Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 mei 2004
gepubliceerd op 16 juni 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004012111
pub.
16/06/2004
prom.
04/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/04/2004012111/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 MEI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 Invoering van een sectoraal pensioenstelsel (Overeenkomst geregistreerd op 12 augustus 2002 onder het nummer 63599/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op arbeiders die worden of werden tewerkgesteld door werkgevers die onder het Paritair Subcomité vallen voor het koetswerk (P.S.C. 149.02), met uitzondering van de werkgevers die in overeenstemming met artikel 5 van het nationaal akkoord 2001-2002 afgesloten in het voormeld paritair subcomité op 7 mei 2001, er voor geopteerd hebben om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren.

Onder « arbeiders » verstaat men : zowel de arbeiders als de arbeidsters.

Wordt het ondernemingspensioenstelsel dat van toepassing is bij een werkgever die in overeenstemming met artikel 5 van het nationaal akkoord 2001-2002 afgesloten in het voormeld Paritair Subcomité op 7 mei 2001, er voor geopteerd heeft om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren, om de één of andere reden stopgezet, dan valt deze werkgever vanaf het tijdstip van de stopzetting wel onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot uiteindelijk doel de invoering van een sociaal sectoraal pensioenstelsel te bewerkstelligen in uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2001-2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk op 7 mei 2001 en conform artikel 10 van het wetsvoorwerp betreffende de aanvullende pensioenen (cfr. Kamerdocumenten DOC 50 1340).

De verwijzingen die in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen zijn naar het voormeld wetsontwerp moeten worden geacht verwijzingen te zijn naar de eigenlijke wettekst vanaf het moment dat de wet effectief in werking getreden is.

Het wetsontwerp zal in het vervolg van deze collectieve arbeidsovereenkomst « W.A.P. » worden genoemd.

Overeenkomstig artikel 3, § 1, 5°, van de W.A.P. wordt het fonds voor bestaanszekerheid via deze collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 door de representatieve organisaties van het voormelde paritair subcomité aangeduid als inrichter van het huidig pensioenstelsel. HOOFDSTUK III. - Aansluitingsvoorwaarden

Art. 3.Alle arbeiders die vanaf 1 januari 2002 met de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van arbeidsovereenkomst), worden ambtshalve aangesloten bij het huidige pensioenplan. HOOFDSTUK IV. - Voordeel

Art. 4.In het voordeel van de in artikel 3 bedoelde personen zal per maand een geïndividualiseerde bijdrage worden gestort ter financiering van een sectoraal stelsel ter aanvulling van de wettelijke pensioenregeling. De totale jaarlijkse bijdrage per aangeslotene bij het sectoraal pensioenstelsel wordt vastgesteld op 1 pct. van diens jaarlijkse brutoloon waarop Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-inhoudingen worden gedaan.

Deze bijdrage zal enerzijds worden aangewend ter financiering van individuele pensioenrechten in hoofde van de bij het sectoraal stelsel aangeslotenen en anderzijds ter financiering van een solidariteitstoezegging zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk 9, van de W.A.P. HOOFDSTUK V. - Pensioentoezegging : beheer en pensioeninstelling

Art. 5.§ 1. Het beheer van de pensioentoezegging omvat de volgende deelaspecten : administratief, financieel, boekhoudkundig en actuarieel beheer. Dit beheer wordt door de inrichter toevertrouwd aan Sepia c.v.b.a., erkend door de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN onder nummer 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6, en hierna genoemd pensioeninstelling.

Binnen de juridische structuur van de pensioeninstelling kan de inrichter er echter voor opteren om één of meerdere deelaspecten van het beheer uit te besteden aan derden. § 2. De beheersregels van de pensioentoezegging worden vastgelegd in een pensioenreglement dat wordt opgenomen als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan het integraal deel uitmaakt.

Het pensioenreglement zal door de pensioeninstelling aan de bij onderhavig pensioenstelsel aangesloten werknemers ter beschikking worden gesteld op eenvoudig verzoek. § 3. Er zal binnen de pensioeninstelling (in overeenstemming met artikel 41, § 2 van de W.A.P.) een toezichtscomité worden opgericht dat voor de helft is samengesteld uit werknemersvertegenwoordigers (die het personeel vertegenwoordigen aan wie de onderhavige pensioentoezegging wordt gedaan) en voor de andere helft uit werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van het beheer van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteld van een zogenaamd « transparantieverslag », alvorens de pensioeninstelling dit ter beschikking stelt van de inrichter. § 4. Onder de naam « transparantieverslag » zal de pensioeninstelling of, in voorkomend geval, de derde aan wie een deelaspect van het beheer werd uitbesteed, jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde (deelaspect van het) beheer van de pensioentoezegging en dit na raadpleging van het toezichtscomité ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P. § 5. De raad voor aanvullende pensioenen kan de uitvoering van het pensioenstelsel onderzoeken op voorwaarde dat 10 pct. van de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst of van de aangeslotenen zulks vraagt. Indien het rendement ondermaats zou zijn, kan de raad aanbevelen van pensioeninstelling te veranderen of het beheer geheel of gedeeltelijk uit te besteden aan andere beheerders. HOOFDSTUK VI. - Opting out

Art. 6.De werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder het ressort van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, kunnen in afwijking van artikel 5 van deze overeenkomst, gedurende een in de tijd beperkte periode er voor opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren. Deze mogelijkheid staat enkel open voor de werkgevers binnen wiens onderneming er reeds een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bestond vóór 31 december 2000, betreffende een ondernemingspensioenstelsel. In dit geval zal de in artikel 4 van deze overeenkomst voorziene bijdrage worden aangewend tot uitbreiding van het bewuste ondernemingspensioenstelsel.

Wordt het bewuste ondernemingspensioenstelsel om de één of andere reden stopgezet, dan is de werkgever verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting, aan te sluiten bij het sectorale pensioenstelsel.

