Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 november 2018
gepubliceerd op 20 november 2018

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2018013590
pub.
20/11/2018
prom.
04/11/2018
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 NOVEMBER 2018. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 november 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018 Aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (Overeenkomst geregistreerd op 6 juli 2018 onder het nummer 146649/CO/116)

Artikel 1.Definities Voor de toepassing van deze CAO wordt verstaan onder : a) "aanvullend sectoraal pensioenstelsel" : het pensioenstelsel dat door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010 werd ingevoerd en het voorwerp uitmaakt van deze CAO;b) "arbeiders" : de arbeiders en arbeidsters van de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité nr.116 voor de scheikundige nijverheid, hierna "de werknemer(s)" genoemd. Met "werknemers" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werknemers; c) "CAO" : collectieve arbeidsovereenkomst;d) "CAO" van 5 augustus 2010" : de CAO van 5 augustus 2010 tot invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (registratienummer 101254/CO/116), gewijzigd door de CAO van 10 november 2011 (registratienummer 107053/CO/116), door de CAO van 18 april 2012 (registratienummer 109442/CO/116) en door de CAO van 17 februari 2016 (registratienummer 132744/CO/116);e) "CAO van 16 maart 2016" : de CAO van 16 maart 2016, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (registratienummer 133528/CO/116);f) "FBZ" : het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid", met zetel te 1030 Brussel, Auguste Reyerslaan 80, 2de verdieping;g) "KSZ" : de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;h) "onderneming" : juridische entiteit;i) "ondernemingspensioenstelsel" : het aanvullend pensioenstelsel dat op ondernemingsniveau binnen de werkgever van toepassing is;j) "PC" : het Paritair Comité nr.116 voor de scheikundige nijverheid; k) "reglement 2018" : het reglement van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de scheikundige nijverheid dat als bijlage bij deze CAO is gevoegd en er integraal deel van uit maakt (bijlage 1);l) "RSZ" : Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;m) "WAP" : de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;n) "werkgever" : werkgever die ressorteert onder het PC.De notie werkgever verwijst naar de juridische entiteit en niet naar de technische bedrijfseenheid.

Art. 2.Toepassingsgebied 2.1. Deze CAO is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, met uitzondering van de werkgevers en de werknemers waarvan sprake in de artikelen 2.2. en 2.3. hieronder. 2.2. Deze CAO is (behoudens voor wat betreft artikel 4) niet van toepassing op de werkgevers die op 31 december 2017 niet onder het toepassingsgebied vielen van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel als gedefinieerd in de CAO van 16 maart 2016. 2.3. Deze CAO is (behoudens voor wat betreft de artikelen 3 en 4) ook niet van toepassing op werkgevers : - die na 1 januari 2018 worden opgericht als (gezamenlijke) dochtervennootschap of ontstaan ten gevolge van herstructureringen, fusies, splitsingen of overnames, en waarbij een onderdeel of een zusteronderneming reeds vóór dit evenement niet onder het toepassingsgebied van de CAO viel (voor de toepassing van dit artikel worden de termen "herstructureringen, fusies, splitsingen of overnames" ruim geïnterpreteerd); en, - die op de in artikel 3 van deze CAO voorziene wijze aantonen dat alle werknemers die geviseerd worden door het aanvullend sectoraal pensioenstelsel, onderworpen zijn aan één of meerdere ondernemingspensioenstelsels die gelijkwaardig of beter zijn dan het aanvullend sectoraal pensioenstelsel (de zogenaamde "voorwaarde van gelijkwaardigheid").

De voorwaarde van gelijkwaardigheid wordt als volgt getoetst : - De gelijkwaardigheid wordt getoetst per onderneming; - De gelijkwaardigheid wordt getoetst op het niveau van het pensioenreglement; - De gelijkwaardigheid wordt getoetst voor een voltijds tewerkgestelde aangeslotene.

Voor ondernemingspensioenstelsels waarbij de werkgeversbijdragen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) uitgedrukt worden in functie van het salaris van de betrokken werknemer, moet het pensioenkapitaal opgebouwd door werkgeversbijdragen op 65 jaar voor een voltijdse werknemer die op 25 jaar in dienst treedt, minimaal gelijk zijn aan 977,51 maal het uurloon.

