Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 1999
gepubliceerd op 27 november 1999

Koninklijk besluit betreffende de groepspraktijken van huisartsen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1999022526
pub.
27/11/1999
prom.
03/05/1999
ELI
eli/besluit/1999/05/03/1999022526/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

3 MEI 1999. - Koninklijk besluit betreffende de groepspraktijken van huisartsen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, inzonderheid op artikel 35duodecies ingevoegd bij de wet van 29 april 1996, vervangen bij de wet van 10 december 1997 en gewijzigd bij de wet van 16 april 1998;

Gelet op het advies van het Overlegcomité bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juni 1998 houdende oprichting van een overlegcomité tussen de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Sociale Zaken, de beroepsverenigingen van de artsen en de verzekeringsinstellingen, gegeven op 7 september 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 28 januari 1997;

Gelet op het besluit van de Ministerraad op 11 september 1998 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 januari 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Onder « Groepspraktijk-huisartsen » wordt verstaan een vrijwillig aangegaan vast samenwerkingsverband van twee of meer erkende huisartsen. § 2. De betrokken huisartsen oefenen voltijds of deeltijds de huisartsgeneeskunde uit in het kader van deze « groepspraktijk ». Zij oefenen geen enkele andere huisartsenpraktijk uit. § 3. Daarenboven kunnen kandidaat-huisartsen zich eveneens bij een « groepspraktijk » voegen.

Art. 2.Een patiënt heeft de vrije keuze wat betreft de huisarts die deel uitmaakt van de groepspraktijk.

Art. 3.De « Groepspraktijk-huisartsen » : 1° staat in voor alle aspecten van de huisartsgeneeskunde : raadpleging, huisbezoeken, dringende bezoeken, preventieve- en curatieve activiteiten;2° staat in voor de continuïteit van de zorgverstrekking aan de patiënt die zij behandelt, en waakt er over dat de van de groepspraktijk deeluitmakende huisartsen toegang hebben tot het medisch dossier van de patiënten;3° organiseert een intern, regelmatig en gestructureerd overleg tussen alle deelnemers, met het oog op enerzijds de interne evaluatie van de kwaliteit van de praktijk en anderzijds, de organisatie ervan.De huisartsen die deel uitmaken van een groepspraktijk nemen daarenboven deel aan het systeem van « medische evaluatie » zoals bedoeld in artikel 35undecies van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies; 4° organiseert een permanentie via de ervan deeluitmakende huisartsen en schrijft zich daarenboven in, in het vigerend systeem van « wachtdiensten ».

Art. 4.Een « Groepspraktijk » wordt uitgeoefend op één gemeenschappelijke lokatie en mag niet uitgeoefend worden op een ziekenhuiscampus.

Art. 5.§ 1. « Groepspraktijken » delen aan de directie Geneeskundepraktijk bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en aan het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering hun oprichting mee, de datum ervan, hun locatie, de ervan deeluitmakende artsen en eventuele wijzigingen, en desgevallend de opheffing. § 2. De « Groepspraktijken » worden als dusdanig geregistreerd. § 3. Geregistreerde « Groepspraktijken » maken zich t.o.v. de patiënten als dusdanig bekend en met vermelding van de huisartsen die ervan deel uitmaken.

Art. 6.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^