De minimale voorwaarden waaraan een « opting out-plan » dient te voldoen en de te volgen procedure, worden opgenomen als bijlage aan deze collectieve arbeidsovereenkomst waarvan ze integraal deel uitmaken. HOOFDSTUK VII. - Uitbetaling van de voordelen

Art. 7.De modaliteiten en procedures met betrekking tot de uitbetaling van de voordelen worden beschreven in artikel 6 tot artikel 9 van het hierna bijgevoegde pensioenreglement. HOOFDSTUK VIII. - Solidariteitstoezegging

Art. 8.§ 1. Vanaf het moment dat het wettelijke fiscale kader in een vrijstelling van de verzekeringstaks voorziet voor bijdragen gestort in het kader van de sociale sectorale pensioenstelsels, zal een gedeelte van de in artikel 4 van deze overeenkomst bepaalde bijdrage (in overeenstemming met artikel 43 van de W.A.P.) worden aangewend ter financiering van de solidariteitstoezegging die deel uitmaakt van het sectoraal pensioenstelsel. Het deel van de globale bijdrage dat hiertoe wordt aangewend, wordt vastgesteld op 5 pct. § 2. Deze bijdrage wordt aangewend ter financiering van solidariteitsprestaties, waaronder namelijk de financiering van de opbouw van de pensioentoezegging gedurende bepaalde periodes van inactiviteit en de vergoeding van inkomstenverlies in bepaalde gevallen. De exacte inhoud van deze solidariteitstoezegging alsook de financieringswijze ervan, zal worden uitgewerkt in een separate collectieve arbeidsovereenkomst op het moment dat de inrichter overgaat tot de effectieve instelling van de solidariteitstoezegging.

De inrichter belast de pensioeninstelling met de uitvoering van de solidariteitstoezegging. § 3. In tegenstelling tot de pensioentoezegging, hebben de werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van deze overeenkomst, inzake de solidariteitstoezegging niet de mogelijkheid om deze geheel of gedeeltelijk zelf te organiseren. § 4. Ook inzake de solidariteitstoezegging zal de pensioeninstelling een transparantieverslag opstellen betreffende het door haar gedane beheer van de solidariteitstoezegging en dit, na raadpleging van het toezichtscomité, ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen. Het verslag betreft de elementen zoals beschreven in de W.A.P. HOOFDSTUK IX. - Solidariteitsreglement

Art. 9.Het solidariteitsreglement expliciteert de modaliteiten van de solidariteitstoezegging en zal worden opgesteld op het moment dat de solidariteitstoezegging effectief wordt ingesteld. Op dat tijdstip zal het solidariteitsreglement als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst worden gevoegd en zal er aldus integraal deel van uitmaken.

Het solidariteitsreglement zal door de pensioeninstelling op eenvoudig verzoek ter beschikking worden gesteld aan de bij onderhavig pensioenstelsel aangesloten werknemers. HOOFDSTUK X. - Procedure in geval van uittreding van een werknemer

Art. 10.De procedure van uittreding uit het sectoraal pensioenstelsel wordt geregeld door artikel 13 van het hierna bijgevoegde pensioenreglement. HOOFDSTUK XI. - Inwerkingtreding en opzeggingsmogelijkheden

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een periode van onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002. Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt betekend per aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het voormelde paritair subcomité.

Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair subcomité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 10, § 1, 3° W.A.P. HOOFDSTUK XII. - Inningsmodaliteiten

Art. 12.§ 1. Teneinde de bijdragen zoals voorzien in artikel 4 van deze overeenkomst in te vorderen zal door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid (Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958) een voorlopige bijdrage worden geïnd. Deze voorlopige bijdrage zal na de terbeschikkingstelling ervan aan de inrichter door laatstgenoemde worden doorgestort aan de pensioeninstelling. § 2. Van zodra de pensioeninstelling over definitieve loongegevens beschikt, zal de voorlopige bijdrage worden vergeleken met de effectief verschuldigde bijdrage. Indien de voorlopige bijdrage groter is dan de effectief verschuldigde bijdrage, wordt de reserve die voortvloeit uit het verschil, in mindering gebracht van de eerstvolgende voorschotbijdrage. In het omgekeerde geval, zal het reservekort ten laste gelegd worden van de inrichter. § 3. Indien het voor de diensten van de Rijksdienst van de Sociale Zekerheid onmogelijk blijkt om voor wat betreft de inhouding van deze bijdragen een onderscheid te maken tussen de werkgevers die overeenkomstig artikel 6 van deze overeenkomst voor de opting out hebben gekozen en de werkgevers waarvoor dit niet het geval is, dan zal de inrichter de bijdragen ingehouden bij de werkgevers die, overeenkomstig artikel 6 van deze overeenkomst, er voor geopteerd hebben om de uitvoering van dit pensioenstelsel zelf te organiseren, aan hen terugstorten na inhouding (en doorstorting ervan aan de pensioeninstelling) van de bijdrage ter financiering van de solidariteitsprestaties zoals voorzien in artikel 8 van deze overeenkomst.

Vanzelfsprekend speelt deze inhouding slechts vanaf het moment dat de inrichter effectief overgaat tot de instelling van de solidariteitstoezegging. § 4. De in het vorige lid bedoelde terugstortingen zullen gebeuren binnen een tijdsspanne van één maand te rekenen vanaf de dag waarop de inrichter hiertoe de nodige gegevens ter beschikking heeft, dan wel vanaf de dag waarop de stortingen aan de inrichter ter beschikking zouden worden gesteld door de Rijksdienst van de Sociale Zekerheid indien deze datum zich na de terbeschikkingstelling van de gegevens zou situeren. Op de terugstortingen worden geen verwijlintresten toegekend.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel Aanvullend pensioenplan ten gunste van de arbeiders van het Paritair Subcomité voor het koetswerk Sectoraal pensioenreglement afgesloten in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002

Artikel 1.Voorwerp.

Het hierna volgende pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel. Dit reglement bepaalt de rechten en de verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers die behoren tot het ressort van het voormelde paritair subcomité, van de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en legt de aansluitingsvoorwaarden alsook de regels inzake de uitvoering van het pensioenstelsel vast.

