Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 juni 1999
gepubliceerd op 14 augustus 1999

Koninklijk besluit : 1° betreffende de inschrijving en de registratie van de pleziervaartuigen, 2° tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van de zeeschepen, 3° tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement van de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1999014172
pub.
14/08/1999
prom.
04/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/04/1999014172/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JUNI 1999. - Koninklijk besluit : 1° betreffende de inschrijving en de registratie van de pleziervaartuigen, 2° tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van de zeeschepen, 3° tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement van de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen, inzonderheid artikel 34;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van de zeeschepen;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement van de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de vlaggenbrieven en de uitrusting van de pleziervaartuigen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 juni 1998;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, van 10 november 1998;

Overwegende dat de Gewestregeringen zijn betrokken bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat sommige artikelen van het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de vlaggenbrieven en de uitrusting van de pleziervaartuigen niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Overwegende dat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen in het arrest van 25 juli 1991 in de Factortame zaak gevonnist heeft dat elke lidstaat criteria kan bepalen op grond waarvan schepen hun vlag mogen voeren, maar dat bij het bepalen van die criteria rekening moet worden gehouden met de artikelen 6, 52, 58 en 221 van het E.E.G. verdrag;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 15 maart 1966 bepaalt dat vlaggenbrieven enkel kunnen afgeleverd worden aan Belgen; dat de Europese Commissie België reeds herhaaldelijk heeft gewezen op die onwettelijkheid en dreigt een procedure aanhangig te maken bij het Hof van Justitie; dat dit Hof andere lidstaten reeds heeft veroordeeld wegens gelijkaardige feiten; dat bijgevolg de inschrijving en de registratie van de pleziervaartuigen dringend in overeenstemming moet worden gebracht met de bepalingen van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

Op de voordracht van Onze Minister van Vervoer en van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Definities

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "pleziervaartuig" : een vaartuig met een lengte over alles tussen 2,5 en 24 meter dat, al dan niet gebruikt voor winstgevende verrichtingen, in welke vorm ook, aan pleziervaart doet of ervoor bestemd is, met uitzondering van vaartuigen gebruikt of bestemd voor het vervoer van meer dan 12 passagiers;2° "de minister" : de minister die het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart in zijn bevoegdheid heeft;3° "de gemachtigde ambtenaar" : de directeur-generaal van het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart;4° "het register" : het register van de pleziervaartuigen;5° "vlaggenbrief" : de zeebrief van een pleziervaartuig dat ingeschreven is in het register;6° "de Belgische zeewateren" : de wateren omschreven door artikel 1, 5°, van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de schepen;7° "het referentieadres" : het referentieadres waarvan sprake in artikel 20, § 1, van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister;8° "de referentiepersoon" : de natuurlijke persoon die in het bevolkings- of vreemdelingenregister van een Belgische gemeente ingeschreven is op het referentieadres en die geroepen is om bij het bestuur van de betrokken gemeente op te treden namens de eigenaar van een pleziervaartuig die dit als mobiele woning gebruikt en die op grond daarvan in het bevolkings- of vreemdelingenregister van die gemeente ingeschreven is op het referentieadres.9° "de werkelijke zetel" : de plaats van de statutaire zetel, van het hoofdbestuur of van de hoofdvestiging. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op : 1° kano's en kajaks, gondels en waterfietsen;2° zeilplanken;3° tuigen voor strandvermaak;4° de pleziervaartuigen, ongeacht het aantal passagiers aan boord, wanneer ze gebruikt worden voor het zeehengelen. Afdeling 2

De inschrijving in het register van de pleziervaartuigen

Art. 2.De pleziervaartuigen waarvan de eigenaar behoort tot één van de volgende categorieën mogen worden ingeschreven : a) voor wat de natuurlijke personen betreft : 1° ingeschreven zijn in één der registers vermeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister;2° de nationaliteit bezitten van één van de Lid-Staten van de Europese Unie.b) voor wat de rechtspersonen betreft : 1° ingeschreven zijn in een Belgisch handelsregister;2° de werkelijke zetel hebben in één van de Lid-Staten van de Europese Unie, en in dit land ingeschreven zijn in een handelsregister of gelijkaardig register.

