Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2007
gepubliceerd op 29 juni 2007

Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen en federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2007023068
pub.
29/06/2007
prom.
03/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/03/2007023068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, inzonderheid artikel 3, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, artikel 15, 1° en 2°, artikel 17, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006 en de artikelen 18 en 29;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, gewijzigd door de koninklijk besluiten van 14 oktober 1996 en 17 juni 1997;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten;

Gelet op het ministerieel besluit van 13 november 1996 houdende de uitvoering van artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen;

Overwegende de Verordening (EG) nr. 21/2004 van de Raad van 17 december 2003 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor schapen en geiten en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 en de Richtlijnen 92/102/EEG en 64/432/EEG;

Gelet op het advies 19-2005 van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 16 juni 2005;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de Federale Overheid op 5 juli 2005;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 november en 2 december 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 26 april 2006;

Gelet op het advies 38.605/3 van de Raad van State, gegeven op 7 juli 2005, in toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet men verstaan onder : 1° Schapen en geiten : de dieren van de diersoorten schapen en geiten, de dwergrassen daarvan inbegrepen;2° Hertachtigen : de dieren van de familie hertachtigen voor zover zij gefokt zijn in een geografische entiteit;3° Jong slachtdier : schaap, geit of hertachtige, ongeacht het geslacht, bestemd om voor de leeftijd van 12 maanden geslacht te worden;4° Beslag : het geheel van schapen, geiten of hertachtigen, gehouden in een geografische entiteit en die een duidelijk omschreven eenheid vormen op basis van de epidemiologische banden, vastgesteld door de controle-agent;5° Geografische entiteit : elk gebouw of complex van gebouwen dat een eenheid vormt, met inbegrip van de erbij horende terreinen, waar schapen, geiten of hertachtigen worden gehouden of deze die daartoe bestemd zijn;6° Verantwoordelijke : de houder of de eigenaar die over een beslag van schapen, geiten of hertachtigen het onmiddellijk beheer en het toezicht uitoefent;7° Handelsverkeer : het verkeer tussen Lidstaten van de Europese Unie;8° Uitvoer : de uitvoer uit een Lidstaat naar een derde land, al dan niet over het grondgebied van een andere Lidstaat;9° Minister : de Minister die de Volksgezondheid en de Dierengezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;10° Het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;11° Controle-agent : de persoon die aangeduid is bij het ministerieel besluit van 18 december 2002 tot aanduiding van de statutaire en contractuele personeelsleden van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen belast met de uitvoering van de bepalingen van de wetten, besluiten en reglementen van de Europese Unie die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen;12° Vereniging : een vereniging of verbond van verenigingen tot bestrijding van dierenziekten, erkend in toepassing van hoofdstuk II van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, waaraan taken betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtingen worden gedelegeerd in toepassing van artikel 2 van de koninklijk besluit van 26 november 2006 houdende voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen voor de bestrijding van dierenziekten en het hun toevertrouwen van taken die tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren;13° Sanitel : het geautomatiseerd systeem voor gegevensverwerking in verband met identificatie en registratie van dieren;14° Identificatiemiddel : een erkend plastieken oormerk of een oormerk of bolus met elektronische transponder;15° Oormerk : het geheel van een mannelijk én een vrouwelijk plastieken plaatje dat dient om in het oor geplaatst te worden;16° Paar oormerken : twee oormerken die hetzelfde nummer vermelden;17° Beslagoormerk : oormerk dat het beslagnummer en een volgnummer vermeldt;18° Het merken : het aanbrengen van een erkend identificatiemiddel. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. Elke verantwoordelijke is ertoe gehouden om elke schaap, geit of hertachtige in zijn beslag en geboren na 9 juli 2005, te identificeren en te registeren. § 2. Elke schaap en elke geit dient ten laatste bij het spenen of, indien zij niet eerder gespeend worden, op de leeftijd van 6 maanden en in elk geval voor dat zij het beslag van geboorte verlaten, geïdentificeerd te zijn.

