Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 03 mei 2004
gepubliceerd op 12 mei 2004

Koninklijk besluit betreffende de overeenkomsten tussen de federale overheid en de politiezones inzake verkeersveiligheid

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer en federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2004014094
pub.
12/05/2004
prom.
03/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/03/2004014094/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de overeenkomsten tussen de federale overheid en de politiezones inzake verkeersveiligheid


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, bepaalt het kader voor het opstellen en het afsluiten van de verkeersveiligheidsovereenkomsten bedoeld in de artikelen 68bis tot 68quinquies van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gewijzigd door de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid.

Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State behalve op één punt. Dit zal in de artikelsgewijze bespreking worden verduidelijkt.

De doelstelling van dit systeem beoogt dat de politiezones meer acties inzake verkeersveiligheid ontwikkelen, ongeacht of het gaat om preventie, voorlichting of controle. Het gaat ook om het tot stand brengen van meer eerbied voor de wettelijke bepalingen betreffende het rijden onder invloed, overdreven snelheid, gevaarlijk parkeren,...

In eerste instantie behoort het aan elke politiezone overeenkomstig de thema's die in het eerste artikel van deze tekst zijn opgenomen een ontwerpovereenkomst op te stellen die aan de bevoegde overheden moet worden overgemaakt. Deze overeenkomst wordt opgesteld op basis van de beschikbare bedragen die op 1 februari door de Ministers van Begroting en Financiën worden meegedeeld aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

Deze laatste verdeelt dit bedrag op theoretische wijze over alle zones in de veronderstelling dat elke zone een overeenkomst indient. De verdeelsleutel wordt verduidelijkt in artikel 5 van het ontwerp van besluit.

Deze overeenkomsten worden opgesteld op basis van een model dat zal worden opgenomen in een gezamenlijke omzendbrief van de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Mobiliteit.

De overeenkomst moet ter goedkeuring aan diezelfde overheden worden medegedeeld.

Om de procedure voor de goedkeuring en de mededeling van de overeenkomsten zo veel mogelijk te vereenvoudigen, werd beslist dat deze procedure moet overeenstemmen met de procedure voor het indienen en goedkeuren van de zonale veiligheidsplannen. De ontwerpovereenkomst moet met andere woorden worden voorbereid door de zonale veiligheidsraad en wordt vervolgens aan de betrokken Ministers overgemaakt. De ontwerpovereenkomst moet vóór 1 april aan de bevoegde Ministers worden overgemaakt.

Om de politiezones een zekere termijn te verschaffen voor de voorbereiding van deze overeenkomsten, werd erin voorzien dat de Minister van Binnenlandse Zaken uiterlijk op 8 februari het bedrag, bedoeld in de artikelen 68bis, § 1, en 68ter van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, bekendmaakt, alsook de theoretische verdeling ervan tussen de zones indien elke zone een overeenkomst indient.

De verdeling wordt opgesteld volgens de volgende principes : -54 % wordt verdeeld op basis van een classificatie van de politiezones in 5 groepen in functie van het organieke politiekader; - 37 % wordt verdeeld over de 196 politiezones volgens de daling van het aantal doden en zwaargewonden die in de zone werden geregistreerd; - 9 % wordt verdeeld over de 196 politiezones volgens het aantal kilometer lokale en gewestwegen van de zone.

Ten slotte voorziet dit besluit eveneens in een mechanisme voor de beoordeling van de overeenkomsten.

Om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Raad van State, werd de terminologie gewijzigd en werden de overbodige vermeldingen in de artikelen 2 en 3 geschrapt.

Artikelsgewijs commentaar:

Artikel 1.Bepaalt de algemene thema's waaraan de verkeersveiligheidsovereenkomsten moeten zijn gewijd.

Artikel 2.Bepaalt de procedure die moet worden gevolgd voor het opstellen van de overeenkomst, met verwijzing naar de procedure waarin is voorzien voor de zonale veiligheidsplannen.

