Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 juli 2001
gepubliceerd op 31 oktober 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de toekenning van een premie aan gesyndiceerde werklieden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012626
pub.
31/10/2001
prom.
04/07/2001
ELI
eli/besluit/2001/07/04/2001012626/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JULI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de toekenning van een premie aan gesyndiceerde werklieden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 1995, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, betreffende de toekenning van een premie aan gesyndiceerde werklieden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juli 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 oktober 1995 Toekenning van een premie aan gesyndiceerde werklieden (Overeenkomst geregistreerd op 21 mei 1996 onder het nummer 41821/CO/117) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren tot het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel.

Men verstaat onder : - "werklieden", de werklieden en werksters; - "overeenkomst", de collectieve arbeidsovereenkomst; - "V.Z.W. », vereniging zonder winstoogmerk. HOOFDSTUK II. - Algemeenheden

Art. 2.In geval van goede uitvoering van de paritaire overeenkomsten afgesloten tussen de vakorganisaties en werkgevers van de petroleumnijverheid en -handel, zal er door deze laatsten, op het einde van ieder jaar der beschouwde periode van sociale programmatie, een premie worden toegekend uitsluitend aan de rechthebbende gesyndiceerde werklieden.

Men verstaat onder : a) "goede uitvoering der afgesloten paritaire overeenkomsten" het feit dat de vakorganisaties zich tijdens deze periode onthouden van nieuwe eisen te stellen en geschillen uit te lokken, welke ook, van deze beide, hun aard en omvang weze;b) "gesyndiceerde werklieden", de bij één der in de schoot van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel erkende vakorganisaties aangesloten werklieden. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden

Art. 3.Hebben recht op de premie : a) De sedert 1 januari van het jaar waarop de premie betrekking heeft gesyndiceerde werklieden.b) De op brugpensioen gestelde gesyndiceerde werklieden.c) De gesyndiceerde werklieden die tijdens het jaar waarop de premie betrekking heeft met wettelijk pensioen of met brugrustpensioen gaan hebben recht op de volledige premie.d) De weduwen van alle hiervoren bedoelde gesyndiceerde werklieden, die in de loop van het jaar waarop de premie betrekking heeft zijn overleden, hebben recht op de voor het jaar van overlijden voorziene volledige premie, voor zover de werklieden op 1 januari van het jaar van overlijden in dienst waren.e) De gesyndiceerde werklieden, opgeroepen om hun legerplicht te vervullen, hebben recht op de premie, in zover deze werklieden, als gesyndiceerden, hun bijdrage aan een vakvereniging blijven betalen;in geen geval mag deze betaling worden ingeroepen om deze van andere premies in gelijkaardige voorwaarden te verlangen. f) De zieke of door een ongeval getroffen gesyndiceerde werklieden : de periode van deze arbeidsongeschiktheid wordt gelijkgesteld met werkelijke arbeid.Daarenboven zullen werklieden, die gedurende het gehele jaar ziek zijn, de op dit jaar betrekking hebbende premie ontvangen, op voorwaarde dat deze werklieden, als gesyndiceerden, hun bijdrage aan hun vakvereniging blijven betalen; in geen geval mag deze betaling worden ingeroepen om deze van andere premies in gelijkaardige voorwaarden te verlangen. g) De gesyndiceerde werklieden met een contract op proef aangeworven, die door een contract van onbepaalde duur gebonden zijn op het ogenblik van de controleprocedure over het lidmaatschap bij een vakorganisatie, en wier arbeid in proefverband onmiddellijk aan hun aanwerving voor onbepaalde duur voorafgaat.h) De gesyndiceerde werklieden die vrijwillig de onderneming verlaten hebben in de loop van het jaar volgend op datgene waarop de premie slaat, hebben hierop recht.Zij hebben er geen recht op, indien hun ontslag gegeven werd in het jaar waarop de premie slaat. i) De gesyndiceerde werklieden die slechts deeltijds werken hebben recht op de helft van de premie, zo hun arbeid minder dan vier uur per dag beloopt, en op de gehele premie zo deze arbeid vier uur of meer per dag beloopt.j) De werklieden met een contract voor bepaalde duur aangeworven (tijdelijke werklieden) hebben recht op de premie, pro rata hun maandelijkse prestaties. Onder voorbehoud van hetgeen hiervoor bepaald wordt, betreffende de weduwen van gesyndiceerde werklieden en betreffende op rust gestelde gesyndiceerde werklieden, is het zo dat de gesyndiceerden die slechts een gedeelte van het jaar waarop de premie betrekking heeft gewerkt hebben, deze premie slechts zullen ontvangen pro rata temporis van hun arbeid tijdens dat jaar.