Elke hertachtige dient, vooraleer het beslag van geboorte verlaten wordt, geïdentificeerd te zijn. § 3. De § 2 is niet van toepassing voor de niet gespeende schapen, geiten of hertachtigen van maximaal 6 maanden ouderdom die samen met hun moeder verplaatst worden in het kader van de normale bedrijfsvoering of voor de diergeneeskundige verzorging. § 4. De Minister kan afwijkende identificatievoorwaarden vastleggen voor schapen, geiten en hertachtigen die onderworpen zijn aan bijzondere uitbatingsvoorwaarden.

Art. 3.§ 1. De identificatie van schapen, geiten en hertachtigen mag uitsluitend gebeuren door middel van erkende identificatiemiddelen.

De Minister kan voor specifieke omstandigheden en tijdelijk het gebruik van aanvullende identificatiemiddelen of andere merktekens opleggen. De Minister kan voor de (dwerg)rassen die hij aanduidt, aangepaste identificatiemiddelen vaststellen. § 2. De verantwoordelijke bevoorraadt zich met identificatiemiddelen enkel bij de verenigingen. § 3. De identificatiemiddelen worden per beslag toegekend aan de geregistreerde verantwoordelijke. § 4. De voorraad erkende identificatiemiddelen dienen op de geografische entiteit bewaard te worden.

Art. 4.§ 1. De verantwoordelijke die stopt met de activiteit van het houden van een beslag, deelt dit mee aan de vereniging en zendt haar de nog niet geplaatste identificatiemiddelen terug. § 2. De uitbater van een slachthuis of wildbewerkingsinrichting is ertoe gehouden de identificatiemiddelen van de geslachte schapen, geiten en hertachtigen te verzamelen in verzegelde recipiënten en zich te verzekeren van de vernieting ervan. HOOFDSTUK III. - De identificatie Afdeling 1. - Het identificeren

Art. 5.§ 1. De identificatie van schapen, geiten en hertachtigen gebeurt door het plaatsen van, hetzij : 1° een paar plastieken oormerken, één in elk oor;2° één plastieken oormerk in het linker oor en een oormerk met elektronische transponder in het rechter oor;3° een plastieken oormerk binnen de termijnen gesteld in artikel 2, § 2 in het linker oor en een bolus met elektronische transponder, ten laatste op de leeftijd van 6 maanden.De op deze wijze geïdentificeerde dieren mogen het beslag van geboorte niet verlaten zonder volledige identificatie. § 2. In afwijking op § 1 kan de identificatie van jonge slachtdieren die rechtstreeks van het beslag van geboorte naar een binnenlands slachthuis afgevoerd worden, beperkt blijven tot het plaatsen van één beslagoormerk in het linker oor. § 3. In afwijking op § 1, kunnen hertachtigen die, ongeacht hun leeftijd, in het beslag van geboorte gedood worden voor de onmiddellijke en rechtstreekse overbrenging naar een hiervoor erkende wildbewerkingsinrichting, voor het verlaten van het beslag gemerkt worden met een beslagoormerk in het linker oor. § 4. De gegevens met betrekking tot de identificatie worden binnen de 3 dagen na de merking ingeschreven in het bedrijfsregister bedoeld bij hoofdstuk IV.

Art. 6.§ 1. De verantwoordelijke kan per geografische entiteit en per diersoort slechts één van de in artikel 5, § 1 vermelde identificatiewijzen toepassen.

Ter gelegenheid van de registratie van het beslag deelt hij de gekozen identificatiewijze mee aan de vereniging. § 2. De verantwoordelijke die voor het merken kiest voor de methode voorzien bij artikel 5, § 1, 3°, dient zelf te beschikken over de nodige uitleesapparatuur welke op ieder moment op de geografische entiteit bruikbaar moet zijn om de elektronische identificatie te kunnen lezen. § 3. Elke verandering van identificatiewijze, dient voorafgaandelijk bij de vereniging gemeld te worden.

