Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 augustus 2014
gepubliceerd op 08 september 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2014024328
pub.
08/09/2014
prom.
04/08/2014
ELI
eli/besluit/2014/08/04/2014024328/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 AUGUSTUS 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit strekt tot het wijzigen van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

In zijn advies van 3 april 2014 leverde de Raad van State bemerkingen op dit ontwerp.

De Raad van State stelt in punt 7 van het advies dat het nuttig zou zijn een verantwoording voor de bedragen van de retributies te geven.

Voor de artikelen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit kan de volgende verantwoording gegeven worden.

Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening Biociden 528/2012, zijn de administratieve procedures veranderd, wat een wijziging van de retributies met zich meebrengt. Deze Verordening voorziet nieuwe procedures die niet werden voorzien in de Richtlijn Biociden 98/8. Voor de meerderheid van de nieuwe opdrachten werd door het Europees Agentschap voor Chemische producten (ECHA) nieuwe retributies opgelegd en zijn er richtlijnen voor een geharmoniseerde structuur van retributies op te leggen voor de lidstaten.

Gezien volgens de richtlijnen de retributie wat betreft de evaluatie van werkzame stoffen moet overeen komen met de gestelde werklast en er geen jaarlijkse bijdrage is die hier ter compensatie is, werd de retributie verhoogd ten opzichte van de vroegere retributie. De nieuwe retributie komt overeen met de personeelskosten die nodig zijn voor een interne evaluatie. Een externe evaluatie zou duurder zijn.

Wat betreft de evaluatie van de producten wordt er afgeweken van het principe dat de retributie de kosten van evaluatie moet compenseren : een deel van deze kosten wordt immers opgevangen door de jaarlijkse bijdrage.

De verhoging van de behandeling van de dossieraanvraag wordt meer geplafonneerd dan vroeger voor een dossier met meerdere werkzame stoffen en toepassingswijzen.

Voor artikel 4 van het koninklijk besluit kan de volgende verantwoording gegeven worden.

Wanneer een bepaalde stof een classificatie en een etiket heeft die geharmoniseerd is in de zin van Verordening 1272/2008 (CLP-Verordening) wordt deze stof geïntegreerd in de bijlage VI van deze Verordening. In dit geval is deze classificatie de enige classificatie die kan worden gebruikt bij het op de markt brengen van deze stof als dusdanig of in een mengsel. Indien een firma over informatie (tests, epidemiologische gegevens,...) beschikt die zou kunnen leiden tot een wijziging van deze classificatie, dient deze firma aan een Lidstaat te vragen om haar dossier op Europees niveau voor te leggen en te verdedigen. Wanneer België dergelijke aanvraag krijgt, analyseert het de informatie en het voorgelegde dossier om de nauwkeurigheid van deze informatie te controleren. Hiervoor is enorm veel expertise vanwege de Lidstaat vereist waarvan de kostprijs wordt geschat op 10.000 € voor een volledig dossier, op 2.000 € wanneer het gaat om een complex en ernstig gevaar (carcinogeen, mutageen, toxisch voor de voortplanting en inhalatieallergeen) en op 400 € voor de minder ernstige gevaren.

Voor artikel 8 van het koninklijk besluit kan de volgende verantwoording gegeven worden.

Iedere persoon die, overeenkomstig artikel 3 en 5 van het koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumeisen voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten en voor het registreren van milieuproductverklaringen in de federale databank, een milieuprofiel wil registreren in de federale databank is gehouden een retributie te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

Deze retributie is in functie van het aantal milieuprofielen en producten die hij wil registreren in de databank.

De bedragen zijn bepaald op basis van een vergelijkende studie met de ons omringende landen, en in overleg met de bouwmateriaalproducenten (BMP-PMC, Fedustria, Agoria). Voor een product met een milieuprofiel komt dit neer op 40 euro per jaar. Het artikel bevat ook de bedragen voor de verifiërende personen, die neerkomt op ongeveer 400 Euro per jaar.

Alle andere opmerkingen van de Raad van State werden ingepast in het koninklijk besluit en waar gevraagd werd het koninklijk besluit aangepast.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, M. WATHELET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Middenstand, K.M.O.'s en Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Mevr. C. FONCK

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 55.637/1 van 3 april 2014 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten' Op 5 maart 2014 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Volksgezondheid verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 27 maart 2014 . De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Wilfried Van Vaerenbergh en Wouter Pas, staatsraden, Marc Rigaux en Michel Tison, assessoren, en Greet Verberckmoes, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Kristine Bams, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix Van Damme, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 3 april 2014. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt tot het wijzigen van het koninklijk besluit van 13 november 2011 `tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten'. De wijzigingen hebben betrekking op de retributies en bijdragen verschuldigd voor biociden (artikelen 1, 2, 3, 7, en 11 tot 13 van het ontwerp), chemische stoffen (artikel 4), gevaarlijke mengsels (artikel 5), gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden (artikelen 6 en 7), milieuproductverklaringen (artikel 8) en het gebruik van de databank voor het opvolgen van de markt van producten (artikel 9). Een bewijs van betaling van de retributies is een ontvankelijkheidsvoorwaarde voor bepaalde aanvragen en dossiers (artikel 10). 3.1. De ontworpen regeling kan, onder voorbehoud van hetgeen hierna wordt opgemerkt, worden geacht rechtsgrond te vinden in artikel 20bis, § 1, van de wet van 21 december 1998 `betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers'.

Die bepaling luidt : "Onverminderd artikel 57 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, en artikel 82 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, kan de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, retributies en bijdragen opleggen ter financiering van de opdrachten van de administratie of van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen die voortvloeien uit de toepassing van de artikelen 5, 7, 8, 8bis, 9, 10, en 15, van deze wet en van de verordeningen vermeld in de bijlage van deze wet.

Zij kunnen worden opgelegd aan de personen die producten op de markt brengen of ernaar streven om aan de voorwaarden te voldoen om hun producten op de markt te kunnen brengen of ze er te houden.

Het koninklijk besluit genomen krachtens het eerste lid dat bijdragen oplegt, wordt van rechtswege en met terugwerkende kracht tot op de datum van zijn inwerkingtreding opgeheven wanneer het niet door de wetgever werd bekrachtigd in het jaar volgend op dat van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. Wanneer de bijdragen en retributies niet verbonden zijn aan de opdrachten van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, zijn deze bestemd voor het Fonds voor grondstoffen en producten, bedoeld in de subrubriek 31-2 van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

De Koning bepaalt tevens het bedrag en de regels voor betaling van de in het eerste lid bedoelde retributies en bijdragen." 3.2. Aan de ontworpen regeling ligt mede de bedoeling ten grondslag om retributies en bijdragen op te leggen ter financiering van opdrachten die voortvloeien uit de verordeningen (EU) nrs. 528/2012 en 649/2012.

Opdat hiervoor rechtsgrond zou kunnen worden gevonden in artikel 20bis, § 1, van de wet van 21 december 1998 dienen de betrokken verordeningen te worden vermeld in de bijlage bij de betrokken wet.