Art. 2.Begripsomschrijvingen. 2.1. Aanvullend pensioen Het rust- en/of overlevingspensioen bij overlijden van de aangeslotene vóór of na pensionering, of de ermee overeenstemmende kapitaalswaarde, die op basis van de in dit pensioenreglement bepaalde verplichte stortingen worden toegekend ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen. 2.2. Pensioentoezegging De toezegging van een aanvullend pensioen gedaan door de inrichter aan de aangeslotenen en/of hun rechthebbenden in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002. 2.3. Pensioenstelsel Een collectieve pensioentoezegging. 2.4. W.A.P. Wet(sontwerp) op de aanvullende pensioenen (cfr. Kamerdocumenten DOC 50 1340). De verwijzingen die in het vervolg van dit pensioenreglement opgenomen zijn naar het voormeld Wetsontwerp moeten worden geacht verwijzingen te zijn naar de eigenlijke wettekst vanaf het moment dat de wet effectief in werking getreden is. Het wetsontwerp zal in het vervolg van dit pensioenreglement « W.A.P. » worden genoemd. 2.5. Inrichter Het « Fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk » (P.S.C. 149.02). Het fonds werd (overeenkomstig artikel 3, § 1, 5° van de W.A.P.) aangeduid via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 door de representatieve organisaties van het voormelde paritair subcomité als inrichter van het huidige pensioenstelsel. 2.6. Werkgevers De werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 die niet geopteerd hebben voor « opting out » zoals bedoeld in artikel 6 ervan. 2.7. Arbeid(st)er De persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijk verrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld in artikel 2.6. 2.8. Aangeslotene De werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter onderhavig pensioenstelsel heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet en de gewezen werknemer die nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig dit pensioenreglement. 2.9. Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering, voor zover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever die eveneens behoort tot het ressort van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) die daarenboven niet geopteerd heeft voor « opting out ». 2.10. Pensioeninstelling Sepia c.v.b.a., erkend door de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN onder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6. 2.11. Verworven prestaties De prestaties waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig dit pensioenreglement, indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserves bij de pensioeninstelling laat. 2.12. Verworven reserves De reserves waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig dit pensioenreglement. 2.13. Jaarbezoldiging Het jaarlijkse brutoloon waarop Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-inhoudingen worden gedaan. 2.14. Pensioenleeftijd Met de « pensioenleeftijd » wordt de wettelijke pensioenleeftijd bedoeld. 2.15. Vervroegde pensioenleeftijd Leeftijd waarop iemand met brugpensioen gaat in overeenstemming met de collectieve arbeidsovereenkomsten hieromtrent gemaakt in het bewuste paritair comité of leeftijd ingeval van vervroegd pensioen. 2.16. Einddatum De einddatum wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de pensioenleeftijd van de aangeslotene. 2.17. Tarieven De door de pensioeninstelling gebruikte technische grondslagen neergelegd bij de bevoegde CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN. 2.18. Verzekeringsjaar De jaarlijkse vervaldag van dit pensioenreglement wordt vastgesteld op 1 januari. Een verzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdsspanne gelegen tussen 1 januari en de daaropvolgende 31 december. 2.19. Financieringsfonds Het collectieve tak 21-fonds dat bij de pensioeninstelling in het raam van het huidig pensioenstelsel wordt gevormd. 2.20. Kind Elk wettig geboren of verwekt kind van de aangeslotene alsook elk erkend natuurlijk kind of elk geadopteerd kind van de aangeslotene evenals elk kind van de echtgeno(o)t(e) van de gehuwde aangeslotene dat gedomicilieerd is op het adres van de aangeslotene. 2.21. Premievrij contract Dit is de waarde van het verzekeringscontract waarvoor de aangeslotenen verzekerd blijven zonder enige verdere premiebetaling. 2.22. Onthaalstructuur Verzekeringsovereenkomst onderschreven door de inrichter bij de pensioeninstelling waarbij deze laatste de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning. 2.23. Afgezonderd fonds Dit zijn activa op de balans van de pensioeninstelling die van andere activa worden afgezonderd en aldus een afgescheiden fonds vormen. De winstdelingsresultaten in dit pensioenstelsel hangen af van de opbrengst van contracten verbonden aan het afgezonderd fonds.

Art. 3.Aansluiting.

Het pensioenreglement is verplicht van toepassing op alle arbeid(st)ers die vanaf 1 januari 2002 met de werkgevers verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst).

Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij het huidige pensioenstelsel, dit wil zeggen op de eerste dag van de maand volgend de datum dat zij voldoen aan de hiervoor vermelde aansluitingsvoorwaarden.

De pensioeninstelling dekt de voormelde personen vanaf hun conformiteit met de aansluitingsvoorwaarden. De inrichter verbindt zich ertoe om de pensioeninstelling schriftelijk of via elektronische weg in kennis te stellen van de intredingen. Omwille van administratieve redenen, zal de inrichter de pensioeninstelling 4-maal per jaar een zulke schriftelijke of elektronische kennisgeving doen, namelijk in januari, april, juli en oktober.

Art. 4.Verplichtingen van de inrichter en van de aangeslotenen. 4.1. Verplictingen van de inrichter De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 vereist is. Hij zal op de in dit reglement gestelde vervaldagen alle sommen die hij verschuldigd is zonder verwijl aan de pensioeninstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de verzekering nodige of gewenste inlichtingen tijdig bezorgen. 4.1.1. Mededelingen te doen door de inrichter De pensioeninstelling is slechts tot uitvoering van zijn verplichtingen gehouden voor zover haar, tijdens de duur van dit pensioenreglement volgende gegevens meegedeeld werden : 1. de naam, de voorna(a)m(en) en de geboortedatum van de aangeslotene alsook geslacht, taalstelsel, burgerlijke staat en rijksregisternummer;2. het adres van de aangeslotene;3. de benaming, de maatschappelijke zetel en Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-nummer van de werkgever waarmee de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is;4. de begindatum van de arbeidsovereenkomst;5. het brutojaarloon van de betrokkene;6. enige andere terzake doende gegevens zoals gevraagd door de pensioeninstelling, naderhand de wijzigingen die, tijdens de duur van de aansluiting, in voormelde gegevens voorkomen. 4.1.2. Vragen om inlichtingen De inrichter verbindt er zich toe om ten voordele van de aangeslotenen een telefoonlijn open te stellen en te bemannen met een medewerker die op de hoogte is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, dit pensioenreglement en andere in dit kader van belang zijnde elementen. Deze « helpdesk » staat ter beschikking van de aangeslotenen. De door de inrichter aangestelde persoon zal een vraag enkel doorspelen aan de pensioeninstelling indien hij de bewuste vraag niet zelf beantwoorden kan. In uitzonderlijke gevallen, wanneer zulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de helpdeskmedewerker de mogelijkheid de aangeslotene rechtstreeks contact te laten opnemen met de pensioeninstelling. 4.2. Verplichtingen van de aangeslotenen De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst ter invoering van een sectoraal pensioenstelsel afgesloten op 5 juli 2002 in het Paritair Subcomité voor het koetswerk en van dit pensioenreglement. Deze documenten maken één geheel uit.

Het machtigt de inrichter de nodige verzekeringen op zijn leven af te sluiten.

De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel bij het aangaan van de verzekeringscontracten als tijdens de duur daarvan, alle inlichtingen te verschaffen die voor het opmaken en voor de uitvoering van het contract vereist zijn. De aangeslotene maakt in voorkomend geval volgende inlichtingen en stukken over aan de pensioeninstelling : alle inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn om de pensioeninstelling in staat te stellen haar verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen.

Mocht de aangeslotene een hem door het pensioenreglement of door de collectieve arbeidsovereenkomst ter invoering van een sectoraal pensioenstelsel afgesloten op 5 juli 2002 in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, opgelegde voorwaarde niet nakomen, en mocht daardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zal de inrichter in dezelfde mate ontslagen zijn van zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene in verband met de bij dit pensioenreglement geregelde verzekeringen.