Bij verandering van identificatiewijze, dienen al de dieren van dezelfde soort op dat moment op de geografische entiteit aanwezig, onverwijld aan de nieuwe identificatiewijze aangepast te worden op kosten van de verantwoordelijke en uitgevoerd onder direct toezicht van de vereniging. § 4. De verantwoordelijke kan het merken van de schapen, geiten en hertachtigen ofwel zelf uitvoeren volgens de instructies van de vereniging, ofwel laten uitvoeren door de vereniging.

Art. 7.§ 1. Wanneer een schaap, geit of hertachtige, gemerkt overeenkomstig artikel 5, § 1, 3°, aan een beslag wordt toegevoegd waar de identificatie gebeurt overeenkomstig artikel 5, § 1, 1° of 2°, dan gaat hij onmiddellijk over tot het bijbestellen van een erkend oormerk dat hetzelfde nummer draagt als het reeds in het oor aanwezige oormerk. Dit bijbestelde oormerk wordt onmiddellijk na de levering geplaatst in het oor zonder oormerk. § 2. Wanneer een schaap, geit of hertachtige, gemerkt overeenkomstig artikel 5, § 1, 1°, aan een beslag wordt toegevoegd waar de identificatie gebeurt overeenkomstig artikel 5, § 1, 2° of 3°, gaat de verantwoordelijke onmiddellijk over tot het bijbestellen van het identificatiemiddel met electronische transponder overeenkomstig de op het beslag van aanvoer toegepaste identificatiewijze, en dat hetzelfde nummer draagt als het reeds in het oor aanwezige plastieken oormerk.

Dit bijbestelde identificatiemiddel wordt onmiddellijk na de levering geplaatst.

In geval het een oormerk betreft, wordt dit geplaatst in het rechter oor en wordt het eerder geplaatste oormerk verwijderd op zodanige wijze dat het niet herbruikbaar is.

Art. 8.Een overeenkomstig artikel 5, § 2, gemerkt jong slachtdier kan binnen het beslag van geboorte op ieder moment nog gemerkt worden overeenkomstig artikel 5, § 1.

Op het ogenblik van de merking overeenkomstig artikel 5, § 1 wordt het eerder geplaatste beslagoormerk verwijderd op zodanige wijze dat het niet herbruikbaar is.

In het bedrijfsregister wordt deze verandering van merking binnen de 3 dagen genoteerd met vermelding van het volgnummer van het beslagoormerk en het nummer van het nieuw geplaatste paar oormerken. Afdeling 2. - De identificatiemiddelen :

modellen, erkenning, evaluatie

Art. 9.Het model, de afmetingen, de opschriften en de vereisten van de identificatiemiddelen, alsook de vereisten van hun plaatsingsmateriaal en hun uitleesapparatuur moeten beantwoorden aan de bepalingen die vastgelegd zijn in bijlage I. De Minister erkent de identificatiemiddelen op voorstel van het Agentschap.

Art. 10.§ 1. De aanvraag voor erkenning van een identificatiemiddel gebeurt bij aangetekend schrijven aan het Agentschap.

Deze aanvraag tot erkenning moet minstens de elementen bevatten die opgenomen zijn in bijlage II. In de aanvraag verbindt de aanvrager zich ertoe : 1° De erkende identificatiemiddelen voor merking enkel te leveren in opdracht van de verenigingen;2° per model van erkend identificatiemiddel een register bij te houden van de leveringen voor merking, met vermelding van de datum, het aantal en de reeksnummers.Hij dient dit register op eenvoudig verzoek van het Agentschap te kunnen voorleggen; 3° een register bij te houden van de leveringen van identificatiemiddelen voor hermerking met vermelding van de datum, het aantal en de nummers.Hij dient dit register op eenvoudig verzoek van het Agentschap te kunnen voorleggen; 4° een continue levering te waarborgen binnen een redelijke termijn;5° een constante kwaliteit te leveren, overeenkomstig de erkenning. § 2. Elke verandering van de kenmerken van het identificatiemiddel ten opzichte van het volgens bijlage II ingediende dossier, dient voorafgaandelijk aan de levering meegedeeld te worden door de fabrikant aan de vereniging.

