Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 1999
gepubliceerd op 25 september 1999

Koninklijk besluit houdende organiek reglement van de Veterinaire Diensten

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu en ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016248
pub.
25/09/1999
prom.
03/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/03/1999016248/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MEI 1999. - Koninklijk besluit houdende organiek reglement van de Veterinaire Diensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de wet van 28maart 1975 betreffende de handel in landbouw, tuinbouw en zeevisserijproducten, gewijzigd bij de wetten van 11 april 1983, 29 december 1990 en 5 februari 1999;

Gelet op de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dieren- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979;

Gelet op wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 februari 1992 en bij de wetten van 6 augustus 1993, 11 juli 1994 en 17 maart 1997;

Gelet op de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, gewijzigd bij de wetten van 28 augustus 1991, 26 maart 1963 en 4 mei 1995;

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994, 20 december 1995 en 5 februari 1999;

Gelet op de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde, gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998, inzonderheid het artikel 4;

Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gewijzigd bij de wet van 5 februari 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1926 houdende inrichtingsreglement van de diergeneeskundige dienst;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 21 april 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de minister tot wiens bevoegdheid de Landbouw behoort.2° Dienst : de inspectie-generaal van de Veterinaire Diensten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw.3° Inspecteur-dierenarts : een ambtenaar van de Dienst, dierenarts van de Staat. 4° C.D.V. : de vereniging zonder winstoogmerk « Centrale dierengezondheidsvereniging » zoals bedoeld in artikel 2 van het ministerieel besluit van 2 april 1992 tot uitvoering van artikel 3bis van het koninklijk besluit van 7 mei 1963 houdende inrichting van de bestrijding der veeziekten. 5° Aangeduide dierenarts : plaatsvervangend inspecteur-dierenarts, sanitaire dierenarts of controledierenarts. HOOFDSTUK II. - Opdrachten en organisatie van de Dienst

Art. 2.§ 1. De Dienst verleent zijn medewerking aan de uitvoering van de volgende wetten en de besluiten ter uitvoering ervan genomen : 1° de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten;2° de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dieren- en plantensoorten, en van de Bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de Wijziging van de Overeenkomst, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979;3° de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking;4° de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren;5° de dierengezondheidswet van 24 maart 1987;6° de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde;7° de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten. § 2. De Dienst heeft bovendien tot taak : 1° zijn medewerking te verlenen aan de voorbereiding en de uitwerking van de reglementering betreffende de bewaking van de gezondheid, de bescherming en het welzijn van de dieren, alsook de kwaliteit van de dierlijke producten;2° het verstrekken van informatie over en het bevorderen van elke maatregel die de gezondheid, de bescherming en het welzijn van de dieren, alsmede de kwaliteit van de dierlijke producten kan verbeteren.»

Art. 3.§ 1. De minister kan, op voorstel van de dienst en in functie van de behoeften bij de Dienst, erkende dierenartsen aanduiden, die de titel van plaatsvervangend inspecteur-dierenarts dragen. De plaatsvervangende inspecteurs-dierenartsen voeren één of meerdere opdrachten uit van beperkte duur. Zij ontvangen geen loon maar wel terugbetaling van verplaatsingskosten en vacaties waarvan de minister het bedrag bepaalt.

Om aangeduid te worden, moeten zij Belg zijn en bewezen hebben kennis te hebben van de wetgeving, bedoeld in artikel 2, § 1, van dit besluit. Ze mogen geen sanctie zoals bedoeld in artikel 9, § 1, van dit besluit hebben opgelopen. § 2. De minister kan, aan de erkende grensinspectieposten, erkende dierenartsen aanduiden, die de titel van controledierenarts dragen, belast met de controle op de naleving van de regels op de invoer of de doorvoer op het grondgebied van de Europese Unie van levende dieren en sommige producten van dierlijke oorsprong, van de naleving van de regels van de dierenbescherming tijdens het transport en van de Conventie van Washington voor de bedreigde dierensoorten.

De controledierenartsen voeren één of meerdere opdrachten uit van beperkte duur. Zij ontvangen geen loon, maar terugbetaling van verplaatsingskosten en vacaties waarvan de minister het bedrag bepaalt.

Om aangeduid te worden, moeten ze Belg zijn en bewezen hebben kennis te hebben van de wetgeving, bedoeld in artikel 2, § 1, van dit besluit. Ze mogen geen sanctie zoals bedoeld in artikel 9, § 1, van dit besluit hebben opgelopen. § 3. De erkende dierenartsen die door de C.D.V. in dienst zijn genomen en die door de minister aangeduid zijn, dragen tijdens de duur van hun verbintenis de titel van sanitair dierenarts.

In het kader van hun opdracht oefenen de sanitaire dierenartsen de taken uit die de dienst hen opdraagt, daarin begrepen die van controledierenarts, bedoeld in § 2. § 4. Dierenartsen, door de minister in onbeperkt aantal erkend, werken mee aan de uitvoering van de wetten en reglementen betreffende de gezondheid, de bescherming en het welzijn van de dieren en de kwaliteit van de dierlijke producten. Zij worden eveneens belast met het verspreiden van de maatregelen bedoeld in artikel 2, § 2, 2°, en met het bijbrengen van de verplichtingen die voortvloeien uit de sanitaire reglementen aan de verantwoordelijke.

De erkende dierenartsen voeren één of meer opdrachten uit en ontvangen als betaling hiervoor vergoedingen waarvan de minister het bedrag bepaalt, afhankelijk van de aard en de duur van de uitgevoerde opdrachten.