Voor ondernemingspensioenstelsels waarbij de werkgeversbijdragen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) gelijk zijn aan forfaitaire bedragen, moet het pensioenkapitaal opgebouwd door werkgeversbijdragen op 65 jaar voor een voltijdse werknemer die op 25 jaar in dienst treedt, minimaal gelijk zijn aan 13 302,80 EUR. Bij de berekening van het pensioenkapitaal dat opgebouwd wordt door werkgeversbijdragen in het ondernemingspensioenstelsel van de werkgever gaat men verder uit van de methodologie en hypothesen zoals vermeld in de technische nota "Hoe de gelijkwaardigheid van een ondernemingspensioenstelsel met het aanvullend sectoraal pensioen chemie toetsen?" die als bijlage bij deze CAO wordt gevoegd (bijlage 3).

De voorwaarde van gelijkwaardigheid wordt uitsluitend getoetst aan de hand van de gedefinieerde criteria, met uitsluiting van alle andere mogelijke toetsingsgronden (zoals bijvoorbeeld verschillen wat betreft minimale aansluitingsleeftijd, minimale duur voor het verkrijgen van verworven rechten,...). 2.4. Deze CAO is eveneens van toepassing op werkgevers die initieel buiten het toepassingsgebied van deze CAO vielen op basis van artikel 2.2. of 2.3., maar waarvan tijdens de duurtijd van deze CAO overeenkomstig artikel 4 is komen vast te staan dat binnen die werkgevers niet langer alle werknemers die geviseerd worden door het aanvullend sectoraal pensioenstelsel, onderworpen zijn aan één of meerdere ondernemingspensioenstelsels die gelijkwaardig of beter zijn dan het aanvullend sectoraal pensioenstelsel.

Art. 3.Verklaring en attest 3.1. De werkgever waarvan sprake in artikel 2.3. die buiten het toepassingsgebied van deze CAO wenst te blijven en die aldus vrijgesteld wenst te worden van deelname aan het aanvullend sectoraal pensioenstelsel, stuurt binnen de 12 maanden volgende op het evenement een verklaring en attest volgens bijgevoegd model (bijlage 2) per aangetekend schrijven (de datum van de poststempel geldt als bewijs) naar het FBZ per adres : Auguste Reyerslaan 80, 2de verdieping te 1030 Brussel of per e-mail (info@fbzchemie.be). 3.2. Deze verklaring en dit attest moeten correct en volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend zijn door respectievelijk de werkgever en de aangeduide actuaris van de pensioeninstelling van de werkgever.

Bij gebrek aan tijdig overmaken van deze verklaring en dit attest volgens de modaliteiten hierboven, wordt de werkgever verondersteld definitief gekozen te hebben om deel te nemen aan het aanvullend sectoraal pensioenstelsel.

De werkgever zal op eenvoudig verzoek van het FBZ alle gegevens overmaken die het FBZ moet toelaten de juistheid van de geattesteerde gegevens te controleren.

Art. 4.Opvolging van gelijkwaardigheid 4.1. Werkgevers die buiten het toepassingsgebied van deze CAO vallen op basis van artikel 2.2. of 2.3., hebben de verplichting om ervoor te zorgen dat alle werknemers die geviseerd worden door het aanvullend sectoraal pensioenstelsel, voor de gehele duurtijd van deze CAO onderworpen blijven aan één of meerdere ondernemingspensioenstelsels die gelijkwaardig of beter zijn dan het aanvullend sectoraal pensioenstelsel. 4.2. Werkgevers zoals bedoeld in artikel 4.1. die tijdens de duurtijd van deze CAO of de CAO van 5 augustus 2010 of de CAO van 16 maart 2016 een ondernemingspensioenstelsel stopzetten of wijzigen waardoor niet langer voldaan is aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid, zijn verplicht het FBZ daarvan uiterlijk 3 maanden vooraf in kennis te stellen per aangetekend schrijven (de datum van de poststempel geldt als bewijs) naar het FBZ per adres : Auguste Reyerslaan 80, 2de verdieping te 1030 Brussel.

Deze werkgevers worden aangesloten bij het aanvullend sectoraal pensioenstelsel vanaf het ogenblik dat niet meer is voldaan aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid.