Art. 3.De gemachtigde ambtenaar houdt een register voor de inschrijving van pleziervaartuigen. Dit register bestaat uit een gecomputeriseerd gegevensbestand.

De inschrijving in het register geschiedt op naam van het pleziervaartuig, na overlegging van de aanvraag.

Art. 4.Het register bevat met betrekking tot elk ingeschreven pleziervaartuig : 1° het inschrijvingsnummer;2° de naam en de thuishaven;3° voor wat de natuurlijke personen betreft : de naam van de eigenaar, zijn nationaliteit en het adres van zijn woon- of hoofdverblijfplaats;4° voor wat de rechtspersonen betreft : de firmanaam en het adres van de werkelijke zetel in één van de Lid-Staten van de Europese Unie;5° de kenmerken van het pleziervaartuig, zijn voornaamste afmetingen en gebeurlijk de tonnenmaat, het bouwjaar, de bouwplaats, de bouwwerf en het bouwnummer;6° in voorkomend geval : het aantal, het bouwjaar, de fabrikant, het fabrieksnummer, de aard en het vermogen in kilowatt van de voortstuwingsmachines;7° het nummer van de vlaggenbrief. Afdeling 3. - De aanvraag tot inschrijving in het register van de

pleziervaartuigen

Art. 5.§ 1. Een pleziervaartuig wordt in het register ingeschreven op aanvraag van de eigenaar. § 2. Personen, die in het bevolkings- of vreemdelingenregister van een Belgische gemeente zijn ingeschreven op een referentieadres, mogen de inschrijving van hun pleziervaartuig laten aanvragen door hun referentiepersoon. § 3. De eigenaar kan ook een derde machtigen om de aanvraag in zijn naam aan te bieden bij de gemachtigde ambtenaar. Deze machtiging wordt op het aanvraagformulier zelf gegeven.

In dit geval moeten de handtekeningen van de aanvrager en van zijn eventuele gemachtigde of van zijn referentiepersoon gelegaliseerd worden door het gemeentebestuur van de gemeente waar de aanvrager ingeschreven is in het bevolkings- of vreemdelingenregister. § 4. Eén aanvraag volstaat als meerdere eigenaars het pleziervaartuig op hun naam willen laten inschrijven.

Art. 6.De aanvragen tot inschrijving en de aanvragen tot aanvulling, wijziging of doorhaling van inschrijvingen in het register worden gesteld op de formulieren die daartoe bij de gemachtigde ambtenaar verkrijgbaar zijn.

De aanvraag tot inschrijving van een nog niet ingeschreven pleziervaartuig geldt tezelfdertijd als aanvraag van de vlaggenbrief.

De aanvraag moet vergezeld zijn van de stukken die vermeld worden op de formulieren waarvan sprake in het eerste lid.

Op het aanvraagformulier worden fiscale plakzegels gekleefd voor een bedrag van 2.000 frank. De fiscale plakzegels worden in hun geheel gekleefd en daarna vernietigd overeenkomstig artikel 13 van het Regentsbesluit van 12 september 1947 tot uitvoering van het wetboek der zegelrechten.

De aanvragen worden opgemaakt op naam van de eigenaar van het betrokken pleziervaartuig, verder "de aanvrager" genoemd.

Art. 7.§ 1. De aanvraag vermeldt, aangaande het betrokken pleziervaartuig, de gegevens van artikel 4, 2°, 5° en 6°; § 2. Zij vermeldt aangaande de aanvrager : - voor wat de natuurlijke personen betreft : zijn naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, nationaliteit, woonplaats of hoofdverblijfplaats; - voor wat de rechtspersonen betreft : de firmanaam, het adres van de werkelijke zetel in één van de Lid-Staten van de Europese Unie en het inschrijvingsnummer in het handelsregister of een gelijkwaardig register.

