Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 2002
gepubliceerd op 31 mei 2002

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen op de openbare weg en van de technische voorschriften waaraan die moeten voldoen

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
2002014136
pub.
31/05/2002
prom.
03/05/2002
ELI
eli/besluit/2002/05/03/2002014136/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen op de openbare weg en van de technische voorschriften waaraan die moeten voldoen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 21 juni 1985 en 20 juli 1991;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, inzonderheid op artikel 22 ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 8 april 1983 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen op de openbare weg en van de technische voorschriften waaraan die moeten voldoen;

Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 7 december 2001 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 32.824/4 van de Raad van State, gegeven op 13 maart 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het opschrift van het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen en van de technische voorschriften waaraan die moeten voldoen, worden de woorden « bestemd om de maximumsnelheid te beperken tot 30 km per uur » gevoegd tussen de woorden « op de openbare weg » en de woorden « en van de technische voorschriften ».

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit, wordt het tweede streepje aangevuld als volgt : « In bijzondere omstandigheden kan het verkeersplateau slechts één helling hebben. ».

Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) in de inleidende zin van de Nederlandse tekst wordt tussen de woorden « artikel 1 » en « verhoogde inrichtingen » het woord « voorziene » ingevoegd; 2°) het 1°, tweede streepje, wordt aangevuld met de volgende woorden : « , behalve wanneer de verhoogde inrichting is aangebracht voor een kruispunt, in een rijstrook bestemd voor het rechtsafslaand verkeer en fysisch gescheiden van de andere rijstroken »; 3°) het 3° wordt opgeheven.

Art. 4.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) het 1° wordt aangevuld als volgt : « evenwel, wanneer de rijrichtingen op een rijbaan van elkaar gescheiden zijn anders dan door wegmarkeringen, mag de breedte van de verkeersdrempel beperkt zijn tot het gedeelte van de rijbaan bestemd voor één rijrichting; ». 2°) het 4° wordt vervangen als volgt : « 4° op een minimumafstand van ongeveer 75 meter van een andere verhoogde inrichting, behoudens bijzondere plaatselijke omstandigheden; ».

Art. 5.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) het 1° wordt aangevuld als volgt : « evenwel, wanneer de rijrichtingen op een rijbaan van elkaar gescheiden zijn anders dan door wegmarkeringen, mag de breedte van het verkeersplateau beperkt zijn tot het gedeelte van de rijbaan bestemd voor één rijrichting; ». 2°) het 2° wordt vervangen als volgt : « 2° zodanig dat de op- en afritten van het verkeersplateau buiten bochten liggen en zichtbaar zijn vanop voldoende afstand; ». 3°) het 3° wordt vervangen als volgt : « op een minimum afstand van ongeveer 75 meter van een andere verhoogde inrichting, behalve wanneer ze op kruispunten zijn aangebracht en behoudens bijzondere plaatselijke omstandigheden; ».

Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Wanneer een verkeersplateau niet aan al zijn uiteinden een helling heeft, moet het denkbeeldig afgebakend worden door deze strepen daar waar geen helling is. ».

Art. 7.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 8.Artikel 8 wordt vervangen als volgt : « De verhoogde inrichtingen waarbij de hoogte groter is of de lengte van de inrichting of van haar op- of afrit kleiner is dan deze, met inbegrip van de toegestane toleranties, voorzien in de bijlagen tot dit besluit, moeten uiterlijk op 1 november 2002 aangepast of verwijderd zijn. Gedurende die periode worden ze gesignaleerd door het verkeersbord A51, aangevuld met een onderbord met een gepaste vermelding.

De verkeersplateaus waarbij de hoogte kleiner is of de lengte van de inrichting of van haar op- of afrit groter is dan deze, met inbegrip van de toegestane toleranties, voorzien in de bijlagen tot dit besluit, mogen behouden blijven tot op het ogenblik dat structurele vernieuwingswerken worden uitgevoerd. Zij worden gesignaleerd door de verkeersborden A14 en F87.

