Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 maart 2002
gepubliceerd op 04 april 2002

Koninklijk besluit betreffende de veiligheid van speelgoed

bron
ministerie van economische zaken
numac
2002011108
pub.
04/04/2002
prom.
04/03/2002
ELI
eli/besluit/2002/03/04/2002011108/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 MAART 2002. - Koninklijk besluit betreffende de veiligheid van speelgoed


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wet van 4 april 2001;

Gelet op de wet van 4 april 2001 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de veiligheid en de gezondheid van de consumenten, inzonderheid op artikel 18;

Gelet op de wet van 29 juni 1990 betreffende de veiligheid van speelgoed, gewijzigd door het koninklijk besluit van 22 maart 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1984 betreffende het in de handel brengen van speelgoed en van gebruiksvoorwerpen voor kinderen;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 maart 1991 betreffende de veiligheid van speelgoed, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 maart 1993 en van 6 maart 1996;

Gelet op de Richtlijn 88/378/EEG van de Raad van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de veiligheid van speelgoed, gewijzigd bij de Richtlijn 93/68/EEG van de Raad van 22 juli 1993;

Gelet op het advies 32.013/1 van de Raad van State, gegeven op 22 november 2001;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° speelgoed : ieder product of deel hiervan dat ontworpen of kennelijk bestemd is om door kinderen onder de leeftijd van veertien jaar bij het spelen gebruikt te worden.De producten vermeld in bijlage I worden niet als speelgoed beschouwd; 2° CE-markering : het symbool CE waarvan het model is opgenomen in bijlage V en dat aangeeft dat het speelgoed in overeenstemming is met de in artikel 2 bedoelde fundamentele veiligheidsvoorschriften;3° erkende instantie : instantie erkend overeenkomstig de artikelen 11 tot 14 of instantie die in een andere lidstaat van de Europese Unie werd erkend overeenkomstig het artikel 9 van de richtlijn 88/378/EEG van 3 mei 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake de veiligheid van speelgoed en opgenomen is in de lijst die in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is bekendgemaakt;4° EG-typeonderzoek : procedure waarbij een erkende instantie vaststelt en verklaart dat een model van speelgoed voldoet aan de in artikel 2 bedoelde fundamentele veiligheidsvoorschriften. HOOFDSTUK II. - Veiligheidsvoorschriften

Art. 2.Speelgoed mag slechts in de handel worden gebracht : - indien het voldoet aan de fundamentele veiligheidsvoorschriften vermeld in bijlage II en - indien het bij gebruik overeenkomstig de bestemming ervan of bij gebruik op een wijze die gezien het gangbare gedrag van kinderen te verwachten is, voor de veiligheid en/of de gezondheid van de gebruikers of van derden geen gevaar oplevert.

Speelgoed moet in de staat waarin het in de handel wordt gebracht en rekening houdend met het te verwachten normale gebruik, aan de in dit besluit vastgestelde voorschriften inzake veiligheid en gezondheid voldoen.

Art. 3.Speelgoed dat voldoet aan de in artikel 2 bedoelde fundamentele veiligheidsvoorschriften moet, vooraleer het in de handel wordt gebracht, door de producent voorzien worden van de CE-markering.

Indien het speelgoed met betrekking tot bepaalde aspecten onder andere reglementeringen valt die eveneens voorzien in het aanbrengen van de CE-markering, geeft de producent door het plaatsen van deze markering aan dat het speelgoed ook aan de voorschriften van deze andere reglementeringen voldoet.

Art. 4.§ 1. Speelgoed dat geheel overeenstemt met een nationale norm van een lidstaat van de Europese Unie, die een omzetting is van een geharmoniseerde norm, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Unie is gepubliceerd, wordt verondersteld te voldoen aan de bepalingen van dit besluit.

De referenties van de Belgische normen die de omzetting zijn van de betrokken geharmoniseerde normen worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. § 2. Speelgoed dat niet of slechts gedeeltelijk overeenstemt met de in § 1 bedoelde normen mag niettemin van de CE-markering worden voorzien op voorwaarde dat een model ervan voorwerp is geweest van een EG-typeonderzoek en door de erkende instantie goedgekeurd werd. HOOFDSTUK III. - Markeringen

Art. 5.De CE-markering, de naam en/of de firmanaam en/of het merkteken en het adres van de producent worden zichtbaar, leesbaar en onuitwisbaar aangebracht op het speelgoed of de verpakking.