Werkgevers die de meldingsplicht zoals omschreven in het eerste lid niet naleven waardoor zij niet tijdig konden aangesloten worden bij het aanvullend sectoraal pensioenstelsel, zullen met retroactief effect aangesloten worden bij het aanvullend sectoraal pensioenstelsel vanaf de datum waarop niet langer voldaan was aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid. Voor het verleden zullen deze werkgevers een éénmalige koopsom betalen die het volgende compenseert : - de niet betaalde werkgeversbijdragen; - het globale rendement dat zou toegekend geweest zijn op de individuele rekeningen vermeerderd met 2 pct. per jaar; - het niet-belastbaar karakter van de winstdeelnames die zouden toegekend geweest zijn.

In ieder geval zal de éénmalige koopsom ten minste gelijk zijn aan deze die voortvloeit uit de toepassing van het jaarlijks WAP-rendement vermeerderd met 2 pct. per jaar berekend vanaf het ogenblik dat de premies betaald hadden moeten worden. 4.3. Het FBZ kan, bij vermoeden van misbruik, tijdens de duurtijd van deze CAO op eigen initiatief controles uitvoeren bij de werkgevers zoals bedoeld in artikel 4.1. teneinde na te gaan of zij nog aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid voldoen. Indien het FBZ vaststelt dat een werkgever niet langer aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid voldoet, kan de werkgever verplicht aangesloten worden bij het aanvullend sectoraal pensioenstelsel met retroactief effect vanaf de datum waarop niet langer voldaan was aan de voorwaarde van gelijkwaardigheid (zie artikel 4.2. voor de gevolgen in verband met het verleden).

Art. 5.Doel 5.1. Deze CAO wordt gesloten in uitvoering van artikelen 6 en 7 van de binnen het PC op 17 juni 2015 gesloten CAO betreffende het nationaal akkoord 2015-2016 (met registratienummer 128208/CO/116). De partijen erkennen dat deze CAO een correcte en volledige uitvoering van artikelen 6 en 7 van de CAO van 17 juni 2015 inhoudt. 5.2. De aanspraken op het aanvullend pensioen worden bepaald overeenkomstig het reglement 2018.

Art. 6.Opting-out is niet voorzien Het PC maakt geen gebruik van de mogelijkheid, voorzien in artikel 9 van de WAP, om werkgevers toe te laten om de uitvoering van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel zelf te organiseren via een ondernemingspensioenstelsel.

Art. 7.De inrichter Als inrichter van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel blijft aangeduid en gemachtigd het FBZ.

Art. 8.Groepsverzekering en de pensioeninstelling Het aanvullend sectoraal pensioenstelsel wordt uitgevoerd via een groepsverzekering die door de inrichter werd onderschreven.

Art. 9.De pensioentoelage De pensioentoelage wordt gedefinieerd in het reglement 2018.

Art. 10.Inning van de bijdragen van de werkgever voor de financiering van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel 10.1. De inning van de bijdragen van de werkgever voor de financiering van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel gebeurt door de RSZ en zal door de RSZ overgemaakt worden aan de inrichter. 10.2. De bijdrage bedraagt 0,85 pct. van het aan de RSZ onderworpen loon, met een minimum van 57,41 EUR per trimester.

De RSZ zal eveneens de sociale zekerheidsbijdrage (8,86 pct.) over deze bijdragen innen. 10.3. De inrichter zal de aldus geïnde bijdragen, desgevallend verminderd met de door de inrichter verschuldigde beheers- of andere kosten, onverwijld doorstorten aan de pensioeninstelling. 10.4. Indien de in het collectieve financieringsfonds aanwezige gelden niet volstaan om het verschil te financieren tussen, enerzijds, de door de RSZ doorgestorte sommen en, anderzijds, de kost van de pensioenrechten die op de individuele pensioenrekening moeten gebracht worden in functie van de loon- en tewerkstellingsgegevens, zal het netto bedrag dat op de individuele pensioenrekeningen gestort en gekapitaliseerd wordt, verlaagd worden teneinde voldoende fondsen te creëren in het financieringsfonds.

Art. 11.Externe omstandigheden Indien wetgeving, rechtspraak of andere externe omstandigheden ertoe leiden dat de globale kost die samenhangt met de uitvoering van deze CAO wijzigt, engageren de ondertekenaars zich om een CAO te sluiten die het pensioenreglement op dusdanige wijze aanpast dat het globale budget gelijkwaardig blijft.