Artikel 3.Deze tekst stelt de richtlijnen op die de Minister van Binnenlandse Zaken moet volgen om aan de politiezones het bedrag mee te delen van het saldo bedoeld in de artikelen 68bis, 1, en 68ter van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer. De vereiste informatie moet elk jaar op 8 februari in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt. Bovendien maakt de Minister van Binnenlandse Zaken ook de theoretische verdeling bekend van de bedragen die aan elke politiezone kunnen worden toegekend.

Om een onmiddellijke toepassing van dit besluit toe te laten, wordt een andere timing voor het eerste toepassingjaar voorzien.

Artikel 4.Het advies van de Raad van State werd op dit punt niet gevolgd. Het Hoge College adviseerde om het eerste lid van dit artikel weg te laten omdat de bepaling van de ontvangsten, die door dit artikel wordt bedoeld, al in de wet staat. Inderdaad, voorziet artikel 68bis, § 1, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer erin om een deel van de strafrechtelijke boetes op vlak van wegverkeer en de sommen ontvangen krachtens de artikelen 65 en 65bis van de wet betreffende het wegverkeer en het artikel 216bis van het Strafwetboek.

Deze boetes en sommen zijn echter niet duidelijk identificeerbaar als gebonden aan een verkeersovertreding. Bijgevolg wordt een verdeelsleutel vastgelegd door dit artikel, om de boetes en de sommen die beschouwd moeten worden als gebonden aan verkeersovertreding, te bepalen.

Deze verdeelsleutel voorziet dat alle geldstraffen uitgesproken door de politierechtbank beschouwd worden als gebonden aan een verkeersovertreding. Voor 2002 onderscheiden de beschikbare cijfers echter de straffen uitgesproken door de politierechtbanken niet van alle andere strafrechtelijke veroordelingen. Bijgevolg werd het verband tussen de globale enveloppe van de strafrechtelijke veroordelingen en de strafrechtelijke veroordelingen uitgesproken door de politierechtbanken in 2003, toegepast op de globale enveloppe van de strafrechtelijke veroordelingen van 2002. Zo wordt 75,5 % van het totaalbedrag van de strafrechtelijke veroordelingen hernomen naast de sommen waarvan de betaling de publieke actie uitdooft om het totaal van ontvangsten beschreven in artikel 68bis, § 1, van 2002 te bekomen.

Artikel 5.Bepaalt de verdeelsleutel die moet worden gebruikt.

Artikel 6.Bepaalt de wijze waarop de verkeersveiligheidsovereenkomst moet worden meegedeeld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Mobiliteit. De overeenkomst moet elk jaar uiterlijk op 1 april door de politiezone aan de Minister van Binnenlandse Zaken worden overgemaakt. Een kopie van deze overeenkomst wordt door de zone aan de Minister van Mobiliteit bezorgd.

Om een onmiddellijke toepassing van dit besluit toe te laten, wordt een andere timing voor het eerste toepassingjaar voorzien.

Artikel 7.Deze bepaling voorziet in de soorten van beslissing die de bevoegde Ministers kunnen nemen ten overstaan van de ontwerpovereenkomsten. Behalve in de goedkeuring of de weigering, werd er ook in voorzien dat zij kunnen besluiten tot een uitstel om de politiezone op die manier toe te laten haar ontwerp eventueel te wijzigen.

De manier waarvan de betaling aan de zones uitgevoerd wordt, wordt door dit artikel bepaald.

Om een onmiddellijke toepassing van dit besluit toe te laten, wordt een andere timing voor het eerste toepassingjaar voorzien.

Artikel 8.Het artikel voorziet erin dat wanneer een politiezone een nieuwe verkeersveiligheidsovereenkomst indient, deze overeenkomst vergezeld moet zijn van een beoordeling van de vorige overeenkomst.

Een geheel van punten is opgenomen in de tekst en een richtlijn zal bovendien de verwachtingen omtrent deze beoordeling nog verduidelijken.

