Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 maart 2005
gepubliceerd op 08 maart 2005

Koninklijk besluit betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2005022151
pub.
08/03/2005
prom.
04/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/04/2005022151/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 MAART 2005. - Koninklijk besluit betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines


VERSLAG AAN DE KONING Het koninklijk besluit dat aan Uw handtekening wordt voorgelegd heeft als voorwerp de omzetting, voor wat betreft de aspecten die behoren tot de federale bevoegdheden, van de Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer.

Teneinde er voor te zorgen dat een minimaal aandeel van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen beschikbaar is op het Belgisch grondgebied, laat dit besluit het op de markt brengen van biobrandstoffen, hetzij onvermengd, hetzij vermengd in benzine en diesel, toe. In het besluit worden tevens de streefcijfers vastgesteld inzake het aanbod van de aldus toegelaten producten. Deze cijfers stemmen overeen met deze vervat in de delen van de richtlijn die het besluit beoogt om te zetten.

Vanaf de publicatie ervan door de CEN, zijn de CEN-normen van toepassing op de biobrandstoffen en de andere hernieuwbare brandstoffen, zoals gedefinieerd in dit besluit. De bedoelde producten kunnen niet op de markt komen vooraleer er een dergelijke CEN-norm bekend gemaakt is.

Het huidig besluit voorziet niettemin in de mogelijkheid voor de Minister bevoegd voor Energie en de Minister bevoegd voor Leefmilieu om hiervan af te wijken wanneer zulks verantwoord is. Er zijn immers types van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen, zoals bijvoorbeeld bio-ethanol, bio-ETBE en onvermengde plantaardige olie, die dermate sterk kunnen bijdragen tot een duurzame economische ontwikkeling, dat het wenselijk kan zijn dat deze producten op de markt kunnen komen ook bij afwezigheid van een CEN-norm.

Vanzelfsprekend dienen de ministers er op toe te zien dat de producten waarvoor ze afwijkingen toestaan, enerzijds, voldoende intrinsieke kwaliteitsgaranties bieden en, anderzijds, aan de gebruiker aangeboden worden vergezeld van alle nodige informatie in verband met het correcte gebruik ervan.

Voor wat betreft de inbreuken op de bepalingen van dit besluit, kunnen deze worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid.

Teneinde te verzekeren dat de informatie betreffende de beschikbaarheid van biobrandstoffen aan het publiek wordt meegedeeld, zal het Directoraat-generaal Leefmilieu in samenwerking met de Gewestelijke administraties ervoor instaan dat jaarlijks vóór 1 juli aan de Europese Commissie verslag wordt uitgebracht inzake : 1° de maatregelen die genomen zijn om het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen ter vervanging van diesel of benzine in het vervoer te bevorderen;2° de nationale middelen die zijn toegewezen voor de productie van biomassa ten behoeve van andere vormen van energiegebruik dan vervoer;3° de totale afzet van transportbrandstof en het aandeel van op de markt gebrachte biobrandstoffen, vermengd of onvermengd, en andere hernieuwbare brandstoffen in die afzet in het voorgaande jaar.In voorkomend geval brengt de bevoegde overheid verslag uit over eventuele uitzonderlijke omstandigheden bij de voorziening van ruwe olie of olieproducten die de afzet van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen hebben beïnvloed.

Deze maatregel is dus een aangelegenheid die de productnormen betreft en is als dusdanig een maatregel waarvoor de federale overheid bevoegd is. Het feit dat deze maatregel er mede toe zal bijdragen dat deze producten kunnen geconsumeerd worden, heeft nog niet tot gevolg dat de federale overheid onbevoegd zou worden. Een dergelijk standpunt zou een federaal productnormenbeleid immers onmogelijk maken, vermits elke productnorm bijdraagt tot de mogelijke consumptie van dat product. Om die reden menen de opstellers van dit besluit dat er geen gevolg moet worden gegeven aan de opmerkingen van de Raad van State dienaangaande.

Het gegeven dat de federale overheid hoopt dat met het nemen van een maatregel waarvoor zij manifest bevoegd is, in casu het bepalen van een productnorm, bepaalde effecten worden gerealiseerd qua aanbod van deze producten, kan niet tot gevolg hebben dat de federale overheid onbevoegd wordt om deze productnorm te bepalen, zelfs niet wanneer dit verhoopte effect uitdrukkelijk vermeld wordt in dit besluit. Ook wat dat punt betreft wordt daarom niet ingegaan op de opmerkingen van de Raad van State.

Daarnaast zal het verband dienen te worden gelegd, zoals de Europese Commissie dit doet in haar recente standpunten terzake, met Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 houdende hervorming van het gemeenschapskader inzake taxatie van energetische producten en elektriciteit, door het nemen van latere maatregelen en bepalingen door de bevoegde autoriteiten.