Bij speelgoed van klein formaat en speelgoed dat bestaat uit onderdelen van klein formaat mogen de gegevens bedoeld in § 1 op dezelfde wijze worden aangebracht op de verpakking, op een etiket of op een bijgesloten mededeling.

Indien de in § 1 bedoelde gegevens niet op het speelgoed zijn aangebracht, moet de coonsument erop worden gewezen dat het nuttig is deze te bewaren.

Op het speelgoed mogen geen markeringen worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering. Op het speelgoed, de verpakking of een etiket mogen andere markeringen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd.

De in § 1 bedoelde gegevens mogen afgekort worden mits de identificatie van de producent mogelijk blijft.

Art. 6.Speelgoed dient te worden voorzien van duidelijk leesbare en gepaste aanwijzingen om de gevaren bij gebruik te verkleinen.

Speelgoed dat vermeld wordt in bijlage IV mag slechts in de handel worden gebracht indien het voorzien is van de in deze bijlage vermelde waarschuwingen en gebruiksaanwijzingen.

De in § 1 en § 2 bedoelde aanwijzingen, waarschuwingen en gebruiksaanwijzingen moeten tenminste opgesteld zijn in de taal of de talen van het taalgebied waar het speelgoed in de handel wordt gebracht.

Art. 7.§ 1 - De producent van speelgoed bedoeld in artikel 4, § 1 moet met het oog op de controle, volgende informatie ter beschikking houden : 1° een beschrijving van de middelen waarmee hij ervoor zorgt dat het product overeenkomt met de in artikel 4 bedoelde normen inzake de veiligheid van speelgoed;2° het adres van de plaatsen van vervaardiging en opslag;3° uitvoerige gegevens betreffende ontwerp en vervaardiging. § 2. De producent van speelgoed bedoeld in artikel 4, § 2 moet met het oog op de controle, volgende informatie ter beschikking houden : 1° een uitvoerige beschrijving van de vervaardiging;2° een beschrijving van de middelen waarmee hij ervoor zorgt dat het product met het goedgekeurde model overeenstemt;3° het adres van de plaatsen van vervaardiging en opslag;4° afschriften van de documenten die de producent aan de erkende instantie heeft voorgelegd voor het EG-typeonderzoek;5° het keuringscertificaat van het EG-typeonderzoek of een gewaarmerkt afschrift ervan. HOOFDSTUK IV. - EG-typeonderzoek

Art. 8.De aanvraag voor een EG-typeonderzoek wordt door de producent bij een erkende instantie ingediend. De aanvraag : 1° geeft een beschrijving van het speelgoed;2° vermeldt naam en adres van de producent alsmede de plaats waar het speelgoed wordt vervaardigd;3° omvat uitvoerige gegevens over ontwerp en vervaardiging, vergezeld van een model van het speelgoed waarvan de productie wordt overwogen.

Art. 9.§ 1 - De erkende instantie verricht het EG-typeonderzoek op de volgende wijze : 1° zij onderzoekt de door de aanvrager voorgelegde documenten en gaat na of deze in orde zijn;2° zij gaat na of het speelgoed geen gevaar oplevert voor de veiligheid en/of gezondheid zoals bepaald in artikel 2;3° zij voert de gepast geachte onderzoeken en proeven uit en past zoveel mogelijk de normen inzake veiligheid van speelgoed bedoeld in artikel 4 toe om na te gaan of het model aan de in artikel 2 bedoelde fundamentele veiligheidsereisten beantwoordt;4° zij kan om bijkomende exemplaren van het model verzoeken. § 2. Indien het model aan de in artikel 2 bepaalde fundamentele veiligheidsvoorschriften beantwoordt, stelt de erkende instantie een EG-typeverklaring op. In deze verklaring zijn de bevindingen van het onderzoek opgenomen en wordt aangegeven welke voorwaarden in voorkomend geval aan de verklaring zijn verbonden; tevens zijn daarin beschrijvingen en tekeningen van het goedgekeurde speelgoed opgenomen.