Er wordt inzonderheid verwacht dat het verslag de inspanningen verduidelijkt die door de politiezone werden geleverd inzake het wegverkeer. Deze inspanningen kunnen worden gemeten op grond van verschillende criteria, waaronder inzonderheid het aantal manschappen per controle-uren, het aantal uitgevoerde tests inzake het rijden onder invloed, het aantal gecontroleerde voertuigen, de investeringen in politie- of administratief personeel of in materieel die werden gedaan in het kader van de verkeersveiligheid. De documenten, gebruikt voor het opstellen en het beoordelen van de zonale plannen, met inbegrip van de actieplannen, vormen de basis van deze informatie.

Artikel 9.Het artikel bepaalt de twee gevallen waarin de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Mobiliteit het afsluiten van een overeenkomst mogen weigeren.

Artikel 10.Dit artikel heeft betrekking op de inwerkingtreding.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en trouwe dienaren, De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX

ADVIES 35.343/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 11 april 2003 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Mobiliteit en Vervoer verzocht haar, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de overeenkomsten tussen de federale overheid en de politiezones inzake verkeersveiligheid", heeft op 16 april 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag aldus : « L'avis demandé dans un délai de trois jours s'explique notamment par le retard pris par les Régions lors de la procédure de consultation.

En effet, conformément au protocole d'accord du 24 avril 2001, réglant l'association des Gouvernements des Régions à l'élaboration des règles de police générale et de la réglementation relatives aux communications et aux transports, les Gouvernements régionaux ont été invités à collaborer à la préparation du projet. L'avis des Gouvernements régionaux a dès lors été demandé en 30 jours, par courrier envoyé le 6 février 2003. Etant donné l'absence de réponse des Régions à l'expiration du délai de trente jours, cet avis a été recueilli lors du Comité de concertation du 4 avril 2003.

L'urgence se justifie au regard de la volonté du Gouvernement de réduire de manière drastique le nombre de morts et de blessés sur nos routes. En effet, la Belgique réalise, comparativement aux autres pays européens, l'un des moins bons scores par rapport aux indicateurs de sécurité routière, et ce notamment en termes de mortalité; il s'impose de réagir rapidement afin de rencontrer les objectifs que le Gouvernement s'est fixé dans le cadre des Etats-généraux pour la sécurité routière et de pouvoir s'aligner au maximum sur les Etats "modèles" en la matière.

C'est bien dans cette optique que la loi portant diverses mesures en matière de sécurité routière a été adoptée par le Parlement (loi publiée au Moniteur belge du 25 février 2003). Cette loi requiert néanmoins la prise par le Gouvernement de plusieurs arrêtés d'exécution.

Afin de rencontrer les objectifs communs et du législateur et du Gouvernement en la matière, il s'impose de pouvoir mettre en vigueur les mesures votées dans un objectif de réduction de la mortalité sur nos routes, le plus rapidement possible.

Par ailleurs, l'urgence se justifie également au regard de la volonté du Gouvernement de laisser aux différents services concernés (Parquets, services de police) le temps nécessaire à la préparation de l'entrée en vigueur des différents arrêtés d'exécution, entrée en vigueur prévue pour le 1er septembre 2003.

De plus, il s'impose encore au Gouvernement de prendre un ensemble de mesures afin d'informer les citoyens sur les modifications de la réglementation. Il est enfin souhaité que le dispositif puisse s'appliquer dès cette année, ce qui nécessite une publication rapide permettant aux zones de police de préparer leur convention en même temps que leur plan zonal de sécurité. » Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State beperkt de afdeling Wetgeving van de Raad van State zich tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Het aldus onderzochte ontwerp geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerkingen 1. Uit het besluit van de Ministerraad van 31 januari 2003 volgt dat het voornemen bestond in artikel 4 wijzigingen aan te brengen met betrekking tot de verdeelsleutel. Van tweeën een : ofwel wordt over de wijzigingen nog steeds overleg gepleegd en is dat artikel niet definitief, zodat het niet in zoverre gereed is dat het kan worden onderzocht door de afdeling Wetgeving van de Raad van State, ofwel is dat artikel effectief gewijzigd na het eerste besluit van de Ministerraad, zoals enkele stukken uit het dossier lijken aan te geven. In dat laatste geval is een nieuw besluit noodzakelijk. Uit het dossier blijkt niet dat dat vormvereiste is vervuld. Hoe dan ook moet in het indieningsbesluit het besluit van de Ministerraad vermeld worden. 2. De Minister van Begroting heeft bij brief van 30 januari 2003 medegedeeld dat hij zich niet kon uitspreken over het ontwerp van koninklijk besluit omdat er nog enkele lacunes bestonden in de overgezonden tekst. Opdat de vormvereisten betreffende de administratieve en begrotingscontrole als verricht kunnen worden beschouwd, moet de Minister van Begroting zijn onvoorwaardelijke akkoordbevinding hebben verleend, te meer daar één van de inspecteurs van financiën een ongunstig advies had verstrekt.

