Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 2003
gepubliceerd op 19 juni 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012222
pub.
19/06/2003
prom.
03/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/03/2003012222/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MEI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 2002 Statuut van de vakbondsafvaardiging (Overeenkomst geregistreerd op 11 maart 2002 onder het nummer 61394/CO/303.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen.

Onder "werknemers" verstaat men : het mannelijk en het vrouwelijk werklieden- en bediendepersoneel. HOOFDSTUK II. - Algemene beginselen

Art. 2.Deze overeenkomst, aangegaan in uitvoering van en overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen, op 24 mei en 30 juni 1971 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, regelt de oprichting en het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het arbeiders- en bediendepersoneel.

Art. 3.De werkgevers erkennen dat hun georganiseerd arbeiders- en bediendepersoneel bij hen vertegenwoordigd is door een vakbondsafvaardiging waarvan de leden aangewezen worden onder het georganiseerd arbeiders- en bediendepersoneel van de onderneming.

Onder "georganiseerd arbeiders- en bediendepersoneel" wordt verstaan : het arbeiders- en bediendepersoneel aangesloten bij een der ondertekenende interprofessionele werknemersorganisaties van de voormelde overeenkomsten.

Art. 4.De werkgevers verbinden zich geen enkele druk uit te oefenen noch op de syndicale afgevaardigden, noch op het personeel om het te beletten bij een vakbond aan te sluiten en aan de niet-aangeslotenen geen andere voorrechten dan aan de aangesloten arbeiders en bedienden toe te kennen.

De vakbondsafvaardigingen verbinden er zich toe in de ondernemingen de praktijken van paritaire verhoudingen, die met de geest van deze collectieve arbeidsovereenkomst stroken, na te leven.

Art. 5.De werkgevers en de vakbondsafvaardigingen : 1. geven in alle omstandigheden blijk van zin voor rechtvaardigheid, redelijkheid en verzoening die bepalend is voor de goede sociale verhoudingen in de onderneming;2. leven de sociale wetgeving, de collectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement na en bundelen hun inspanningen ten einde de naleving ervan te verzekeren. HOOFDSTUK III. - Oprichting en samenstelling van de vakbondsafvaardiging

Art. 6.§ 1. Getalsterkte van de vakbondsafvaardiging 1. Een vakbondsafvaardiging wordt ingesteld in de ondernemingen of groepen van ondernemingen die gemiddeld minstens 15 personeelsleden (arbeiders en bedienden) tewerkstellen berekend volgens de modaliteiten van de sociale verkiezingen over de periode van 12 kalendermaanden voorafgaand aan de aanwijzing van de afvaardiging.2. In de onderneming die niet deel uitmaakt van een groep, geldt het aantal mandaten zoals samengesteld volgens de in § 2 hieronder vastgestelde maatstaven, tot aan de eerstvolgende sociale verkiezingsprocedure. Bij de aanwijzing van de afvaardiging moet minimaal één mandaat per beroepscategorie (arbeiders en bedienden) worden voorbehouden. Bij ontstentenis van mandatarissen in een beroepscategorie blijft het desbetreffende mandaat open. 3. In een groep van ondernemingen zal één afvaardiging, samengesteld volgens de in § 2 hieronder vastgestelde maatstaven mogen samengesteld worden om al de gesyndiceerde arbeiders en bedienden te vertegenwoordigen in de ondernemingen die tot deze groep behoren. Andere vormen van syndicale vertegenwoordiging op het niveau van de groep, kunnen worden besproken.

De notie "groep" (technische bedrijfseenheid) wordt bepaald op grond van economische en sociale criteria; in geval van twijfel primeren de sociale criteria.