Art. 11.De Minister kan op advies van het Agentschap de erkenning van een identificatiemiddel intrekken wanneer : 1° de fabrikant of de verkoper de bepalingen bedoeld in artikel 10 niet naleeft;2° de geleverde identificatiemiddelen niet of niet langer overeenkomen met de kenmerken zoals vastgelegd in de erkenning;3° het ontbreken van de melding of de validatie van de wijziging van de eigenschappen van het erkend identificatiemiddel;4° de onderbreking vanwege de fabrikant van de levering van een model van erkend identificatiemiddel gedurende een periode van meer dan 2 jaar. Afdeling 3. - Hermerken

Art. 12.Het hermerken van overeenkomstig artikel 5, § 1, gemerkte schapen en geiten mag enkel gebeuren door de verantwoordelijke als zij nog met één identificatiemiddel zijn geïdentificeerd.

Art. 13.§ 1. Wanneer een schaap of geit dat gemerkt is overeenkomstig artikel 5, § 1, één identificatiemiddel heeft verloren, gaat de verantwoordelijke onverwijld over tot de bestelling bij de vereniging van een identificatiemiddel van hetzelfde type dat hetzelfde nummer draagt en waaraan een hermerkingsnummer wordt toegekend. § 2. Vanaf ontvangst van het bestelde identificatiemiddel gaat de verantwoordelijke onmiddellijk over of laat de vereniging overgaan tot het hermerken van het schaap of de geit. § 3. In afwijking op § 2, indien de verantwoordelijke voorziet dat het plaatsen van het bijbestelde identificatiemiddel niet onmiddellijk bij levering gebeurt, maar op een later moment dat de twee maanden na de levering niet mag overschrijden, wordt bij de vaststelling van verlies een beslagoormerk geplaatst in het oor zonder oormerk. In het bedrijfsregister wordt het volgnummer van het beslagoormerk ingeschreven bij het desbetreffende schaap of geit.

Op het ogenblik van de plaatsing van het bijbestelde identificatiemiddel wordt het eerder geplaatste beslagoormerk verwijderd op zodanige wijze dat het niet herbruikbaar is.

Art. 14.In afwijking op artikel 13, § 1, wanneer een schaap of geit bestemd voor de rechtstreekse overbrenging naar een binnenlands slachthuis, een identificatiemiddel heeft verloren, brengt de verantwoordelijke vóór het vertrek een beslagoormerk aan in het oor zonder oormerk.

Art. 15.Wanneer een jong slachtdier dat gemerkt is overeenkomstig artikel 5, § 2, zijn beslagoormerk heeft verloren, gaat de verantwoordelijke onverwijld over tot het hermerken met een op de geografische entiteit eerstvolgend beschikbaar beslagoormerk.

Art. 16.§ 1. Wanneer een levende hertachtige dat uit een beslag vertrekt, op het moment van de afvoer een of beide oormerken heeft verloren, gaat de verantwoordelijke van de hertachtige, over tot het hermerken met een op de geografische entiteit eerstvolgend beschikbaar nieuw paar oormerken. Het eventueel verwijderen van het nog aanwezige oormerk gebeurt op zodanige wijze dat het niet herbruikbaar is.

In het bedrijfsregister wordt deze hermerking binnen de 3 dagen genoteerd alsook de link tussen het vorige oormerk en de nieuwe oormerken. § 2. De hertachtigen die beide oormerken hebben verloren maar die vóór de afvoer uit een beslag geslacht worden voor de rechtstreekse overbrenging naar een wildbewerkingsinrichting, mogen voor het verlaten van het beslag hermerkt worden met een beslagoormerk in het linker oor.

Deze speciale hermerking en de bestemming dienen op het verplaatsingsdocument, bedoeld bij artikel 21, en in het bedrijfsregister te worden vermeld.

Art. 17.De bepalingen van artikels 13, 14, 15 en 16, zijn ook van toepassing in die gevallen waarbij een identificatiemiddel onleesbaar is geworden.

