Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 juni 2012
gepubliceerd op 21 juni 2012

Koninklijk besluit betreffende de thermische omgevingsfactoren

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012202887
pub.
21/06/2012
prom.
04/06/2012
ELI
eli/besluit/2012/06/04/2012202887/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 JUNI 2012. - Koninklijk besluit betreffende de thermische omgevingsfactoren (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, artikel 4, § 1, gewijzigd bij de wetten van 7 april 1999 en 10 januari 2007;

Gelet op het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947;

Gelet op het advies nr. 160 van de Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk, gegeven op 21 oktober 2011;

Gelet op het advies 50.953/1 van de Raad van State, gegeven op 15 maart 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en de werknemers en op de daarmee gelijkgestelde personen, bedoeld in artikel 2, § 1 van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.

Art. 2.Voor de toepassing van de bepalingen van dit besluit wordt verstaan onder Comité : het Comité voor Preventie en Bescherming op het werk, bij ontstentenis van een comité, de vakbondsafvaardiging en bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging de werknemers zelf, overeenkomstig de bepalingen van artikel 53 van de wet. Afdeling II. - Risicoanalyse en preventiemaatregelen

Art. 3.. § 1. Overeenkomstig artikel 8 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/03/1998 pub. 31/03/1998 numac 1998012229 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de Interne Dienst voor preventie en bescherming op het Werk type koninklijk besluit prom. 27/03/1998 pub. 31/03/1998 numac 1998012228 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk sluiten betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk voert de werkgever een risicoanalyse uit van de thermische omgevingsfactoren van technologische of klimatologische aard die aanwezig zijn op de arbeidsplaats, waarbij hij rekening houdt met de volgende factoren : 1° de luchttemperatuur, uitgedrukt in graden Celsius;2° de relatieve luchtvochtigheid, uitgedrukt in percentage;3° de luchtstroomsnelheid, uitgedrukt in meter per seconde;4° de thermische straling veroorzaakt door de zon of door technologische omstandigheden;5° de fysieke werkbelasting, geëvalueerd door de per seconde te produceren energie, nodig om een werk uit te voeren, en berekend in watt.Voor een continu werk van 8 uren, kan de fysieke belasting gekwalificeerd worden als zeer licht (minder dan 117 watt), licht (117 tot 234 watt), halfzwaar (235 tot 360 watt), zwaar (361 tot 468 watt) en zeer zwaar (meer dan 468 watt); 6° de gebruikte werkmethodes en arbeidsmiddelen;7° de eigenschappen van de werkkledij en van de persoonlijke beschermingsmiddelen;8° de combinatie van al deze factoren. De risicoanalyse houdt rekening met de evolutie van deze factoren tijdens de werkduur, met frequent wisselende arbeidsomstandigheden en met seizoenschommelingen. § 2. In het kader van de risicoanalyse, evalueert de werkgever de thermische omgevingsfactoren en, indien nodig, meet hij ze.

De in toepassing van deze paragraaf gebruikte meet- en berekeningsmethodes worden bepaald, na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of de preventieadviseur-arbeidshygiëne en na akkoord van het comité.

Indien er in het comité geen akkoord wordt bereikt, kiest de werkgever één van de methodes, waarvan tenminste de referenties worden gepubliceerd op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Art. 4.Op grond van de in artikel 3 bedoelde risicoanalyse, stelt de werkgever, overeenkomstig artikel 9 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 27/03/1998 pub. 31/03/1998 numac 1998012229 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende de Interne Dienst voor preventie en bescherming op het Werk type koninklijk besluit prom. 27/03/1998 pub. 31/03/1998 numac 1998012228 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk sluiten betreffende het beleid inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en met inachtneming van de algemene preventiebeginselen bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid van de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk passende preventiemaatregelen vast : 1° die inspelen op de factoren bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 1° tot 7° en de eventuele combinatie ervan;2° die rekening houden met de actiewaarden bedoeld in artikel 5 en de gangbare voorschriften en gebruiken inzake comfort op de arbeidsplaats. De in het eerste lid, 2° bedoelde gangbare voorschriften en gebruiken inzake comfort op de arbeidsplaats worden inzonderheid beschreven in de norm NBN EN ISO 7730 "Ergonomie van de thermische omgeving : analytische bepaling en interpretatie van thermische behaaglijkheid door berekening van de PMV en PPD waarden en door criteria voor de plaatselijke behaaglijkheid". Afdeling III. - Actiewaarden voor blootstelling