Art. 8.De aanvrager moet steeds op het eerste verzoek, aan de gemachtigde ambtenaar de inlichtingen mededelen die deze noodzakelijk oordeelt om de volledigheid of de rechtmatigheid van de aanvraag tot inschrijving te kunnen vaststellen. Afdeling 4. - Weigering van de aanvragen

Art. 9.Als de aanvraag onrechtmatig of onvolledig is, wordt zij geweigerd.

De met redenen omklede weigering wordt op de aanvraag vermeld. Deze wordt teruggestuurd naar de aanvrager. Afdeling 5. - Wijzigingen en doorhalingen

Art. 10.Elke wijziging van de gegevens die moeten voorkomen in de aanvraag moet binnen dertig dagen nadat zij zich heeft voorgedaan, door de aanvrager bij de gemachtigde ambtenaar aangemeld worden opdat zij in het register zou worden ingeschreven.

Bij overlijden van de aanvrager rust die verplichting op zijn erfgenamen of legatarissen, met dien verstande dat de termijn van dertig dagen ingaat de dag waarop zij kennis krijgen van het feit dat aanleiding geeft tot de wijziging.

Art. 11.Voldoet het pleziervaartuig niet meer aan één der voorwaarden waaruit de mogelijkheid tot inschrijving voortvloeit, dan wordt van dat feit aan de gemachtigde ambtenaar kennis gegeven, binnen dertig dagen nadat het bekend is geworden.

Deze verplichting rust op alle personen die als eigenaar vermeld staan in het register.

Het tweede lid van artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.

De inschrijving van een pleziervaartuig dat niet meer voldoet aan één der voorwaarden tot inschrijving wordt doorgehaald. HOOFDSTUK II. - Afleveren van de vlaggenbrieven

Art. 12.Pleziervaartuigen welke varen 1° in vreemde wateren;2° in volle zee;3° in de Belgische zeewateren zoals deze bepaald zijn in artikel 1, 5° van de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid der schepen, moeten voorzien zijn van een vlaggenbrief.

Art. 13.§ 1. Er worden twee soorten vlaggenbrieven afgeleverd : - een niet commerciële vlaggenbrief voor pleziervaartuigen die niet mogen verhuurd worden of gebruikt worden voor het vervoer van betalende passagiers, het vervoer van goederen of dieren; - een commerciële vlaggenbrief voor pleziervaartuigen die mogen verhuurd worden of gebruikt worden voor het vervoer van maximaal 12 passagiers, doch niet voor het vervoer van goederen of dieren. § 2. Voor de pleziervaartuigen welke na 16 juni 1998 voor het eerst in de handel werden gebracht mag een vlaggenbrief slechts worden afgeleverd indien de aanvraag vergezeld is van de in bijlage XV van het koninklijk besluit van 12 januari 1998 houdende vaststelling van essentiële veiligheidseisen voor pleziervaartuigen bedoelde schriftelijke verklaring van overeenstemming. § 3. Een commerciële vlaggenbrief mag slechts worden uitgereikt indien voor het pleziervaartuig door de diensten van de scheepvaartcontrole een certificaat van deugdelijkheid werd afgeleverd. § 4. De Minister stelt de kleur, de vorm en de inhoud van de vlaggenbrieven vast.

Art. 14.De gemachtigde ambtenaar levert voor elk ingeschreven pleziervaartuig een vlaggenbrief af tot bewijs van het recht de Belgische vlag te voeren.

De vlaggenbrief wordt ondertekend door de gemachtigde ambtenaar. Naast of door de handtekening wordt de stempel van het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart aangebracht.

Art. 15.Een vlaggenbrief blijft vijf jaar geldig tenzij hij een kortere geldigheidsduur vermeldt of tenzij hij vervalt op grond van één der redenen vermeld in artikel 16.

Art. 16.De vlaggenbrief vervalt : 1° als de inschrijving in het register der pleziervaartuigen wordt doorgehaald;2° als een wijziging optreedt in de gegevens die moeten worden vermeld in het voormelde register;3° na vijf jaar op de verjaardag van de aflevering;

Art. 17.Een nieuwe vlaggenbrief moet worden aangevraagd uiterlijk dertig dagen vóór de vervaldag van de vorige. De artikelen 5 tot 8 zijn van toepassing op de aanvraag van de nieuwe vlaggenbrief.