Art. 18.§ 1. Wanneer een schaap of geit beide identificatiemiddelen heeft verloren of wanneer beide identificatiemiddelen onleesbaar zijn geworden, verwittigt de verantwoordelijke onmiddellijk de controle-agent en de vereniging.

In afwachting van hun tussenkomst dienen deze dieren onmiddellijk opgestald te worden. § 2. Indien het schaap of de geit niet identificeerbaar is, gaat de controle-agent op kosten van de verantwoordelijke over tot hun afmaking met het oog op hun vernietiging. § 3. Indien het schaap of de geit identificeerbaar is, dient de verantwoordelijke, binnen de 2 werkdagen volgend op de vaststelling bedoeld bij § 1, op zijn kosten de middelen aan te brengen die het bewijzen van de identiteit van het dier mogelijk maken. Dit bewijs kan geleverd worden door, hetzij : - een link met een tatoeage, - een genetische vingerafdruk, - een afstammingsvergelijking.

In afwachting van het bewijs van de identiteit, zal de controle-agent zelf het dier tijdelijk merken met een oormerk of dit laten uitvoeren door de vereniging. § 4. Indien de identiteit van het schaap of de geit bewezen is, geeft de controle-agent aan de vereniging de toelating om dit dier zo snel als mogelijk met hetzelfde identificatiemiddel met hetzelfde identificatienummer en een hermerkingsnummer te hermerken. HOOFDSTUK IV. - De registratie

Art. 19.§ 1. Elke verantwoordelijke is gehouden om het bestaan van een beslag van schapen, geiten of hertachtigen te laten registreren. § 2. Als bewijs voor een registratie ontvangt de verantwoordelijke van de vereniging een document « BESLAGFICHE » dat het toegekende beslagnummer en de geregistreerde gegevens vermeldt. Hij bewaart dit document bij zijn bedrijfsregister. § 3. De verantwoordelijke kan elke wijziging meedelen met behulp van de beslagfiche. De vereniging levert een bijgewerkt document "BESLAGFICHE" af.

Art. 20.§ 1. Elke verantwoordelijke die schapen, geiten of hertachtigen houdt, dient een bedrijfsregister bij te houden op papier of op een geïnformatiseerde wijze.

De Minister bepaalt het model en de inhoud van het register en de modaliteiten voor het bijhouden ervan.

Binnen de drie dagen na hun plaatsvinden, worden hierna volgende gebeurtenissen in het bedrijfsregister ingeschreven : 1° elke merking van dieren, overeenkomstig artikel 5, § 4;2° elke sterfte, aanvoer of afvoer van schapen, geiten of hertachtigen;3° de gegevens met betrekking tot het hermerken, overeenkomstig de bepalingen in afdeling 3 van Hoofdstuk III;4° de gegevens met betrekking tot de telling, overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk V. § 2. De verantwoordelijke moet op elk ogenblik in staat zijn om voor elke schaap, geit of hertachtige die hij in zijn beslag houdt of gehouden heeft, mee te delen : 1° de oorsprong en de vervoerder van aan zijn beslag toegevoegde dieren;2° de overnemer en de vervoerder van de van zijn beslag afgevoerde dieren. De verantwoordelijke dient het bedrijfsregister gedurende minimum 5 jaar te bewaren op de geografische entiteit. Hij moet dit register bij elk verzoek van het Agentschap kunnen voorleggen of afdrukken. § 3. De schapen, geiten en hertachtigen die deel uitmaken van eenzelfde beslag staan per diersoort onder toezicht van één enkele verantwoordelijke en worden per diersoort in eenzelfde bedrijfsregister ingeschreven.

Art. 21.§ 1. De schapen, geiten en hertachtigen dienen tijdens het vervoer vanuit een beslag naar een ander beslag, slachthuis, verzamelcentrum of bedrijfsruimten van een handelaar steeds vergezeld te gaan van een verplaatsingsdocument.