Art. 5.Gewaarborgde prestaties.

Het huidige pensioenstelsel heeft, ter aanvulling van een krachtens een wettelijke sociale zekerheidsregeling vastgesteld pensioen, tot doel : -een kapitaal leven samen te stellen dat op de einddatum vervalt indien de aangeslotene dan in leven is; - een overlijdenskapitaal te verzekeren, dat aan de in dit reglement opgegeven begunstigden, bij overlijden van de aangeslotene vóór de einddatum, ten goede komt.

Bovenvermelde kapitalen worden verhoogd met een winstdeling. Deze winstdeling wordt gekoppeld aan de resultaten van het afgezonderd fonds bij de pensioeninstelling. De winstdeling wordt jaarlijks toegekend in de vorm van een kapitaalsverhoging en is aldus definitief verworven door de aangeslotenen. Het percentage van jaarlijkse onmiddellijke toekenning wordt bepaald door het toezichtscomité. Enige winstdeling die niet onmiddellijk wordt toegekend aan de contracten, zal worden aangewend ter financiering van een collectief sectoraal financieringsfonds.

Overeenkomstig artikel 5 van het nationaal akkoord afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk op 7 mei 2001, in uitvoering waarvan de collectieve arbeidsovereenkomst en dit pensioenreglement afgesloten zijn, heeft de aangeslotene die de (vervroegde) pensioenleeftijd bereikt of voortijdig overlijdt gedurende het eerste verzekeringsjaar, geen recht op een pensioenkapitaal of een overlijdenskapitaal. In dergelijke gevallen wordt de opgebouwde reserve naar het financieringsfonds gestort.

Art. 6.Uitbetaling van de voordelen bij leven. 6.1. Pensioenleeftijd Is de aangeslotene op de einddatum in leven, dan behoort het door het contract verzekerde kapitaal leven hem toe. Om van het voordeel bij leven op pensioenleeftijd te kunnen genieten dient de aangeslotene volgende stukken over te maken aan de pensioeninstelling : - het document : « Aanmelding van wettelijk pensioen » volledig en correct ingevuld; - een kopie van de aanvraag van het wettelijk pensioen (aan te vragen bij de Rijksdienst voor Pensioenen); - een levensbewijs (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart. 6.2. Brugpensioen Indien de aangeslotene op brugpensioen wordt gesteld, in overeenstemming met de afspraken hieromtrent gemaakt in het voormelde paritair subcomité, dan behoort het tot op het ogenblik opgebouwde voordeel, hem/haar toe. Om van dit voordeel te kunnen genieten dient de aangeslotene zelf om de uitbetaling van het voordeel bij leven te verzoeken.

Hiertoe dient de aangeslotene volgende stukken te bezorgen aan de pensioeninstelling : - het document : « Aanmelding van brugpensioen » volledig en correct ingevuld; - een kopie van de C4-brugpensioen; - een levensbewijs (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart. 6.3. Vervroegd pensioen Indien de aangeslotene met vervroegd pensioen gaat, dan behoort het tot dat ogenblik opgebouwde voordeel, hem/haar toe. Om van dit voordeel te kunnen genieten dient de aangeslotene zelf om de uitbetaling van het voordeel bij leven te verzoeken.

Hiertoe dient de aangeslotene volgende stukken te bezorgen aan de pensioeninstelling : - het document : « Aanmelding van vervroegd pensioen » volledig en correct ingevuld; - een kopie van de aanvraag van het wettelijk pensioen (aan te vragen bij de Rijksdienst voor Pensioenen); - een levensbewijs (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart.

Het voordeel bij leven dat wordt uitgekeerd voor het bereiken van de einddatum is gelijk aan de theoretische afkoopwaarde van het contract, dit is de reserve die bij de pensioeninstelling gevormd werd door de kapitalisatie van de in het voordeel van de aangeslotene gestorte bijdragen en toegekende winstdeling, rekening houdend met de verbruikte sommen.

Art. 7.Uitbetaling van de voordelen bij overlijden.

Overlijdt de aangeslotene vóór de pensioenleeftijd, dan wordt het voordeel dat voorzien wordt ingeval van vooroverlijden, op hun aanvraag, vereffend : 1. ten bate van zijn of haar echtgeno(o)t(e) op voorwaarde dat de betrokkenen : - niet uit de echt gescheiden zijn; - niet gerechtelijk van tafel en bed gescheiden zijn; - niet feitelijk gescheiden zijn; - niet verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure op grond van bepaalde feiten; - zich niet bevinden in de proeftijd die een echtscheiding door onderlinge toestemming voorafgaat; 2. bij ontstentenis, ten bate van (een) andere natuurlijke perso(o)n(en) die door de aangeslotene door middel van een aangetekend schrijven kenbaar werd gemaakt aan de pensioeninstelling.Het bewuste aangetekend schrijven dient zowel voor de pensioeninstelling als voor de aangeslotene als bewijs van de aanduiding. De aangeslotene kan ten alle tijden deze aanduiding herroepen door middel van een nieuw aangetekend schrijven. Indien de aangeslotene na deze aanduiding in de echt zou treden, en er dus een persoon is zoals beschreven in punt 1, hiervoor, wordt deze aanduiding geacht definitief herroepen te zijn; 3. bij ontstentenis, ten bate van zijn kinderen of van hun rechtverkrijgenden, bij plaatsvervulling;4. bij ontstentenis, ten bate van zijn ascendenten, voor gelijke delen;5. bij ontstentenis, ten bate van zijn broers en zusters;bij ontstentenis aan de andere wettelijke erfgena(a)m(en) met uitzondering van de Staat; 6. bij ontstentenis van de hiervoor vermelde begunstigden wordt het voordeel aan het « Collectief sectoraal Financieringsfonds » gestort. Om tot de uitbetaling van het voordeel bij vooroverlijden te kunnen overgaan dient/dienen de begunstigde(n) binnen de drie jaar na de overlijdensdatum van de aangeslotene, volgende stukken te bezorgen aan de pensioeninstelling : - het document « Aanmelding van overlijden » volledig en correct ingevuld; - een kopie van de overlijdensakte van de aangeslotene; - een levensbewijs van de aanvrager (te bekomen bij het gemeentebestuur); - een kopie van de SIS-kaart van de aanvrager.

Bij ontstentenis van enige aanvraag ten aanzien van de pensioeninstelling wordt het voordeel overgemaakt aan het financieringsfonds.

Art. 8.Modaliteiten van betaling.