Alhoewel de inschrijving van de voornoemde verordeningen in de bijlage bij de wet momenteel wordt voorbereid, is die inschrijving nog niet gebeurd.(1) Dat komt erop neer dat er voor artikel 6 van het ontwerp (ontworpen hoofdstuk X/1 van het koninklijk besluit van 13 november 2011) geen rechtsgrond is zolang verordening (EU) nr.649/2012 niet is ingeschreven in de bijlage bij de wet van 21 december 1998.(2) 3.3. In het ontworpen wijzigingsbesluit worden ook bijdragen opgelegd.

Het ontworpen koninklijk besluit dient derhalve te voldoen aan het vereiste van wettelijke bekrachtiging, vermeld in artikel 20bis, § 1, derde lid, van de wet van 21 december 1998. 4. De artikelen 1 tot 3 en 11 tot 13 van het ontwerp vinden ook rechtsgrond in artikel 82 van de wet van 24 december 1976 `betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977', waarvan het eerste lid bepaalt dat de Koning een verplichte bijdrage kan opleggen ten laste van natuurlijke personen of rechtspersonen die biociden en gewasbeschermingsmiddelen, grondstoffen of gemedicineerde diervoeders voortbrengen of verhandelen.(3) 5. Het ontworpen artikel 13/4 van het koninklijk besluit van 13 november 2011 (artikel 9 van het ontwerp) voorziet in een bijdrage aan de databank voor het opvolgen van de markt van producten.De Raad van State, afdeling Wetgeving, ziet niet welke wetsbepalingen die worden vermeld in de aanhef van het ontwerp, rechtsgrond kunnen bieden voor de ontworpen bepaling. 6. Luidens het ontworpen artikel 14 van het koninklijk besluit van 13 november 2011 (artikel 10 van het ontwerp) zijn "[d]e aanvragen en de dossiers bedoeld in de artikelen 1, 4, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 13/1, 13/2 en 13/3 (...) slechts ontvankelijk nadat het bewijs van de betaling van de retributie werd geleverd".

Voor deze bepaling kan rechtsgrond worden gevonden in de bepalingen die rechtsgrond bieden voor de procedure met betrekking tot de betrokken aanvragen en dossiers. Hierover ondervraagd, verduidelijkte de gemachtigde : "Door artikel 10 van het ontwerp wordt artikel 14 van het koninklijk besluit van 13 november 2011 gewijzigd, zodanig dat de artikelen 13/1, 13/2 en 13/3 toegevoegd worden aan artikel 14 van het koninklijk besluit van 13 november 2011.

De manier van het uitschrijven van de wijziging in het ontwerp kan aangepast worden zodanig dat enkel deze nieuwe artikelen ingepast worden en niet het volledige artikel 14 aangepast wordt, waardoor ook de artikelen 1, 4, 5, 6, 8, 9,10,11,12, en 13 niet ongewijzigd overgenomen worden.

De rechtsgrond voor artikel 13/1 van het koninklijk besluit van 13 november 2011 is artikel 5, § 1, eerste lid, 8° van de Wet Productnormen van 21 december 1998.

De rechtsgrond voor artikel 13/2 is artikel 5, § 2, eerste lid, 1°, 3°, 5° en 6° en artikel 9, eerste lid, 1°, 2° en 3° Wet Productnormen van 21 december 1998.

Daarbij merk ik op dat het koninklijk besluit van 9 maart 2013 tot vaststelling van de voorwaarden van het indienen en behandelen van de vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie, normaal op 27 maart 2014 zal verschijnen in het Belgisch Staatsblad en dus de datum van dit koninklijk besluit kan ingepast worden in artikel 7 van het ontwerp.

De rechtsgrond voor artikel 13/3 is artikel 5 § 1, 3°, 5° en 6° van de Wet Productnormen van 21 december 1998.

De datum van het Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumeisen voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten en voor het registreren van milieuproductverklaringen in de federale databank is er nog niet gezien dit KB nog voor advies aan uw diensten voorligt.

Tenslotte geef ik mee dat de datum van het koninklijk besluit van [XXX] betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden binnenkort geweten zal zijn, gezien dit KB ter ondertekening voorligt bij de betrokken ministers en de koning." Er kan worden ingestemd met de door de gemachtigde gesuggereerde tekstaanpassing voor artikel 10 van het ontwerp, evenals met de door hem aangehaalde rechtsgrond biedende bepalingen.

Algemene opmerkingen 7. In het ontwerp worden de retributies en bijdragen vastgesteld die verschuldigd zijn aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Opdat een heffing kan worden gekwalificeerd als een retributie (of als een bijdrage die het karakter van retributie heeft), is niet alleen vereist dat het gaat om de vergoeding van een dienst die de overheid presteert ten voordele van de heffingsplichtige individueel beschouwd, maar ook dat zij een louter vergoedend karakter heeft, zodat er een redelijke verhouding moet bestaan tussen de kostprijs of de waarde van de verstrekte dienst en het bedrag dat de heffingsplichtige verschuldigd is. De wezensaard van een heffing bepaalt of ze als retributie (artikel 173 van de Grondwet : gematigd legaliteitsbeginsel) dan wel als belasting (artikel 170 van de Grondwet, met het volle legaliteitsbeginsel) moet worden beschouwd.

De retributies die aan de orde zijn in het voorliggende ontwerp van koninklijk besluit zijn kennelijk bedoeld als tegenprestaties voor de op individueel verzoek ad hoc verrichte administratieve behandeling, onderzoek en verwerking van de aangiften en aanvragen tot het verkrijgen van toelatingen, erkenningen, vergunningen of registraties.

Het is daarbij niet steeds duidelijk welke precies de individuele dienst uitmaakt waarvoor het te betalen bedrag als tegenprestatie geldt.(4) Wat de in het ontwerp bepaalde bedragen van de verschillende retributies betreft, zijn aan de Raad van State geen precieze gegevens medegedeeld waaruit blijkt hoe die bedragen concreet zijn berekend.

Bij een eventuele betwisting in rechte zal het evenredigheidsverband en dus het vergoedende karakter moeten kunnen worden aangetoond. Om twijfel over de rechtsgeldigheid weg te nemen en betwistingen te vermijden, zou het nuttig zijn een verantwoording voor de concrete bedragen aan de hand van een beredeneerde berekening op te nemen in een verslag aan de Koning. 8. In diverse bepalingen van het ontwerp wordt gerefereerd aan regelgeving die nog tot stand moet worden gebracht.(5) Het spreekt voor zich dat de ontworpen regeling niet eerder in werking kan treden dan dat de betrokken regelgeving effectief tot stand is gekomen.

Onderzoek van de tekst Aanhef 9. De verwijzingen in de aanhef van het ontwerp naar de rechtsgrond biedende bepalingen dienen te worden aangepast, rekening houdend met de opmerkingen sub 3 tot 6. Artikel 1 10. Naar het zeggen van de gemachtigde dient de verwijzing, in het ontworpen artikel 6, § 2, eerste lid, van het koninklijk besluit van 13 november 2011, naar "artikel 28, lid 5, van Verordening 528/2012" te worden vervangen door de verwijzing naar "artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr.88/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden".

De tekst van de ontworpen bepaling moet in het licht van deze verduidelijking worden aangepast.