De EG-typeverklaring wordt aan de aanvrager toegestuurd. § 3. Op hun verzoek moet aan de Europese Commissie, andere erkende instanties en de betrokken autoriteiten van andere lidstaten een afschrift van de verklaring, en op een met redenen omkleed verzoek, een afschrift van het technische dossier en van de verslagen van de verrichte onderzoeken en proeven overgemaakt worden. § 4. De erkende instantie die weigert een EG-type verklaring te verlenen, stelt de autoriteiten die haar erkend hebben en de Europese Commissie daarvan op de hoogte met vermelding van de redenen voor haar weigering. § 5. De stukken die betrekking hebben op de resultaten van het in dit artikel bedoelde EG-typeonderzoek, hebben een vertrouwelijk karakter. HOOFDSTUK V. - Erkende instanties

Art. 10.Om erkend te worden, moeten de instanties belast met het EG-typeonderzoek voldoen aan de voorwaarden opgenomen in bijlage III.

Art. 11.De aanvraag tot erkenning wordt gericht aan de Minister. Bij de aanvraag dienen de stukken te worden gevoegd waaruit blijkt dat de instantie voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 11.

De aanvraag wordt onderzocht door de ambtenaren van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken. Deze ambtenaren kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.

De kosten voortvloeiend uit de prestaties van deze deskundigen en die betrekking hebben op het onderzoek van de aanvraag rusten op de aanvrager.

Art. 12.De Minister erkent de instanties.

Bij een weigering van een erkenning wordt dit door de Directeur-generaal van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken bij aangetekende brief aan de betrokken instantie meegedeeld. Deze beschikt over dertig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de brief om aan het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid haar bezwaren kenbaar te maken.

Art. 13.De erkenning kan door de Minister tijdelijk of definitief worden ingetrokken indien aan één van de voorwaarden bedoeld in bijlage III niet meer wordt voldaan. Deze beslissing wordt door de Directeur-generaal van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid van het Ministerie van Economische Zaken bij aangetekende brief aan de betrokken instantie meegedeeld. Deze beschikt over dertig dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de brief om aan het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid haar bezwaren kenbaar te maken.

Art. 14.De erkende instanties zijn onderworpen aan het toezicht van de ambtenaren bedoeld in artikel 12, tweede lid. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.

Art. 15.De wet van 29 juni 1990 betreffende de veiligheid van speelgoed, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 maart 1993, het koninklijk besluit van 7 augustus 1984 betreffende het in de handel brengen van speelgoed en van gebruiksvoorwerpen voor kinderen en het koninklijk besluit van 9 maart 1991 betreffende de veiligheid van speelgoed, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 22 maart 1993 en van 6 maart 1996, worden opgeheven.

Art. 16.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 betreffende de veiligheid van pseudo-speelgoed worden de woorden « de wet van 29 juni 1990 » vervangen door de woorden « het koninklijk besluit van.... ».

Art. 17.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de woorden « van 9 maart 1991 » en « bijlage III » respectievelijk vervangen door de woorden « van 4 maart 2002 » en « bijlage IV ».

Art. 18.Onze Minister bevoegd voor de Bescherming van de veiligheid van de consumenten is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 maart 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET

BIJLAGE I ARTIKELEN DIE NIET ALS SPEELGOED IN DE ZIN VAN DIT BESLUIT WORDEN AANGEMERKT (artikel 1) 1. Kerstversiering 2.Schaalmodellen voor volwassen verzamelaars 3. Uitrusting bestemd voor collectief gebruik op speelterreinen 4.Sportuitrusting 5. Watersportuitrusting voor gebruik in diep water 6.Folkloristische en sierpoppen en andere soortgelijke artikelen voor volwassen verzamelaars 7. « Professioneel »speelgoed opgesteld in openbare gelegenheden (grootwinkelbedrijven, stations, enz.) 8. Puzzels met meer dan 500 stukjes of zonder voorbeeld voor hobbyisten 9.Luchtdrukwapens 10. Vuurwerk met inbegrip van slaghoedjes (met uitzondering van slaghoedjes die speciaal zijn ontworpen voor speelgoed).11. Slingers (werptuigen) en katapulten 12.Spellen met werppijltjes met metalen punten 13. Elektrische fornuisjes, strijkijzertjes en dergelijke functionele artikelen, gevoed met een nominale spanning van meer dan 24 volt 14.Artikelen met een verwarmingsoppervlak die in pedagogisch verband onder leiding van een volwassene moeten worden gebruikt 15. Voertuigjes met verbrandingsmotor 16.Speelgoedstoommachines 17. Sport-en toerfietsen 18.Videospellen, met een voeding van nominaal meer dan 24 volt, die verbonden kunnen worden met een videobeeldscherm 19. Fopspenen 20.Natuurgetrouwe imitaties van echte vuurwapens 21. Namaakjuwelen voor kinderen Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET

BIJLAGE II FUNDAMENTELE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR SPEELGOED (artikel 2) I. ALGEMENE BEGINSELEN 1. Overeenkomstig de in artikel 2 van dit besluit genoemde veiligheidsvoorschriften, moeten gebruikers van speelgoed alsmede derden beschermd zijn tegen gevaren voor de gezondheid of lichamelijk letsel wanneer het speelgoed wordt gebruikt overeenkomstig de bestemming of op een wijze die, gezien het gebruikelijke gedrag van kinderen, te verwachten is. Het betreft gevaren : a) die verband houden met het ontwerp, de constructie of de samenstelling van het speelgoed;b) die onverbrekelijk verbonden zijn met het gebruik van het speelgoed en niet volledig kunnen worden opgeheven door verandering aan te brengen in de constructie of de samenstelling zonder dat het speelgoed zijn functie of zijn belangrijkste eigenschappen verliest.2. a) De mate van het gevaar die het gebruik van het speelgoed meebrengt moet in verhouding staan tot de vaardigheden van de gebruikers, onder andere van degenen onder wier toezicht zij het speelgoed gebruiken.Dit geldt met name voor speelgoed dat door functie, afmetingen of andere kenmerken bestemd is voor kinderen beneden de 36 maanden. b) Om dit beginsel in praktijk te brengen moet, waar nodig, een minimumleeftijd voor de gebruikers van het speelgoed worden aangegeven, alsmede worden vermeld dat het uitsluitend onder toezicht van volwassenen mag worden gebruikt. 3. Op etiketten op speelgoed en/of verpakking en in de bijgevoegde gebruiksaanwijzingen moeten de gebruikers c.q. de toezichthoudende volwassenen in voldoende mate en op begrijpelijke wijze worden gewezen op de aan het gebruik verbonden gevaren en op de manier waarop deze kunnen worden voorkomen.