Art. 5.§ 1. Voor de blootstelling aan koude worden de actiewaarden voor blootstelling vastgesteld in functie van de fysieke werkbelasting.

De luchttemperatuur mag niet lager zijn dan : a) 18 oC voor zeer licht werk;b) 16 oC voor licht werk;c) 14 oC voor halfzwaar werk;d) 12 °C voor zwaar werk;e) 10 oC voor zeer zwaar werk. § 2.Voor de blootstelling aan warmte, worden de actiewaarden voor blootstelling vastgesteld uitgaande van de WBGT-index in functie van de fysieke werkbelasting.

De waarde van deze index mag niet hoger zijn dan : a) 29 voor zeer licht of licht werk;b) 26 voor halfzwaar werk;c) 22 voor zwaar werk;d) 18 voor zeer zwaar werk. De WBGT-index kan hetzij rechtstreeks gemeten worden, hetzij berekend worden uitgaande van de meting van de klimatologische parameters bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 1° tot 4° waardoor een waarde kan worden bekomen die gelijkwaardig is aan deze WBGT-index.

De berekening van de WBGT-index kan gebeuren volgens methodes zoals deze die gepubliceerd zijn op de website van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg. Afdeling IV. Programma van technische en organisatorische maatregelen

Art. 6.§ 1. Wanneer de heersende temperaturen wegens technologische of klimatologische redenen de actiewaarden bedoeld in artikel 5 kunnen overschrijden, gaat de werkgever, op grond van de in artikel 3 bedoelde risicoanalyse, vooraf over tot de opstelling van een programma van technische en organisatorische maatregelen om de blootstelling aan, al naargelang het geval, koude of warmte en de daaruit voortvloeiende risico's te voorkomen of tot een minimum te beperken.