Artikel 2 11. In het ontworpen artikel 7, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 13 november 2011 stemt de zinsnede "kan p in afwijking van het eerste lid worden beperkt tot 3,5 %", in de Nederlandse tekst, niet overeen met de zinsnede "p peut être limité à 3,5 %", in de Franse tekst.Deze discordantie moet worden weggewerkt.

Artikel 3 12. Aan het einde van het ontworpen artikel 7/1, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 13 november 2011, vervange men de woorden "die overeenkomstig moeten worden ingediend" door de woorden "die op een behoorlijke wijze moeten worden ingediend" ("devant être dûment introduites"). Aan het einde van het ontworpen artikel 7/1, § 2, derde lid, schrijve men "wordt dit besluit als zodanig toegepast tot het verstrijken van de geldingsduur ervan" ("applique cette décision comme telle jusqu'à la fin de sa durée de validité") in plaats van "wordt dit besluit overgenomen binnen zijn geldigheidstermijn".

Artikel 5 13. Het zou naar het zeggen van de gemachtigde de bedoeling zijn dat de aanvraag, bedoeld in het ontworpen artikel 9, § 6, van het koninklijk besluit van 13 november 2011 (artikel 5, 2°, van het ontwerp), wordt voorgelegd aan de minister.Indien dat effectief zo is moet het ontworpen artikel 9, § 6, aanvangen met de woorden "Iedere persoon die een aanvraag voorlegt aan de minister ...".

In dezelfde paragraaf zijn in de Nederlandse tekst niet de woorden "des noms chimiques", die in de Franse tekst voorkomen, weergegeven.

Beide taalversies dienen op dat punt beter op elkaar te worden afgestemd.

Artikel 8 14. In het ontworpen artikel 13/3, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 13 november 2011, dient de verwijzing naar bepalingen van het nog tot stand te komen koninklijk besluit uiteraard gelijk te zijn in de Nederlandse ("artikel 3 en 5 van het koninklijk besluit") en in de Franse tekst ("l'article 3 de l'arrêté royal").De tekst van het ontwerp moet ook wat dat betreft worden gecorrigeerd.

De griffier, Greet Verberckmoes De voorzitter, Marnix Van Damme _______ Nota's (1) Wat de inschrijving van verordening (EU) nr.528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 `betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden' in de betrokken bijlage bij de wet betreft, zie het voorontwerp van wet `tot wijziging van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers', waarover de Raad van State, afdeling Wetgeving, op 10 juli 2013 advies 53.521/3 heeft uitgebracht (Parl.St. Kamer 2013-14, nr. 3264/1, 22-26); wat de inschrijving van verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 `betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen' in de desbetreffende bijlage betreft, zie het ontwerp van wet `houdende diverse bepalingen inzake het milieu', waarover de Raad van State, afdeling Wetgeving, op 19 maart 2014 advies 55.401/1 heeft uitgebracht. (2) Verordening (EU) nr.528/2012 wordt evenmin al vermeld in de bijlage bij de wet van 21 december 1998, zij het dat voor de retributies en de bijdragen die met die verordening verband houden, wel een rechtsgrond voorhanden is (zie opmerking onder nr. 4). (3) De krachtens artikel 82, eerste lid, genomen koninklijke besluiten worden eveneens opgeheven wanneer zij niet door de wetgever worden bekrachtigd in het jaar volgend op dat van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad (artikel 82, vijfde lid, van de wet van 24 december 1976).(4) Dat is alvast zo in het ontworpen artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit van 13 november 2011 (artikel 5, 2°, van het ontwerp), al verstrekte de gemachtigde in dat verband de volgende verduidelijking : "De dienst die verstrekt wordt aan de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van het product is de volgende : Door het aanmelden van het gevaarlijke mengsel aan het Antigifcentrum waarvoor een bedrag van 200 euro betaald wordt, heeft de aanmelder het voordeel dat zijn product gekend is bij het antigifcentrum.Indien er daarna een vergiftiging of een ander, aan gevaarlijke mengsels verbonden letsel, zou voordoen bij een gebruiker van het product, kan de aanmelder al niet aangesproken worden voor het niet bekend maken van zijn product aan het antigifcentrum. De database die bij het antigifcentrum op basis van deze aanmelding bestaat, wordt eveneens geraadpleegd door artsen zodat zij de correcte behandeling kunnen toedienen bij problemen met een schadelijk mengsel. De bijdrage door de aanmelder laat ons ook toe om studies te doen op basis van de aanmeldingsdatabase en de gegevens van de probleemmeldingen bij het antigifcentrum, die de werking van het antigifcentrum kunnen verbeteren bij toekomstige meldingen van problemen met gevaarlijke mengsels." (5) Zie de artikelen 1, 2 en 8 van het ontwerp. 4 AUGUSTUS 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, hoofdstuk VI, afdeling 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 28 maart 2003;

Gelet op de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, subrubriek 25-4 (vroeger 31-2) van de tabel, ingevoegd bij de wet van 28 maart 2003 en gewijzigd bij de wetten van 27 december 2004, 23 december 2005, 8 juni 2008, 22 december 2008 en 23 december 2009;

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, artikel 5, § 1, eerste lid, 1°, 3°, 5°, 6° en 8°, gewijzigd bij de wet van 27 juli 2011, artikel 8, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003, artikel 9, eerste lid, 1°, 2° en 3°, gewijzigd bij de wetten van 28 maart 2003 en 27 juli 2011 en artikel 20bis, gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004, 27 december 2004 en 10 september 2009;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 2 september 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 25 februari 2014;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig artikels 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging.

Gelet op advies 55.637/1 van de Raad van State, gegeven op 3 april 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Landbouw en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 6 van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds van de grondstoffen en de producten, bekrachtigd bij wet van 29 maart 2012, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 maart 2012, wordt vervangen als volgt : "

Art. 6.§ 1. Iedere persoon die, met toepassing van het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, een toelating of een aanvaarding van kennisgeving voor een biocide aanvraagt, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

Iedere persoon die, met toepassing van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, een toelating voor een biocide of een goedkeuring van een werkzame stof aanvraagt bij de FOD VVL, moet een retributie betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. § 2. Voor de aanvraag tot goedkeuring, tot verlenging van de goedkeuring of tot opname in bijlage I van Verordening 528/2012 van een werkzame stof waarbij België in het kader van artikel 7, lid 1, artikel 13, lid 3 van Verordening 528/2012 of artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 88/2014 van de Commissie van 31 januari 2014 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden, optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 1.

Voor biociden die vallen onder artikel 3,1° van het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, met name biociden waarvoor overeenkomstig Verordening 528/2012 een toelating, een kennisgeving of een vergunning voor parallelhandel is vereist, gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 2.

Voor biociden die vallen onder artikel 3, 2° van het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, met name biociden waarvoor overeenkomstig het voornoemde besluit een toelating of een aanvaarding van kennisgeving is vereist voor de termijn bepaald in artikel 89, lid 2 van Verordening 528/2012, gelden de retributies zoals vermeld in bijlage 3."