Bovendien moet in de aanhef van het ontworpen besluit aangegeven worden dat dat vormvereiste vervuld is.

Voorafgaande vormvereisten Overeenkomstig artikel 6, § 4, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, moeten de gewestregeringen betrokken worden bij de uitwerking van het ontworpen besluit.

In de brief met de adviesaanvraag wordt de volgende uitleg gegeven : « (...) conformément au protocole d'accord du 24 avril 2001, réglant l'association des Gouvernements des Régions à l'élaboration des règles de police générale et de la réglementation relative aux communications et aux transports, les Gouvernements régionaux ont été invités à collaborer à la préparation du projet. L'avis des Gouvernements régionaux a dès lors été demandé en 30 jours, par courrier envoyé le 6 février 2003. Etant donné l'absence de réponse des Régions à l'expiration du délai de trente jours, cet avis a été recueilli lors du Comité de concertation du 4 avril 2003. » Uit de stukken die bij de adviesaanvraag zijn gevoegd, blijkt dat het ontwerpbesluit aan de ministers-presidenten van de gewestregeringen bezorgd is bij een niet-gedateerde brief die ze op 10 februari 2003 hebben ontvangen.

In de notulen van de vergadering van het Overlegcomité Federale Regering/Gemeenschaps- en Gewestregeringen d.d. 4 april 2003 staat dat het ontwerpbesluit is goedgekeurd.

Onder voorbehoud dat dit Overlegcomité was samengesteld uit gewestministers die bevoegd zijn om hun respectieve regeringen te verbinden, kan ervan uitgegaan worden dat de procedure terzake van het erbij betrekken van de gewestregeringen rechtsgeldig doorlopen is.

Bevoegdheid De Minister van Begroting ondertekent het ontwerp van besluit, maar hij wordt niet vermeld onder de voordragende ministers, en evenmin in het formulier van tenuitvoerlegging.

Die tegenstrijdigheid moet worden verholpen.

Rechtsgrond Aanhef 1. Het is voldoende te verwijzen naar de artikelen 68ter, 68quater en 68quinquies van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968.2. Er moet worden verwezen naar artikel 45 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, dat de Koning machtigt de inwerkingtreding ervan te regelen. Dispositie Algemene opmerking Met het oog op een betere verstaanbaarheid van de tekst verdient het aanbeveling de structuur van het ontworpen besluit te herzien, waarbij de samenhang van het ingevoerde mechanisme en de opeenvolging van de bestanddelen ervan zoals ze worden geëxpliciteerd in het verslag aan de Koning, beter tot uiting komen. Bijgevolg wordt voorgesteld de volgende structuur te volgen : -de procedure voor de goedkeuring en de bekendmaking van het deel dat aan de politiezones wordt toegekend met toepassing van de artikelen 68bis en 68ter van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoordineerd op 16 maart 1968, alsook van de theoretische verdeelsleutel waarvan sprake is in artikel 68quater van dezelfde wetten; - de procedure voor het sluiten van de overeenkomsten inzake verkeersveiligheid en het bepalen van de minimuminhoud ervan. In het ontwerp moet inzonderheid rekening worden gehouden met het feit dat overeenkomsten inzake verkeersveiligheid facultatief en eenjarig zijn, zoals uit de wet volgt; - de aanvullende regels voor de herziening van de oorspronkelijke verdeelsleutel ingeval betreffende één of meer politiezones geen overeenkomst inzake verkeersveiligheid is gesloten; - de bepalingen betreffende de wijze van betaling; - de bepalingen betreffende de evaluatie van de overeenkomsten inzake verkeersveiligheid.