De vorm en de afmetingen van de markeringen op verkeersplateaus die niet beantwoorden aan de markeringen voorzien in de bijlagen tot dit besluit mogen behouden blijven tot op het ogenblik dat structurele vernieuwingswerken worden uitgevoerd.

Evenwel, wanneer de markeringen verward kunnen worden met andere markeringen voorzien in de artikelen 72 tot en met 77 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, moeten zij uiterlijk op 1 november 2002 zijn aangepast.

Indien een verkeersplateau niet voorzien is van markeringen, moeten de markeringen die bepaald zijn in de bijlagen tot dit besluit, worden aangebracht op het ogenblik dat structurele vernieuwingswerken worden uitgevoerd. ».

Art. 9.De bijlagen 1 en 2 van hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlagen 1 en 2 van dit besluit.

Art. 10.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT

Bijlage 1 Bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen op de openbare weg bestemd om de snelheid te beperken tot 30 km per uur en van de technische voorschriften waaraan deze moeten voldoen TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE VERKEERSDREMPELS 1. ALGEMENE BESCHRIJVING Een verkeersdrempel is een plaatselijke verhoging op de openbare weg, in de vorm van een sinuslijn, bedoeld om de bestuurders fysiek te dwingen de snelheid van hun voertuig te minderen. Zijn lengteprofiel is bedoeld om een ongemak te veroorzaken, stijgend in functie van een toenemende snelheid bij het overrijden.

De toename van de verticale versnelling moet maximaal zijn voor een snelheid dichtbij 30 km per uur. 2. VORM EN AFMETINGEN 2.1. De verkeersdrempel heeft een lengte L= 4,80 m en een maximale hoogte T= 12,0 cm. Zijn lengteprofiel zal conform tabel 1 en figuur 1 van deze bijlage zijn. 2.2. De lengte (L) van de verkeersdrempels die aangebracht werden voor de inwerkingtreding van dit besluit mag variëren tussen 4,00 m en 4,80 m.

Het lengteprofiel wordt berekend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin X en Y de orthogonale coördinaten zijn, L de lengte en T de maximale hoogte van de verkeersdrempel is. X en L worden uitgedrukt in meter, Y en T in cm.

De maximale hoogte T van een verkeersdrempel van 4,00 m is 10,0 cm en varieert pro rata tot 12,0 cm bij een lengte van 4,80 m. 2.3. De volgende toleranties worden toegestaan bij de realisatie van verkeersdrempels : - op de lengte (L) : + 5 %. - op de hoogte (Y) : + 2 cm voor een individueel meetpunt; + 1 cm voor het gemiddelde van het lengteprofiel. - op de beginrand (A) : 0,5 cm maximum.

De hoogte wordt aangepast aan de werkelijke lengte van de verkeersdrempel. 3. REALISATIE 3.1. De witte strepen, opgenomen in figuur 1, en aangebracht op donkere achtergrond op het meest schuine gedeelte van elke helling, hebben de volgende afmetingen : - de witte langsstrepen hebben een breedte van ongeveer 0,10 m; - de lange strepen hebben een lengte van ongeveer 1,00 m; - de korte strepen hebben een lengte van ongeveer 0,40 m; - de tussenafstand tussen twee strepen bedraagt ongeveer 0,20 m; - de witte dwarsstreep heeft een breedte van ongeveer 0,20 m.