De in het eerste lid bedoelde technische en organisatorische maatregelen hebben inzonderheid betrekking op : 1° technische maatregelen die inspelen op de temperatuur van de omgevingslucht, de luchtvochtigheid, de thermische straling of de luchtstroomsnelheid inzonderheid het voorzien van inrichtingen voor kunstmatige ventilatie, overeenkomstig de bepalingen betreffende de luchtverversing van arbeidsplaatsen, het opvangen en afvoeren van warme en vochtige dampen of gassen, het plaatsen van reflecterende afschermingen en het gebruik van luchtbevochtigers of -ontvochtigers;2° het verlagen van de fysieke werkbelasting door aanpassing van de arbeidsmiddelen of van de werkmethodes;3° alternatieve werkmethoden die de noodzaak van blootstelling aan overmatige koude of warmte verminderen;4° de beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling;5° het aanpassen van de werkroosters of de arbeidsorganisatie zodanig dat de blootstellingsduur van de werknemer aan de overmatige warmte verlaagd wordt, en, indien nodig, periodes van aanwezigheid op de werkpost worden afgewisseld met rusttijden, door te brengen ter plaatse of in rustlokalen, die beantwoorden aan de voorschriften betreffende verpozingslokalen bedoeld in de artikelen 88 tot 90 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming;6° het verschaffen van kledij die de werknemers beschermt tegen de blootstelling aan overmatige koude of warmte en tegen vocht of thermische straling;7° het zonder kosten voor de werknemers ter beschikking stellen van aangepaste verfrissende of warme dranken. De afwisseling van periodes van aanwezigheid op de werkpost met rusttijden bedoeld in het tweede lid, 5° wordt vastgesteld in de volgende volgorde : 1° de werkgever die de norm NBN EN ISO 7243, de norm NBN EN ISO 7933 of de norm NBN EN ISO 9886 toepast wordt vermoed passende maatregelen in verband met de afwisseling van periodes van aanwezigheid op de werkpost met rusttijden te hebben getroffen;2° indien de werkgever de in 1° bedoelde normen niet wenst toe te passen, wordt de afwisseling van periodes van aanwezigheid op de werkpost met rusttijden vastgesteld na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer en na het voorafgaand akkoord van de werknemersvertegenwoordigers in het comité, of bij ontstentenis de vakbondsafvaardiging;3° indien de werkgever de in 1° bedoelde normen niet wenst toe te passen en indien de afwisseling van periodes van aanwezigheid op de werkpost met rusttijden niet kan bepaald worden in toepassing van 2°, wordt deze afwisseling vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst die gesloten werd in het paritiair comité, waaronder de werkgever ressorteert voor zover deze bepalingen een bescherming bieden die vergelijkbaar is met deze bepaald in bijlage I;4° indien de werkgever de in 1° bedoelde normen niet wenst toe te passen en indien de afwisseling van periodes van aanwezigheid op de werkpost met rusttijden niet kan bepaald worden in toepassing van 2° of 3°, past de werkgever de bepalingen toe opgenomen in bijlage I. § 2. Het in § 1 bedoelde programma beschrijft per werkpost of per groep van werkposten, per functie of per groep van functies de technische en organisatorische maatregelen die in toepassing van dit besluit zullen worden getroffen.

Het wordt aangepast telkens er zich wijzigingen voordoen in één of meerdere elementen die aanleiding hebben gegeven tot het opstellen van dit programma. § 3. Het in § 1 bedoelde programma wordt voor advies voorgelegd aan de bevoegde preventieadviseurs en aan het comité en het wordt gevoegd bij het globaal preventieplan.

De werkgever voert dit programma uit van zodra de actiewaarden worden overschreden. § 4. Het programma bedoeld in dit artikel doet geen afbreuk aan de toepassing van de minimimumvoorschriften bedoeld in de artikelen 7 tot 15. Afdeling V. - Maatregelen in geval van overmatige koude

Onderafdeling 1. - Overmatige koude van technologische oorsprong

Art. 7.Wanneer de heersende temperaturen in gekoelde lokalen wegens technologische redenen lager zijn dan de minimale temperaturen bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid neemt de werkgever de volgende maatregelen : 1° de werknemers worden voorzien van aangepaste werkkledij en persoonlijke beschermingsmiddelen;2° de luchtstroomsnelheid in deze lokalen wordt, wanneer er werknemers aanwezig zijn, beperkt tot een minimumniveau dat compatibel is met de werking van de installaties;3° er worden technische middelen voorzien om de beschermkledij na gebruik te drogen;4° er worden zonder kosten voor de werknemers warme dranken ter beschikking van de werknemers gesteld. Telkens de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer het noodzakelijk oordeelt voor de gezondheid van de werknemers, voorziet de werkgever bovendien in een rusttijd in een rustlokaal, overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1, derde lid.

Onderafdeling 2. - Overmatige koude van klimatologische oorsprong

Art. 8.Tijdens de periode tussen 1 november en 31 maart van het daaropvolgend jaar worden de open werklokalen en de arbeidsplaatsen in open lucht van een voldoende aantal verwarmingsinrichtingen voorzien.

Wanneer het ingevolge de weersomstandigheden nodig blijkt en in elk geval wanneer de buitentemperatuur lager is dan 5 °C, moeten deze verwarmingsinrichtingen in werking worden gesteld.