Aan de notie "groep" (technische bedrijfseenheid) kan worden voldaan indien : - ofwel de verscheidene juridische entiteiten deel uitmaken van eenzelfde economische groep of beheerd worden door eenzelfde persoon of door personen die onderling een economische band hebben, ofwel deze juridische entiteiten éénzelfde activiteit hebben of activiteiten die op elkaar afgestemd zijn; - er bovendien elementen bestaan die wijzen op een sociale samenhang tussen deze juridische entiteiten, zoals met name een gemeenschap van mensen verzameld in dezelfde gebouwen of in nabije gebouwen, een gemeenschappelijk personeelsregister, een gemeenschappelijk personeelsbeheer, een gemeenschappelijk personeelsbeleid, een arbeidsreglement of collectieve arbeidsovereenkomsten die gemeenschappelijk zijn of die gelijkaardige bepalingen bevatten.

Zo het personeelsbeheer en -beleid geen sociale criteria aan het licht brengen, kenmerkend voor het bestaan van een technische bedrijfseenheid, zullen de betrokken juridische entiteiten niet beschouwd kunnen worden als vormend één enkele technische bedrijfseenheid (groep).

Of aan de notie "groep" is voldaan, wordt vastgesteld naar aanleiding van de sociale verkiezingen.

Zo de notie "groep" alsdan wordt weerhouden, dan liggen de getalsterktes van het personeel vast tot aan de eerstvolgende sociale verkiezingen. 4. Eveneens tussentijds kan, op het initiatief van de betrokken onderneming(en) of van de representatieve werknemersorganisaties, worden overgegaan tot het evalueren of al dan niet de notie "groep" kan worden weerhouden.In dat geval wordt vooreerst onderhandeld op het ondernemingsniveau. Bij ontstentenis van oplossing aldaar wordt verzocht om een aanbeveling desbetreffend vanwege het paritair subcomité.

Zo de notie "groep" alsdan wordt weerhouden, dan liggen, de getalsterktes van het personeel vast tot aan de eerstvolgende sociale verkiezingen. 5. Zo een onderneming, deeluitmakend van een groep, tevens ressorteert onder een of meerdere andere paritaire comités, en er daarbij vanuit een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst uit een andere sector wordt overgegaan tot de oprichting van een vakbondsafvaardiging, dan zullen de werknemers van die andere sector niet in rekening worden gebracht om de getalsterkte te bepalen waarvan sprake in artikel 6, § 1, punt 3. § 2. De vakbondsafvaardiging is samengesteld als volgt, volgens de getalsterkte van het personeel dat de onderneming of groep van ondernemingen tewerkstelt : A. een onderneming die geen deel uitmaakt van een groep : 15 tot en met 25 personeelsleden : 2 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden 26 tot en met 50 personeelsleden : 3 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden 51 tot en met 100 personeelsleden : 4 afgevaardigden + 3 plaatsvervangende afgevaardigden Tenminste één effectieve afgevaardigde wordt aangeduid uit de effectieve of plaatsvervangende leden van het comité voor preventie en bescherming, zo dit orgaan bestaat. meer dan 100 personeelsleden : 5 afgevaardigden + 4 plaatsvervangende afgevaardigden Tenminste twee effectieve afgevaardigden worden aangeduid uit de effectieve of plaatsvervangende leden van de ondernemingsraad of het comité voor preventie en beschermen, zo deze organen bestaan.

B. een groep van ondernemingen 15 tot en met 50 personeelsleden : 2 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden voor de arbeiders 2 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden voor de bedienden 51 tot en met 100 personeelsleden : 3 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden voor de arbeiders 3 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden voor de bedienden Tenminste één effectieve afgevaardigde per beroepscategorie wordt aangeduid uit de effectieve of plaatsvervangende leden van het comité voor preventie en bescherming, zo dit orgaan bestaat. meer dan 100 personeelsleden : 4 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden voor de arbeiders 4 afgevaardigden + 2 plaatsvervangende afgevaardigden voor de bedienden Tenminste twee effectieve afgevaardigden per beroepscategorie worden aangeduid uit de effectieve of plaatsvervangende leden van de ondernemingsraad of het comité voor preventie en bescherming, zo deze organen bestaan. § 3. De getalsterkte van het personeel wordt bepaald op basis van de telling van het gemiddeld aantal werknemers in dienst overeenkomstig de jongste sociale verkiezingsprocedure.