Art. 2.Artikel 7 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "

Art. 7.§ 1. Iedere persoon die een toelating, een vergunning voor parallelhandel, een wederzijdse erkenning, een kennisgeving of een aanvaarding van kennisgeving van een biocide conform Verordening 528/2012 of het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, heeft bekomen, betaalt een jaarlijkse bijdrage aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Dit bedrag is als volgt vastgesteld, b = x.p. Hierbij is : - b : het te betalen bedrag van de jaarlijkse bijdrage; - x : de hoeveelheid van het biocide die in het jaar voorafgaand aan dat van de betaling in de Belgische handel werd gebracht, uitgedrukt in kg of l respectievelijk naargelang het gewaarborgd gehalte aan werkzame stof op de toelatingsakte in % of in g/L is uitgedrukt; - p : het aantal punten toegekend overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2, uitgedrukt in EUR/kg of L. In afwijking van het vorige lid is b = 300 EUR indien x.p < 300 EUR. Indien p groter is dan 3,5 % van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage, dan kan p in afwijking van het eerste lid worden beperkt tot 3,5 % van deze verkoopprijs, voor zover de toelatingshouder dit bij de FOD VVL aanvraagt, met het bewijs van het jaargemiddelde van de verkoopprijs per kg of L die geldt in het jaar voorafgaand aan de betaling van de bijdrage.

De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd vanaf het jaar dat volgt op dat van de aflevering van de toelating, de vergunning voor parallelhandel, de wederzijdse erkenning, de kennisgeving of de aanvaarding van kennisgeving. De jaarlijkse bijdrage is verschuldigd voor elk jaar waarin het biocide is toegelaten, zelfs als de toelating, vergunning voor parallelhandel, wederzijdse erkenning, kennisgeving of aanvaarding van kennisgeving in de loop van dat jaar vervalt of wordt ingetrokken. § 2. Het aantal punten p, zoals bedoeld in paragraaf 1, is afhankelijk van de indeling van het biocide in gevarencategorieën op 1 december van het jaar 20XX-2 indien de betaling plaatsvindt in het jaar 20XX en wordt toegekend overeenkomstig de tabel hieronder. Voor middelen met een toelating, met een vergunning voor parallelhandel of met een aanvaarding van kennisgeving tussen 2 december 20XX-2 en 30 november 20XX-1 geldt de indeling vastgesteld bij de toelating, vergunning voor parallelhandel, wederzijdse erkenning, kennisgeving of aanvaarding van kennisgeving. De R-zinnen in deze tabel verwijzen naar de gevaarzinnen die zijn vermeld in de akte of de samenvatting van de productkenmerken. Zolang de tabel niet is aangepast aan de Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006, zal de FOD VVL deze R-zinnen op de akte blijven vermelden.

De R-zinnen worden gebruikt om de gevaarcategorieën te identificeren.

Indien een bepaalde R-zin uit de tabel in de akte voorkomt in combinatie met een andere R-zin, dan wordt deze R-zin beschouwd als voorkomend op de akte, tenzij de tabel een bepaalde combinatie uitdrukkelijk voorschrijft of uitsluit. De punten van een bepaalde gevarencategorie kunnen slechts eenmaal worden aangerekend. Indien een biocide in meerdere van de twintig gevarencategorieën is ingedeeld, zullen de punten van deze gevarencategorieën worden opgeteld. In afwijking hiervan zullen de punten van de categorieën 9, 14 en 19 niet worden opgeteld, maar zal van deze categorieën slechts deze met het hoogste aantal punten in rekening worden gebracht. Een punt komt overeen met 0,005 EUR/kg of L. Nr.

Gevaren- categorie

R-zinnen

Aantal punten

Catégorie de danger

Phrases-R

Nombre de points

1

Ontplofbaar

1, 2, 3

2

1

Explosif

1, 2, 3

2

2

Oxiderend

7, 8, 9

1

2

Comburant

7, 8, 9

1

3

Zeer licht ontvlambaar

12

2

3

Très facilement inflammable

12

2

4

Licht ontvlambaar

11, 15, 17

1,5

4

Facilement inflammable

11, 15, 17

1,5

5

Ontvlambaar

10

1

5

Inflammable

10

1

6

Bijtend

34, 35

2

6

Corrosif

34, 35

2

7

Irriterend

36, 37, 38, 41

1

7

Irritant

36, 37, 38, 41

1

8

Sensibiliserend

42, 43

1

8

Sensibilisant

42, 43

1

9

Schadelijk bij korte termijn blootstelling

20, 21 of 22 (voor zover niet in combinatie met 48), 65, 68 in combinatie met 20, 21 of 22

1

9

Nocif après exposition à court terme

20, 21 ou 22 (pas en combinaison avec 48), 65, 68 en combinaison avec 20, 21 ou 22

1

10

Schadelijk bij lange termijn blootstelling

48 in combinatie met 20, 21 of 22

1

10

Nocif après exposition à long terme

48 en combinaison avec 20, 21 ou 22

1

11

Schadelijk (C)

40

1

11

Nocif (C)

40

1

12

Schadelijk (M)

68

1

12

Nocif (M)

68

1

13

Schadelijk (R)

62, 63

1

13

Nocif (R)

62, 63

1

14

Giftig bij korte termijn blootstelling

23, 24 of 25 (voor zover niet in combinatie met 48), 29, 31, 39 in combinatie met 23, 24 of 25

2

14

Toxique après exposition à court terme

23, 24 ou 25 (pas en combinaison avec 48), 29, 31, 39 en combinaison avec 23, 24 ou 25

2

15

Giftig bij lange termijn blootstelling

48 in combinatie met 23, 24 of 25

2

15

Toxique après exposition à long terme

48 en combinaison avec 23, 24 ou 25

2

16

Giftig (C)

45, 49

2

16

Toxique (C)

45, 49

2

17

Giftig (M)

46

2

17

Toxique (M)

46

2

18

Giftig (R)

60, 61

2

18

Toxique (R)

60, 61

2

19

Zeer giftig bij korte termijn blootstelling

26, 27, 28, 32, 39 in combinatie met 26, 27 of 28

3

19

Très toxique après exposition à court terme

26, 27, 28, 32, 39 en combinaison avec 26, 27 ou 28

3

20

Milieugevaarlijk

50, 50/53, 51/53, 59

2

20

Dangereux pour l'environnement

50, 50/53, 51/53, 59

2


§ 3. Indien de jaarlijkse bijdrage niet op 31 maart werd geregistreerd op de rekening van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, of niet kon berekend worden op deze datum door de administratie bij gebrek aan inlichtingen vereist door het artikel 39 van het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, wordt zij automatisch verhoogd met 20 %. De FOD VVL stuurt binnen één maand een aangetekend schrijven naar de betrokken houder waarin hem wordt gevraagd de vereiste inlichtingen te leveren en/of de verschuldigde som te betalen binnen vijftien dagen na verzenden van de aangetekende brief. Indien de verschuldigde som niet op de rekening van het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten staat na vijftien dagen, wegens niet-betaling of wegens afwezigheid van de inlichtingen vereist om deze bijdrage door de administratie te berekenen, wordt de toelating, de vergunning voor parallelhandel of de aanvaarding van kennisgeving waarvoor de jaarlijkse bijdrage is verschuldigd, geschorst tot de dag van betaling."