Bijzondere opmerkingen Dispositief Artikel 2 In paragraaf 3 moet overeenkomstig de terminologie die wordt gebruikt in artikel 68quinquies, vijfde lid, van de voornoemde wetten betreffende de politie over het wegverkeer het woord "coordinator" worden gebruikt, in plaats van "contactpersoon".

Artikel 3 In het tweede lid schrijve men : "Binnen dertig dagen volgend op... de maximumbedragen die aan iedere politiezone kunnen worden toegekend. » .

Artikel 9 De precieze datum van inwerkingtreding moet worden aangegeven van artikel 32 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid, en bovendien moet worden voorgeschreven dat het besluit dezelfde dag in werking treedt.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter;

De heren P. Vandernoot en J. Jaumotte, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, greffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer A. Lefebvre, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer Y. Chauffoureaux, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De greffier, C. Gigot.

De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas.

ADVIES 36.951/4 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 9 april 2004 door de Minister van Mobiliteit verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de overeenkomsten tussen de federale overheid en de politiezones inzake verkeersveiligheid", heeft op 19 april 2004 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en gewijzigd bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de brief met de adviesaanvraag als volgt : « L'urgence se justifie au regard de la détermination du Gouvernement de considérablement diminuer le nombre de victimes sur nos routes. En effet, La Belgique réalise, comparativement aux autres pays européens, l'un des moins bons scores par rapport aux indicateurs de sécurité routière, et ce notamment en termes de mortalité; il s'impose de réagir rapidement afin de rencontrer les objectifs que le Gouvernement s'est fixé dans le cadre des Etats-généraux pour la sécurité routière et de pouvoir s'aligner au maximum sur les Etats "modèles" en la matière. Pour rappel, la Belgique s'est engagée à réduire de 33 % le nombre de morts et de blessés sur ses routes d'ici 2006. C'est bien dans cette optique que la loi du 7 février 2003 portant diverses mesures en matière de sécurité routière a été adoptée par le Parlement (loi publiée au Moniteur belge du 25 février 2003).

Afin de rencontrer les objectifs communs et du législateur et du Gouvernement en la matière, il s'impose de pouvoir mettre en vigueur les mesures votées dans un objectif de réduction de la mortalité sur nos routes, le plus rapidement possible.

La plupart des arrêtés royaux d'exécution des dispositions de la loi du 7 février ont été adoptés le 22 décembre 2003 et publiés le 31 décembre 2003. Ils sont entrés en vigueur le 1er mars 2004. Lurgence se justifie donc également par la nécessité de mettre en oeuvre cet arrêté royal à un moment rapproché des autres arrêtés d'exécution de la loi.

Il est enfin souhaité que le dispositif puisse s'appliquer dès cette année 2004, ce qui nécessite une publication rapide permettant aux zones de police de préparer leurs conventions. » Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State beperkt de afdeling wetgeving van de Raad van State zich tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Het aldus onderzochte ontwerp geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen 1. Het om advies aan de afdeling wetgeving van de Raad van State voorgelegde ontwerp is een gewijzigde versie van het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de overeenkomsten tussen de federale overheid en de politiezones inzake verkeersveiligheid, waarover op 16 april 2003 advies 35.343/4 is gegeven.

Wanneer de afdeling wetgeving een advies heeft gegeven, heeft ze haar bevoegdheid opgebruikt; het komt haar derhalve niet meer toe om zich opnieuw uit te spreken over reeds onderzochte bepalingen. Dat geldt niet alleen wanneer deze herzien zijn teneinde rekening te houden met de opmerkingen die in het eerste advies gemaakt zijn, maar ook - en daarop dient gelet te worden - wanneer ze ongewijzigd blijven. 2. Aangezien het ontwerp ten opzichte van de versie die in het genoemde advies 35.343/4 is onderzocht op fundamentele punten (onder meer de verdeelsleutel) is gewijzigd, hadden de gewesten opnieuw bij de uitwerking ervan betrokken moeten worden krachtens artikel 6, § 4, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Uit de stukken die aan de Raad van State zijn overgezonden, blijkt niet dat dit vormvereiste is vervuld.