Een herziening gebeurt telkens naar aanleiding en op het moment van de sociale verkiezingen, ongeacht of de onderneming verkiezingen moet organiseren.

De verdeling van de mandaten gebeurt volgens de uitslag van de sociale verkiezingen, en bij ontstentenis daarvan, in functie van het respectievelijk aantal "sociale voordelen" uitbetaald per werknemersorganisatie.

De nieuwe afvaardiging wordt geïnstalleerd uiterlijk na verloop van vier maanden volgend op de maand van de verkiezingsdag ("dag Y"). § 4. De plaatsvervangende afgevaardigden wonen de vergaderingen van de vakbondsafvaardiging en de tussenkomsten bij de werkgevers slechts bij in geval van afwezigheid of verhindering van de effectieve afgevaardigden en in dezelfde verhouding.

Art. 7.Om het mandaat van afgevaardigde te kunnen uitoefenen moeten de leden van het personeel die aangesloten zijn bij een der werknemersorganisaties bedoeld bij artikel 3, aan volgende voorwaarden voldoen : 1. 18 jaar oud zijn op het ogenblik van de aanstelling;2. sedert 6 maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn;3. hun proefperiode hebben voltooid;4. behoren tot de beroepscategorie waarvoor zij als afgevaardigde optreden. Het mandaat neemt in ieder geval een einde op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeft voorgedragen.

Indien het mandaat van een vakbondsafgevaardigde een einde neemt tijdens de uitoefening ervan om gelijk welke redenen bij ontstentenis van een plaatsvervangende afgevaardigde, heeft de werknemersorganisatie waartoe deze afgevaardigde behoort, het recht de persoon aan te duiden die het mandaat zal voleindigen.

Art. 8.§ 1. De aangestelde afgevaardigden worden uitgekozen op grond van het gezag waarover zij bij de uitvoering van hun delicate opdrachten moeten beschikken en hun bevoegdheid die een degelijke kennis van de onderneming en van de bedrijfstak omvat.

Er wordt bij voorkeur geopteerd voor werknemers die zetelen in het comité voor preventie en bescherming of in de ondernemingsraad, waarbij een strikte scheiding wordt nageleefd in de aantallen voorzien voor arbeiders respectievelijk bedienden.

In het geval men staat voor een "groep" zal men er op toezien dat de verscheidene mandaten een evenwichtige spreiding betekenen over de diverse vestigingen van de groep.

De mandaten lopen tot aan de installatie van de nieuwe syndicale afvaardiging, en uiterlijk tot op de dag waarop de nieuwe afvaardiging diende aangesteld te worden, zijnde het einde van de vierde kalendermaand volgend op de maand waarin de verkiezingsdag ("dag Y") viel. § 2. De vakbondsafgevaardigden worden aangesteld door de in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen vertegenwoordigde organisaties van de werknemers, onder inachtneming van het aantal leden die de vakbondsafvaardiging moet tellen.

De verdeling van de mandaten gebeurt volgens de uitslag van de sociale verkiezingen, en bij ontstentenis daarvan, in functie van het respectievelijk aantal "sociale voordelen" uitbetaald per werknemersorganisatie.

Indien de werkgever en de in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen vertegenwoordigde organisaties van werknemers niet tot overeenstemming kunnen komen over een kandidatuur, kan de meest gerede partij zich wenden tot de voorzitter van het paritair subcomité die binnen een termijn van drie maanden het paritair subcomité samenroept. HOOFDSTUK IV. - Bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging

Art. 9.De vakbondsafvaardiging wordt zo spoedig mogelijk door de werkgever ontvangen, rekening houdend met de omstandigheden : 1. naar aanleiding van elke vraag betreffende : - de arbeidsbetrekkingen; - de onderhandelingen met het oog op het sluiten van de collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden in de onderneming, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden die op andere vlakken zijn gesloten; - de toepassing in de onderneming van de sociale wetgeving, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten; - de toepassing van de loonschalen en de classificatieregels; - de naleving van de algemene beginselen bepaald in deze collectieve arbeidsovereenkomst. 2. naar aanleiding van elk geschil of betwisting van collectieve aard dat zich in de onderneming voordoet of wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan;3. naar aanleiding van elk individueel geschil of betwisting dat niet kon worden opgelost na te zijn ingediend langs de gewone hiërarchische weg door de belanghebbende werknemer, op zijn verzoek bijgestaan door zijn vakbondsafgevaardigde. HOOFDSTUK V. - Statuut van de leden van de vakbondsafvaardiging

Art. 10.Het mandaat van de vakbondsafvaardiging mag geen aanleiding geven tot enig voor- of nadeel voor diegene die het uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op de normale promoties en bevorderingen van de categorie werknemers waartoe zij behoren.

Art. 11.De leden van de vakbondsafvaardiging beschikken gedurende hun normale arbeidstijd over de nodige tijd en faciliteiten - in onderling overleg met de werkgever te bepalen en bezoldigd als arbeidstijd - om de in deze collectieve arbeidsovereenkomst omschreven vakbondsopdrachten en activiteiten collectief of individueel uit te oefenen.

A. Faciliteiten

Art. 12.De onderneming stelt een lokaal ter beschikking van de vakbondsafgevaardigden, teneinde hen toe te laten hun opdracht passend te vervullen.

De vakbondsafvaardiging komt principieel tijdens de normale diensturen met de werkgever samen. Deze tijd wordt als werktijd aanzien en bezoldigd; bij overschrijding van de normale arbeidsduur wordt deze overschrijding, hoewel bezoldigd als werktijd, op geen enkele wijze in aanmerking genomen voor de berekening van het overloon.

De verplaatsingskosten gemaakt teneinde te kunnen vergaderen met de werkgever worden door de werkgever vergoed minimum overeenkomstig de tarieven van de treinkaart.

De verplaatsingstijd om te kunnen vergaderen met de werkgever wordt aanzien en bezoldigd als arbeidstijd, zonder evenwel in aanmerking genomen te kunnen worden voor de berekening van het overloon.

De werkgever wordt ten laatste daags voordien ingelicht over de te besteden tijd en de faciliteiten die de vakbondsafgevaardigden zullen gebruiken om hun opdrachten en activiteiten uit te voeren, waarbij een minimale verstoring van de werkorganisatie wordt nagestreefd.

Aldus mag het verlaten van het werk nooit tot gevolg hebben dat de normale arbeid ernstig wordt verstoord, en de werkgever zal hierover voorafgaandelijk ingelicht worden en zijn akkoord hebben gegeven.

De nodige tijd teneinde de vakbondsopdrachten en -activiteiten uit te oefenen, bedraagt in normale omstandigheden maximaal vijf uur per maand per effectief mandaat, hetgeen komt boven de normale vormingstijd en de vergadertijd met de werkgever.

De (effectieve en plaatsvervangende) leden van de vakbondsafvaardiging mogen per mandaat en per kalenderjaar zeven dagen (56 uren) opnemen voor syndicale vorming.

De syndicale vorming wordt aanzien en bezoldigd als werktijd, zonder in aanmerking te kunnen komen voor de berekening van het overloon.

In sommige gevallen, zoals de afwezigheid van andere werknemers op dezelfde werkplaatsen, is de afwezigheid van de afgevaardigde(n) om reden van syndicale vorming niet mogelijk zonder de goede werking van de onderneming(en) in het gedrang te brengen. In een dergelijk geval, moet de werkgever de werknemersorganisatie hierover inlichtingen.

Saldo's zijn niet overdraagbaar, noch naar andere afgevaardigden noch naar een ander kalenderjaar.

