Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 juni 2007
gepubliceerd op 25 juli 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007201731
pub.
25/07/2007
prom.
03/06/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 JUNI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 december 2001 Vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon (Overeenkomst geregistreerd op 4 april 2002 onder het nummer 61933/CO/319) Gelet op het "akkoord met de non-profit" van 29 juni 2000, tussen de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het College van de Franse Gemeenschapscommissie, het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de vertegenwoordigers van de werknemers en van de inrichtende machten, wordt overeengekomen hetgeen volgt. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de inrichtingen en diensten welke ressorteren onder het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten die erkend en/of gesubsidieerd zijn door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Onder "werknemers" dient men te verstaan, het mannelijk en vrouwelijk bediende- en werkliedenpersoneel.

Art. 2.§ 1. Vanaf 1 januari 2001 hebben de werknemers die de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben, het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon ten belope van 6 uur gemiddeld per week ten opzichte van de sectorale arbeidsduur.

De vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon wijzigt derhalve de individuele contractuele arbeidsduur van de betrokken werknemers niet, maar wordt toegekend in de vorm van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon. § 2. Het maandloon van de werknemer blijft ongewijzigd, alsof de arbeidsprestaties van de werknemer dezelfde zouden gebleven zijn.

Art. 3.§ 1. Vanaf 1 januari 2002 hebben de werknemers die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben, het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon ten belope van 4 uur gemiddeld per week ten opzichte van de sectorale arbeidsduur.

De vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon wijzigt derhalve de individuele contractuele arbeidsduur van de betrokken werknemers niet, maar wordt toegekend in de vorm van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon. § 2. Het maandloon van de werknemer blijft ongewijzigd, alsof de arbeidsprestaties van de werknemer dezelfde zouden gebleven zijn.

Art. 4.§ 1. Vanaf 1 januari 2003 hebben de werknemers die de leeftijd van 45 jaar bereikt hebben, het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon ten belope van 2 uur gemiddeld per week ten opzichte van de sectorale arbeidsduur.

De vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon wijzigt derhalve de individuele contractuele arbeidsduur van de betrokken werknemers niet, maar wordt toegekend in de vorm van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon. § 2. Het maandloon van de werknemer blijft ongewijzigd, alsof de arbeidsprestaties van de werknemer dezelfde zouden gebleven zijn.

Art. 5.§ 1. De werknemers die deeltijds worden tewerkgesteld, hebben recht op een proportionele toekenning van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon. § 2. Het maandloon van de werknemer blijft ongewijzigd alsof de arbeidsprestaties van de werknemer dezelfde zouden gebleven zijn.

Art. 6.De vrijstelling van arbeidsprestaties, gaat gepaard met bijkomende aanwerving, waarvan de modaliteiten worden bepaald op bedrijfsvlak in onderhandeling met de syndicale afvaardiging. HOOFDSTUK II. - Toepassingsmodaliteiten

Art. 7.De vrijstelling van arbeidsprestaties kan worden opgenomen in de vorm van : - volledig van arbeidsprestaties vrijgestelde diensten overeenkomstig de voor de betrokken dag voorziene dienstroosters; - van arbeidsprestaties vrijgestelde uren.

Art. 8.In elk geval dient per kalenderjaar het totaal van arbeidsprestaties vrijgestelde uren van de betrokken werknemer overeen te komen met : - 288 uur vanaf de leeftijd van 55 jaar (vanaf 1 januari 2001); - 192 uur vanaf de leeftijd van 50 jaar (vanaf 1 januari 2002); - 96 uur vanaf de leeftijd van 45 jaar (vanaf 1 januari 2003).

Art. 9.In het kalenderjaar waarin de werknemer de respectievelijke leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereikt, wordt de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van het loon proportioneel toegekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer voornoemde leeftijd bereikt.

Art. 10.Andere modaliteiten kunnen bij collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsvlak worden vastgesteld, zonder echter nadeliger te zijn dan de beschikkingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wijzigt de op datum van ondertekening reeds bestaande rechten van de werknemers niet.

Art. 12.De aangelegenheden van arbeidsorganisatie en compenserende aanwervingen zullen geregeld worden in overleg met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis, met de werknemers.

Art. 13.De partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de voordelen die toegekend worden door deze collectieve arbeidsovereenkomst slechts effectief aan de werknemers zullen toegekend worden, voor zover de Regering van het Brussels hoofdstedelijk gewest, het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en het College van de Franse Gemeenschapscommissie, eenieder wat hem betreft, punt 5, alinea 2, van het akkoord van 29 juni 2000 integraal uitvoeren.

De weigering van de tenlasteneming of laattijdige tenlasteneming van de kosten door een ondertekenende subsidiërende macht van het akkoord van 29 juni 2000, mag geen aanleiding geven tot het niet-uitvoeren of het laattijdig uitvoeren van deze collectieve arbeidsovereenkomst in de gesubsidieerde inrichtingen door een andere ondertekenende subsidiërende macht van dit akkoord. De partijen komen eveneens overeen om dezelfde overheden in te lichten over de goede uitvoering van deze overeenkomst.

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde duur. Zij wordt van kracht op 1 januari 2001. Zij kan worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^