Art. 12.Duurtijd en opzeggingsmodaliteiten van deze CAO Deze CAO treedt in werking op 1 januari 2018 en vervangt vanaf 1 januari 2018 integraal de CAO van 16 maart 2016. Deze CAO wordt gesloten voor een onbepaalde duur.

Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden wordt betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid. De termijn van zes maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs.

Deze CAO zal worden neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.

Bijlagen die integraal deel uitmaken van deze CAO : 1. Reglement 2018 van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de scheikundige nijverheid; 2. Model van verklaring en attest van buiten toepassing, zoals bedoeld in artikel 3.1. van deze CAO; 3. Technische nota "Hoe de gelijkwaardigheid van een ondernemingspensioenstelsel met het aanvullend sectoraal pensioen chemie toetsen?". Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 november 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

Bijlage 1 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid Reglement van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de scheidkundige nijverheid 1. Voorwerp De pensioentoezegging heeft tot doel om een kapitaal samen te stellen dat aan de aangeslotene uitgekeerd wordt bij pensionering, of aan zijn rechthebbende(n) in geval de aangeslotene overlijdt vóór pensionering. Het kapitaal kan op vraag van de begunstigde(n) omgezet worden in een lijfrente.

Dit pensioenreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de inrichter, de pensioeninstelling, de werkgevers, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden.

Dit pensioenreglement is een onderdeel van de CAO arbeiders van 21 maart 2018 en van de CAO bedienden van 26 maart 2018. 2. Begripsomschrijvingen In dit reglement worden een aantal begrippen gebruikt, die de volgende betekenis hebben : Inrichter Het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid" voor wat betreft het aanvullend pensioen van ondernemingen die werknemers tewerk stellen met het statuut van arbeider. En/of;

Het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de scheikundige nijverheid" voor wat betreft het aanvullend pensioen van ondernemingen die werknemers tewerk stellen met het statuut van bediende.

De CAO van 5 augustus 2010 De collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010 tot invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (registratienummer 101254/CO/116), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 november 2011 (registratienummer 107053/CO/116), door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 2012 (registratienummer 109442/CO/116) en door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2016 (registratienummer 132744/CO/116).

En/of;

De collectieve arbeidsovereenkomst van 5 augustus 2010 tot invoering van een aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de scheikundige nijverheid (registratienummer 101256/CO/207), gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 2011 (registratienummer 107572/CO/207), door de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 2012 (registratienummer 109445/CO/207) en door de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2016 (registratienummer 132746/CO/207).

De CAO van maart 2016 De collectieve arbeidsovereenkomst van 16 maart 2016 betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid (registratienummer 133528/CO/116).

En/of;

De collectieve arbeidsovereenkomst van 15 maart 2016 betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de scheikundige nijverheid (registratienummer 133534/CO/207).

De CAO van maart 2018 De collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018 betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid.

En/of;

De collectieve arbeidsovereenkomst van 26 maart 2018 betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de scheikundige nijverheid.

Onderneming De onderneming die valt binnen het toepassingsgebied van de CAO arbeiders van 21 maart 2018 en van de CAO bedienden van 26 maart 2018.

Aangeslotene 1. De werknemer waarvoor de inrichter een pensioenstelsel heeft ingevoerd, en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet (de "actieve aangeslotene" genoemd);2. De werknemer die na uittreding nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement (de "slaper" genoemd). Pensioeninstelling De verzekeringsmaatschappij met wie de inrichters een groepsverzekeringscontract sloten, die de pensioentoezegging die in dit reglement beschreven wordt, uitvoert.

Verworven reserve Met verworven reserve wordt de reserve waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig dit pensioenreglement bedoeld.

WAP De wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

Pensionering De effectieve ingang van het rustpensioen met betrekking tot de beroepsactiviteit die aanleiding gaf tot de opbouw van de prestaties, zijnde in dit geval het wettelijk rustpensioen als werknemer.

Pensioenleeftijd De pensioenleeftijd van het pensioenreglement is 65 jaar. De pensioenleeftijd van het pensioenreglement zal evolueren volgens het volgende tijdschema : - vanaf 1 februari 2025 : 66 jaar; - vanaf 1 februari 2030 : 67 jaar.