Opdat de pensioeninstelling tot de effectieve betaling van het aanvullend pensioen kan overgaan, dient ze te beschikken over de loongegevens van de ganse aansluitingsduur bij het sectoraal pensioenstelsel. Daarom zal de pensioeninstelling overgaan tot een voorlopige berekening van het aanvullend pensioen op basis van de gegevens waarover zij op dat ogenblik beschikt.

De aangeslotene zal dan ook een voorschot in die zin ontvangen binnen de 5 werkdagen nadat de pensioeninstelling de nodige stukken en de keuzemodaliteit van opname, zoals bepaald in respectievelijk artikel 6 of artikel 7 en artikel 9, heeft ontvangen.

Het eventueel resterende saldo van het aanvullend pensioen zal zonder enig verwijl uitbetaald worden van zodra de pensioeninstelling beschikt over de laatste loongegevens die haar moeten toelaten tot een correcte eindafrekening over te gaan.

Art. 9.Uitbetalingsvorm van de voordelen.

Zowel het voordeel bij leven van de aangeslotene als het voordeel bij vooroverlijden van de aangeslotene zal in principe worden uitgekeerd in kapitaalsvorm. De aangeslotene of, in voorkomend geval, zijn rechthebbende(n) heeft (hebben) nochtans het recht om de omvorming van dit kapitaal in een jaarlijkse levenslange rente te vragen, aan het tarief van kracht op dat ogenblik.

Een omvorming is echter niet mogelijk wanneer het jaarlijks bedrag van de rente bij de aanvang ervan niet meer bedraagt dan 500 EUR bruto.

Dit bedrag wordt geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971, houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld (Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1971). De pensioeninstelling brengt de aangeslotene of, in voorkomend geval, diens rechthebbende(n) van dit recht op de hoogte twee maanden vóór de pensionering of binnen de twee weken nadat hij van de vervroegde of brugpensionering of van het overlijden op de hoogte is gebracht.

Indien binnen de maand te rekenen vanaf de hiervoor vermelde kennisgeving, geen aanvraag in deze zin door de aangeslotene aan de pensioeninstelling wordt betekend, wordt verondersteld dat hij geopteerd heeft voor de eenmalige kapitaalsuitkering. De rechthebbende(n) van het voordeel bij vooroverlijden zullen, in voorkomend geval, hun keuze voor een renteuitkering kenbaar maken op de aanvraag tot uitbetaling van het voordeel, zoniet wordt (worden) hij (zij) geacht te hebben geopteerd voor de eenmalige kapitaalsuitkering.

Art. 10.Verzekeringscombinatie.

De dekking van de twee risico's zoals vermeld in artikel 5 hiervoor, wordt tot stand gebracht door het afsluiten van een levensverzekering van het type uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve, die een kapitaal leven waarborgt dat op de einddatum vervalt enerzijds en een overlijdenskapitaal waarborgt dat bij vroegtijdig overlijden van de aangeslotene onmiddellijk betaald wordt, anderzijds. Het kapitaal overlijden dat door die verzekering gewaarborgd wordt, is gelijk aan de reserve opgebouwd op het ogenblik van vroegtijdig overlijden.

Art. 11.Toelagen.

Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de voordelen vermeld in artikel 5 hiervoor vallen geheel ten laste van de inrichter. Deze toelage bedraagt per actieve aangeslotene 0,95 pct. van diens jaarbezoldiging. De inrichter zal de globale toelage per maand aan de pensioeninstelling storten.

Art. 12.Verworven reserves en verworven prestaties.

De aangeslotene moet minstens gedurende een al dan niet onderbroken periode van één jaar aangesloten geweest zijn bij het huidig pensioenstelsel, alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en verworven prestaties overeenkomstig dit pensioenreglement.

Is deze minimumaansluitingstermijn niet voldaan ten tijde van de uittreding van de aangeslotene, dan worden evenwel de maanden aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04), alsook de maanden aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112), meegeteld teneinde uit te maken of er al dan niet sprake is van een minimale aansluitingstermijn van 12 maanden. Dit heeft tot gevolg voor wat betreft de verworvenheid van de reserves : - In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken maanden, dan worden de latente rechten die de betrokkene bezit (dit wil zeggen de rechten die overeenstemmen met een aansluitingstermijn van minder dan 12 maanden) in het raam van de respectievelijke sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene. Dit heeft eveneens tot gevolg dat ingeval van herintreding van de aangeslotene in één van de drie sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik niet meer beschikt over latente rechten en hij op dat moment zal worden beschouwd alsof hij nog nooit aangesloten geweest is in het raam van de drie sectorale pensioenstelsels. - In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken maanden, dan zal de tot op dit moment gevormde reserve in het financieringsfonds gestort worden. Indien de aangeslotene echter naderhand wederom zou toetreden tot het huidig pensioenstelsel, dan zal de ten tijde van de uittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve uit het financieringsfonds worden gehaald om opnieuw te worden toegewezen aan de bewuste aangeslotene. Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal deze procedure worden herhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkene de 12 maanden niet overschrijdt.

De aangeslotene behoudt in voorkomend geval zijn latente rechten in het raam van de twee andere hiervoor vermelde sectorale pensioenstelsels.

Indien de aangeslotene ten tijde van diens uittreding beschikt over verworven reserves in het raam van het huidig sectoraal pensioenstelsel, is het pensioenstelsel er op dit tijdstip toe gehouden om enige tekorten aan te zuiveren, alsook de tekorten ten opzichte van de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P.

Art. 13.Procedure ingeval van uittreding.

In geval van uittreding van een aangeslotene, stelt de inrichter de pensioeninstelling hiervan schriftelijk (of langs elektronische weg) in kennis. Deze kennisgeving zal viermaal per jaar gebeuren; namelijk in januari, april, juli en oktober.

De pensioeninstelling deelt uiterlijk 30 dagen na deze kennisgeving het bedrag van de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P., het bedrag van de verworven prestaties alsook de hierna opgesomde keuzemogelijkheden waarover de aangeslotene beschikt (met vermelding of de overlijdensdekking al dan niet behouden blijft), schriftelijk aan de aangeslotene mee.

