Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 juli 2004
gepubliceerd op 14 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, tot wijziging van de statuten van het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid »

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004201931
pub.
14/09/2004
prom.
04/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/04/2004201931/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, tot wijziging van de statuten van het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid » (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 september 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, tot coördinatie van de statuten van het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid », algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 november 2001, een laatste maal gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 september 2001, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 juni 2003;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003, gesloten in het het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, tot wijziging van de statuten van het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid ».

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 28 november 2001, Belgisch Staatsblad van 17 januari 2002.

Koninklijk besluit van 19 juni 2003, Belgisch Staatsblad van 19 september 2003.

Bijlage Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 november 2003 Wijziging van de statuten van het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid » (Overeenkomst geregistreerd op 13 januari 2004 onder het nummer 69274/CO/120)

Artikel 1.Artikel 7, 2e alinea van de statuten wordt vervangen door volgende tekst : « Voor de eerste zes dagen tijdelijke werkloosheid om economische redenen die vallen tijdens de referteperiode vastgesteld door de raad van beheer van het fonds wordt op de voormelde aanvullende werkloosheidsvergoeding een niet-terugvorderbaar voorschot van 3 450 BEF aan de rechthebbenden toegekend. Vanaf het jaar 1999 wordt het niet-terugvorderbaar voorschot op 4 450 BEF gebracht. Ditzelfde niet-terugvorderbaar voorschot wordt vanaf het jaar 2000 op 115,27 EUR (4 650 BEF) gebracht. Vanaf het jaar 2003 wordt dit niet-terugvorderbaar voorschot verhoogd tot 123,90 EUR. ».

Art. 2.Artikel 7, 4e alinea van de statuten wordt vervangen door volgende tekst : « Zonder afbreuk te doen aan hetgeen voorafgaat, wordt dit voorschot vanaf het jaar 2001 aan de bruggepensioneerde werklieden die onder het sectoriëel brugpensioenstelsel vallen toegekend tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. »

Art. 3.Artikel 7, 7e en 8e alinea van de statuten wordt vervangen door de volgende tekst : « Vanaf de zevende dag tijdelijke werkloosheid om economische redenen wordt voor maximum 80 dagen tijdelijke werkloosheid om economische redenen per refertedienstjaar een aanvullende werkloosheidsvergoeding toegekend van 4,46 EUR (180 BEF) per dag tijdelijks werkloosheid om economische redenen voor de in artikel 5, b) tweede alinea bedoelde werklieden. Vanaf het jaar 2001 wordt voormeld dagbedrag van 4,46 EUR (180 BEF) op 4,96 EUR (200 BEF) gebracht. »

Art. 4.Na artikel 7 wordt een artikel 7bis ingevoegd : «

Art. 7bis.Voor het jaar 2001 en 2002 wordt telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 pct. van de jaarlonen (aan 100 pct.) ter beschikking gesteld voor het bevorderen van de internationale solidariteit.

Voor het jaar 2003 en 2004 wordt telkens een bedrag overeenstemmend met een bijdrage van 0,05 pct. van de jaarlonen (aan 100 pct.) ter beschikking gesteld voor het bevorderen van de internationale solidariteit. »

Art. 5.Artikel 8, punt e) van de statuten wordt vervangen door volgende tekst : « e) Met ingang van het schooljaar 1999-2000 treedt het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid » niet langer op als werkgever voor de jongeren met industriële leerovereenkomst. Vanaf voornoemd tijdstip treedt de onthaalonderneming zelf op als werkgever. Dat betekent dat de jongere een industriële leerovereenkomst afsluit met de onthaalonderneming als werkgever en niet meer (zoals tot en met het schooljaar 1998-1999) met het fonds. De onderneming staat bijgevolg ook zelf in voor de betaling van de maandelijkse leervergoeding aan de leerling.

De financiële tussenkomst van de onthaalonderneming in de kost van het stelsel, zoals vastgesteld in littera d) hiervoor, wordt vanaf het schooljaar 1999-2000 gewijzigd in een forfaitaire tussenkomst van 1.239,47 EUR (50 000 BEF) voor een eerstejaarsleerling en 1.735,25 EUR (70 000 BEF) voor een tweedejaarsleerling.

De kost van de leervergoeding, vermeerderd met de sociale lasten, evenals de tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten, worden door de werkgever gefactureerd aan het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid », na aftrek van het voormelde bedrag van respectievelijk 1.239,47 EUR (50 000 BEF) of 1.735,25 EUR (70 000 BEF). Indien de werkgever voor de opleiding van de jongere vanwege de bevoegde overheid een premie of een tussenkomst in de kosten ontvangt, wordt dit bedrag afgetrokken van de terugvordering bij het voornoemde fonds.