Indien de vertegenwoordigers van de werknemers in het Comité, of bij ontstentenis de vakbondsafvaardiging, vooraf hun akkoord geven mogen deze verwarmingstoestellen worden opgesteld in lokalen, in voorlopige constructies of op andere plaatsen, teneinde de werknemers de mogelijkheid te bieden zich bij tussenpozen te verwarmen.

Art. 9.Bij een buitentemperatuur van minder dan 5 °C is het de exploitanten van winkels voor detailverkoop verboden werknemers tewerk te stellen aan toonbanken of winkelbanken die zich buiten en in de onmiddellijke nabijheid van de winkel bevinden.

Bij een buitentemperatuur van minder dan 10 °C moeten de aan voornoemde banken tewerkgestelde werknemers over een voldoende krachtige verwarmingsinrichting beschikken, tenzij maatregelen worden genomen waardoor deze werknemers zich geregeld en zo dikwijls als nodig kunnen verwarmen.

Bovendien beschikken die werknemers over een vloer, waardoor rechtstreeks contact met de grond wordt voorkomen, en worden ze zoveel mogelijk tegen weer en wind beschermd.

Deze werknemers mogen dergelijke arbeid niet verrichten vóór 8 uur of na 19 uur, ook niet langer dan 2 uur zonder onderbreking van ten minste één uur, noch meer dan 4 uren per dag. Afdeling VI. - Maatregelen in geval van overmatige warmte

Onderafdeling 1. - Overmatige warmte van technologische oorsprong

Art. 10.Wanneer in de gesloten werklokalen overmatige warmte van technologische oorsprong te wijten aan convectie wordt vastgesteld en de in artikel 5, § 2, tweede lid bedoelde actiewaarden worden overschreden op het niveau van de werkpost met zwaarste last, plaatst de werkgever inrichtingen voor kunstmatige verluchting of een systeem van afzuiging, overeenkomstig de bepalingen betreffende de luchtverversing van de arbeidsplaatsen.

Art. 11.Wanneer de overmatige warmte van technologische oorsprong wordt veroorzaakt door stralingen en de in artikel 5, § 2, tweede lid bedoelde actiewaarden worden overschreden worden beveiligingsschermen of reflectorische beschermingskledij of beschermingskledij met een ingebouwd koelsysteem gebruikt.

Art. 12.Indien de in artikel 10 en 11 voorgeschreven maatregelen niet kunnen genomen worden of ondoeltreffend blijken, wordt de duur van de blootstelling aan de warmte verlaagd.

Deze verlaging gebeurt door aanwezigheden op de betrokken werkpost af te wisselen met rusttijden ter plaatse of in rustlokalen, die beantwoorden aan de voorschriften betreffende verpozingslokalen bedoeld in de artikelen 88 tot 90 van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming.

De afwisseling van de aanwezigheidstijd op de werkpost en de rusttijden wordt bepaald overeenkomstig artikel 6, § 1, derde lid.

Bovendien zorgt de werkgever, zonder kosten voor de werknemers, voor de verdeling van verfrissende dranken, overeenkomstig het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, om het vochtverlies ten gevolge van de arbeidsomstandigheden te compenseren.

Onderafdeling 2. - Overmatige warmte van klimatologische oorsprong

Art. 13.Wanneer de in artikel 5, § 2, tweede lid bedoelde actiewaarden worden overschreden, neemt de werkgever de volgende maatregelen : 1° indien de overschrijding aanhoudt, installeert de werkgever binnen de 48 uur, na het ogenblik van de vaststelling van de overschrijding, in de werklokalen inrichtingen voor kunstmatige verluchting, overeenkomstig de bepalingen betreffende de luchtverversing van de arbeidsplaatsen;2° indien nadat de in punt 1° vermelde termijn verstreken is, de overschrijding voortduurt, voert de werkgever een regime in van beperkte aanwezigheid op de werkpost en van rusttijden zoals voorzien in artikel 12, tweede en derde lid;3° de werkgever zorgt, zonder kosten voor de werknemers, voor de verdeling van verfrissende dranken, overeenkomstig het advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, om het vochtverlies ten gevolge van de arbeidsomstandigheden te compenseren. Wanneer de overschrijding van de actiewaarden bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid zowel haar oorsprong vindt in technologische factoren als klimatologische factoren past de werkgever de bepalingen toe van de artikelen 10 tot 12.