II. BIJZONDERE GEVAREN 1. Fysische en mechanische eigenschappen a) Speelgoed en onderdelen daarvan en, bij vast geïnstalleerd speelgoed, de verankering, moeten de nodige mechanische eigenschappen en in voorkomend geval de vereiste stabiliteit hebben om de bij het gebruik uitgeoefende druk te weerstaan zonder dat zij breken of kunnen vervormen met gevaar voor lichamelijk letsel.b) Bereikbare hoeken, uitstekende delen, snoeren, kabels en bevestigingen moeten zo ontworpen en geconstrueerd zijn dat het gevaar voor lichamelijk letsel bij aanraking zo klein mogelijk is.c) Speelgoed moet zo ontworpen en vervaardigd zijn dat de kans op lichamelijk letsel ten gevolge van de beweging van de delen ervan minimaal is.d) Speelgoedartikelen en onderdelen daarvan en afneembare delen die kennelijk bestemd zijn voor kinderen beneden de 36 maanden, moeten zo groot zijn dat zij niet kunnen worden ingeslikt en/of ingeademd.e) Speelgoedartikelen en onderdelen daarvan alsmede de verpakking waarin dit speelgoed en deze onderdelen in de detailverkoop worden aangeboden, mogen geen gevaar voor verstikking of verwurging meebrengen.f) Speelgoedartikelen die bestemd zijn om in ondiep water te worden gebruikt en om het kind te dragen of drijvende te houden op het water, moeten, gelet op het voorgestelde gebruik ervan, zodanig ontworpen en vervaardigd zijn dat het gevaar voor verlies van het drijfvermogen van het speelgoed alsmede van de steun die het aan het kind geeft, zo klein mogelijk is.g) Speelgoedartikelen waar kinderen in kunnen kruipen en die een gesloten ruimte vormen, moeten een uitgang hebben die gemakkelijk van binnenuit kan worden geopend.h) Speelgoed waarmee de gebruikers zich kunnen voortbewegen, moet voorzover mogelijk voorzien zijn van remmen die aangepast zijn aan het soort speelgoed en die berekend zijn op de door het speelgoed opgewekte kinetische energie.Deze remmen moeten gemakkelijk door de gebruikers bediend kunnen worden zonder dat dezen gevaarlopen eruit of af te vallen of zichzelf en anderen te verwonden. i) De constructievorm en samenstelling van projectielen en de kinetische energie die deze kunnen ontwikkelen bij lancering door een daartoe ontworpen stuk speelgoed, moeten zodanig zijn dat het gevaar voor verwonding van de gebruiker van het speelgoed of van derden niet onredelijk groot is, gelet op het aard van het speelgoed.j) Speelgoed dat warmte-elementen bevat moet zo vervaardigd zijn dat : - de hoogste temperatuur die aan elke toegankelijke zijde wordt bereikt zodanig is dat aanraking daarvan geen verbranding tot gevolg heeft; - vloeistoffen, dampen en gassen in het speelgoed geen temperaturen of drukken kunnen bereiken die bij de uitstoot ervan, behalve indien dit voor de goede werking van het speelgoed noodzakelijk is, brandwonden of andere lichamelijke letsels kunnen veroorzaken. 2. Ontvlambaarheid a) Speelgoed mag in de woonomgeving van het kind geen gevaarlijk ontvlambaar element zijn.Hiertoe dient het speelgoed samengesteld te zijn uit materialen die : 1. niet branden onder de directe inwerking van een vlam of vonk of andere potentiële oorzaak van ontbranding;2. of moeilijk ontvlambaar zijn (het vuur moet doven zodra de oorzaak van ontbranding verwijderd is);3. of, indien zij vlam vatten, traag branden, waarbij de vlam zich langzaam verspreidt;4. of, ongeacht de chemische samenstelling van het speelgoed, zodanig zijn behandeld dat het verbrandingsproces wordt vertraagd.Dit brandbare materiaal mag geen gevaar van ontbranding meebrengen voor andere in het speelgoed verwerkte stoffen. b) Speelgoed dat, om te kunnen functioneren, gevaarlijke stoffen of preparaten zoals omschreven in Richtlijn 67/548/EEG bevat, met name materiaal en apparatuur voor scheikundige experimenten, modelbouw, boetseren met kunststof of klei, emailleren, fotograferen of soortgelijke activiteiten, mag als zodanig geen stoffen of preparaten bevatten die ontvlambaar worden door het verlies van vluchtige niet-ontvlambare componenten.c) Speelgoed mag niet ontplofbaar zijn of elementen of stoffen bevatten die bij gebruik overeenkomstig artikel 2 van dit besluit zouden kunnen ontploffen.Onder verwijzing naar punt 10 van bijlage I geldt dit niet voor speelgoedslaghoedjes. d) Speelgoed, en meer bepaald chemische spellen en speelgoedartikelen, mag geen stoffen of preparaten bevatten - die bij vermenging een ontploffing kunnen veroorzaken: - door chemische reactie of door verwarming, - bij vermenging met oxiderende stoffen; - die vluchtige componenten bevatten die ontvlambaar zijn in de lucht en ontvlambare of explosieve mengsels van damp en lucht kunnen vormen. 3. Chemische eigenschappen 1.Speelgoed dient zodanig te zijn ontworpen en vervaardigd dat het bij gebruik overeenkomstig artikel 2 van dit besluit geen gevaar voor de gezondheid of lichamelijk letsel meebrengt bij inslikken, inademing of contact met de huid, de slijmvliezen of de ogen. In ieder geval moet dat speelgoed voldoen aan de passende communautaire wetgeving inzake bepaalde categorieën producten of betreffende het verbod, de beperking van het gebruik of de etikettering van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten. 2. Met het oog op de bescherming van de gezondheid der kinderen mag met name de totale biologische beschikbaarheid ten gevolge van het gebruik van het speelgoed per dag niet hoger liggen dan de volgende streefcijfers : 0,2 µg voor antimoon 0,1 µg voor arsenicum 25,0 µg voor barium 0,6 µg voor cadmium 0,3 µg voor chroom 0,7 µg voor lood 0,5 µg voor kwik 5,0 µg voor selenium of de waarden die voor deze of andere stoffen in de Gemeenschapswetgeving kunnen worden vastgesteld. Onder biologische beschikbaarheid van deze stoffen wordt verstaan het oplosbare extract dat toxicologisch van belang is. 3. Speelgoed mag geen gevaarlijke stoffen of preparaten in de zin van de Richtlijnen 67/548/EEG en 88/379/EEG bevatten in hoeveelheden die de gezondheid van het kind dat het speelgoed gebruikt kunnen schaden. In ieder geval is het formeel verboden in speelgoed gevaarlijke stoffen of preparaten te verwerken indien het speelgoed bestemd is om als zodanig bij het spelen te worden gebruikt.