Art. 18.De vervallen vlaggenbrief wordt onmiddellijk teruggezonden naar de gemachtigde ambtenaar.

Als de vlaggenbrief vervalt terwijl het pleziervaartuig zich buiten het Rijk bevindt, is de titularis verplicht hem tegen ontvangstbewijs aan de dichtstbijzijnde Belgische consulaire ambtenaar te overhandigen.

Kan hij dit voorschrift niet naleven, dan is hij gehouden zelf de vlaggenbrief ongeldig te maken en hem onder vermelding van de reden daarvan, aan de gemachtigde ambtenaar op te sturen.

Art. 19.Voor de vervanging van een verloren geraakte, versleten, onleesbare of teniet gegane vlaggenbrief mag de gemachtigde ambtenaar een nieuwe uitreiken. Artikel 15 is van toepassing op de nieuwe vlaggenbrief. De vervangen vlaggenbrief verliest zijn geldigheid.

Artikel 6 is van toepassing op de aanvraag van de nieuwe vlaggenbrief.

De vergoeding voor de uitreiking van een nieuwe vlaggenbrief op grond van dit artikel, bedraagt 2.000 frank.

Art. 20.Geen nieuwe vlaggenbrief wordt uitgereikt dan tegen inlevering van de vorige, tenzij wordt bewezen dat deze verloren is gegaan of teniet is gegaan.

Art. 21.§ 1. De gemachtigde ambtenaar weigert de aflevering van de vlaggenbrief of trekt hem in : 1° als van de vlaggenbrief een ongeoorloofd of verkeerd gebruik werd of wordt gemaakt, dat aan de goede betrekkingen tussen België en een ander land kan afbreuk doen of de eer van de vlag in het gedrang kan brengen, of als er ernstige vermoedens bestaan dat daarvan zodanig gebruik is gemaakt;2° als blijkt dat één of meer van de gegevens op grond waarvan de inschrijving in het register werd toegestaan, zodanig onvolledig of onjuist zijn dat de inschrijving zou zijn geweigerd als dit feit bij de aanvraag tot inschrijving bekend ware geweest;3° als niet langer voldaan wordt aan één der voorwaarden op grond waarvan de inschrijving werd toegestaan;4° als de hoedanigheid van Belgisch pleziervaartuig niet langer verenigbaar is met de volkenrechtelijke verplichtingen die op België rusten. § 2. De vlaggenbrief wordt inzonderheid ingetrokken of de aflevering van een vlaggenbrief wordt inzonderheid geweigerd als blijkt dat het pleziervaartuig niet voldoet aan de eisen inzake veiligheid van bouw en uitrusting die voor pleziervaartuigen werden vastgesteld krachtens de wet van 5 juni 1972 op de veiligheid van de schepen. HOOFDSTUK III. - Het voeren van de nationale vlag

Art. 22.§ 1. De nationale vlag, gevoerd door de pleziervaartuigen, bestaat uit drie even brede verticale banen, zwart, geel, rood; de zwarte baan bevindt zich aan de vlaggenlijn.

De vlag meet driemaal in de lengte wat ze tweemaal meet in de breedte.

De lengte moet ten minste 0,90 meter bedragen. § 2. De nationale vlag gevoerd door de pleziervaartuigen waarvan de eigenaar lid is van een door de Minister erkende jachtclub, vertoont in het bovenste derde van de zwarte baan, een gele koninklijke kroon;

Art. 23.§ 1. De nationale vlag wordt gevoerd : 1° aan de vlaggentafel indien de tuigage zulks toelaat - en indien het vaartuig verschillende masten heeft, aan de vlaggengaffel van de bezaansmast - aan boord van varende pleziervaartuigen;2° in de andere gevallen, van achter aan de vlaggenmast. § 2. Het is verboden andere vlaggen dan de Belgische nationale vlag te voeren op de plaatsen aangeduid in § 1.