B. Bescherming tegen ontslag

Art. 13.1. De leden van de vakbondsafvaardiging mogen niet worden ontslagen om redenen die eigen zijn aan de uitoefening van hun mandaat. 2. De werkgever die voornemens is een vakbondsafgevaardigde om gelijk welke reden, met uitzondering van dringende reden, te ontslaan, verwittigt voorafgaandelijk de vakbondsafvaardiging, evenals de vakbondsorganisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen.Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend en gewoon schrijven dat uitwerking heeft op de 3de dag volgend op de datum van verzending.

De betrokken vakbondsorganisatie beschikt overeen termijn van 14 kalenderdagen om mee te delen dat zij de geldigheid van het voorgenomen ontslag weigert te aanvaarden. Deze mededeling gebeurt bij aangetekend en gewoon schrijven; de periode van 14 kalenderdagen neemt een aanvang op de dag waarop de door de werkgever toegezonden aangetekende brief uitwerking heeft.

Het uitblijven van een reactie van de vakbondsorganisatie moet beschouwd worden als een aanvaarding van de geldigheid van het voorgenomen ontslag.

Indien de vakbondsorganisatie weigert de geldigheid van het voorgenomen ontslag te aanvaarden, legt de meest gerede partij het geval voor aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het paritair subcomité : de maatregel tot ontslag mag niet worden uitgevoerd gedurende de duur van deze procedure.

Indien het verzoeningsbureau tot geen eenparige beslissing is kunnen komen binnen 30 kalenderdagen na de aanvraag om bemiddeling, of indien het geschil bij hem niet aanhangig is gemaakt, wordt de betwisting betreffende de geldigheid van de redenen die door de werkgever worden ingeroepen om het ontslag te verantwoorden aan de arbeidsrechtbank voorgelegd. 3. In geval van ontslag van een vakbondsafgevaardigde wegens dringende redenen moeten de vakbondsorganisatie en de syndicale afvaardiging daarvan onmiddellijk worden op de hoogte gebracht.4. Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschuldigd in volgende gevallen : 1° indien hij een vakbondsafgevaardigde ontslaat, zonder de in artikel 13, punt 2 bepaalde procedure na te leven;2° indien op het einde van deze procedure de geldigheid van de redenen van ontslag, rekening houdend met de bepalingen van artikel 13, punt 2 door het verzoeningsbureau of door de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;3° indien de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen om dringende redenen en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;4° indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zware fout van de werkgever die voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. Deze forfaitaire vergoeding is gelijk aan de bruto bezoldiging van één jaar, onverminderd de toepassing van de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978).

C. Interne en externe communicatie

Art. 14.De vakbondsafvaardiging kan mondeling of schriftelijk overgaan tot alle mededelingen die nuttig zijn voor het personeel, zonder dat zulks de organisatie van het werk mag verstoren. Deze mededelingen moeten van professionele of syndicale aard zijn.

Art. 15.In geval van noodzaak erkend door de vakbondsafvaardiging of door de werkgever, doen de partijen na de andere partij vooraf verwittigd te hebben, beroep op de vrijgestelden van hun respectievelijke organisatie.

In geval van meningsverschil wenden zij zich tot het verzoeningsbureau van het paritair subcomité.

Zo geen akkoord wordt bereikt binnen het verzoeningsbureau, dan zijn acties geoorloofd veertien kalenderdagen na de aanzegging hiertoe. HOOFDSTUK VI. - Opheffing van collectieve arbeidsovereenkomst

Art. 16.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 januari 1992 gesloten in het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 30 maart 1994. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 17.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de duur van de opzegging inbegrepen, gaan de meest representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties de verbintenis aan niet hun toevlucht te nemen tot staking of lock-out zonder dat door hun tussenkomst een voorafgaande verzoening werd betracht, desnoods door een dringend beroep te doen op het paritair subcomité of het verzoeningsbureau.

Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 februari 2002 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan door elk der partijen worden opgezegd met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de exploitatie van bioscoopzalen.

De partij die het initiatief van de opzegging neemt, verbindt er zich toe de reden van de opzegging op te geven en tegelijkertijd amendementsvoorstellen in te dienen die binnen één maand na ontvangst in de schoot van het paritair subcomité zullen besproken worden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^