Art. 14.De werknemers worden tegen de zonnestraling beschermd door om het even welke installatie die zich daarvoor leent of door een aanpassing van de arbeidsorganisatie.

De werknemers blootgesteld aan rechtstreekse zonnestraling beschikken over collectieve of persoonlijke beschermingsmiddelen.

Onderafdeling 3.

Korte blootstelling aan ernstige overmatige warmte bij interventies

Art. 15.Bij een korte blootstelling aan een ernstige overmatige warmte bij interventies, worden de maximale blootstellingsduur en de organisatie van het werk vooraf vastgelegd door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.

Deze laatste kan beslissen om tijdens de blootstelling over te gaan tot de monitoring van de fysiologische parameters van de betrokken werknemer, om aldus een overschrijding van de fysiologische limieten te vermijden. Afdeling VII. - Gezondheidstoezicht

Art. 16.§ 1. De werknemers worden onderworpen aan een passend gezondheidstoezicht, wanneer zij uit hoofde van hun normale dagtaak regelmatig, om technologische redenen worden blootgesteld aan : 1° koude, wanneer de temperatuur lager is dan 8 °C;2° warmte, wanneer de actiewaarden bedoeld in artikel 5, § 2, tweede lid worden overschreden. Dit gezondheidstoezicht wordt uitgevoerd alvorens de werknemer te werk te stellen en wordt jaarlijks herhaald. § 2. De werknemers worden onderworpen aan een passend gezondheidstoezicht, wanneer zij gewoonlijk buiten tewerkgesteld worden. § 3. Het gezondheidstoezicht bedoeld in dit artikel wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003012303 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers sluiten betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers. Afdeling VIII.

Werknemers die behoren tot bijzonder gevoelige risicogroepen

Art. 17.Om werknemers die behoren tot bijzonder gevoelige risicogroepen te kunnen beschermen tegen de voor hen specifieke risico's, past de werkgever, na advies van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer, de maatregelen voorzien in de afdelingen IV tot VII aan, aan de vereisten van de werknemers die tot die groepen behoren. Afdeling IX. - Voorlichting en opleiding van de werknemers

Art. 18.De werknemers die aan overmatige koude of warmte worden blootgesteld krijgen voorlichting en een opleiding in overeenstemming met deze risico's, inzonderheid betreffende : 1° de resultaten van de risicoanalyse, van de evaluaties en van de metingen van de blootstelling in toepassing van afdeling II en de letsels die deze blootstelling zou kunnen veroorzaken;2° de actiewaarden bedoeld in de afdeling III;3° de maatregelen die in toepassing van dit besluit genomen worden om de risico's te wijten aan een blootstelling aan koude of aan warmte te voorkomen of tot een minimum te beperken;4° het belang van en de handelswijze voor het opsporen en het signaleren van lichamelijke symptomen te wijten aan overmatige koude of warmte;5° het belang van de invloed van individuele eigenschappen op de thermische belasting;6° veilige handelingen en professionele praktijken om de blootstelling tot een minimum te beperken;7° de omstandigheden waarin de werknemers met toepassing van het koninklijk besluit van 28 mei 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/05/2003 pub. 16/06/2003 numac 2003012303 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers sluiten betreffende het gezondheidstoezicht op werknemers recht hebben op gezondheidstoezicht. Afdeling X. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 19.In titel II, hoofdstuk II, afdeling I van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, wordt § 3 Temperatuur, dat de artikelen 64 tot 68 bevat, vervangen door het koninklijk besluit van 21 april 1975, opgeheven.