Art. 24.§ 1. Buiten de Belgische wateren mogen enkel de pleziervaartuigen voorzien van een vlaggenbrief de nationale vlag voeren. § 2. Zij zijn gehouden de nationale vlag te voeren : 1° bij het in- en uitvaren van Belgische havens;2° gedurende hun verblijf in vreemde wateren van zonsopgang tot zonsondergang;3° in alle andere omstandigheden, op verzoek van de Belgische of vreemde zeevaart- of zeemachtoverheden. HOOFDSTUK IV. - Facultatieve registratie van pleziervaartuigen in het register der zeeschepen

Art. 25.§ 1. Pleziervaartuigen die zijn ingeschreven in het register der pleziervaartuigen mogen op aanvraag van de eigenaars worden geregistreerd in het register der zeeschepen op de scheepshypotheekbewaring te Antwerpen. § 2. Pleziervaartuigen in aanbouw mogen op aanvraag van de bouwer die bouwt voor eigen rekening of van degene voor wiens rekening wordt gebouwd, eveneens worden geregistreerd in het register der zeeschepen, op voorwaarde dat : a) de gemachtigde ambtenaar bevestigt dat het pleziervaartuig na voltooiing kan worden ingeschreven in het register der pleziervaartuigen en, b) de aanvrager zich ertoe verbindt het pleziervaartuig te laten inschrijven in het register der pleziervaartuigen binnen de zes maanden nadat het pleziervaartuig zal zijn voltooid. Eén aanvraag volstaat als het pleziervaartuig eigendom is van meerdere personen of door of voor rekening van meerdere personen wordt gebouwd. § 3. De bewaarder van de scheepshypotheken stelt de gemachtigde ambtenaar in kennis van de registratie van het pleziervaartuig in aanbouw, met het oog op de toepassing van dit artikel en van artikel 29, § 2.

Art. 26.De aanvraag tot registratie in het register der zeeschepen bevat : 1° betreffende de identificatie van het pleziervaartuig : een verwijzing naar het uittreksel uit het register der pleziervaartuigen of indien het om een pleziervaartuig in aanbouw gaat, de gegevens bedoeld in artikel 4, 2°, 5° en 6°, voor zover die kunnen verstrekt worden;2° betreffende de aanvrager indien het om een natuurlijke persoon gaat : naam, voornamen, geboorteplaats en -datum, beroep, nationaliteit, woonplaats of hoofdverblijfplaats;3° betreffende de aanvrager indien het om een rechtspersoon gaat : maatschappelijke benaming, plaats van de statutaire en van de werkelijke zetel, de plaats en datum van de oprichting en het land naar het recht waarvan de rechtspersoon is opgericht, de woon- en hoofdverblijfplaats van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten, van de bestuurders of de zaakvoerders, dan wel van de houders van de aandelen op naam;gebeurlijk het nummer van de inschrijving in het handelsregister en het BTW-nummer.

Art. 27.Bij de aanvraag tot registratie in het register der zeeschepen moeten worden gevoegd 1° een uittreksel uit het register der pleziervaartuigen met vermelding van de gegevens van het betreffende vaartuig in voormeld register, of indien het om een pleziervaartuig in aanbouw gaat, de bevestiging van de gemachtigde ambtenaar en de verbintenis van de aanvrager zoals bedoeld in artikel 25, § 2;2° het nationaliteitsbewijs van ieder der natuurlijke personen en de statuten van ieder der rechtspersonen die de registratie van het pleziervaartuig aanvragen;3° een opgave betreffende naam, woonplaats, nationaliteit van de bestuurders, van de hoofdelijk aansprakelijke vennoten dan wel van de houders van aandelen op naam of van de zaakvoerders indien de aanvrager van de registratie een rechtspersoon is;4° de akte van vestiging, overdracht of aanwijzing van de rechten van eigendom of vruchtgebruik. Indien het om een pleziervaartuig in aanbouw gaat en de bouwer het pleziervaartuig voor rekening van derden bouwt, het bouwcontract en de verklaring waarbij de bouwer bevestigt dat hij met de bouw van het pleziervaartuig is begonnen. Indien het om een pleziervaartuig in aanbouw gaat waarbij de bouwer het pleziervaartuig voor eigen rekening bouwt, het geschrift waarbij de bouwer verklaart dat hij uitsluitend eigenaar is van de materialen voor de bouw van het pleziervaartuig en dat hij met de bouw is begonnen. 5° in voorkomend geval : een verklaring van de overheid van het land waar het pleziervaartuig laatst was geregistreerd, houdende bevestiging dat de registratie van het vaartuig in het buitenland werd doorgehaald, met aanduiding van de laatste eigenaar en van de hypothecaire toestand van het vaartuig;6° een beëdigde vertaling van elk document gesteld in een andere taal dan één der landstalen.