Indien een beperkt aantal stoffen of preparaten echter voor de werking van bepaald speelgoed, zoals materiaal en apparatuur voor scheikundige experimenten, modelbouw, boetseren met kunststof of klei, emailleren, fotograferen en dergelijke activiteiten in beperkte mate nodig zijn, zijn deze toegestaan mits een voor elke stof en elk preparaat bijopdracht aan het CEN overeenkomstig de procedure van het bij Richtlijn 83/189/EEG ingestelde Comité aan te geven maximumconcentratie niet wordt overschreden, en de toegestane stoffen en preparaten voldoen aan de door de Gemeenschap gestelde voorschriften inzake etikettering, onverminderd punt 4 van bijlage IV. 4. Elektrische eigenschappen a) Elektrisch aangedreven speelgoed moet werken op een nominale spanning van ten hoogste 24 volt en geen enkel onderdeel van het speelgoed mag onder spanning van meer dan 24 volt staan.b) Delen van speelgoed die in contact staan of kunnen komen met een elektriciteitsbron die een elektrische schok kan veroorzaken, alsmede de kabels of draden waarlangs de elektriciteit naar deze delen wordt geleid, dienen goed geïsoleerd en mechanisch beveiligd te zijn om het gevaar van elektrische schokken te voorkomen.c) Elektrisch aangedreven speelgoed moet zo zijn ontworpen en uitgevoerd dat de hoogste temperaturen die optreden aan de oppervlakte van alle rechtstreeks toegankelijke delen, bij aanraking daarvan geen brandwonden kunnen veroorzaken.5. Hygiëne Speelgoed dient zo te zijn ontworpen en vervaardigd dat wordt voldaan aan de eisen inzake hygiëne en zuiverheid en gevaar voor infectie, ziekte en besmetting wordt vermeden.6. Radioactiviteit Speelgoed mag geen radioactieve elementen of stoffen bevatten in een vorm of hoeveelheid die schade kan berokkenen aan de gezondheid van het kind.Richtlijn 80/836/Euratom is van toepassing.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET

BIJLAGE III VOORWAARDEN WAARAAN DE ERKENDE INSTANTIES MOETEN VOLDOEN (artikel 11) De door de Lid-Staten aangewezen instanties moeten aan de volgende minimumvoorwaarden voldoen : 1. beschikbaarheid van personeel, alsmede van de nodige middelen en uitrusting;2. technische bekwaamheid en professionele integriteit van het personeel;3. onafhankelijkheid bij het uitvoeren van proeven, het opstellen van verslagen, het afgeven van verklaringen en het uitoefenen van het in dit besluit voorgeschreven toezicht, van het kaderpersoneel en het technisch personeel ten aanzien van alle kringen, groeperingen en personen die rechtstreeks of indirect belangen hebben op het gebied van speelgoed;4. bewaring van het beroepsgeheim door het personeel;5. afsluiten van een verzekering van wettelijke aansprakelijkheid. Voor de toepassing van deze bijlage zijn de NBN-EN 45001-normen en volgende tot bepaling van de algemene criteria inzake proeven, certificatie en accreditatie van toepassing.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET

BIJLAGE IV WAARSCHUWINGEN EN AANWIJZINGEN IN DE GEBRUIKSAANWIJZINGEN (artikel 6) Speelgoed dient te zijn voorzien van duidelijk leesbare en deugdelijke aanwijzingen om de gevaren bij gebruik, als bedoeld in de fundamentele veiligheidsvoorschriften, te verkleinen : 1. Speelgoed dat niet is bestemd voor kinderen beneden de 36 maanden Op speelgoed dat gevaarlijk kan zijn voor kinderen beneden de 36 maanden, wordt een waarschuwing vermeld als « Niet geschikt voor kinderen beneden de 36 maanden » of « Niet geschikt voor kinderen beneden de drie jaar », alsmede een korte vermelding - die ook in de gebruiksaanwijzing mag voorkomen - van de specifieke gevaren waardoor deze uitsluiting wordt gemotiveerd. Deze bepaling is niet van toepassing op speelgoed waarvan, gezien de functie, afmetingen, kenmerken of andere in het oog lopende eigenschappen of onderdelen, duidelijk is dat het niet bestemd is voor kinderen beneden de 36 maanden. 2. Glijbanen, schommels, ringen, trapezes, touwen en soortgelijk speelgoed, bevestigd aan een balk Dit speelgoed dient te zijn voorzien van een gebruiksaanwijzing, waarin de aandacht wordt gevestigd op de noodzaak van periodieke controles en onderhoud van de belangrijkste delen (ophangingsmiddelen, haken, bevestiging op de grond enz.) en waarin wordt aangegeven dat bij het nalaten van deze controle gevaar voor vallen van de kinderen of omvallen van de toestellen ontstaat.