De Minister bepaalt het model en de inhoud van het verplaatsingsdocument, de modaliteiten voor het gebruik en de wijze van overmaking van de gegevens ervan aan de vereniging. § 2. De verantwoordelijke overlater en de verantwoordelijke overnemer houden elk een kopie bij van het verplaatsingsdocument in hun bedrijfsregister gedurende minimum 5 jaar na datum van de opmaak ervan.

De vervoerder houdt een kopie van het verplaatsingsdocument bij als deel van zijn vervoersregister gedurende minimum 5 jaar. HOOFDSTUK V. - De Telling

Art. 22.Tussen 15 en 31 december van elk jaar dient de verantwoordelijke van een beslag van schapen, geiten of hertachtigen de door het Agentschap gevraagde aantallen van deze dieren per soort te tellen.

De verantwoordelijke registreert de gegevens van de telling in het bedrijfsregister.

Het resultaat van de telling dient tevens voor 15 januari van het volgende jaar overgemaakt te worden aan de vereniging. HOOFDSTUK VI. - Invoer - handelsverkeer

Art. 23.§ 1. Bij het binnenbrengen in zijn beslag van een schaap of geit uit een derde land, overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten, gaat de verantwoordelijke de overeenkomst na van het gezondheidscertificaat met de geïdentificeerde schapen, geiten of hertachtigen. § 2. De verantwoordelijke doet binnen de drie werkdagen volgend op de dag van de aanvoer in zijn beslag een aanvraag bij de vereniging om deze ingevoerde dieren te komen merken.

De ingevoerde schapen of geiten moeten op de geografische entiteit van de invoer gehouden worden tot de merking is uitgevoerd.

Op moment van de merking overhandigt de verantwoordelijke het gezondheidscertificaat aan de vereniging nadat hij er kopie van genomen heeft. De verantwoordelijke bewaart deze kopie gedurende minimum 5 jaar bij het bedrijfsregister waarin de dieren werden ingeschreven.

De verantwoordelijke noteert voor elk aangevoerd ingevoerd dier in zijn bedrijfsregister het individueel identificatienummer waaronder het dier werd ingevoerd, het land van herkomst, het door de vereniging toegekende nieuwe identificatienummer bij de merking op de geografische entiteit en het ras. § 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing voor slachtdieren die rechtstreeks naar een slachthuis zijn ingevoerd om er binnen de 5 dagen te worden geslacht.

Art. 24.§ 1. Bij het binnenbrengen in zijn beslag van een schaap of geit uit een Lidstaat, overeenkomstig het bovenvermelde koninklijk besluit van 10 augustus 2005, hetzij permanent, hetzij tijdelijk, controleert de verantwoordelijke de overeenkomst van het gezondheidscertificaat met de geïdentificeerde dieren.

Schapen en geiten afkomstig uit andere Lidstaten en geboren na 9 juli 2005 moeten hun identificatienummer van de Lidstaat van oorsprong behouden.

Evenwel is artikel 7 van toepassing op deze aangevoerde dieren. § 2. De verantwoordelijke registreert deze dieren in zijn bedrijfsregister overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk IV. De verantwoordelijke maakt binnen de 3 werkdagen volgend op de dag van aanvoer van de schapen en geiten het gezondheidscertificaat over aan de vereniging nadat hij er kopie van genomen heeft. Hij bewaart deze kopie gedurende minimum 5 jaar bij het bedrijfsregister waarin de dieren werden opgenomen.

Art. 25.De schapen en geiten geboren na 9 juli 2005 en die niet zijn gemerkt volgens de wijze met elektronische transponder overeenkomstig artikel 5, § 1, punten 2° of 3°, kunnen geen voorwerp uitmaken van het handelsverkeer. HOOFDSTUK VII. - Financiering

Art. 26.Ten laste van de verantwoordelijke van het beslag wordt door de verenigingen een bijdrage ontvangen waarvan het bedrag als volgt is vastgesteld : 1° voor de identificatie en de registratie van de schapen, geiten en hertachtigen een bedrag van 5 EUR als administratieve kosten per bestelling van identificatiemiddelen;2° voor het jaarlijks administratief beheer van het beslag, een bedrag van 12,50 EUR. HOOFDSTUK VIII. - Verbodsbepalingen

Art. 27.§ 1. Het is verboden om bij schapen, geiten en hertachtigen andere identificatiemiddelen aan te brengen dan deze bedoeld in artikel 3, § 1.