Art. 3.In hoofdstuk IV, van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3 ingevoegd die artikel 7/1 bevat; luidende : "Afdeling 3. Algemene bepalingen inzake biociden

Art. 7/1.§ 1. Alle betalingen vermeld in artikel 6 en artikel 7 voldoen aan de volgende modaliteiten : 1° De bedragen worden in euro betaald en de betalingskosten voor buitenlandse bedrijven zijn ten laste van die bedrijven;2° Indien van toepassing wordt de vereiste retributie of jaarlijkse bijdrage betaald met vermelding van de gestructureerde mededeling die bij de vraag tot betaling wordt vermeld.Bij het betalen van de vereiste retributie voor een beroep wordt als betalingskenmerk de identiteit van de indiener van het beroep vermeld en de naam van het product waarop het beroep betrekking heeft; 3° Indien niet kan worden vastgesteld waarvoor de betaling is gedaan, stelt de FOD VVL een termijn vast waarbinnen de betaler schriftelijk moet meedelen wat het doel van de betaling is.Indien binnen die termijn niet aan de FOD VVL wordt meegedeeld waartoe de betaling dient, wordt de betaling als ongeldig beschouwd en wordt het betrokken bedrag aan de betaler terugbetaald; 4° Tenzij anders vermeld, worden retributies betaald binnen dertig dagen nadat de betalingsaanvraag werd verzonden;5° De datum waarop het volledige bedrag van de betaling op de opgegeven bankrekening is bijgeschreven, wordt beschouwd als de datum waarop de betaling is gedaan;6° De betaling wordt geacht tijdig te zijn gedaan als voldoende bewijsstukken worden voorgelegd waaruit blijkt dat de betaler binnen de desbetreffende termijn opdracht tot overschrijving naar de opgegeven vermelde bankrekening heeft gegeven.Een bevestiging van de opdracht tot overschrijving, afgegeven door een financiële instelling, wordt als voldoende bewijs beschouwd; 7° Een betalingstermijn wordt pas geacht te zijn nageleefd als het volledige bedrag van de retributie of jaarlijkse bijdrage tijdig is voldaan;8° De FOD VVL gaat over tot terugbetaling van te veel betaalde bedragen volgens de regels die worden vastgesteld door de Voorzitter van het directiecomité van de FOD VVL.Indien echter blijkt dat het te veel betaalde bedrag minder dan 200 euro bedraagt en de betrokkene niet uitdrukkelijk om terugbetaling heeft verzocht, wordt het te veel betaalde bedrag niet terugbetaald; 9° Te veel betaalde bedragen die niet zijn terugbetaald, kunnen niet dienen voor toekomstige betalingen aan de FOD VVL. § 2. De in de Unie gevestigde micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG van 6 mei 2003 van de Commissie betreffende de definitie van de micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, kunnen voor de retributies in bijlage 2 aanspraak maken op een verminderd bedrag, zoals vermeld in de tabellen van bijlage 2.

Minstens vijvenveertig dagen voor een aanvraag voor toelating in te dienen, waarin aanspraak wordt gemaakt op een verminderd bedrag, dient de aspirant-aanvrager de relevante bewijsstukken bij de FOD VVL in waaruit blijkt dat de beoogde houder van de toelating recht heeft op die korting op grond van de Aanbeveling 2003/361/EG. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 publiceert een lijst van de relevante bewijsstukken die op een behoorlijke wijze moeten worden ingediend.

Binnen vijvenveertig dagen na ontvangst van alle relevante bewijsstukken besluit de FOD VVL of een kmo-status wordt erkend. De erkenning van de kmo-status van een onderneming blijft gedurende twee jaar geldig voor aanvragen uit hoofde van Verordening 528/2012. Indien het Europees Agentschap voor chemische stoffen of een andere lidstaat op basis van dezelfde criteria en bewijsstukken een besluit heeft genomen over de kmo-status wordt dit besluit als zodanig toegepast tot het verstrijken van de geldigheidsduur ervan.

Indien de aanvrager geen voorafgaande erkenning van de kmo-status heeft, wordt eerst de volledige retributie aangerekend en na het bekomen van de erkenning van het statuut het verschil terugbetaald door de FOD VVL. § 3. De bevoegde overheid betaalt 60% van de geïnde retributie terug wanneer een aanvraag tot goedkeuring van een werkzame stof of een aanvraag tot toelating van een biocide, ingediend overeenkomstig respectievelijk artikel 7, lid 1, artikel 29, lid 1, artikel 34, lid 1, artikel 43, lid 3 van de Verordening 528/2012, of een aanvraag voor een kleine of belangrijke wijziging van een product overeenkomstig artikel 7 of 8 van Uitvoeringsverordening 354/2013, voor of tijdens de valideringsfase wordt verworpen of wordt ingetrokken voor de beoordeling van het dossier is opgestart. De geïnde retributie wordt niet terugbetaald indien een aanvraag wordt ingetrokken nadat de beoordeling is opgestart.

Als verscheidene personen een gezamenlijke aanvraag tot goedkeuring, tot verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof of tot toelating van een biocide overeenkomstig de Verordening 528/2012 indienen, moet slechts één retributie per aanvraag worden betaald."

Art. 4.Artikel 8 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "

Art. 8.Iedere persoon die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006, een aanvraag indient tot aanpassing of harmonisatie van de indeling en etikettering van een chemische stof, inclusief een werkzame stof in de zin van Verordening 528/2012 dient een retributie te betalen, waarvan het bedrag is vastgelegd in het tweede lid, aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten, ongeacht het feit of deze persoon reeds een retributie dient te betalen aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen, en dit, voor zover de FOD VVL zijn akkoord gegeven heeft dat België de aanvraag indient.

Het bedrag van de te betalen retributie volgens het eerst lid is als volgt vastgesteld : 1° 10.000 EUR per volledig dossier betreffende een chemische stof; 2° 2.000 EUR per gevaar waarvoor een geharmoniseerde indeling en etikettering gevraagd wordt met toepassing van artikel 36, lid 1 van Verordening 1272/2008; 3° 400 EUR per gevaar waarvoor een geharmoniseerde indeling en etikettering gevraagd wordt met toepassing van artikel 36, lid 3 van Verordening 1272/2008."

Art. 5.In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het opschrift van hoofdstuk VI wordt vervangen als volgt : "Gevaarlijke mengsels";2° artikel 9 wordt vervangen als volgt : " § 1.Tegelijk met de aangiftes van een gevaarlijk mengsel aan het "Nationaal centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties", in de zin van artikel 13 van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan of in de zin van artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006, samen met artikel 4 van het koninklijk besluit van 7 september 2012 tot vaststelling van de taal op het etiket en op het veiligheidsinformatieblad van stoffen en mengsels, en tot aanwijzing van het Nationaal Centrum ter voorkoming en behandeling van intoxicaties als orgaan bedoeld in artikel 45 van Verordening (EG) nr. 1272/2008, dient door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van dit gevaarlijk mengsel, in de zin van artikel 9, § 2, 2.2. van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan of in de zin van artikel 17, lid 1, a) van Verordening 1272/2008, een eenmalige retributie te worden betaald van 200 EUR, aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten." § 2. In geval van wijziging van de aard of hoeveelheid van een gevaarlijk component in de samenstelling van een gevaarlijk mengsel dient overeenkomstig paragraaf 1 eveneens een retributie van 200 EUR te worden betaald door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van dat gevaarlijk mengsel.