Bijzondere opmerkingen Artikel 4 Artikel 68bis, § 1, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, bepaalt « De ontvangsten van de penale geldboeten inzake verkeer, van de bevelen tot betaling, en van de sommen tegen betaling met eventueel verval van strafvordering, zoals bedoeld in deze gecoördineerde wetten, worden, overeenkomstig de bepalingen van deze wetten, gedeeltelijk toegewezen aan de politiezones... die een overeenkomst inzake verkeersveiligheid hebben gesloten met de minister van Binnenlandse Zaken en met de Minister van Mobiliteit en Vervoer. ».

In artikel 68ter, eerste lid, van de gecoördineerde wetten wordt gepreciseerd : « Het aan de politiezones toegewezen deel is het totaal van de ontvangsten bedoeld in artikel 68bis, § 1, verminderd met het bedrag van deze ontvangsten in 2002. » In het derde lid van dat artikel wordt de Koning gemachtigd om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, nader te bepalen hoe « het over de politiezones (...) te verdelen deel (wordt) vastgelegd. » Het eerste lid moet vervallen, aangezien het bepalen van de in de tekst bedoelde ontvangsten reeds in de wet staat.

De kamer was samengesteld uit : Mevr. M.-L. Willot-Thomas, kamervoorzitter, De heren P. Liénardy en P. Vandernoot, staatsraden;

Mevr. C. Gigot, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer R. Wimmer, adjunct-auditeur.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Liénardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, M.-L. Willot-Thomas.

3 MEI 2004. - Koninklijk besluit betreffende de overeenkomsten tussen de federale overheid en de politiezones inzake verkeersveiligheid ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 en gewijzigd op 7 februari 2003, inzonderheid op de artikelen 68bis, 68ter, 68quater en 68quinquies;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 januari 2003 en 1 april 2004;

Gelet op de hoogdringendheid die wordt gerechtvaardigd door de noodzaak om de verkeersveiligheidsdoelstellingen van de wetgever en de Regering ten uitvoer te leggen, wordt aan de Raad van State een advies binnen vijf dagen gevraagd.

De hoogdringendheid wordt gerechtvaardigd door de wil van de regering om het aantal doden en gewonden op onze wegen drastisch te verminderen. In vergelijking met andere Europese landen vertoont België immers een van de slechtste scores inzake verkeersveiligheidsindicatoren, en dit inzonderheid in termen van mortaliteit. Er moet snel worden opgetreden om de doelstellingen te halen die de Regering zichzelf heeft opgelegd in het kader van de Staten-Generaal voor de Verkeersveiligheid en om zich zo snel mogelijk aan te passen aan de modellanden op dit gebied.

Ter herinnering, België heeft zich ertoe verbonden het aantal doden en gewonden op zijn wegen tegen 2006 met 33 % te verminderen.

In deze optiek werd de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid door het Parlement goedgekeurd (wet bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 februari 2003).

Om de gemeenschappelijke doelstellingen van de wetgever en van de Regering te bereiken, moeten zo snel mogelijk de maatregelen ten uitvoer kunnen worden gelegd die werden goedgekeurd om de mortaliteit op onze wegen zo snel mogelijk te verminderen.

De meeste uitvoeringsbesluiten van de bepalingen van de wet van 7 februari werden op 22 december 2003 ingevoerd en op 31 december 2003 gepubliceerd. Ze zijn op 1 maart 2004 in werking getreden. De hoogdringendheid wordt dus ook gerechtvaardigd door de noodzaak om dit besluit te laten gelden op een tijdstip dichtbij dat van de inwerktreding van de andere uitvoeringsbesluiten van de wet.