De aangeslotene dient binnen de 30 dagen te rekenen vanaf de in het voorgaande lid vermelde kennisgeving de pensioeninstelling te informeren voor welke van de volgende mogelijkheden inzake de aanwending van diens verworven pensioenreserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P., hij opteert : 1. overdragen naar de pensioeninstelling van : a) ofwel de nieuwe werkgever met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die werkgever;b) ofwel de nieuwe inrichter van een sectoraal pensioenstelsel waaronder de werkgever ressorteert met wie hij een arbeidsovereenkomst gesloten heeft, zo hij aangesloten wordt bij de pensioentoezegging van die inrichter;2. overdragen naar een pensioeninstelling die de totale winst onder de aangeslotenen in verhouding tot hun reserves verdeelt en de kosten beperkt volgens de regels vastgesteld door de Koning;3. bij de pensioeninstelling laten en naar keuze : a) behouden zonder wijziging van de pensioentoezegging (vanzelfsprekend zonder verdere premiebetaling);b) afleiden naar de onthaalstructuur. Wanneer de aangeslotene de voormelde termijn van 30 dagen laat verstrijken, wordt hij/zij verondersteld te hebben gekozen voor de mogelijkheid bedoeld in 3, a). Na het verstrijken van deze termijn kan de aangeslotene evenwel ten allen tijde vragen om zijn reserves over te dragen naar een pensioeninstelling bedoeld in 1, 2, of 3, b) hiervoor.

De pensioeninstelling zal er voor zorgen dat de door de aangesloten gemaakte keuze binnen de 30 daaropvolgende dagen gerealiseerd wordt.

De over te dragen verworven reserve van keuze 1 en 2 zal geactualiseerd worden tot op de datum van de effectieve overdracht rekening houdend met de inventarisgrondslagen die door de pensioeninstelling bij de bevoegde controledienst werden neergelegd.

Afkoop van het contract is enkel mogelijk conform de wettelijke bepalingen terzake.

De onthaalstructuur zoals hiervoor vermeld in punt 3, b) zal naast de reserves van de uitgetreden aangeslotenen die geopteerd hebben om hiernaar te worden afgeleid eveneens worden gebruikt om de overgedragen reserves van de nieuwe aangeslotenen onder te brengen.

Art. 14.Beëindiging van het pensioenstelsel of liquidatie van een werkgever.

In geval van stopzetting van het pensioenstelsel of bij liquidatie van een werkgever, verwerven de (bewuste) aangeslotenen, die minstens één jaar aangesloten waren bij het huidig pensioenstelsel, de verworven reserves, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P. Bij liquidatie van een werkgever zal hij/zij echter niet de verworven reserves verwerven wanneer die werkgever wordt overgenomen door een andere werkgever.

Art. 15.Financieringsfonds.

Door de inrichter wordt overgegaan tot de oprichting van een financieringsfonds. Het financieringsfonds wordt beheerd door de pensioeninstelling als een wiskundige inventarisreserve.

Het fonds wordt gefinancierd door eventuele stortingen van de inrichter, alsook sommen die bij toepassing van artikel 5, 7 en 12 beschikbaar komen.

Ingeval van liquidatie van een werkgever, zullen de gelden van het fonds die proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaalde werkgever, noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Het zal daarentegen onder de aangeslotenen van die bepaalde werkgever worden verdeeld in verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P. Ingeval van stopzetting van het huidig pensioenplan, zullen de gelden van het fonds in geen geval noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Het zal daarentegen onder alle aangeslotenen worden verdeeld in verhouding met hun wiskundige reserve, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2, van de W.A.P.

Art. 16.Toezichtscomité.

In overeenstemming met artikel 41, § 2 van de W.A.P., wordt er binnen de pensioeninstelling een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de huidige pensioentoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de pensioentoezegging door de pensioeninstelling en wordt door voormelde jaarlijks in het bezit gesteld van het transparantieverslag alvorens zij dit ter beschikking stelt aan de inrichter.

Het toezichtscomité beslist jaarlijks over het percentage winstdeling gerealiseerd in het afgezonderd fonds dat aan de aangeslotene zal toegekend worden.

Art. 17.Transparantieverslag.

Onder de naam « transparantieverslag » zal de pensioeninstelling of enig andere derde indien de inrichter beslist om een deelaspect van het beheer uit te besteden, jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de pensioentoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtscomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen.

Het verslag betreft de volgende elementen : - de financieringswijze van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling.

Art. 18.Jaarlijkse informatieverstrekking aan de aangeslotenen : de pensioenfiche.

De pensioeninstelling zal ten minste één maal per jaar aan de aangeslotenen, met uitzondering van de rentegenieters, een pensioenfiche bezorgen waarop de volgende elementen vermeld worden : 1° het bedrag van de verworven reserves, in voorkomend geval met vermelding van het bedrag dat overeenstemt met de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P.; 2° het bedrag van de verworven prestaties;3° de variabele elementen waarmee bij de berekening van de hiervoor vermelde bedragen wordt rekening gehouden;4° het bedrag van de verworven reserves van het vorige jaar;5° andere gegevens die in dit kader worden nuttig geacht door het toezichtscomité. Voor de aangeslotenen ouder dan 45 jaar, zal bovendien om de 5 jaar de te verwachten brutorente bij pensionering worden vermeld. Voor wat betreft de actieve aangeslotenen gaat men er terzake uit dat de huidige premies zullen worden doorbetaald en voor wat betreft de « slapers » zullen hun verworven reserves worden opgerent aan de minimale rentevoet.

De aangeslotenen kunnen een historisch overzicht verkrijgen van de onder 1) en 2) vermelde gegevens. Dit historisch overzicht wordt beperkt tot wat betreft hun aansluiting bij het huidig pensioenstelsel in de schoot van de pensioeninstelling. Dit overzicht, alsook de tekst van dit pensioenreglement zal door de inrichter ter beschikking worden gesteld aan de aangeslotene op diens eenvoudig verzoek.

Art. 19.Fiscale bepaling (80 pct.).

Het pensioen dat uit het huidig pensioenstelsel voortvloeit, winstdelingen inbegrepen, verhoogd met het wettelijk pensioen dat geschat wordt in functie van het aantal jaren dienst bij een werkgever of elders, mag in geen geval 80 pct. overschrijden van de laatste normale bruto jaarbezoldiging van de aangeslotene, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren bij de werkgever of elders is en de noemer het aantal jaren van de normale duurtijd van de beroepsactiviteit die vastgesteld wordt op 40 jaar.

De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de bruto jaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar voor zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.

Art. 20.Wijzigingsrecht.

Dit pensioenreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel. Het is dan ook onlosmakelijk verbonden met de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst. Bijgevolg zal dit pensioenreglement worden gewijzigd en zelfs worden stopgezet indien en in de mate dat de collectieve arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd of stopgezet.

Art. 21.Niet-betaling van de premies.

Alle premies die in uitvoering van het huidig pensioenstelsel (met inbegrip van de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de pensioeninstelling en de inrichter ter toelichting van de dienstverlening van de pensioeninstelling) verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de inrichter voldaan op de gestelde vervaldagen.

Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico's en voor alle aangeslotenen. Bij niet-betaling van de premies door de inrichter, zal deze door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden.