Ingeval enkel de benaming wijzigt of een gevaarlijk mengsel wordt toegevoegd aan een "gelijke groep", dient een retributie van 35 EUR te worden betaald door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen van dat gevaarlijk mengsel. Een "gelijke groep" zijn gevaarlijke mengsels van hetzelfde merk, die door eenzelfde persoon op de markt worden gebracht en die gelijk zijn wat betreft de componenten die tot de gevaarsindeling en -etikettering hebben geleid en waarbij de hoeveelheden van deze componenten mogen variëren voor zover dezelfde gevaarsindeling en -etikettering behouden blijft. § 3. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 1 en 2 zijn geen retributies verschuldigd voor : 1° gevaarlijke mengsels die in hoeveelheden van minder dan 10 kg per jaar per persoon die ze op de markt brengt op de markt worden gebracht;2° gevaarlijke mengsels die in hoeveelheden van minder dan 100 kg per jaar per persoon die ze op de markt brengt op de markt worden gebracht en uitsluitend bestemd zijn voor wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling in gecontroleerde omstandigheden;de persoon die dergelijke mengsels op de markt brengt houdt de namen van de afnemers ter beschikking van de overheid; 3° gevaarlijke mengsels die op de markt worden gebracht voor productiegericht onderzoek en ontwikkeling en die met dit doel in beperkte hoeveelheden aan een beperkt aantal geregistreerde afnemers worden geleverd voor een periode van één jaar;de persoon die dergelijke mengsels op de markt brengt, houdt de namen van de afnemers ter beschikking van de overheid; 4° in vitro diagnostica;5° analytische standaarden;6° reagentia op de markt gebracht voor gebruik in laboratoria, inbegrepen de chemielokalen van onderwijsinstellingen. § 4. In afwijking van het bepaalde in de paragraaf 1 en 2 is een retributie verschuldigd van 35 EUR aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten per jaar per gevaarlijke gasvormige stof die de verantwoordelijke voor het op de markt brengen in de loop van het jaar onder vorm van een gevaarlijk gasmengsel op de markt heeft gebracht. § 5. In afwijking van het bepaalde in paragraaf 1 is een retributie aan het voornoemde Fonds verschuldigd van 200 EUR door de verantwoordelijke voor het op de markt brengen per "gelijke groep" van gevaarlijke mengsels zoals gedefinieerd onder paragraaf 2. § 6. Iedere persoon die een aanvraag voorlegt aan de minister die wenst gebruik te maken van de bepalingen van de geheimhouding van chemische benamingen in de zin van artikel 15 van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke mengsels met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan, is gehouden een retributie van 400 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten."

Art. 6.In hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk X/1 ingevoegd die artikel 13/1 bevat, luidende : "Hoofdstuk X/1. Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden

Art. 13/1.Iedere exporteur die een kennisgeving doet met het oog op een uitvoer voorgeschreven door artikel 8, lid 8 van de Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen, is gehouden een retributie van 250 EUR per kennisgeving te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten."

Art. 7.In hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk X/2 ingevoegd die artikel 13/2 bevat, luidende : "Hoofdstuk X/2. Vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie

Art. 13/2.Iedere persoon die een dossier voorlegt aan de FOD VVL, met het oog op het verkrijgen van een vrijstelling, in toepassing van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 tot vaststelling van de voorwaarden van het indienen en behandelen van de vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie, is gehouden een retributie van 750 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten."

Art. 8.In hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk X/3 ingevoegd die artikel 13/3 bevat, luidende : "Hoofdstuk X/3. De federale databank voor milieuprofielen van bouwproducten

Art. 13/3.§ 1. Iedere persoon die, overeenkomstig artikel 3 en 5 van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 tot vaststelling van de minimumeisen voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten en voor het registreren van milieuproductverklaringen in de federale databank, een milieuproductverklaring wil registreren in de federale databank is gehouden een éénmalige retributie van 150 EUR te betalen aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten. Een milieuproductverklaring bestaat uit een productbeschrijving en een bijhorend milieuprofiel. Een milieuprofiel is een set van milieu-indicatoren, inclusief eventueel verschillende scenario's, horende bij een productbeschrijving. Een milieuprofiel is een onderdeel van een milieuproductverklaring die bestaat uit een productbeschrijving en bijhorend milieuprofiel.

Per aanvraag tot registratie is eveneens een retributie per geregistreerde productbeschrijving en per geregistreerd milieuprofiel verschuldigd.

De retributie afhankelijk van het aantal milieuprofielen bedraagt : 1° 150 EUR per milieuprofiel, voor de eerste vijf geregistreerde milieuprofielen; 2° 125 EUR per milieuprofiel, voor het zesde t.e.m. het tiende geregistreerde milieuprofiel; 3° 100 EUR per milieuprofiel, voor het elfde t.e.m. het vijftigste geregistreerde milieuprofiel; 4° 50 EUR per milieuprofiel, vanaf het eenenvijftigste geregistreerde milieuprofiel. Per geregistreerde productbeschrijving bedraagt de retributie 50 EUR. Bij elk milieuprofiel hoort minstens één productbeschrijving.

Per aanvraag tot verlenging, wijziging of uitbreiding van een geregistreerd milieuprofiel met bijvoorbeeld bijkomende of geüpdatete indicatoren, scenario's of gewijzigde indicatoren is de retributie per milieuprofiel als volgt vastgelegd : 1° 100 EUR per milieuprofiel voor de eerste vijf betroffen milieuprofielen; 2° 75 EUR per milieuprofiel voor het zesde t.e.m. het tiende betroffen milieuprofiel; 3° 60 EUR per milieuprofiel voor het elfde t.e.m. het vijftigste betroffen milieuprofiel; 4° 40 EUR per milieuprofiel vanaf het eenenvijftigste betroffen milieuprofiel. Per aanvraag tot verlenging van de geldigheid van een geregistreerd milieuprofiel zonder enige wijziging aan de productbeschrijving, het milieuprofiel, de indicatoren of de scenariobeschrijvingen bedraagt de retributie 75 EUR per milieuprofiel.

Alle bovenstaande retributies zijn ook van toepassing op : 1° groeperingen van fabrikanten bij aanvraag tot publicatie van een collectief milieuprofiel;2° fabrikanten bij de aanvraag tot publicatie van het milieuprofiel gebruik makend van een collectief milieuprofiel. § 2. Voor de aanmelding van verifiërende personen, overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 tot vaststelling van de minimumeisen voor het aanbrengen van milieuboodschappen op bouwproducten en voor het registreren van milieuproductverklaringen in de federale databank, is een retributie verschuldigd van : 1° 1.600 EUR per verifiërende persoon voor een eerste periode van vier jaar; 2° 800 EUR voor de verlenging van de geldigheid van een reeds aangemelde verifiërende persoon voor een nieuwe periode van vier jaar."