Met ingang van het schooljaar 2002-2003 doet het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid » een tegemoetkoming van 600 EUR aan de centra deeltijds onderwijs, per leerling die een textielopleiding volgt en met een industriële leerovereenkomst verbonden is met een onthaalonderneming uit de textielnijverheid. Deze tegemoetkoming, dienstig voor de inrichting van de beroepsgerichte vorming door de centra deeltijds onderwijs, wordt toegekend conform de modaliteiten vastgesteld door de raad van beheer van het fonds. »

Art. 6.Na artikel 9bis van de statuten wordt een artikel 9ter ingevoegd met volgende tekst : «

Art. 9ter.In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2003-2004 doet de textielsector een bijkomende inspanning op het vlak van de vorming en opleiding. Deze bijkomende inspanning wordt gerealiseerd door een bijdrage op de lonen van de jaren 2003 en 2004.

Aldus levert de textielsector zijn aandeel tot de uitvoering van het engagement om bijkomende inspanningen op het vlak van permanente vorming te doen, met als doel België op het traject te zetten dat na zes jaar leidt tot het gemiddelde niveau van de drie buurlanden.

Voor de jaren 2003 en 2004 wordt door de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 2003 gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk een trekkingsrecht, ten belope van maximum 0,10 pct. van de loonmassa, ingevoerd. Het trekkingsrecht wordt toegekend aan de onderneming die uiterlijk op 15 december 2003 een door de ondernemingsraad goedgekeurd opleidingsplan indient bij het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid ».

Bij ontstentenis van een ondernemingsraad dient het opleidingsplan goedgekeurd te worden door de syndicale delegatie of bij ontstentenis ervan, door het regionaal contactcomité.

Het bewijs van de in 2003 gedane kosten voor opleidingen in het kader van het goedgekeurd opleidingsplan dient tegen uiterlijk 31 maart 2004 bij het fonds ingediend te worden. Voor de opleidingen die in 2004 gerealiseerd worden, dient het bewijs van de gedane kosten uiterlijk tegen 31 maart 2005 bij het fonds te worden ingediend.

Het « Waarborg- en Sociaal Fonds der textielnijverheid » wordt belast met de uitbetaling van dit trekkingsrecht ten laste van de sector « Opleiding ». Het trekkingsrecht stemt overeen met het bedrag vermeld op het bewijs van gedane kasten, zonder dat het trekkingsrecht hoger kan zijn dan de bijdrage van 0,10 pct. op de brutolonen aan 108 pct. van de werklieden die door de onderneming voor het betrokken jaar werd betaald aan het fonds. »

Art. 7.Artikel 10, punt a), 3e alinea van de statuten wordt vervangen door volgende tekst : « De bijkomende werkloosheidsvergoeding van 85 BEF per dag, die tijdens de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 op 100 BEF per dag werd gebracht, wordt vanaf 1 januari 1997 op 2,48 EUR (100 BEF) per dag vastgesteld. »

Art. 8.Artikel 10, punt c) van de statuten wordt vanaf de 6de alinea vervangen door volgende tekst : « Aan de werklieden die vanaf 1997 worden afgedankt om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding tenminste de leeftijd van 50 jaar hebben bereikt, wordt een bijkomende werkloosheidsvergoeding van 2,48 EUR (100 BEF) per dag toegekend gedurende een periode van maximum 10 jaar. Nochtans moet deze vergoeding, die wordt uitgekeerd aan de gewezen arbeider die werkloosheidsuitkeringen als volledig werkloze geniet, in totaal onder het bedrag blijven van 7.436,81 EUR (300 000 BEF).

Aan de invalide werklieden, die tijdens de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 worden afgedankt om welke reden ook, behoudens om zwaarwichtige redenen, wordt gedurende maximum 60 maanden een bijkomende vergoeding toegekend waarvan het bedrag identiek is aan dat van de bijkomende werkloosheidsvergoeding waarvan sprake in littera a).

Vanaf 1997 wordt aan de langdurig zieke werklieden die worden afgedankt om welke redenen ook, behoudens om zwaarwichtige reden, gedurende een periode van maximum 36 maanden een bijkomende ziektevergoeding van 2,48 EUR (100 BEF) per dag toegekend.

Als « langdurig zieke » worden beschouwd : de werklieden die gedurende een ononderbroken periode van minimum zes maanden arbeidsongeschikt zijn ingevolge ziekte of ongeval van gemeen recht.

Voor de arbeider die in de periode van 1 januari 2001 tot 31 december 2002 wordt afgedankt om welke reden ook, behoudens zwaarwichtige reden, en op het ogenblik van de uitdiensttreding tenminste de leeftijd van 54 jaar heeft bereikt, wordt de bijkomende werkloosheidsvergoeding van 2,48 EUR (100 BEF) op 3,72 EUR (150 BEF) per dag gebracht.

Tijdens de jaren 2003 en 2004 wordt dit stelsel verdergezet.

Deze vergoeding kan niet gecumuleerd worden met het stelsel van het conventioneel brugpensioen noch met het wettelijke pensioenstelsel.