Deze ingebrekestelling, die de inrichter aanmaant tot betaling en hem op de gevolgen van de niet-betaling wijst, wordt ten vroegste 30 dagen na de vervaldag van de onbetaalde premie verzonden. Indien, om welke reden ook, deze ingebrekestelling niet zou zijn verzonden aan de inrichter, dan zal iedere aangeslotene uiterlijk drie maanden na de vervaldag van de premies van de niet-betaling op de hoogte gebracht worden.

Indien de premiebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contracten van het huidig pensioenstelsel worden die contracten premievrij gemaakt conform artikel 2.21. Zij blijven onderworpen aan dit pensioenreglement en delen verder in de winst. De vordering waarover de pensioeninstelling beschikt wegens het niet betalen van de bijdragen door de inrichter, verjaren drie jaar na de datum waarop de bijdragen opeisbaar werden.

De contracten kunnen echter worden afgekocht met het doel de afkoopwaarden over te dragen naar een andere toegelaten onderneming.

Deze beslissing dient echter te worden genomen bij sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. De pensioeninstelling behoudt zich het recht voor om een liquidatievergoeding aan te rekenen aan de inrichter. In geen geval mag deze vergoeding ten laste van de aangeslotenen worden gelegd. In geval van overdracht van het financieringsfonds wordt een vergoeding toegepast berekend op dezelfde wijze als de liquidatievergoeding. De inrichter licht de aangeslotenen in over de verandering van pensioeninstelling en de eventueel daaruit volgende overdracht van de pensioenreserves, na hieromtrent de CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN op de hoogte te hebben gebracht.

Art. 22.De bescherming op de persoonlijke levenssfeer.

De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het raam van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De partijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de gevoelige gegevens in de zin van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (Belgisch Staatsblad van 18 maart 1993), wijzen partijen de categorieën van personen aan die deze gegevens kunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personen ten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordt omschreven. Partijen zullen een lijst van de aldus aangewezen personen ter beschikking houden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en zullen ervoor zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke, statutaire of evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.

Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder dit artikel aangegane verbintenissen derwijze dat ieder gebruik voor andere doeleinden of door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens en de gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangezien de inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer eveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij de huidige overeenkomst, maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal de andere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerd op een inbreuk op deze wetgeving.

Art. 23.Aanvang.

Dit pensioenreglement vangt aan op 1 januari 2002 en wordt voor onbepaalde duur aangegaan. Haar bestaan is echter gekoppeld aan het bestaan van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel.

Beide partijen kunnen dit reglement in haar geheel opzeggen tegen het einde van ieder verzekeringsjaar. Deze opzegging geschiedt bij een aangetekend schrijven, te richten aan de zetel van de medecontractant en op het postkantoor af te geven ten laatste zes maanden voor het einde van het verzekeringsjaar. Deze opzeg is onderworpen aan de modaliteiten zoals voorzien in artikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 2 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel Minimale voorwaarden waaraan een opting out-plan dient te voldoen In uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 kunnen de werkgevers die op 1 januari 2002 nog niet werkzaam waren onder het ressort van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, gedurende een in de tijd beperkte periode, er voor opteren om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren. Deze mogelijkheid staat enkel open voor de werkgevers binnen wiens onderneming er reeds een collectieve arbeidsovereenkomst of collectief akkoord bestond vóór 31 december 2000 betreffende een ondernemingspensioenstelsel. In voorkomend geval zal de in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 voorziene bijdrage worden aangewend tot uitbreiding van het bewuste ondernemingspensioenstelsel. Het ondernemingsstelsel dient minstens te voldoen aan de hierna volgende voorwaarden :

Artikel 1.Ondernemingspensioenstelsel. 1.1. Aansluitingsvoorwaarden Alle arbeiders en arbeidsters die vanaf 1 januari 2002 met een werkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting out-mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, verbonden zijn of waren via een arbeidsovereenkomst (ongeacht de aard van deze arbeidsovereenkomst), moeten aangesloten worden bij het ondernemingsplan.

Dit houdt onder meer in dat : - ook de arbeiders en arbeidsters die tewerkgesteld worden op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur, dienen aan te sluiten; - de aansluiting onmiddellijk gebeurt ten tijde van de ondertekening van de arbeidsovereenkomst, waardoor de aansluiting dus niet kan uitgesteld worden tot een bepaalde leeftijd zoals bijvoorbeeld de 25e verjaardag van de aangeslotene. 1.2. Recht op verworven reserves en verworven prestsaties Het ondernemingsstelsel mag voorzien dat de aangeslotene minstens gedurende een al dan niet onderbroken periode van één jaar dient te zijn aangesloten geweest bij het ondernemingsstelsel alvorens hij aanspraak kan maken op verworven reserves en verworven prestaties.

Niettegenstaande het voorgaande dient het ondernemingsstelsel te bepalen dat de aangeslotene wel degelijk verworven reserves verwerft (zelfs ingeval van uitdiensttreding binnen het jaar) : - indien hij of zij een nieuwe dienstbetrekking aanvaardt bij een werkgever zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002; - wanneer door het mee in aanmerking nemen van de maanden aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04), alsook de maanden aansluiting bij het sectoraal pensioenstelsel van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112), de minimale aansluitingstermijn van 12 maanden wel overschreden wordt. Voor wat betreft de verworvenheid van de reserves heeft dit het volgende gevolg : 1. In het geval er sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken maanden, dan worden de latente rechten die de betrokkene bezit (dit wil zeggen de rechten die overeenstemmen met een aansluitingstermijn van minder dan 12 maanden) in het kader van de respectievelijke sectorale pensioenstelsels toch verworven voor de aangeslotene.Dit heeft eveneens tot gevolg dat ingeval van herintreding van de aangeslotene in één van de drie sectorale pensioenstelsels, hij op dat ogenblik niet meer beschikt over latente rechten en hij op dat moment zal worden beschouwd alsof hij nog nooit aangesloten geweest is in het kader van de drie sectorale pensioenstelsels. 2. In het geval er geen sprake is van een totale aansluitingstermijn van minimaal 12 maanden, al dan niet onderbroken maanden, dan zal de tot op dit moment gevormde reserve in het financieringsfonds gestort worden.Indien de aangeslotene echter naderhand wederom zou toetreden tot het huidig pensioenstelsel, dan zal de ten tijde van de uittreding in hoofde van de aangeslotene gevormde reserve uit het financieringsfonds worden toegewezen aan de bewuste aangeslotene.

