkgroep van COBOT-Bedienden.

Art. 15.Op het niveau van elke onderneming kunnen opleidingsplannen opgemaakt worden. Alle mogelijke opleidingen (beroepskwalificatie, veiligheid, leefmilieu,...) komen in aanmerking. Deze opleidingsplannen moeten door de werkgever voorgesteld worden aan de ondernemingsraad of bij ontstentenis aan de syndicale delegatie of bij ontstentenis aan het regionaal contactcomité.

De opleidingsplannen dienen tevens door voormelde organen besproken, goedgekeurd en opgevolgd te worden.

In de regionale contactcomités gebeurt de opvolging aan de hand van de nodige documenten, voorgelegd door de betrokken onderneming.

Art. 16.De ondernemingen kunnen binnen het raam van bovenvermeld goedgekeurd opleidingsplan een gedeelte van de kosten recupereren op basis van een trekkingsrecht. Deze tegemoetkoming bedraagt maximaal per onderneming en per kalenderjaar 0,20 pct. van de loonmassa van de bedienden van de onderneming. Alle kosten die betrekking hebben op de opleiding komen in aanmerking.

De modaliteiten en de procedure om deze tegemoetkoming te bekomen worden opgenomen in de afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 13, 1ste alinea hiervoor.

In het bijzonder dienen de ondernemingen aangespoord te worden om gebruik te maken van de financiële tegemoetkomingen die voorzien zijn door regionale, nationale, Europese of andere instanties.

Art. 17.Het volgen van een opleiding door een bediende binnen een goedgekeurd opleidingsplan mag voor de betrokken bediende geen bijkomende kosten veroorzaken. In voorkomend geval zal de werkgever deze bijkomende kosten vergoeden.

Art. 18.De statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" worden aangepast met hetgeen bepaald wordt onder hoofdstuk IV van de huidige overeenkomst. HOOFDSTUK V. - Conventioneel brugpensioen

Art. 19.Algemeen stelsel Het stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, zoals voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 april 1981, respectievelijk verlengd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 januari 1986 tot 31 december 1989, van 13 maart 1989 tot 31 december 1990, van 8 maart 1991 tot 31 december 1992, van 24 maart 1993 tot 31 december 1994, van 13 april 1995 tot 31 december 1996, van 25 april 1997 tot 31 december 1998 en van 2 april 1999 tot 31 december 2000 wordt met een nieuwe termijn van twee jaren verlengd tot 31 december 2002 binnen de voorwaarden aangeduid door hiernavolgend artikel 20.

Art. 20.a) Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992) wordt vanaf 1 januari 2001 de minimumleeftijd om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen vastgesteld op 58 jaar. b) Naast de anciënniteitsvoorwaarden vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992 dienen de bedienden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitsvoorwaarden : - ofwel 15 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding; - ofwel 5 jaar loondienst in de sectoren textiel, breigoed, kleding, confectie en/of vlasbereiding tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste 2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwezen naar artikel 2, § 3, van voormeld koninklijk besluit.

Art. 21.Aan de bedienden die in de loop van de jaren 2001 en 2002 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 december 1989 (Belgisch Staatsblad van 30 december 1989) en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 9 januari 1991) en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het Fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 22.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van voormeld fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid.

Art. 23.Conventioneel brugpensioen voor bedienden met nachtprestaties Er wordt een stelsel van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde bedienden indien zij worden ontslagen, ingesteld vanaf 1 januari 2001 ten voordele van de bedienden van 56 jaar met nachtprestaties. Deze bedienden moeten voldoen aan alle wettelijke en reglementaire voorwaarden die de toegang tot dit bijzonder conventioneel brugpensioenstelsel mogelijk maken, evenals aan de anciënniteitsvoorwaarden zoals bepaald in artikel 20, littera b) hierboven.

Art. 24.Aan voormelde bedienden die in de loop van de jaren 2001 en 2002 tot het brugpensioenstelsel toetreden wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk".

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegd door de artikelen 268 tot 271 van de Programmawet van 22 december 1989, door artikel 141 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, door voornoemde wet betreffende het Belgisch actieplan voor werkgelegenheid en door de uitvoeringsbesluiten ten laste genomen door het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 25.De verbintenissen aangaande dit brugpensioenstelsel maken het voorwerp uit van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf 1 januari 2001, evenwel onder de opschortende voorwaarde dat de desbetreffende reglementering dergelijk brugpensioenstelsel zal toelaten.