Ten slotte wordt gewenst dat de regeling vanaf dit jaar 2004 kan worden toegepast, waarvoor een snelle bekendmaking nodig is die de politiezones in staat stelt om hun overeenkomsten af te sluiten;

Gelet op het advies 35.343/4 en 36.951/4 van de Raad van State van 16 april 2003 en 19 april 2004, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Mobiliteit, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De verkeersveiligheidsovereenkomst waarnaar wordt verwezen in de artikelen 68bis, 68ter, 68quater en 68quinquies van titel V, Hoofdstuk VI van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, heeft betrekking op minstens één van de volgende thema's : - de naleving van snelheidsbeperkingen; - de preventie of bestrijding van het rijden in staat van alcoholopname of van dronkenschap; - preventie of bestrijding van het rijden onder invloed van andere stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden; - de naleving van de regels betreffende het dragen van de veiligheidsgordel en het gebruik van andere beschermingsmiddelen; - de naleving van specifieke regels voor het wegvervoer; - de bestrijding van hinderlijk en gevaarlijk parkeren of van agressief gedrag in het verkeer.

Art. 2.§ 1. De overeenkomst kadert in de doelstellingen van het zonaal Veiligheidsplan en vormt de basis van intensievere acties inzake verkeersveiligheid. § 2. De voorbereidings- en goedkeuringsprocedure van de overeenkomst is analoog met de procedure voorzien voor de voorbereiding en de goedkeuring van de zonale veiligheidsplannen, zoals gepreciseerd in artikel 37 van de wet van 7 december 1998 houdende organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, met uitzondering van de verwijzing naar de Minister van Justitie die in dit geval vervangen moet worden door de Minister van Mobiliteit. § 3. In de overeenkomst stelt de zone een coördinator aan die verantwoordelijk is voor de opvolging van de voorbereiding en de toepassing van de overeenkomst.

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit, delen de Minister van Financiën en de Minister van Begroting elk jaar ten laatste op 1 februari aan de Minister van Binnenlandse Zaken het saldo mee bedoeld in de artikelen 68bis, § 1, en 68ter van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968.

Voor het jaar 2004 wordt deze mededeling ten laatste op 15 mei gedaan.

Binnen de 8 dagen volgend op deze mededeling maakt de Minister van Binnenlandse Zaken dit saldo zo snel mogelijk bekend in het Belgisch Staatsblad, alsook de maximumbedragen die aan elke politiezone kunnen toegekend worden. Deze bedragen worden bepaald door toepassing van een verdeelsleutel op het bedrag van het saldo.

Voor het jaar 2004, volgt deze bekendmaking onmiddellijk na de mededeling.

Art. 4.De ontvangsten bedoeld in artikel 68bis, § 1, stemmen overeen met het totaalbedrag van de ontvangsten van de politierechtbank vermeerderd met het totaalbedrag van de geldsommen beschreven in artikels 65 en 65bis van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en met het bedrag van de geldsommen beschreven in het artikel 216bis van het Wetboek van Strafvordering.

Deze ontvangsten zijn voor het jaar 2002 forfaitair vastgelegd op 183.442.060,68 euro.

Art. 5.De verdeelsleutel wordt als volgt vastgesteld : 1° 54 % wordt verdeeld op basis van een categorisering van de politiezones in 5 groepen naar gelang van het organiek politiekader;2° 37 % wordt verdeeld onder de 196 zones op basis van het verschil tussen het maximum jaartotaal van het aantal doden en zwaar gewonden dat werd opgetekend in de zone in de jaren 1998, 1999 en 2000 op de wegen die tot de bevoegdheid van de politiezone behoren, en het jaartotaal van het aantal doden en zwaar gewonden dat werden opgetekend in de zone in het jaar t-2 (waarbij t het jaar is waarin de overeenkomst wordt getekend). - Indien het verschil negatief is, dan wordt het bedrag dat aan de zone wordt toegekend, berekend op basis van 50 % van het bedrag dat in het jaar t-1 op basis van dit criterium werd toegekend, en wordt dat bedrag in het jaar t+1 in mindering gebracht van de totale som bekomen in het jaar t+1. Indien in het jaar t+1, het verschil opnieuw negatief is, dan wordt het bedrag dat aan de zone wordt toegekend gelijkgesteld aan 0. In 2004 is het bedrag gelijk aan 0; - Het resterende bedrag, namelijk 37 % van het saldo verminderd met het totaal van de onder het vorige streepje toegekende sommen en vermeerderd met het bedrag op die manier verschuldigd op basis van jaar t-1, wordt verdeeld onder de zones waarvan het verschil positief is; - Indien het verschil positief is wordt het percentage van het bedrag dat aan de zone wordt toegekend, berekend op basis van dat verschil gedeeld door de som van de verschillen van de zones waarvoor het jaartotaal van het aantal doden en zwaar gewonden in t-2 kleiner is dan het aantal doden en het maximum jaartotaal van het aantal doden en zwaar gewonden dat werd opgetekend in de zone in de jaren 1998, 1999 en 2000, x 100.