Tot slot, zal het huidig besluit in voorkomend geval aangepast worden aan de aanbevelingen die worden verwacht vanwege de Europese Commissie en de Raad.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe majesteit, de zeer eerbiedwaardige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

4 MAART 2005. - Koninklijk besluit betreffende de benamingen en de kenmerken van de biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid, inzonderheid op artikel 5, § 1, eerste lid, 3°;

Gelet op de Richtlijn 2003/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 mei 2003 ter bevordering van het gebruik van biobrandstoffen of andere hernieuwbare brandstoffen in het vervoer;

Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad, gegeven op 17 mei 2004;

Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, gegeven op 18 mei 2004;

Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik, gegeven op 24 mei 2004;

Gelet op het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, gegeven op 1 juni 2004;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn, in het kader van de Interministeriële Conferentie Leefmilieu van 20 oktober 2004;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 20 maart 2004 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Gelet op advies 37.770/3 van de Raad van State, gegeven op 23 november 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie en Energie, Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister bevoegd voor Consumentenzaken, Onze Minister van Leefmilieu en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° biobrandstof : vloeibare of gasvormige transportbrandstof die gewonnen is uit biomassa;2° biomassa : de biologisch afbreekbare fractie van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de biologisch afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval;3° andere hernieuwbare brandstoffen : andere hernieuwbare brandstoffen dan biobrandstoffen, die afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen als omschreven in Richtlijn 2001/77/EG en voor vervoersdoeleinden gebruikt worden;4° energie-inhoud : de calorische onderwaarde van een brandstof;5° diesel : aardolieproducten die beantwoorden aan de specificaties van de normen NBN EN 590 in de laatste uitgave;6° benzine : aardolieproducten die beantwoorden aan de specificaties van de normen NBN EN 228 in de laatste uitgave;7° biodiesel : voor gebruik als biobrandstof bestemd methylester van plantaardige of dierlijke olie van dieselkwaliteit dat beantwoordt aan de specificaties van de norm NBN EN 14214;8° bio-ETBE (ethyl-tertiair-butylether) : op basis van bioethanol geproduceerde ETBE.Het volumepercentage bio-ETBE dat als biobrandstof wordt gerekend, bedraagt 47 %; 9° bio-ethanol : voor gebruik als biobrandstof bestemd ethanol dat gewonnen is uit biomassa en/of de biologisch afbreekbare afvalfractie;10° biogas : voor gebruik als biobrandstof bestemd brandstofgas dat gewonnen is uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare afvalfractie en dat gezuiverd kan worden tot aardgaskwaliteit, of houtgas;11° biomethanol : voor gebruik als biobrandstof bestemd methanol dat gewonnen is uit biomassa;12° biodimethylether : voor gebruik als biobrandstof bestemde dimethylether die gewonnen is uit biomassa;13° bio-MTBE (methyl-tertiair-butylether) : een op basis van biomethanol geproduceerde brandstof.Het volumepercentage bio-MTBE dat als biobrandstof wordt gerekend, bedraagt 36 %; 14° synthetische biobrandstoffen : synthetische koolwaterstoffen of mengsels van synthetische koolwaterstoffen die gewonnen zijn uit biomassa;15° biowaterstof : voor gebruik als biobrandstof bestemde waterstof die gewonnen is uit biomassa en/of uit de biologisch afbreekbare afvalfractie;16° onvermengde plantaardige olie : door persing, extractie of soortgelijke procédés uit oliehoudende planten gewonnen olie, natuurlijk of geraffineerd, doch chemisch ongewijzigd, die beantwoordt aan de motortypen en de emissievoorschriften daarvoor;17° CEN : Comité européen de Normalisation;18° de bevoegde overheid : Directoraat-generaal Leefmilieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu; 19° de controlediensten : de diensten bevoegd voor het toezicht op en de controle op de kwaliteit van de aardolieproducten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. § 2. De definities vervat in de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid zijn eveneens van toepassing op dit besluit. HOOFDSTUK 2. - Minimaal aandeel van biobrandstoffen

Art. 2.Biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen mogen, onvermengd of vermengd in benzine en diesel, op de markt worden gebracht wanneer en voor zover ze voldoen aan de voorwaarden bepaald in dit besluit, onverminderd de bepalingen inzake accijnzen.

Art. 3.§ 1. De biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen moeten voldoen aan de normen vastgesteld door het CEN. § 2. De Minister bevoegd voor Energie en de Minister bevoegd voor Leefmilieu kunnen uitzonderingen toestaan op de in § 1 bedoelde verplichting. De beslissingen tot afwijking zijn met redenen omkleed en worden hetzij aan al de betrokkenen ter kennis gegeven, hetzij gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De afwijkingen gelden voor een periode van maximum drie jaar. Zij kunnen steeds worden herroepen of hernieuwd.

Art. 4.Om er voor te zorgen dat een minimaal aandeel van biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen op het Belgisch grondgebied beschikbaar is, worden de volgende streefcijfers vastgesteld : 1° op 31 december 2005, 2 % biobrandstoffen en andere hernieuwbare brandstoffen berekend op basis van de energie-inhoud van de totale hoeveelheid benzine en diesel op de markt gebracht voor verbruik tijdens het voorafgaande kalenderjaar;2° dit percentage wordt jaarlijks en lineair vermeerderd met 0,75 %. De tussentijdse streefcijfers worden elk kalenderjaar verkregen op 31 december en dit tot in 2010, datum waarop het streefcijfer 5,75 % wordt. HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtreding en uitvoering

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de dag van de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 6.Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie en Energie, Onze Minister van Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand, Onze Minister bevoegd voor Consumentenzaken en Onze Minister van Leefmilieu, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 maart 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Leefmilieu, B. TOBBACK

^