Tevens wordt een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten tot wijziging van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, in de zin zoals hierboven aangeduid. HOOFDSTUK VI. - Bijdragen aan het fonds voor bestaanszekerheid

Art. 26.De inning van de werkgeversbijdrage van 1,45 pct. waarvan sprake in artikel 16, littera b) van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk" wordt voor de jaren 2001-2002 gedurende acht kwartalen geschorst naar rato van 0,20 pct.

Aangezien bij de ondertekening van de huidige overeenkomst de inning voor het eerste kwartaal 2001 reeds is verricht, zal de inning voor het tweede kwartaal 2001 geschorst worden naar rato van 0,40 pct. in plaats van de voormelde 0,20 pct. en zal de schorsing naar rato van 0,20 pct. voor het eerste kwartaal 2001 niet worden uitgevoerd. HOOFDSTUK VII. - Getrouwheid aan de onderneming

Art. 27.De bepalingen van artikel 24 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999 betreffende het toekennen van een bezoldigde afwezigheidsdag worden verder gezet.

Vanaf 1 januari 2001 wordt aan de bediende die minstens 25 jaar ononderbroken anciënniteit heeft in dezelfde onderneming een bijkomende dag (tweede dag) bezoldigde afwezigheid toegekend in de loop van elk kalenderjaar.

Deze betaalde afwezigheiddag kan niet gecumuleerd worden met een op het vlak van de betrokken onderneming bestaande evenwaardige of gunstigere regeling in die zin. De kost van deze afwezigheid wordt rechtstreeks gedragen door de betrokken werkgever bij middel van de doorbetaling van de wedde voor deze afwezigheidsdag(en). HOOFDSTUK VIII. - Klein verlet

Art. 28.Bij het sluiten van een samenlevingscontract zoals geregeld door artikel 1475 en volgende van het Burgerlijk Wetboek heeft de bediende het recht op het werk afwezig te zijn met behoud van loon in dezelfde voorwaarden als voorzien in het artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen, voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten (Belgisch Staatsblad van 11 september 1963).

Voor de toepassing van artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 wordt het sluiten van een voormeld samenlevingscontract gelijk gesteld met een huwelijk. HOOFDSTUK IX. - Mobiliteit

Art. 29.De bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 1993 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de bedienden in de textielnijverheid en het breiwerk worden vanaf 1 april 2001 in overeenstemming gebracht met punt 5 "Mobiliteit" van het Interprofessioneel Akkoord van 22 december 2000 waarbij de werkgeverstussenkomst in de prijs van het gemeenschappelijk openbaar vervoer op gemiddeld 60 pct. wordt gebracht voor alle bedienden.

Art. 30.In artikel 8 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst wordt, vanaf 1 april 2001, het percentage van 59 pct. vervangen door 64,9 pct. De toepassing van dit artikel 8 wordt beperkt tot de bedienden waarvan sprake in artikel 1, tweede alinea van de huidige overeenkomst.

Art. 31.Gelet op de fiscale en sociale reglementering waarbij de kilometervergoeding die de werkgever toekent aan de werknemer die zich tussen zijn woonplaats en zijn plaats van tewerkstelling per fiets verplaatst, voor een bedrag van maximaal 6 BEF per kilometer wordt uitgesloten van het begrip loon, bevelen de ondertekenende partijen aan dat deze maatregel de nodige aandacht zou krijgen op het vlak van de onderneming. Zij staan inderdaad achter iedere maatregel die deze vorm van verplaatsing wil aanmoedigen en die van aard kan zijn de verkeersproblemen en filevorming te verminderen.

In dezelfde zin bevelen de ondertekenende partijen de ondernemingen aan een mobiliteitsbeheersplan op te maken teneinde aldus een beter inzicht te krijgen in de mobiliteitsproblematiek zoals die zich op ondernemingsvlak stelt.

Art. 32.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2001. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan door elke partij opgezegd worden per aangetekend schrijven overgemaakt aan de voorzitter van het paritair comité en aan de ondertekenende partijen, mits een opzeggingstermijn van tenminste drie maanden die ten vroegste op 1 oktober 2002 een aanvang kan nemen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^