Tevens moeten aanwijzingen worden gegevens betreffende de correcte montage, met vermelding van de onderdelen die bij verkeerde montage gevaren kunnen opleveren. 3. Functioneel speelgoed Onder functioneel speelgoed wordt verstaan speelgoed dat dezelfde functie heeft als apparaten of installaties die bestemd zijn voor volwassenen, waarvan het vaak een verkleind model is. Op functioneel speelgoed of de verpakking ervan dient te zijn vermeld « Voorzichtig! Te gebruiken onder toezicht van volwassenen. ».

Bij dit speelgoed dient bovendien een gebruiksaanwijzing te worden geleverd, met instructies inzake de bediening en de door de gebruiker in acht te nemen voorzorgsmaatregelen. Ook wordt aangegeven dat veronachtzaming van deze voorzorgsmaatregelen leidt tot nader aan te geven gevaren eigen aan het apparaat of het product, waarvan het een verkleind model of een imitatie vormt. Er wordt tevens aangegeven dat het speelgoed buiten het bereik van zeer jonge kinderen moet worden gehouden. 4. Speelgoed dat stoffen of preparaten bevat die als zodanig gevaarlijk zijn en chemisch speelgoed Als chemisch speelgoed worden met name beschouwd: dozen voor chemische proeven, dozen voor plasticinsluiting, miniatuurateliers voor keramiek- en emailbewerking, fotografie en soortgelijk speelgoed.a) Onverminderd de toepassing van andere reglementaire bepalingen betreffende de indeling, verpakking en etikettering van gevaarlijke stoffen en preparaten, wordt op de gebruiksaanwijzing van het speelgoed dat deze stoffen of preparaten als zodanig bevat, de gevaarlijke aard ervan vermeld, alsmede de voorzorgsmaatregelen die de gebruiker in acht moet nemen om de desbetreffende gevaren te vermijden, die al naargelang van het type speelgoed kort nader moeten worden aangeduid.Tevens moet worden aangegeven welke eerste hulp moet worden geboden bij ernstige ongevallen die het gevolg zijn van het gebruik van dit soort speelgoed en dat dit speelgoed buiten het bereik van zeer jonge kinderen moet worden gehouden. b) Naast de onder a) bedoelde aanwijzingen dient chemisch speelgoed op de verpakking voorzien te zijn van het opschrift « Voorzichtig! Uitsluitend voor kinderen ouder dan ... jaar (leeftijd door de fabrikant te bepalen). Te gebruiken onder toezicht van volwassenen. ». 5. Schaatsplanken en rolschaatsen voor kinderen Indien deze producten als speelgoed ten verkoop worden aangeboden, moeten zij voorzien zijn van het opschrift « Voorzichtig! Te gebruiken met beschermingsuitrusting ». Voorts wordt er in de gebruiksaanwijzing op gewezen dat men met dit speelgoed voorzichtig moet omgaan, daar er grote handigheid voor vereist is om ongevallen door vallen of botsingen voor de gebruiker en derden te voorkomen. Ook wordt aangegeven welke beschermingsuitrusting wordt aangeraden (helm, handschoenen, kniestukken, elleboogstukken, enz.). 6. Speelgoed voor gebruik in water Het in bijlage II, sectie II, punt 1 f), omschreven speelgoed voor gebruik in water is voorzien van de vermelding conform het mandaat van de CEN door de aanpassing van norm EN/71, delen 1 en 2 : « Voorzichtig! Alleen gebruiken onder toezicht en in water waar kinderen kunnen staan ». Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET

BIJLAGE V CE-MARKERING VAN OVEREENSTEMMING - De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen CE in de volgende grafische vorm : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij vergroting of verkleining van de CE-markering moeten de verhoudingen van bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen.

De onderscheiden onderdelen van de CE-markering moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 4 maart 2002 betreffende de veiligheid van speelgoed.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. M. AELVOET

begin


Publicatie : 2002-04-04 Numac : 2002011108

^