Dit verbod geldt evenwel niet voor het in de oren plaatsen van oormerken met therapeutische doeleinden. § 2. Het is verboden om bij schapen, geiten en hertachtigen identificatiemiddelen te verwijderen.

Dit verbod is niet van toepassing wanneer het handelingen betreft die uitgevoerd worden door de verantwoordelijke in de gevallen voorzien bij artikels 7, § 2, 8, 13, § 3, et 16, § 1.

Art. 28.§ 1. Het is aan de verantwoordelijke verboden om : 1. erkende identificatiemiddelen te verkopen of af te staan aan derden;2. met identificatiemiddelen van een beslag schapen, geiten en hertachtigen te merken van een ander beslag;3. de schapen, geiten en hertachtigen waarvoor men verantwoordelijk is te merken met identificatiemiddelen toegekend aan derden;4. erkende identificatiemiddelen, te herplaatsen, te veranderen, te wijzigen, onleesbaar te maken, te vervalsen of na te maken. § 2. Het is verboden het bedrijfsregister of de verplaatsingsdocumenten te vervalsen of er valse vermeldingen in op te nemen. HOOFDSTUK IX. - Toezicht en sancties

Art. 29.De controle-agent beveelt, op kosten van de verantwoordelijke, de afmaking van de schapen, geiten of hertachtigen met het oog op hun vernietiging wanneer vastgesteld is dat deze drager zijn van omgewisselde en/of vervalste identificatiemiddelen of wanneer vastgesteld is dat de schapen, geiten of hertachtigen aan geen enkel van de bepalingen voorzien bij artikel 5 en artikel 20, § 1, beantwoorden. HOOFDSTUK X. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen

Art. 30.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen, 2° het ministerieel besluit van 13 november 1996 houdende de uitvoering van artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 juli 1996 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen.

Art. 31.In het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer en het verkeer van schapen en geiten worden in artikel 2, § 1, a) de woorden « 2 juli 1996 » vervangen door de woorden « 3 juni 2007. ». HOOFDSTUK XI. - Overgangsbepalingen

Art. 32.De schapen, geiten en hertachtigen geboren vóór 10 juli 2005 en gemerkt overeenkomstig het koninklijk besluit van 2 juli 1996 worden beschouwd als gemerkt overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK XII. - Slotbepalingen

Art. 33.Artikel 25 treedt in voege op 1 januari 2008.

Art. 34.Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage I A. OORMERKEN 1. ALGEMEEN De oormerken : - zijn van duurzaam materiaal, - zijn onvervalsbaar, - zijn zodanig ontworpen dat het aan het dier bevestigd blijft zonder dat het dier daarvan enige hinder ondervindt, - zijn niet opnieuw bruikbaar, - laten bij het wegnemen of het herplaatsen duidelijke sporen van beschadiging na, - zijn tijdens de gehele levensduur van het dier gemakkelijk leesbaar, - hebben aangebrachte gegevens die onuitwisbaar zijn.2. KLEUR Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.MODEL & AFMETINGEN 3.1. PLASTIEKEN OORMERK. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.2. BESLAGOORMERK Zelfde model en afmetingen als het plastieken oormerk. 3.3. OORMERK MET ELEKTRONISCHE TRANSPONDER Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4. OPSCHRIFT 4.1. PLASTIEKEN OORMERK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Hoogte van de gegevens 1e lijn : de inscripties minimum 2 mm hoog.

Hoogte van de gegevens 2e lijn : de inscripties minimum 4 mm hoog.

Hoogte van de gegevens 3e lijn : de inscripties minimum 10 mm hoog.