Art. 28.In geval van wijziging van de gegevens in het register van de pleziervaartuigen moet een nieuw uittreksel uit dit register op de scheepshypotheekbewaring worden voorgelegd, samen met de kennisgeving van de wijzigingen bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van de zeeschepen en het in werking treden van de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen.

Als het een registratie betreft van een pleziervaartuig in aanbouw, dient binnen de 8 maanden na de voltooiing ervan, een uittreksel uit het register der pleziervaartuigen betreffende de inschrijving in dit register op het kantoor van de scheepshypotheekbewaring te worden voorgelegd, samen met de kennisgeving bedoeld in artikel 7 van voormeld koninklijk besluit van 4 april 1996.

Art. 29.§ 1. De registratie van het pleziervaartuig in het register der zeeschepen op de scheepshypotheekbewaring wordt doorgehaald ofwel op aanvraag van de eigenaar ofwel ambtshalve in geval van schrapping van de inschrijving in het register der pleziervaartuigen, onverminderd de toepassing van artikel 5 van de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen. De gemachtigde ambtenaar geeft aan de scheepshypotheekbewaring kennis van de doorhalingen in het register van de pleziervaartuigen. § 2. De registratie van een pleziervaartuig in aanbouw in het register der zeeschepen op de scheepshypotheekbewaring wordt doorgehaald ofwel op aanvraag van de eigenaar ofwel ambtshalve indien binnen de drie jaren te rekenen vanaf de registratie geen inschrijving in het register van de pleziervaartuigen is gebeurd, onverminderd de toepassing van artikel 5 van voormelde wet van 21 december 1990. De gemachtigde ambtenaar geeft aan de scheepshypotheekbewaring kennis van het niet inschrijven van voormeld pleziervaartuig in het register van de pleziervaartuigen.

Art. 30.De artikelen 4, 1°, 5, 6, 7 en 11 van het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van zeeschepen en het in werking treden van de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen zijn van toepassing. HOOFDSTUK V. - Veiligheid en uitrusting van de pleziervaartuigen en opsporing van overtredingen

Art. 31.Onverminderd het bepaalde van artikel 13, § 2, moeten de pleziervaartuigen met betrekking tot de veiligheid en de uitrusting voldoen aan de eisen vervat in het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de vlaggenbrieven en de uitrusting van de pleziervaartuigen.

Art. 32.De ambtenaren belast met de scheepvaartcontrole van het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur zien toe op de naleving van de bepalingen van dit besluit. Zij mogen zich daartoe, zowel bij dag als bij nacht, aan boord van de pleziervaartuigen begeven, waar deze zich ook bevinden. De in dit artikel bedoelde ambtenaren hebben het recht inzage te eisen en afschrift te nemen van de documenten die betrekking hebben op het pleziervaartuig. HOOFDSTUK VI. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 33.§ 1. Het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de vlaggenbrieven en de uitrusting van de pleziervaartuigen wordt opgeheven wat betreft de vlaggenbrieven en het voeren van de nationale vlag. § 2. Artikel 7, § 2 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement van de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust, wordt opgeheven.