Art. 9.In hetzelfde besluit, wordt een hoofdstuk X/4 ingevoegd die artikel 13/4 bevat, luidende : "Hoofdstuk X/4. De bijdrage aan de databank voor het opvolgen van de markt van producten

Art. 13/4." Als ze gebruik maken van een databank voor het opvolgen van de markt van producten krachtens de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, dragen de andere publieke instanties bij aan de ter beschikking stelling van deze databank. De bijdrage alsook de voorwaarden voor het gebruik van deze databank maken het onderwerp uit van een protocol akkoord tussen de minister bevoegd voor Leefmilieu en de wettelijke vertegenwoordiger van de toezichthoudende autoriteit van de gebruikende publieke instantie."

Art. 10.In artikel 14 van hetzelfde besluit, worden de woorden ",13/1, 13/2 en 13/3" ingevoegd tussen de woorden "12 en 13" en de woorden "zijn slechts ontvankelijk".

Art. 11.In hetzelfde besluit, wordt een bijlage 1 ingevoegd die als bijlage 1 is gevoegd bij dit besluit.

Art. 12.In hetzelfde besluit, wordt een bijlage 2 ingevoegd die als bijlage 2 is gevoegd bij dit besluit.

Art. 13.In hetzelfde besluit, wordt een bijlage 3 ingevoegd die als bijlage 3 is gevoegd bij dit besluit.

Art. 14.De minister bevoegd voor Volksgezondheid en de minister bevoegd voor Landbouw zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 augustus 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, M. WATHELET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Mevr. C. FONCK

"Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten Bijlage 1 Indien België in het kader van artikel 7, lid 1, artikel 13, lid 3 of artikel 28, lid 5 van Verordening 528/2012 optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit voor de beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring, tot verlenging van de goedkeuring of tot opname in bijlage I van Verordening 528/2012 van een werkzame stof, gelden de retributies vermeld in onderstaande tabel.

Algemene beschrijving van de taak

Referentie artikel van Verordening 528/2012

Retributie

Beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring voor één productsoort

Artikel 7, lid 3

150.000 EUR Micro-organisme : 90.000 EUR

Beoordeling van een aanvraag tot goedkeuring per bijkomende productsoort

Artikel 7, lid 3

75.000 EUR Micro-organisme : 45.000 EUR

Beoordeling van een aanvraag tot verlenging van een goedkeuring voor één productsoort

Volledige beoordeling

Artikel 14, lid 2

150.000 EUR Micro-organisme : 90.000 EUR

Geen volledige beoordeling

Artikel 14, lid 2

75.000 EUR Micro-organisme : 45.000 EUR

Beoordeling van een aanvraag tot verlenging van een goedkeuring per bijkomende productsoort

Volledige beoordeling

Artikel 14, lid 2

75.000 EUR Micro-organisme : 45.000 EUR

Geen volledige beoordeling

Artikel 14, lid 2

40.000 EUR Micro-organisme : 25.000 EUR

Beoordeling van een aanvraag tot opname van een werkzame stof in bijlage I van Verordening 528/2012

Artikel 28, lid 5

45.000 EUR


Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, M. WATHELET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Mevr. C. FONCK

"Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten Bijlage 2 Voor werkzaamheden die België overeenkomstig Verordening 528/2012 verricht in verband met de toelating, kennisgeving of vergunning voor parallelhandel van biociden gelden de retributies vermeld in de onderstaande twee tabellen. 1° Basisretributies

Algemene beschrijving van de taak

Referentie artikel van Verordening 528/2012 (tenzij anders vermeld)

Basisretributie

Basisretributie voor micro-, kleine en middel- grote ondernemingen

Nr. Nationale toelating of toelating van de unie waarbij België overeenkomstig artikel 29, lid 1, artikel 34, lid 1 of artikel 43, lid 1 van Verordening 528/2012 optreedt als ontvangende bevoegde autoriteit, referentielidstaat of beoordelende bevoegde autoriteit voor een biocide op basis van één werkzame stof en behorende tot één productsoort

Uniek biocide

Artikel 29, lid 1 Artikel 34, lid 3 Artikel 43, lid 3

10.000 EUR tot 31/12/2014 Vanaf 1/1/2015 15.000 EUR

7.500 EUR tot 31/12/2014 Vanaf 1/1/2015 11.000 EUR

1

Uniek biocide waarbij het biocide en het gebruik identiek zijn aan het representatief biocide dat werd beoordeeld in het kader van de goedkeuring van de werkzame stof

Artikel 29, lid 1 Artikel 34, lid 3 Artikel 43, lid 3

3.000 EUR

3.000 EUR

2

Biocidefamilie

Artikel 29, lid 1 Artikel 34, lid 3 Artikel 43, lid 3

30.000 EUR

22.500 EUR

3

Verlenging van nationale toelating of van toelating van de unie overeenkomstig artikel 31, lid 1 of artikel 45, lid 3 van Verordening 528/2012 waarbij België optreedt als ontvangende of beoordelende bevoegde autoriteit

Volledige beoordeling - Uniek biocide

Artikel 31, lid 4 Artikel 46, lid 2

12.000 EUR

9.000 EUR

4

Volledige beoordeling - Biocidefamilie

Artikel 31, lid 4 Artikel 46, lid 2

20.000 EUR

15.000 EUR

5

Geen volledige beoordeling - Uniek biocide

Artikel 31, lid 4 Artikel 46, lid 2

4.000 EUR

3.000 EUR

6

Geen volledige beoordeling - Biocidefamilie

Artikel 31, lid 4 Artikel 46, lid 2

7.500 EUR

5.500 EUR

7

Verlenging van toelating onderworpen aan wederzijdse erkenning waarbij België optreedt als referentielidstaat overeenkomstig artikel 40 van Verordening 528/2012

Volledige beoordeling - Uniek biocide

Artikel 40

15.000 EUR

11.000 EUR

8

Volledige beoordeling - Biocidefamilie

Artikel 40

30.000 EUR

22.500 EUR

9

Geen volledige beoordeling - Uniek biocide

Artikel 40

7.500 EUR

5.500 EUR

10

Geen volledige beoordeling - Biocidefamilie

Artikel 40

15.000 EUR

11.000 EUR

11

Verlenging van toelating onderworpen aan wederzijdse erkenning waarbij België optreedt als betrokken lidstaat overeenkomstig artikel 40 van Verordening 528/2012

Uniek biocide

Artikel 40

1.500 EUR

1.500 EUR

12

Biocidefamilie

Artikel 40

3.000 EUR

3.000 EUR

13

Toelating of verlenging van toelating volgens de vereenvoudigde toelatingsprocedure waarbij België optreedt als beoordelende bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 26, lid 1 van Verordening 528/2012

Uniek biocide

Artikel 26, lid 2

1.500 EUR

1.500 EUR

14

Uniek biocide waarbij het biocide en het gebruik identiek zijn aan het representatief biocide dat werd beoordeeld in het kader van de opname van de werkzame stof in bijlage I

Artikel 26, lid 2

500 EUR

500 EUR

15

Biocidefamilie

Artikel 26, lid 2

2.000 EUR

2.000 EUR

16

Wijziging van producttoelating overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 354/2013 van de Commissie van 18 april 2013 betreffende wijzigingen in overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad toegelaten biociden