Het resultaat geeft aan welk percentage van het bedrag aan de zone wordt toegekend; 3° 9 % wordt verdeeld onder de 196 zones naar gelang van het aantal kilometer gemeentelijke en gewestelijke wegen binnen de zone, op basis van het verband tussen het aantal gemeentelijke wegen en gewestelijke wegen x 100, gedeeld door het aantal kilometer wegen op het hele grondgebied.Het resultaat geeft aan welk percentage van het bedrag aan de zone wordt toegekend.

Art. 6.Het ontwerp van overeenkomst wordt in voorkomend geval naar de Minister van Binnenlandse Zaken gestuurd samen met het zonaal veiligheidsplan en ten laatste, op 1 april, op straffe van onontvankelijkheid. Er wordt ook een exemplaar naar de Minister van Mobiliteit gestuurd.

In 2004 wordt het ontwerp ten laatste op 1 september doorgestuurd.

Art. 7.Over het goedkeuren, het verdagen of het weigeren van de overeenkomst zal een beslissing worden genomen door de Ministers van Binnenlandse Zaken en van Mobiliteit. Deze beslissing wordt overgemaakt aan de Ministers van Financiën en van Begroting, met de bedoeling over te gaan tot het uitbetalen van de bedragen aan de zones.

Het uitbetalen van de sommen gebeurt in twee keer. De eerste helft van het toegekende bedrag wordt aan de politiezones gestort ten laatste op 1 juli. De tweede helft van het toegekende bedrag wordt ten laatste op 1 januari aan de politiezones gestort.

Voor het jaar 2004 wordt de eerste helft gestort na afsluiten van de conventies.

De maximum bedragen die zijn toegekend onder artikels 3 en 5 worden enkel uitbetaald aan de politiezones die een verkeersveiligheidsovereenkomst hebben gesloten met de federale overheid.

De bedragen die niet zijn toegekend worden toegevoegd aan het saldo bedoeld in de artikelen 68bis, § 1, en 68ter, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, van het volgend jaar.

Art. 8.§ 1. Wanneer het jaar daarop een nieuwe ontwerpovereenkomst wordt ingediend door de politiezone, is het verplicht daar een verslag aan toe te voegen met de resultaten van de vorige overeenkomst, zowel inzake voorlichting en preventie als inzake controles, dat wordt beoordeeld door de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Mobiliteit. § 2. Het verslag maakt de bijkomende inspanningen duidelijk die door de politiezone werden geleverd inzake verkeersveiligheid en die moeten worden beoordeeld in het kader van de zonale plannen. § 3. Alleen de politiezones die de acties inzake controle, voorlichting en preventie die in de beoordeelde overeenkomst liggen vervat gevoelig hebben uitgebreid, kunnen aanspraak maken op het tekenen van een nieuwe overeenkomst.

Art. 9.De Ministers van Binnenlandse Zaken en van Mobiliteit mogen het afsluiten van een overeenkomst weigeren in geval de voorgaande overeenkomst negatief wordt beoordeeld, of in geval de overeenkomst niet conform is met artikel 1 van dit besluit.

Art. 10.Treden in werking op de dag van publicatie van het huidige besluit : 1° artikel 32 van de wet van 7 februari 2003 houdende verschillende bepalingen inzake verkeersveiligheid;2° dit besluit.

Art. 11.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Mobiliteit zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 3 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Mobiliteit, B. ANCIAUX

^