Art. 34.§ 1. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 april 1996 betreffende de registratie van zeeschepen en het in werking treden van de wet van 21 december 1990 betreffende de registratie van zeeschepen wordt aangevuld als volgt : « 12° « de werkelijke zetel » : de plaats van de statutaire zetel, van het hoofdbestuur of van de hoofdvestiging. ». § 2. Artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 2.Dit besluit is niet van toepassing op : 1° overheidsvaartuigen gebruikt voor andere dan commerciële doeleinden;2° oorlogsschepen en marinehulpschepen. Geen enkel zeeschip waarvan op de datum van aanvraag de kiellegging meer dan 20 jaar geleden gebeurde, mag geregistreerd worden, onverminderd het bepaalde in artikel 55. Geen enkel zeeschip waarvan op de datum van de aanvraag de kiellegging meer dan 20 jaar geleden gebeurde mag geregistreerd worden in het Belgisch rompbevrachtingsregister.

De afdelingen 5 en 6 van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op vissersschepen. ». § 3. In artikel 4, 2° lid van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « op naam van » vervangen door het woord « door ». § 4. In artikel 4, 3° lid van hetzelfde koninklijk besluit wordt de laatste zin geschrapt. § 5. In artikel 14, 3° lid van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « ten name » vervangen door de woorden « op aanvraag ». § 6. In artikel 16 § 1 en § 2 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « op naam » vervangen door « op aanvraag ». § 7. In artikel 17, 1° lid van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « voor de registratie op zijn eigen naam » vervangen door de woorden « voor het aanvragen van de registratie ». § 8. In artikel 19, 2° lid van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « op hun naam » geschrapt. § 9. In artikel 20 van hetzelfde koninklijk besluit wordt een § 6 toegevoegd luidend als volgt : « § 6. In de aanvraag moet keuze van woonst worden gedaan op een adres in België. » § 10. In artikel 21, 1° van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « een authentiek afschrift van de statuten » vervangen door de woorden « een afschrift van de akten houdende de statuten en de wijzigingen van de statuten of - indien die bekendmaking niet bij uittreksel is gebeurd - de bekendmaking van die akten in de bijlage tot het Belgisch Staatsblad ». § 11. In artikel 21, 4° van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « een akte opgemaakt door een notaris » vervangen door de woorden « een verklaring van een notaris ». § 12. In artikel 22 van hetzelfde koninklijk besluit wordt een 3° lid toegevoegd luidend als volgt : « In de aanvraag moet keuze van woonst worden gedaan op een adres in België ». § 13. In artikel 34 van hetzelfde koninklijk besluit wordt een § 5 toegevoegd luidend als volgt : « § 5. In de aanvraag moet keuze van woonst worden gedaan op een adres in België. » § 14. In artikel 35, 1°, a), van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « een akte opgemaakt door een notaris » vervangen door de woorden « een verklaring door een notaris ». § 15. In artikel 35, 2°, a), van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « een authentiek afschrift van de statuten » vervangen door « een afschrift van de akten houdende de statuten en de wijzigingen van de statuten of - indien die bekendmaking niet bij uittreksel is gebeurd - de bekendmaking van die akten in de bijlage tot het Belgisch Staatsblad », en worden de woorden « alsmede van het feit dat tegen de vennootschap geen bezwaar rijst uit hoofde van artikel 37 » geschrapt. § 16. Artikel 37 van hetzelfde koninklijk besluit wordt opgeheven. § 17. In artikel 56 van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « na verloop van drie maanden te rekenen vanaf » vervangen door de woorden « na het einde van de vijfde maand volgend op ». HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 35.Onverminderd het bepaalde van artikel 33, § 1, blijven de vlaggenbrieven afgeleverd op basis van het koninklijk besluit van 15 maart 1966 betreffende de vlaggenbrieven en de uitrusting van de pleziervaartuigen, geldig tot hun vervaldatum.

Art. 36.De gemachtigde ambtenaar mag zich laten vervangen door één of meerdere ambtenaren die hij daartoe aanwijst.

Art. 37.Dit besluit mag aangehaald worden als « besluit inschrijving en registratie van pleziervaartuigen ».

Art. 38.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand gedurende dewelke het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 34, § 17 dat uitwerking heeft met ingang van 11 augustus 1996.

Art. 39.Onze Minister van Vervoer en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Financiën, J.J. VISEUR

^