Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 juli 2004
gepubliceerd op 08 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202194
pub.
08/09/2004
prom.
04/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/04/2004202194/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen, betreffende het nationaal akkoord 2001-2002.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2001 Nationaal akkoord (Overeenkomst geregistreerd op 28 augustus 2002 onder het nummer 63793/CO/142.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen.

Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK II. - Kader

Art. 2.Voorwerp Deze overeenkomst is gesloten met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2001-2002, gesloten op 22 december 2000.

Dit nationaal akkoord wordt neergelegd op de Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten.

De algemeen bindend verklaring bij koninklijk besluit van dit nationaal akkoord wordt gevraagd. HOOFDSTUK III. - Inkomenzekerheid

Art. 3.Koopkracht Afdeling 1. - Verhoging van de effectieve en minimumuurlonen

- Op 1 mei 2001 worden alle effectieve en minimumuurlonen verhoogd met 1 pct. (regime 38 uren/week); - Op 1 januari 2002 worden alle effectieve en minimumuurlonen verhoogd met 1 pct. (regime 38 uren/week); - Op 1 oktober 2002 worden alle effectieve en minimumuurlonen verhoogd met 1 pct. (regime 38 uren/week).

De collectieve arbeidsovereenkomst "uurlonen" van 16 juni 1999 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur. Afdeling 2. - Invulling op ondernemingsvlak

De voorziene loonsverhoging op 1 januari 2002 van 1 pct. kan op ondernemingsvlak (op voorwaarde dat de effectieve lonen nooit lager kunnen zijn dan het nationaal minimumbarema) omgezet worden in een gelijkwaardig voordeel. Indien dit overleg op ondernemingsniveau tegen uiterlijk 1 december 2001 niet leidt tot een collectieve arbeidsovereenkomst, wordt dit budget omgezet in een algemene verhoging van de effectieve lonen met 1 pct. op 1 januari 2002. Afdeling 3. - Indexering

Conform artikel 5 tot en met 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst "loonvorming" van 16 juni 1999 worden op 1 mei 2001 en 1 mei 2002 de minimumuurlonen en de werkelijk betaalde lonen aangepast aan de reële index.

Art. 4.Vervoerskosten De ondertekenende partijen bevestigen dat vanaf 1 april 2001 - rekening houdend met het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 22 december 2000, rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst 19sexies en conform de collectieve arbeidsovereenkomst "vervoerskosten" van 22 mei 1991 - de tussenkomst van de onderneming in de vervoerkosten voor een arbeider die beroep doet op : - het vervoer per spoor; - of ander gemeenschappelijk openbaar vervoer; - of gebruik maakt van gemengde vervoermiddelen, wordt berekend op basis van het barema dat is opgenomen als bijlage van het koninklijk besluit dat getroffen wordt in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMBS ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1962), voor het aantal kilometers dat overeenkomt met de afstand tussen de verblijfplaats van de werknemer en de onderneming.

Art. 5.Sociaal fonds § 1. Vanaf 1 juni 2001 (voor onbepaalde duur) wordt de aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke en volledige werkloosheid, oudere werklozen vastgesteld op 5 EUR per werkloosheidsuitkering en 2,5 EUR per halve werkloosheidsuitkering. § 2. Vanaf 1 juni 2001 (voor onbepaalde duur) wordt de vergoedingsperiode bij tijdelijke en volledige werkloosheid van 120 op 150 dagen per kalenderjaar gebracht. § 3. Vanaf 1 juni 2001 (voor onbepaalde duur) hebben de schoolverlaters, die nog geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering, tijdens hun wachtperiode recht op de aanvullende werkloosheidsvergoeding van 5 EUR bij tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie of tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen. § 4. De aanvullende vergoeding in geval van brugpensioen wordt vanaf 1 januari 2002 integraal overgenomen door het Sociaal Fonds, en dit vanaf de sectorale leeftijd brugpensioen met een minimumvergoeding van 5 EUR per dag. § 5. De basisbijdrage van 0,75 pct. wordt met ingang van 1 oktober 2001 voor onbepaalde tijd verhoogd met 0,1 pct.

