Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 maart 2010
gepubliceerd op 18 maart 2010

Koninklijk besluit tot vaststelling, voor het jaar 2010, van het bedrag en de betalingsmodaliteiten en -termijnen van de bijdragen verschuldigd door de werkgevers waarvan de ondernemingen bedoeld worden in artikel 2, 3°, a), van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012031
pub.
18/03/2010
prom.
04/03/2010
ELI
eli/besluit/2010/03/04/2010012031/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot vaststelling, voor het jaar 2010, van het bedrag en de betalingsmodaliteiten en -termijnen van de bijdragen verschuldigd door de werkgevers waarvan de ondernemingen bedoeld worden in artikel 2, 3°, a), van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, artikel 58, § 1, gewijzigd bij de wet van 11 juli 2006;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, bedoeld in artikel 28, § 1, van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, gegeven op 17 december 2009;

Gelet op het advies nr. 1.722 van de Nationale Arbeidsraad, gegeven op 26 januari 2010;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het koninklijk besluit tot vaststelling van de bijdragen voor het jaar 2010 verschuldigd aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, dringend moet worden bekendgemaakt om de ontvangstorganismen voor de sociale zekerheid toe te laten de bijdragen vanaf het eerste trimester van 2010 te innen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De werkgevers waarvan de ondernemingen bedoeld worden in artikel 2, 3°, a) van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, zijn vanaf 1 januari 2010 tot 31 december 2010 een bijdrage verschuldigd waarvan het bedrag bepaald wordt bij dit besluit. § 2. De bijdragen bedoeld bij § 1 worden berekend op basis van het loon dat in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen. § 3. De bijdragen bepaald in § 1 bij dit besluit worden respectievelijk aangegeven en betaald aan de instellingen bedoeld bij artikel 60 van de voormelde wet van 26 juni 2002 volgens dezelfde modaliteiten en binnen dezelfde termijnen als de sociale zekerheidsbijdragen.

Art. 2.§ 1. Voor de werkgevers die gedurende de referteperiode bedoeld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2009 waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, gemiddeld ten minste twintig werknemers hebben tewerkgesteld, is de bijdragevoet bepaald op 0,19 %. § 2. Voor de werkgevers die gedurende de referteperiode bedoeld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2009 waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, gemiddeld minder dan twintig werknemers hebben tewerkgesteld, is de bijdragevoet bepaald op 0,18 %. § 3. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de werkgevers bedoeld bij artikel 3, voor wat betreft de werknemers bedoeld bij dit laatste artikel.

Art. 3.Voor de werkgevers die in onderstaande tabel voorkomen en voor wat betreft de werknemers die in deze tabel voorkomen, worden de bijdragevoeten als volgt vastgesteld :

Bijdrageplichtige werkgevers

Betrokken werknemers

Bijdragevoet per werknemer

1° Werkgevers die onder volgende paritaire comités ressorteren zonder onderscheid wat het aantal werknemers betreft tewerkgesteld tijdens de referteperiode bedoeld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2009 waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen :


a) Paritair subcomité voor de haven van Antwerpen, "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen" genaamd; - de werklieden tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd :

0,18 %

- de andere werklieden :

nihil

b) Paritair Subcomité voor de haven van Brussel en Vilvoorde; Idem a)

Idem a)

c) Paritair Subcomité voor de haven van Gent; Idem a)

Idem a)

d) Paritair Subcomité voor de havens van Oostende en Nieuwpoort; Idem a)

Idem a)

e) Paritair Subcomité voor de haven van Zeebrugge-Brugge; Idem a)