Indien de aangeslotene opnieuw zou uittreden, dan zal deze procedure worden herhaald indien de totale aansluitingstermijn van de betrokkene de 12 maanden niet overschrijdt. De aangeslotene behoudt in voorkomend geval zijn latente rechten in het raam van de twee andere hiervoor vermelde sectorale pensioenstelsels. 1.3. Financiering Het bestaande ondernemingsstelsel dient te worden verhoogd met de bijdrage zoals voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002. Deze bijdrage kan enkel aangewend worden als premie voor een verzekering in de combinatie « uitgesteld kapitaal met tegenverzekering van de reserve ». 1.4. Beperking van de kosten en de integrale winstverdeling De in het ondernemingspensioenstelsel aangerekende kosten en de winstverdeling van het pensioenstelsel dienen te voldoen aan de bepalingen van artikel 11, § 1, 4° van de W.A.P. 1.5. Rendementsgarantie Op de in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 voorziene bijdrage, dient een resultaatsverbintenis te worden aangegaan dat deze op een zodanige manier zal worden gekapitaliseerd dat minimaal steeds voldaan zal zijn aan de bepalingen van artikel 24, § 2 van de W.A.P. 1.6. Vastgoedverrichtingen Zolang de aangeslotene via een arbeidsovereenkomst verbonden is met de werkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting out-mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, kan hij zijn contract niet afkopen, noch het voordeel ervan afstaan of in pand geven. 1.7. Toezichtscomité Indien de pensioeninstelling aan wie het beheer van het ondernemingstelsel werd toevertrouwd niet op paritaire manier beheerd wordt, dient er een toezichtscomité te worden opgericht in uitvoering van artikel 41, § 2 van de W.A.P. Het aan de basis van het ondernemingsstelsel liggende pensioenreglement vermeldt deze verplichting en de wijze waarop het comité samengesteld wordt. 1.8. Afkoopwaarden De theoretische en praktische afkoopwaarden bedragen in alle gevallen 100 pct. van de opgebouwde reserves met inbegrip van 100 pct. van de al toegekende winstdeling.

Art. 2.Informatie.

Een werkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting out-mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, deelt minstens eenmaal per jaar een lijst van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel die voldoen aan de aansluitingsvoorwaarden zoals bedoeld in artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, mee aan de inrichter.

Daarenboven zal de hiervoor vermelde werkgever de inrichter op de hoogte houden van elke wijziging die doorgevoerd wordt aan het ondernemingsstelsel door middel van het opsturen van een afschrift van het gewijzigde pensioenreglement binnen de twee maanden te rekenen vanaf de begindatum van het gewijzigde ondernemingsstelsel. De pensioeninstelling die het ondernemingsstelsel beheert dient bij deze gelegenheid een verklaring op te stellen dat de rechten van de aangeslotenen in het kader van het gewijzigde ondernemingsstelsel minstens evenwaardig zijn aan deze van de aangeslotenen van het sectorstelsel (zie hierna). Tenslotte zal de werkgever op eenvoudig verzoek van de inrichter aan deze laatste alle gegevens overmaken die hem toelaten om de juiste uitvoering van de verplichtingen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 te (laten) controleren.

Art. 3.Minimale evenwaardigheid van rechten.

Het wijzigen van het ondernemingspensioenstelsel kan enkel via een collectief akkoord of een collectieve arbeidsovereenkomst op ondernemingsvlak en mag er niet toe leiden dat de rechten van de aangeslotenen van het ondernemingsstelsel minder zouden bedragen dan deze van de aangeslotenen van het sectorstelsel.

Dit houdt in dat : - voor vaste bijdragen stelsels, de jaarlijks te storten bijdrage niet minder kan bedragen dan de bijdrage zoals voorzien in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002; - voor vaste prestaties stelsels, de verworven reserves op geen enkel ogenblik lager mogen zijn dan de verworven reserves die voortvloeien uit het sectoraal pensioenstelsel.

De inrichter heeft het recht om de evenwaardigheid te (laten) controleren.

Art. 4.Procedure ingeval van niet-betaling van de premies of van stopzetting van het ondernemingspensioenstelsel.

Het ondernemingstelsel dient te voorzien in een procedure die ingeval van niet-betaling van de premies door de werkgever die gebruik gemaakt heeft van de opting out-mogelijkheid zoals bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, minstens de volgende elementen voorziet : - ingeval van niet-betaling van de premies binnen een termijn van 30 dagen na de vervaldag ervan, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies; - indien de premies binnen een termijn van 60 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven nogmaals in gebreke gesteld worden en aangemaand worden om over te gaan tot betaling van de premies. De pensioeninstelling brengt de inrichter hiervan schriftelijk op de hoogte; - indien de premies binnen een termijn van 90 dagen na de vervaldag ervan nog niet betaald zijn, zal de bewuste werkgever door de pensioeninstelling door middel van een aangetekend schrijven op de hoogte worden gesteld dat de contracten binnen de drie weken premievrij zullen worden gemaakt. De pensioeninstelling brengt de inrichter, alsook de aangeslotenen van het ondernemingspensioenstelsel hiervan schriftelijk op de hoogte.

Ingeval van blijvende niet-betaling van de in het raam van het ondernemingsstelsel verschuldigde premies, of ingeval van stopzetting van het ondernemingsstelsel, is de werkgever verplicht om vanaf het tijdstip van de stopzetting van de premiebetaling of van het ondernemingstelsel, aan te sluiten bij het sectorale pensioenstelsel.

Art. 5.Procedure De werkgever die in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 wenst gebruik te maken van de opting out-mogelijkheid, dient volgende procedure te volgen : 5.1. Inlichtingen te verstrekken aan de inrichter Ter controle en goedkeuring dienen een aantal documenten te worden voorgelegd aan de inrichter bij wege van een aangetekend schrijven uiterlijk binnen een tijdsspanne van 9 maanden te rekenen vanaf het tijdstip waarop men startte met de activiteiten die behoren tot het ressort van het voormelde paritair subcomité.

Het gaat meer bepaald over de volgende stukken : - de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord waarop het vóór 31 december 2000 bestaande ondernemingspensioenstelsel gebaseerd is, alsook het bijhorende pensioenreglement; - de collectieve arbeidsovereenkomst waarin de sociale partners op ondernemingsniveau, in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, ervoor opteren om de uitvoering van het pensioenstelsel zelf te organiseren; - en het nieuwe pensioenreglement dat voldoet aan de voorwaarden van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002. 5.2. Beraadslaging door de inrichter Binnen de twee maanden na de hiervoor vermelde kennisgeving door de werkgever, laat de inrichter ofwel zijn akkoord ofwel zijn weigering ofwel een vraag om meer inlichtingen geworden aan de werkgever.

De inrichter kan enkel een aanvraag tot opting out van een werkgever weigeren indien niet voldaan is aan de voorwaarden die terzake worden gesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002.

Enige geschillen terzake zullen worden voorgelegd aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 mei 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^