De zelfde vermeldingen moeten voorkomen op het vrouwelijk en het mannelijk deel van het oormerk. 4.2. OORMERK MET ELECTRONISCHE TRANSPONDER De zelfde vermeldingen moeten voorkomen op het vrouwelijk en het mannelijk deel van het oormerk. a) VROUWELIJK DEEL : - Vermeldingen worden in circel aangebracht : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Hoogte van de gegevens in de circel : de inscripties minimum 4 mm hoog.b) MANNELIJK DEEL : - IDEM als het mannelijk deel van het plastieken oormerk. 4.3. BESLAGOORMERK Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Hoogte van de gegevens 1e lijn : de inscripties minimum 4 mm hoog.

Hoogte van de gegevens 2e lijn : de inscripties minimum 10 mm hoog.

De zelfde vermeldingen moeten voorkomen op het vrouwelijk en het mannelijk deel van het oormerk.

B. ELECTRONISCHE TRANSPONDER Technische kenmerken van de elektronische transponder : - passieve read only-transponders op basis van HDX- of FDX-B-technologie conform ISO-norm 11784 en ISO-norm 11785; - leesbaar met behulp van uitleesapparatuur conform ISO-norm 11785 die geschikt is voor het uitlezen van HDX- en de FDX-B-transponders; - minimale uitleesafstand : o van handuitlezers : ? 12 cm voor oormerktransponders, o van stationaire uitlezers : ? 50 cm voor oormerktransponders.

C. UITLEESAPPARATUUR (voor elektronische transponders) Technische kenmerken : - conform ISO-norm 11785 die geschikt is voor het uitlezen van HDX- en de FDX-B-transponders; - de minimale uitleesafstand : o van handuitlezers is ten minste : ? 12 cm voor oormerktransponders, ? 20 cm voor bolustransponders, o van stationaire uitlezers is ten minste : ? 50 cm voor oormerktransponders, ? 50 cm voor bolustransponders.

D. PLAATSINGSMATERIAAL Minimale vereisten voor het plaatsingsmateriaal voor de oormerken : 1) gemaakt uit stevig en duurzaam materiaal, in voorkomend geval roestvrije materialen;2) gemakkelijk te gebruiken;3) niet direct het oor doorboren, maar derwijze ontworpen dat het mannelijk oorplaatje, of een onderdeel ervan, het oor doorboort;4) toelaten dat na het plaatsen van het oormerk het oor gemakkelijk en snel vrijgemaakt wordt;5) de diameter van de pen waarop de plaat van het oormerk wordt geplaatst, moet minimaal 2,5 mm bedragen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 juni 2007 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage II De aanvraag voor erkenning van identificatiemiddelen bevat minstens : 1. Schrijven tot aanvraag van een « erkenning voor type X ».2. Inlichtingen over de aanvrager : a.Coördinaten, b. Referenties (markten -...). 3. Inlichtingen over de productie : a.Productiecapaciteit, b. Productieproces (omschrijving - behaalde kwaliteitsnorm - gevoerde autocontrole).4. Inlichtingen over het identificatiemiddel en de vereisten van het plaatsingsmateriaal : a.Gedetailleerde technische tekening, b. Gebruikte grondstoffen, c.Info m.b.t. inscriptie, d. Info m.b.t. onbreekbaarheid/fraudebestendigheid, e. Info labo-resultaten (intern / extern).5. Inlichtingen over logistiek & informatica : a.Modaliteiten : leveringstermijn, verpakking, verzending, b. Relevante informatie waaruit blijkt dat kan voldaan worden aan art. 10 § 1, 1° tot 5°, c. Procedure voor de bestelling van identificatiemiddelen voor de merking en hermerking.6. Monster van het oormerk (minimum 200 stuks) of bolus en plaatsingsmateriaal, welke gratis ter beschikking worden gesteld.7. Ondertekening van de aanvraag + akkoordverklaring voor de bepalingen van artikel 10, § 1, 1° tot 5°. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 juni 2007 betreffende de identificatie en de registratie van schapen, geiten en hertachtigen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^