De voorwaarden om recht te hebben op deze verhoogde bijkomende werkloosheidsvergoeding zijn : - 40 jaar beroepsloopbaan bewijzen overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 5, van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992), en - 20 jaar beroepsloopbaan bewijzen in de textielsector, dit wil zeggen 20 jaar verbonden zijn geweest met een arbeidsovereenkomst met één (of meerdere) werkgever(s) die afhangt(en) van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk. »

Art. 9.Artikel 11 van de statuten wordt aangevuld met volgende alinea : « Vanaf 2003 wordt met betrekking tot de toekenning van de anciënniteitsdag(en) volgende uitbreiding voorzien : wanneer een arbeider wordt afgedankt ingevolge herstructurering zoals bepaald in artikel 9 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 inzake werkloosheid, ingevolge een sluiting of een faling, wordt de anciënniteit verworven bij de werkgever die afdankt behouden, voorzover de arbeider in dienst treedt van de nieuwe werkgever binnen de 6 maanden (182 kalenderdagen) volgend op de dag dat de tewerkstelling bij de vorige werkgever een einde heeft genomen. »

Art. 10.Artikel 14, 3e alinea van de statuten wordt vervangen door volgende tekst : « De dagen waarop de arbeidsovereenkomst geschorst is omwille van arbeidsongeschiktheid worden gelijkgesteld met effectieve prestaties op de wijze bepaald in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie der werknemers (Belgisch Staatsblad van 6 april 1967). Voor deze dagen van gelijkstelling gebeurt de berekening van de vergoeding op het fictief referteloon bepaald op 24,79 EUR (1.000 BEF) per gelijkgestelde dag ongeacht de leeftijd. »

Art. 11.Artikel 20, punt e) wordt vervangen door volgende tekst : « e) voor de financiering van de in artikel 9, artikel 9bis en artikel 9ter bedoelde « bijkomende vormingsinspanning », beschikt het fonds over de bijdrage bepaald bij artikel 21, littera e) ; ».

Art. 12.Artikel 20, punt f) wordt vervangen door volgende tekst : « f) voor de financiering van de in artikel 11 bedoelde « dagen bezoldigde afwezigheid », beschikt het fonds over de bijdrage bepaald bij artikel 21, littera b). »

Art. 13.Artikel 21, punt a) wordt aangevuld met volgende alinea : « Vanaf de eerste inning van het jaar 2003 wordt deze bijdrage vastgesteld op 2,15 pct. Gelet op de bijdrage-inningskalender zoals bepaald in artikel 22 wordt om praktische redenen, deze verhoging van 0,20 pct. niet toegepast bij de eerste en tweede inning en wordt de bijdragevoet voor de derde en vierde inning op 2,35 pct. vastgesteld.

Vanaf de eerste inning van het jaar 2004 wordt de bijdrage terug op 2,15 pct. gebracht. »

Art. 14.Artikel 21, punt c) wordt aangevuld met volgende alinea : « Vanaf 1 januari 2003 en voor de jaren 2003 en 2004 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,20 pct. »

Art. 15.Artikel 21, punt d) wordt aangevuld met volgende alinea : « Vanaf de eerste inning van het jaar 2003 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,30 pct. Gelet op de bijdrage-inningskalender zoals bepaald in artikel 22 wordt, om praktische redenen, deze verhoging van 0,10 pct. niet toegepast bij de eerste en tweede inning en wordt de bijdragevoet voor de derde en vierde inning op 0,40 pct. vastgesteld.

Vanaf de eerste inning van het jaar 2004 wordt de bijdrage terug op 0,30 pct. gebracht. »

Art. 16.Artikel 21, punt e) wordt aangevuld met volgende alinea : « Vanaf 1 januari 2003 en voor de jaren 2003 en 2004 wordt deze bijdrage vastgesteld op 0,10 pct. »

Art. 17.Artikel 27, punt 3) wordt vervangen door volgende tekst : « 3) de toekenning en de financiering van de verbintenissen waarvan sprake in de artikels 8, 9, 9bis en 9ter. »

Art. 18.Artikel 27, punt 5) wordt vervangen door volgende tekst : « 5) de toekenning en de terugbetaling van de kost van de bezoldigde afwezigheidsdag(en) waarvan sprake in artikel 11. »

Art. 19.Artikel 28, 3e en laatste alinea wordt vervangen door volgende tekst : « Het vermogen van het fonds op het ogenblik van de vereffening krijgt volgende bestemming : de werklieden bedoeld in artikel 5, b), tweede alinea, ontvangen, vanaf de datum van het in vereffening stellen van het fonds en tot volledige uitputting van het vermogen van het fonds de toelagen voorzien bij artikel 7, laatste lid, vanaf de eerste werkloosheidsdag tot maximum dertig dagen per dienstjaar. »

Art. 20.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is voor onbepaalde tijd gesloten en heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

In de voorwaarden bepaald in artikel 4 van de statuten kan ze op verzoek van één der ondertekenende partijen opgezegd worden met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden betekend per aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^