Hetzelfde geldt voor de gesyndiceerde werklieden, die in de loop van dat jaar bedienden zijn geworden. HOOFDSTUK IV. - Betaling van de werkgeversbijdrage

Art. 4.Teneinde over de voor de uitkering van de premie aan gesyndiceerde werklieden noodzakelijke fondsen te beschikken wordt, het in de schoot van de Belgische Petroleum Federatie opgericht "Waarborgfonds", gespijsd door een jaarlijkse werkgeversbijdrage.

Deze bijdrage is verschuldigd door alle werkgevers die tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren.

Deze bijdrage wordt berekend a rato van 2 500 BEF per al dan niet gesyndiceerde arbeider, voorkomend op de loonlijst. Voor de werklieden, die slechts een deel van het jaar in dienst waren, zal de bijdrage prorata temporis van het aantal maanden arbeid worden betaald, met dien verstande dat een begonnen maand in haar geheel verschuldigd is (208 BEF per maand).

Niettemin is de volledige bijdrage van 2 500 BEF verschuldigd voor de gevallen van op rust gestelde werklieden of overleden gehuwde werklieden voor zover deze laatsten op 1 januari van het jaar van overlijden in dienst waren.

Voor de werklieden met conventioneel brugpensioen bedraagt de bijdrage : - 2 00 BEF voor het dienstjaar tijdens hetwelk ze met brugpensioen worden gesteld; - 1 800 BEF voor de erop volgende dienstjaren en het laatste jaar prorata temporis (maandelijks pro rata : 150 BEF).

Er wordt geen bijdrage betaald voor de werklieden op proef, zomin als voor de werklieden die het bedrijf in de loop van het jaar waarop de premie slaat vrijwillig hebben verlaten, tenzij deze werklieden aan de voorwaarden voldoen. zoals bedoeld onder artikel 3.

Op basis van de hierboven vermelde gegevens, storten de werkgevers hun bijdragen, voor 1 maart volgend op het jaar waarop de premie betrekking heeft, op de bankrekening 210-0472509-74 van het "Waarborgfonds" dat beheerd wordt door de Belgische Petroleum Federatie.

Voor 15 maart stort het "Waarborgfonds" de ontvangen bijdrage integraal op de bankrekening nr 430-0807001-49 van het Sociaal Fonds van de arbeiders der petroleumnijverheid en -handel V.Z.W., Hoogstraat 26-28, te 1000 Brussel.

Het "Sociaal Fonds van de arbeiders der petroleumnijverheid en -handel V.Z.W. » verdeelt de ontvangen bijdrage over de door het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel erkende vakorganisaties, op basis van het aantal gesyndiceerden van het voorgaande dienstjaar. HOOFDSTUK V. - Bedrag van de premie

Art. 5.Het bedrag van de jaarlijkse premie beloopt 2 500 BEF per gesyndiceerd rechthebbende arbeider (maandelijks prorata : 208 BEF).

Voor de op conventioneel brugpensioen gestelde werklieden beloopt de premie : - 2 500 BEF voor het dienstjaar tijdens hetwelk ze op conventioneel brugpensioen werden gesteld; - 1 800 BEF voor de erop volgende dienstjaren, en het laatste jaar prorata temporis (maandelijks pro rata : 150 BEF). HOOFDSTUK VI. - Uitkeringsmodaliteiten

Art. 6.Iedere werkgever welke ressorteert tot het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel stelt een samenvattende lijst op van zijn werkliedenpersoneel. De lijst bevat volgende gegevens : - individuele pensioenrekening; - naam, voornaam en volledig adres; - in voorkomend geval : datum van indienst- of uitdiensttreding; - het bedrag van de betaalde bijdrage per arbeider.

Van deze samenvattende lijsten worden twee exemplaren overgemaakt aan de Belgische Petroleum Federatie. Deze laatste maakt één exemplaar over aan het « Sociaal Fonds der arbeiders van de petroleumnijverheid en -handel V.Z.W. ».

Men verstaat onder werkliedenpersoneel, al de handarbeiders, die op de loonlijst van de maatschappij voorkomen of voorkwamen in de loop van het jaar waarop de premie betrekking heeft, met uitzondering evenwel van de op proef aangeworven werklieden en deze die het bedrijf vrijwillig hebben verlaten.