De collectieve arbeidsovereenkomst inzake "statuten sociaal fonds" van 19 december 1991 zal in die zin worden aangepast voor onbepaalde duur. HOOFDSTUK IV. - Werkzekerheid

Art. 6.Werkzekerheidsclausule Voor de duur van het akkoord 2001-2002 worden de aanbevelingen inzake werkzekerheid voorzien in artikel 3.1. van het nationaal akkoord 1999-2000 verlengd : « Voor de duur van dit akkoord zal in geen enkele onderneming overgegaan worden tot afdankingen om economische redenen vooraleer alle andere tewerkstellingsbehoudende maatregelen met inbegrip van tijdelijke werkloosheid uitgeput zijn.

Wanneer zich echter onvoorzienbare en onvoorziene economische en/of financiële omstandigheden zouden voordoen, waardoor bijvoorbeeld tijdelijke werkloosheid of andere equivalente maatregelen sociaal-economisch onhoudbaar worden, zal de toestand paritair onderzocht en besproken worden op het gepaste niveau in functie van een na te streven oplossing. »

Art. 7.Sectorale tewerkstellingscel Binnen de bestaande Educam-werking zal een sectorale tewerkstellingscel worden ingevoerd. Deze cel dient zich in eerste instantie te richten op het afstemmen van vraag en aanbod in de sector (onder meer via een vacaturebank). In tweede instantie dient de wedertewerkstellingsbegeleiding van ontslagen of met ontslag bedreigde arbeiders - met inbegrip van aanvullende opleidingen en begeleiding in het sollicitatietraject - het behoud van tewerkstelling binnen de sector mogelijk te maken.

Een paritaire werkgroep in de schoot van Educam zal dit binnen de duurtijd van het akkoord verder uitwerken.

Art. 8.Uitzendarbeid en onderaanneming Voor de duur van het akkoord 2001-2002 worden de aanbevelingen inzake werkzekerheid voorzien in artikel 3.2. van het nationaal akkoord 1999-2000 verlengd : § 1. Het beroep op de contracten voor uitzendarbeid zal beperkt worden tot de in de wet van 24 juli 1987, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de onderneming (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1987) voorziene gevallen, met inachtname van het uitzonderingskarakter van dit regime.

De raadplegingsprocedure, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomsten nrs. 36, 58 en 58bis van de Nationale Arbeidsraad waarbij de vakbondsafvaardiging, en bij ontstentenis de werknemersorganisaties, voorafgaand haar/hun toestemming moeten verlenen inzake het gebruik van uitzendkrachten in de onderneming, zal strikt worden toegepast. § 2. Partijen bevelen aan het beroep op contracten van onderaanneming te beperken en engageren zich om alle maatregelen te nemen om praktijken inzake schijnzelfstandigheid uit te roeien.

Art. 9.Opzeggingstermijnen In uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 zullen vanaf 1 juli 2002 de opzegtermijnen in de sector aangepast worden, conform deze van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 75. HOOFDSTUK V. - Vorming en opleiding De ondertekenende partijen verklaren zich akkoord om rekening houdend met de huidige principes, in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen een collectieve arbeidsovereenkomst op 10 mei 2001, een collectieve arbeidsovereenkomst betreffende vorming en opleiding voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002, af te sluiten.

Art. 10.Risicogroepen - Bevestiging van de bijdrage van 0,15 pct.; - Finalisering van de sectorovereenkomst deeltijds onderwijs en proefprojecten middenstandsopleiding; - Verlenging van de bepalingen met betrekking tot instroom risicogroepen.

Art. 11.Recht op permanente vorming - Bevestiging van de bijdrage van 0,15 pct.; - Voor duurtijd van het akkoord vergroten van de opleidingsmogelijkheden door naast erkende ook geregistreerde opleidingen te voorzien; - Onderzoek naar beschikbare en noodzakelijke middelen voor Educam en eventueel gebruik van de reserves om stimuli te voorzien en om bijkomende opdrachten te kunnen uitvoeren; - Principerecht op remediëren voor erkende opleidingen; - Samenwerking en wederzijdse erkenning/registrering Educam-Cevora-opleidingen; - Educam kan ten experimentele titel beperkte zelfbedruipende commerciële activiteiten ontwikkelen zonder haar basisopdrachten in het gedrang te brengen. HOOFDSTUK VI. - Loopbaanplanning