Wanneer om technische redenen de bovenvermelde afmetingen niet kunnen worden toegepast, moet de verhouding tussen de gebruikte afmetingen constant blijven. 3.2. De wegbedekking van de verkeersdrempel moet vlak zijn.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage 2 Bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998 tot bepaling van de vereisten voor de aanleg van verhoogde inrichtingen op de openbare weg bestemd om de snelheid te beperken tot 30 km per uur en van de technische voorschriften waaraan deze moeten voldoen TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN MET BETREKKING TOT DE VERKEERSPLATEAUS 1. ALGEMENE BESCHRIJVING Een verkeersplateau is een vlakke verhoging van de openbare weg met afgeschuinde op- en/of afrit, vlak of sinusoïdaal afgewerkt. Het kan gewijzigd worden door de hoogte (H), de helling (I), de vorm van de op- en afrit en de lengte (P) aan te passen. 2. VORMEN EN AFMETINGEN 2.1. Trapezoïdaal verkeersplateau - Het lengteprofiel van dit verkeersplateau is gevormd door een vlak verhoogd gedeelte en op- en/of afritten. Het is van trapezoïdale vorm, conform figuur 1 van deze bijlage. - Zijn afmetingen zijn : - de hoogte (H) van het verkeersplateau is veranderlijk in functie van zijn doelstelling. De aanbevolen hoogten zijn 10,0 of 12,0 cm. De hoogte mag echter gelijk zijn aan de hoogte van de trottoirrand, met een maximum van 15,0 cm en een minimum van 8,0 cm wanneer de lokale omstandigheden dit vereisen. - de lengte (S) van de op- en/of afrit is veranderlijk in functie van het type verkeer en van de hoogte van het verkeersplateau, conform tabel 1 van deze bijlage. - de helling (I) van de op- en/of afrit is conform tabel 1 van deze bijlage. - de lengte (P) van het bovenvlak is veranderlijk in functie van de lokale omstandigheden en het type verkeer op het verkeersplateau, conform tabel 1.

Zij bedraagt minstens 8,00 meter voor autobussen en 15,00 meter voor gelede autobussen.

TABEL 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2. VERKEERSPLATEAU MET SINUSOïDALE OP- EN AFRIT - Het lengteprofiel van dit verkeersplateau is gevormd door een vlak verhoogd gedeelte en op- en/of afritten die een sinusoïdale vorm hebben, conform figuur 2 van deze bijlage. - Zijn afmetingen zijn : - de hoogte (H) van het verkeersplateau is veranderlijk in functie van zijn doelstelling. De aanbevolen hoogten zijn 10,0 of 12,0 cm. De hoogte mag gelijk zijn aan de hoogte van de trottoirrand, met een maximum van 15,0 cm en een minimum van 8,0 cm wanneer de lokale omstandigheden dit vereisen. - de lengte (S) van de op- en/of afrit is veranderlijk in functie van het type verkeer en de hoogte van het verkeersplateau, conform tabel 2 van deze bijlage. - de gemiddelde helling (I) van de op- en/of afrit is conform tabel 2 van deze bijlage. - de lengte van het bovenvlak (P) is veranderlijk in functie van de lokale omstandigheden en het type verkeer op het verkeersplateau. Ze bedraagt minstens 8,00 meter voor autobussen en 15,00 meter voor gelede autobussen.

TABEL 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De vorm van de op- of afrit (tabel 3 en figuur 2) wordt berekend met de onderstaande formule, naargelang het type van het verkeersplateau : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waar X en Y de ortogonale coördinaten zijn, H de hoogte van het verkeersplateau is en S de lengte van de op- of afrit; X en S zijn in meter uitgedrukt, H en Y in centimeter.

TABEL 3 Hoogte en lengte van de op- en afritten van het sinusoïdale verkeersplateau naargelang het type Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3. Toegestane toleranties bij de realisatie van de verschillende types van verkeersplateaus. - op de lengte (S) van de op- of afrit : + 5 %. - op de lengte (P) van het bovenvlak : geen tolerantie op de minimumafmeting. - op de hoogte van de op- of afrit : + 2 cm voor een individueel meetpunt. + 1 cm voor het gemiddelde van het lengteprofiel. - de beginrand (A) : 0,5 cm maximum.

De hoogte en/of de (gemiddelde) helling worden aangepast aan de werkelijke lengte van de op- en/of afrit. 3. REALISATIE 3.1. De witte strepen op de op- en/of afritten moeten conform punt 3.1. van bijlage 1 bij dit besluit zijn. 3.2. De wegbedekking van het verkeersplateau moet vlak zijn.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 3 mei 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer Mevr. I. DURANT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^