Er zal met de hierboven vermelde uitzondering geen rekening worden gehouden voor : - de op proef aangeworven werklieden, indien deze op het ogenblik van de controleprocedure over het lidmaatschap bij de vakorganisatie, aangeworven zijn in het raam van een arbeidscontract voor onbepaalde duur, en indien deze aanwerving onmiddellijk op de proefperiode volgt.

In dit geval zal het werk tijdens de proef verricht, gelijkgesteld worden met het werk in het raam van een arbeidscontract voor onbepaalde duur; - de werklieden die vrijwillig het bedrijf hebben verlaten, zo hun ontslag in het jaar volgend op dit waarop de premie slaat, gegeven werd.

Voor de bruggepensioneerden worden eveneens samenvattende lijsten opgemaakt.

Er wordt dezelfde procedure gevolgd als voor de andere werklieden.

Art. 7.Door de ondernemingen worden op naam van elke arbeider welke vermeld wordt op de samenvattende lijsten, kaarten van rechthebbende opgemaakt. Voor de bruggepensioneerden worden afzonderlijke kaarten van rechthebbende opgemaakt.

Vanaf 15 december en ten laatste op 15 januari daaropvolgend worden door de ondernemingen, de kaarten van rechthebbende, individueel aan de betrokkenen uitgereikt. In akkoord met de syndicale organisaties kunnen zij te hunner beschikking worden gehouden bij de personeelsoverste of zijn vertegenwoordiger.

De kaarten van rechthebbende als bruggepensioneerde worden door de ondernemingen per post aan de belanghebbenden overgemaakt.

Op de achterzijde van de kaarten van rechthebbende worden voor de gesyndiceerden de instructies vermeld die op punt gesteld zijn door het sociaal fonds in overleg met de Belgische Petroleum Federatie.

Wanneer de ondernemingen een duplicaat uitreiken, moet dit op de kaart vermeld worden.

De kaarten van rechthebbenden worden door het "Waarborgfonds" aan de ondernemingen ter beschikking gesteld.

Art. 8.De controle van het lidmaatschap gebeurt tussen 15 januari en 1 februari volgend op het dienstjaar.

Ten laatste op 15 februari maken de gewestelijke secretarissen de kaarten van rechthebbende over aan de nationale vakorganisaties.

Art. 9.Met de betaling van de syndicale premies wordt gestart vanaf 1 april volgend op het dienstjaar.

Na 1 april verricht iedere vakorganisatie naar eigen goeddunken de betalingen tot 15 mei daaropvolgend.

Indien er nog kaarten van rechthebbende na 15 mei op de nationale vakorganisaties toekomen, worden zij uitbetaald met de premies van het volgend dienstjaar.

Art. 10 De nationale vakorganisaties rekenen op de uitbetaalde premies af met het « Sociaal Fonds van de arbeiders van de petroleumnijverheid en -handel V.Z.W. » ten laatste op 31 mei volgend op het dienstjaar.

De afrekening gebeurt per onderneming.

Het saldo van het ontvangen voorschot wordt ofwel door het sociaal fonds aangezuiverd of door de vakorganisaties aan het sociaal fonds teruggestort naargelang dit saldo negatief of positief is.

Ten laatste op 15 juni volgend op het dienstjaar, rekent het sociaal fonds de uitbetaalde premies af met het "Waarborgfonds".

Het saldo voortkomend van de niet gesyndiceerde werklieden verminderd met de administratievergoeding wordt door het sociaal fonds aan het "Waarborgfonds" teruggestort.

Het eventueel saldo voortkomend van de bruggepensioneerden wordt bijgehouden door het sociaal fonds. HOOFDSTUK VII. - Reserves "Waarborgfonds"

Art. 11.Uiterlijk op 31 december deelt de Belgische Petroleum Federatie aan het sociaal fonds de toestand van de reserves mede.

Door het "Waarborgfonds" worden in gemeenschappelijk overleg met de vakorganisaties, de reserves aangewend voor overeengekomen doeleinden. HOOFDSTUK VIII. - Controle op de betalingen

Art. 12.Deze controle kan in de zetel van het sociaal fonds door een beëdigd boekhouder verricht worden.

Jaarlijks verstrekt het sociaal fonds de globale gegevens over de graad van syndicalisatie en de verdeling naargelang de vakbonden aan de Belgische Petroleum Federatie. HOOFDSTUK IX. - Geldigheidsduur

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1995 (dit wil zeggen slaande op het dienstjaar 1994) en wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Zij kan worden opgezegd met een opzegging van drie maand betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^