Art. 12.Tijdskrediet en loopbaanvermindering § 1. Het recht op halftijds en voltijds tijdskrediet dat conform de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomt nr. 77 maximaal 1 jaar bedraagt kan op ondernemingsvlak in paritair overleg en akkoord op maximum 2 jaar worden gebracht. Hiertoe wordt een model van collectieve arbeidsovereenkomst, die in uitvoering van dit artikel wordt uitgewerkt, gevoegd. § 2. Conform de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 bestaat er een onvoorwaardelijk recht op tijdskrediet en loopbaanvermindering. Indien 5 pct. van de werknemers tegelijkertijd van dit recht wensen gebruik te maken moeten op ondernemingsvlak hieromtrent voorrangsregels worden afgesproken. Ondernemingen die bij ingang van dit akkoord reeds een gunstiger percentage hanteren, kunnen dit pct. behouden. § 3. In ondernemingen met minder dan 10 werknemers zijn de formules van tijdskrediet, 1/5 loopbaanvermindering en loopbaanverminderingen voor + 50-jarigen toegelaten mits individueel akkoord tussen werknemer en werkgever. § 4. De specifieke regelingen inzake ouderschapsverlof, palliatieve zorgen en medische bijstand aan een zwaar ziek familielid, vallen buiten dit recht.

Art. 13.Kort verzuim De uitbreiding van het vaderschapsverlof en adoptieverlof in uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 wordt met ingang van 1 juli 2002 geïntegreerd in de bestaande regelingen inzake kort verzuim.

De collectieve arbeidsovereenkomst "kort verzuim" van 16 juni 1999 zal vanaf 1 juli 2002 in die zin voor onbepaalde duur worden aangepast.

Art. 14.Eindeloopbaan § 1. In toepassing van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000, worden de bestaande brugpensioenakkoorden verlengd tot en met 30 juni 2003. § 2. Voor de duur van het akkoord 2001-2002 worden de aanbevelingen brugpensioen - procedure voorzien in artikel 5.2.3. van het nationaal akkoord 1999-2000 verlengd.

Op vlak van brugpensioen bevelen de partijen in het raam van de arbeidsherverdelende maatregelen op ondernemingsvlak volgende procedure aan : minstens 1 maand voor het bereiken van de brugpensioenleeftijd nodigt de werkgever de betrokken arbeider (bij aangetekende brief) uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Bij dit onderhoud kan de arbeider zich laten bijstaan door zijn vakbondsafgevaardigde. Bij dit onderhoud zullen zowel naar timing van het brugpensioen als naar opleiding van de vervanger van de bruggepensioneerde sluitende afspraken gemaakt worden. HOOFDSTUK VII. - Kwaliteit van de arbeid

Art. 15.Antistressbeleid Het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) zal in de duurtijd van het akkoord onderzoeken in hoeverre het wegvallen van de vervangingsplicht bij alle normen van loopbaanonderbreking en -vermindering de werkdruk en stress verhoogt en zal hiertoe de nodige maatregelen uitwerken. HOOFDSTUK VIII. - Sociale vrede en duurtijd akkoord

Art. 16.Sociale vrede Huidig akkoord verzekert de sociale vrede in de sector tijdens heel de duur van het akkoord. Bijgevolg zal geen enkele eis van algemene of collectieve aard voorgelegd worden, noch op nationaal, noch op regionaal, noch op vlak van de individuele onderneming.

Art. 17.Duur Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor bepaalde duur, gaande van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002, met uitzondering van : - artikel 3 inzake koopkracht dat geldig is vanaf 1 januari 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 4 inzake vervoerskosten dat geldig is vanaf 1 april 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 5, § 1, 2 en 3 inzake sociaal fonds die geldig zijn vanaf 1 juni 2001 voor onbepaalde duur; - artikel 5, § 4 inzake sociaal fonds dat geldig is vanaf 1 januari 2002 voor onbepaalde duur; - artikel 5, § 5 inzake sociaal fonds dat geldig is vanaf 1 oktober 2001 voor onbepaalde duur; - hoofdstuk V inzake vorming en opleiding dat geldig is vanaf 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002; - artikel 10 inzake bijdrage voor risicogroepen dat geldig is voor onbepaalde duur; - artikel 11 inzake bijdrage voor permanente vorming dat geldig is voor onbepaalde duur; - artikel 13 inzake kort verlet dat geldig is vanaf 1 juli 2002 voor onbepaalde duur.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 juli 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^