Idem a)

f) Paritair comité voor de zeevisserij; - het varend personeel

0,18 %

2° Werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor de uitzendarbeid en de erkende ondernemingen die buurtwerken of -diensten leveren. - de uitzendkrachten :

nihil

3° Werkgevers die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de handel in brandstoffen van Oost-Vlaanderen die gedurende de referteperiode bedoeld bij artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2009 waarbij de referteperiode en de wijze worden bepaald waarop het gemiddelde van de tijdens deze referteperiode tewerkgestelde werknemers wordt berekend met het oog op de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, van de bijdragen bedoeld in de artikelen 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, hebben tewerkgesteld :


a) gemiddeld ten minste twintig werknemers :

- al de werklieden :

0,06 %

b) gemiddeld minder dan twintig werknemers :

- al de werklieden :

nihil

4° Werkgevers die onder het Paritair Comité voor de diamantnijverheid en -handel ressorteren. - al de werklieden :

nihil


Employeurs redevables

Travailleurs concernés

Taux de la cotisation par travailleur

1° Employeurs ressortissant aux commissions paritaires suivantes sans Ă©gard au nombre de travailleurs occupĂ©s pendant la pĂ©riode de rĂ©fĂ©rence visĂ©e Ă  l'article 1er de l'arrĂȘtĂ© royal du 28 octobre 2009 dĂ©terminant la pĂ©riode de rĂ©fĂ©rence et les modalitĂ©s du calcul de la moyenne des travailleurs occupĂ©s pendant cette pĂ©riode de rĂ©fĂ©rence en vue de la perception, par l'Office national de SĂ©curitĂ© sociale, des cotisations visĂ©es aux articles 58 et 60 de la loi du 26 juin 2002 relative aux fermetures d'entreprises :


a) Sous-commission paritaire pour le port d'Anvers dénommée "Nationaal Paritair Comité der haven van Antwerpen"; - les ouvriers occupés sous contrat à durée indéterminée :

0,18 %

- les autres ouvriers :

néant

b) Sous-commission paritaire pour le port de Bruxelles et de Vilvorde; Idem a)

Idem a)

c) Sous-commission paritaire pour le port de Gand; Idem a)

Idem a)

d) Sous-commission paritaire pour les ports d'Ostende et de Nieuport; Idem a)

Idem a)

e) Sous-commission paritaire pour le port de Zeebrugge-Bruges; Idem a)

Idem a)

f) Commission paritaire de la pĂȘche maritime. - le personnel navigant

0,18 %

2° Employeurs ressortissant à la Commission paritaire pour le travail intérimaire et les entreprises agréées fournissant des travaux ou services de proximité. - les travailleurs intérimaires :

néant

3° Employeurs ressortissant Ă  la Sous-commission paritaire pour le commerce de combustibles de la Flandre orientale ayant occupĂ© pendant la pĂ©riode de rĂ©fĂ©rence visĂ©e Ă  l'article 1er de l'arrĂȘtĂ© royal du 28 octobre 2009 dĂ©terminant la pĂ©riode de rĂ©fĂ©rence et les modalitĂ©s du calcul de la moyenne des travailleurs occupĂ©s pendant cette pĂ©riode de rĂ©fĂ©rence en vue de la perception, par l'Office national de SĂ©curitĂ© sociale, des cotisations visĂ©es aux articles 58 et 60 de la loi du 26 juin 2002 relative aux fermetures d'entreprises :


a) en moyenne au moins vingt travailleurs :

- tous les ouvriers :

0,06 %

b) en moyenne moins de vingt travailleurs :

- tous les ouvriers :

néant

4° Employeurs ressortissant à la Commission paritaire de l'industrie et du commerce du diamant. - tous les ouvriers :

néant


Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.

Art. 5.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 maart 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staasblad : Wet van 26 juni 2002, Belgisch Staatsblad van 9 augustus 2002. Wet van 3 juli 2005, Belgisch Staatsblad van 19 juli 2005.

Wet van 23 december 2005, Belgisch Staatsblad van 30 december 2005.

Wet van 11 juli 2006, Belgisch Staatsblad van 24 augustus 2006.

Wet van 27 december 2006, Belgisch Staatsblad van 28 december 2006.

^