Art. 4.De Dienst wordt geleid door een dierenarts van de Staat, die de titel van Adviseur-generaal draagt. HOOFDSTUK III. - Bepalingen die gelden voor de inspecteurs-dierenartsen

Art. 5.§ 1. De inspecteurs-dierenartsen mogen de diergeneeskunde niet uitoefenen buiten te taken verbonden aan hun functie. § 2. Onverminderd de bepalingen van het algemeen statuut van het rijkspersoneel, in het bijzondere artikel 49 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het staatsagenten en het het koninklijk besluit van 10 juni 1982 met betrekking tot de cumul van beroepsactiviteiten in bepaalde overheidssectoren, mogen de diergeneeskundige inspecteurs geen enkele handelsactiviteit uitoefenen, noch deelnemen aan de uitoefening ervan, onder eender welke titel of hoedangiheid dan ook met betrekking tot de dierengezondheid, het dierenwelzijn of met betrekking tot de volksgezondheid. HOOFDSTUK IV Bepalingen die gelden voor alle erkende dierenartsen

Art. 6.§ 1. Om erkend te worden moeten de dierenartsen houder zijn van het diploma van « Docteur en médecine vétérinaire » afgeleverd door de Faculteit voor Diergeneeskunde van de Universiteit van Luik of houder zijn van het diploma van « Dierenarts » of « Doctor in de Veeartsenijkunde » of « Doctor in de Diergeneeskunde », afgeleverd door de Universiteit van Gent, of houder zijn van een certificaat, diploma of titel, zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 juni 1981, houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten van dierenartsen.

Daarenboven moeten zij ingeschreven zijn in de gewestelijke raad van de Orde der dierenartsen, waarvan ze afhangen, overeenkomstig de wet van 19 maart 1950 tot oprichting van de Orde der dierenartsen.

Zij moeten hun diploma, certificaat of titel hebben laten viseren door de medische commissie van de provincie waar ze gevestigd zijn, overeenkomstig artikel 4 van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde.

Zij moeten in het bezit zijn van een certificaat van goed gedrag en zeden of desgevallend van een uittreksel uit het strafregister of een analoog document. § 2. Indien één van de voorwaarden beoeld in § 1 van dit artikel niet meer vervuld is, wordt de aanneming ingetrokken.

Art. 7.De erkende dierenartsen leggen in de handen van het Hoofd van de Dienst of zijn afgevaardigde de eed af, die wordt voorgeschreven in het decreet van het Nationaal Congres van 20 juli 1831.

Art. 8.De erkende dierenartsen zijn verplicht te antwoorden op de vragen om inlichtingen, die de Dienst of zijn afgevaardigden tot hen richt.

De erkende dierenartsen moeten de dieren die aangetast of verdacht aangetast zijn door een gereglementeerde besmettelijke ziekte onderzoeken en onmiddellijk de Dienst inlichtingen over hun bevindingen. Ze bevestigen deze bevindingen schriftelijk binnen de 24 uur.

De erkende dierenartsen moeten bij de inspecteurs-dierenarts, van wie ze afhangen, elk feit dat de Dienst en de diergeneeskunde aanbelangt, melden binnen de 24 uur.

Art. 9.§ 1. De erkende dierenartsen kunnen volgende disciplinaire sancties oplopen : terechtwijzing, schorsing, afzetting. § 2. De minister spreekt deze straffen uit op voorstel van de Dienst.

Ten dien einde doet de Dienst een voorstel op basis van een verslag van de bevoegde inspecteurs-dierenarts. Dit verslag wordt ter kennis gebracht van de betrokken erkende dierenarts.

De erkende dierenarts kan binnen acht dagen na de kennisgeving de Dienst bij aangetekend schrijven verzoeken om te worden gehoord. De erkende diernarts moet binnen veertien dagen na het indienen van dit verzoek worden gehoord.

Art. 10.De erkende dierenartsen mogen de diergeneeskunde uitoefenen.

Art. 11.De erkende dierenartsen die wensen hun functie te beëindigen, moeten minstens één maand op voorhand de minister ervan inlichten.

Ze zijn verplicht, op straffe van afzetting, hun functie gedurende die periode te blijven uitoefenen. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen die gelden voor erkende dierenartsen, aangeduid door de minister

Art. 12.§ 1. De aangeduide dierenartsen houden zich tijdens het uitvoeren van hun opdrachten aan de instructies van de inspecteur-dierenarts van wie zij afhangen. § 2. De aangeduide dierenartsen mogen processen-verbaal opstellen, doch mogen de processen-verbaal slechts overmaken aan het parket na ze aan de voor hen bevoegde inspecteur-dierenarts te hebben voorgelegd. § 3. In alle gevallen brengen de aangeduide dierenartsen verslag uit van hun opdrachten an de inspecteur-dierenarts.

Art. 13.§ 1. De sanitaire dierenartsen mogen de diergeneeskunde niet uitoefenen buiten de taken verbonden aan hun functie. § 2. De sanitaire dierenartsen mogen noch rechtstreeks onder een derde fysiek of rechtspersoon commerciële activiteiten uitoefenen betreffende dierengezondheid, dierenwelzijn of in verband met de volksgzondheid. Daartoe dienen zij elk mandaat dat zij uitoefenen, al dan niet bezoldigd, aan de C.D.V. mee te delen. § 3. De plaatsvervangende inspecteurs-dierenartsen en de controledierenartsen mogen de diergeeskunde uitoefenen, voor zover er geen belangenvermenging ontstaat tussen de privé-praktijk en de opdrachten die hen toevertrouwd worden door de inspecteur-dierenarts.

Art. 14.De aangeduide dierenartsen mogen onder geen enkel beding honoraria eisen voor een handeling die hen recht geeft op om het even welke betaling uit de fondsen van de Staat. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 15.Het koninklijk besluit van 15 maart 1926 houdende inrichtingsreglement van de diergeneeskundige Dienst, wordt opgeheven.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 17.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgzondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^