Belangrijke productwijziging uniek biocide of biocidefamilie

Artikel 8, lid 2 van Uitvoeringsverordening 354/2013

7.500 EUR

5.000 EUR

17

Kleine productwijziging uniek biocide of biocidefamilie

Artikel 7, lid 2 van Uitvoeringsverordening 354/2013

1.500 EUR

1.500 EUR

18

Administratieve productwijziging uniek biocide of biocidefamilie

Artikel 6, lid 1 van Uitvoeringsverordening 354/2013

150 EUR

150 EUR

19

Toelating of verlenging van toelating voor eenzelfde biocide of biocidefamilie overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 414/2013 van de Commissie van 6 mei 2013 tot vaststelling van de procedure voor de toelating van dezelfde biociden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Hof en de Raad

Uniek biocide of biocidefamilie

Artikel 3, lid 1 van Uitvoeringsverordening 414/2013

500 EUR

500 EUR

20

Kennisgeving overeenkomstig artikel 17, lid 6 van Verordening 528/2012 voor toevoeging van een biocide aan een biocidefamilie

Artikel 80, lid 2

500 EUR

500 EUR

21

Kennisgeving overeenkomstig artikel 27, lid 1 van Verordening 528/2012 voor op de markt aanbieden van een biocide volgens de vereenvoudigde toelatingsprocedure

Uniek biocide of biocidefamilie

Artikel 80, lid 2

500 EUR

500 EUR

22

Wederzijdse erkenning van toelating of van verlenging van toelating overeenkomstig artikel 33, lid 1 en artikel 34, lid 2 van Verordening 528/2012

Uniek biocide

Artikel 33, lid 1 Artikel 34, lid 3

1.500 EUR

1.500 EUR

23

Biocidefamilie

Artikel 33, lid 1 Artikel 34, lid 3

3.000 EUR

3.000 EUR

24

Goedkeuring van reeds door andere lidstaten overeengekomen wijzigingen overeenkomstig artikel 9bis van Uitvoeringsverordening 354/2013

Belangrijke productwijziging

Artikel 9bis, lid 3 van Uitvoeringsverordening 354/2013

500 EUR

500 EUR

25

Kleine productwijziging

Artikel 9bis, lid 3 van Uitvoeringsverordening 354/2013

500 EUR

500 EUR

26

Administratieve productwijziging

Artikel 9bis, lid 3 van Uitvoeringsverordening 354/2013

150 EUR

150 EUR

27

Vergunning voor parallelhandel overeenkomstig artikel 53 van Verordening 528/2012

Artikel 80, lid 2

500 EUR

500 EUR

28

Kennisgeving van een experiment of proef overeenkomstig artikel 56 van Verordening 528/2012

Artikel 80, lid 2

500 EUR

29

Vertrouwelijkheidsclaimovereenkomstig artikel 66, lid 4 van Verordening 528/2012

Per informatieonderdeel

Artikel 80, lid 2

150 EUR

150 EUR

30

Gecertifieerd kopie of vertaling van een akte naar een andere landstaal

50 EUR

50 EUR

31

Certificaat van vrije verkoop

50 EUR

50 EUR

32


2° Additionele retributies, toe te voegen bij de basisretributie. Algemene beschrijving van de taak

Additionele retributie

Nr. van basisretributie waarbij additionele retributie wordt toegevoegd

Voorlopige toelating overeenkomstig artikel 55, lid 2 van Verordening 528/2012

Uniek biocide

3.000 EUR

1

Biocidefamilie

5.000 EUR

3

Uniek biocide waarbij het biocide en het gebruik identiek zijn aan het representatief biocide dat werd beoordeeld in het kader van de goedkeuring van de werkzame stof

1.500 EUR

2

Per bijkomende werkzame stof

Uniek biocide

1.200 EUR

1,4,8, 17

Biocidefamilie

2.400 EUR

3,5,9, 17

Per bijkomende productsoort

Uniek biocide

1.200 EUR

1,4,8,14, 17

Biocidefamilie

2.400 EUR

3,5,9,16, 17

Per bijkomende gebruikscategorie

Uniek biocide

1.200 EUR

1,4,8, 17

Biocidefamilie

2.400 EUR

3,5,9, 17

Per werkzame stof waarvoor een vergelijkende evaluatie vereist is overeenkomstig artikel 23 van Verordening 528/2012

7.500 EUR

1,3,4,5,8,9

Per tot bezorgdheid aanleiding gevende stof

7.500 EUR

1,3,4,5,8,9

Indien vaststelling van maximumresidugehalte vereist is overeenkomstig artikel19, lid 1, van Verordening 528/2012

1.500 EUR

1,3,4,5,8,9


Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, M. WATHELET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Mevr. C. FONCK

Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten Bijlage 3 Voor alle werkzaamheden in verband met biociden die vallen onder art 3, 2° van het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden, met name voor biociden waarvoor volgens het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden een toelating of een aanvaarding van kennisgeving vereist is voor de termijn bepaald in artikel 89, lid 2 van Verordening 528/2012, gelden de retributies vermeld in onderstaande tabel.

Algemene beschrijving van de taak

Referentie artikel van het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden

Retributie

Aanvraag voor eerste toelating van een nieuw biocide met één of meerdere werkzame stoffen overeenkomstig artikel 5, 1° van het koninklijk besluit van 8 mei 2014 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden

Artikel 7

1.000 EUR

Aanvraag voor toelating van een biocide dat identiek is met een biocide dat in België reeds toegelaten is

Artikel 29

500 EUR

Kennisgeving

Artikel 19

500 EUR

Wijziging van kennisgeving

Artikel 21, eerste lid, 2°

150 EUR

Hernieuwing voor het verstrijken van de toelating

Artikel 13

1.000 EUR

Hernieuwing na het verstrijken van de toelating

Artikel 13

1.000 EUR

Hernieuwing van een identiek product

Artikel 13

500 EUR

Verlenging na het verstrijken van de toelating

Artikel 13

1.000 EUR

Verlenging van een identiek product

Artikel 13

Gratis

Wijziging van samenstelling (wijziging van werkzame stof of van concentratie aan werkzame stof(fen))

Artikel 10, eerste lid, 2°

250 EUR

Wijziging van toegelaten gebruik of uitbreiding van gebruik

Artikel 10, eerste lid, 2°

250 EUR

Overdracht van toelating (van een firma naar een andere firma)

Artikel 10, eerste lid, 2°

150 EUR

Verandering van naam van de firma die houder is van de toelating

Artikel 10, eerste lid, 2°

150 EUR

Verandering van naam van het toegelaten product

Artikel 10, eerste lid, 2°

150 EUR

Aanvraag voor CLP-etikettering

Artikel 10, eerste lid, 2°

150 EUR

Aanvraag vergunning voor parallelhandel

Artikel 26

150 EUR + 75 EUR per bijkomend land van oorsprong

Kennisgeving van experiment of proef in kader van onderzoek en ontwikkeling

Artikel 34

500 EUR

Gecertifieerde kopie of vertaling van een akte van toelating/kennisgeving naar een andere landstaal

25 EUR

certificaat van vrije verkoop

25 EUR


Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 4 augustus 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 november 2011 tot vaststelling van de retributies en bijdragen verschuldigd aan het Begrotingsfonds voor de grondstoffen en de producten.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, M. WATHELET De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Mevr. C. FONCK

^