Art. 20.- In de bijlage II bij Titel II, hoofdstuk II, afdeling I van hetzelfde reglement worden in groep II, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 april 1974, 5 december 1990, 25 april 1997, 7 juli 2005 en 16 januari 2006 de volgende punten opgeheven : 1° het punt 2.7. temperaturen die kuntstmatig tot ten minste onder - 10 °C gebracht worden; 2° het punt 2.8 industriële warmte.

Art. 21.Artikel 148decies 2.4. van hetzelfde reglement, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 april 1975, wordt opgeheven.

Art. 22..- De bepalingen van de artikelen 1 tot 18 van dit besluit vormen hoofdstuk II van titel IV van de Codex over het welzijn op het werk, met volgende opschriften : « Titel IV. - Omgevingsfactoren en fysische agentia. » « Hoofdstuk II. - Thermische omgevingsfactoren.

Art. 23.- De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 juni 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/1999 pub. 20/04/1999 numac 1999012230 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst sluiten, Belgisch Staatsblad van 20 april 1999; Wet van 10 januari 2007Relevante gevonden documenten type wet prom. 10/01/2007 pub. 06/06/2007 numac 2007200952 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Wet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk type wet prom. 10/01/2007 pub. 28/12/2007 numac 2007001003 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van verschillende bepalingen betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk waaronder deze betreffende de bescherming tegen geweld, pesterijen en ongewenst seksueel gedrag op het werk. - Duitse vertaling sluiten, Belgisch Staatsblad van 6 juni 2007;

Besluit van de Regent van 11 februari 1946, Belgisch Staatsblad van 3 en 4 april 1946;

Besluit van de Regent van 27 september 1947, Belgisch Staatsblad van 3 en 4 oktober 1947;

Koninklijk besluit van 10 april 1974, Belgisch Staatsblad van 8 mei 1974;

Koninklijk besluit van 21 april 1975, Belgisch Staatsblad van 21 mei 1975;

Koninklijk besluit van 5 december 1990Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 05/12/1990 pub. 21/11/2017 numac 2017014047 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende het nemen van monsters van voedingsmiddelen en andere produkten. - Officieuzecoördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 20 december 1990;

Koninklijk besluit van 25 april 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/1997 pub. 03/06/1997 numac 1997015057 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot overdracht in de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 1997 van een deel van het krediet ingeschreven op het programma 15-54-1 naar het programma 14-53-4 type koninklijk besluit prom. 25/04/1997 pub. 15/07/1997 numac 1997015087 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1994 tot vaststelling met het oog op de toepassing van artikel 43 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, van de graden van de ambtenaren van de carrière Buitenlandse Dienst en van de Kanselarijcarrière, die eenzelfde trap van de hiërarchie vormen sluiten, Belgisch Staatsblad van 12 juli 1997;

Koninklijk besluit van 7 juli 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/07/2005 pub. 25/07/2005 numac 2005022612 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 15, § 5, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen sluiten, Belgisch Staatsblad van 14 juli 2005;

Koninklijk besluit van 16 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 16/01/2006 pub. 15/02/2006 numac 2005012770 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico's van lawaai op het werk sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 februari 2006.

Bijlage I Afwisseling van periodes van aanwezigheid op de werkpost met rusttijden bedoeld in artikel 6, § 1, derde lid, 4°.

De rustttijden worden rekening houdend met de actiewaarden en de aard van het werk vastgesteld als volgt :

Afwisseling in het werk

WBGT-waarden

Licht werk

Halfzwaar werk

Zwaar werk

Zeer zwaar werk

45 min werk - 15 min rust

29,5

27

23

19

30 min werk - 30 min rust

30

28

24,5

21


Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 4 juni 2012 betreffende de thermische omgevingsfactoren.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, M. DE CONINCK

^