Uittreding - Hetzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering. Wordt evenwel niet als een uittreding beschouwd, de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering, die binnen de twee trimesters wordt gevolgd door het sluiten van een arbeidsovereenkomst met een andere werkgever die onder het toepassingsgebied valt van de CAO arbeiders van 21 maart 2018 en van de CAO bedienden van 26 maart 2018; - Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werknemer niet langer de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenstelsel vervult, zonder dat dit samenvalt met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, anders dan door overlijden of pensionering; - Hetzij het einde van de aansluiting vanwege het feit dat de werkgever of, in geval van de overgang van de arbeidsovereenkomst, de nieuwe werkgever niet langer valt onder het toepassingsgebied van de CAO arbeiders van 21 maart 2018 en van de CAO bedienden van 26 maart 2018. 3. Aansluiting De aansluiting is verplicht : - Wat betreft het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid : alle arbeiders die zijn tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst bij een werkgever op wie de CAO van 21 maart 2018 van toepassing is; en/of - Wat betreft het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de bedienden van de scheikundige nijverheid : alle bedienden die zijn tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst bij een werkgever op wie de CAO van 26 maart 2018 van toepassing is.

Worden evenwel uitgesloten : - Werknemers met een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid, zoals geregeld door hoofdstuk II van de wet van 24 juli 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/07/1987 pub. 13/02/2007 numac 2007000038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. - Duitse vertaling sluiten betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers; - Werknemers met een arbeidsovereenkomst die gesloten werd in het kader van een speciaal door of met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinpassings- en omscholingsprogramma; - Werknemers met vakantie-, studenten- en IBO-contracten (individuele beroepsopleiding); - Werknemers die gepensioneerd zijn, behalve diegenen die genieten van de overgangsmaatregel vermeld in artikel 63/6 van de WAP. De aansluiting heeft plaats op de datum waarop de werknemer aan de aansluitingsvoorwaarden voldoet en : - ten vroegste op 1 januari 2011 voor werkgevers en werknemers die vallen onder het toepassingsgebied van de CAO van 5 augustus 2010 en van de CAO arbeiders van 21 maart 2018 en van de CAO bedienden van 26 maart 2018, of, - ten vroegste op 1 januari 2016 voor werkgevers en werknemers die enkel vallen onder het toepassingsgebied van de CAO arbeiders van 21 maart 2018 en van de CAO bedienden van 26 maart 2018.

De aangeslotene zal alle ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn opdat de pensioeninstelling zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbenden kan uitvoeren, op eenvoudige vraag overmaken. Zolang de aangeslotenen deze inlichtingen of bewijsstukken niet overmaakt, zullen de inrichter en de pensioeninstelling hun verplichtingen tegenover de aangeslotene met betrekking tot het aanvullend pensioen dat in dit reglement beschreven wordt niet kunnen uitvoeren. Er kan in dat geval geen sprake zijn van enige vorm van vergoeding of verwijlintrest voor een gebeurlijke late uitbetaling van rechten. 4. De pensioentoelage en hoe ze aangewend wordt 4.1. Het bedrag van de pensioentoelage De uitkeringen bij pensionering en in geval van vroegtijdig overlijden vóór pensionering, worden gefinancierd door trimestriële pensioentoelagen die door de onderneming ten gunste van de aangeslotene gestort worden aan de pensioeninstelling. De RSZ wordt belast met de inning van de bijdragen verschuldigd door de werkgevers.

De pensioentoelage met betrekking tot een bepaald trimester zal voor iedere aangeslotene die tijdens dat trimester tewerkgesteld was, voor de periode vanaf 1 januari 2016 gelijk zijn aan 0,85 pct. van het aan de RSZ onderworpen loon, met een minimum van 57,41 EUR. Voor arbeiders wordt het aan de RSZ onderworpen loon vermenigvuldigd met 108 pct..

In het loonpercentage en in het bedrag van 57,41 EUR zijn alle beheerskosten voor het sectorale pensioenstelsel inbegrepen.

Bij uittreding zal nog een pensioentoelage verschuldigd zijn in verhouding tot het loon tijdens het laatste trimester. 4.2. De aanwending van de pensioentoelage De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene op een individuele pensioenrekening gestort.

De oprenting gebeurt : - vanaf de 7de maand na het trimester waarop de pensioentoelagen betrekking hebben; - tot op de eerste dag van de maand waarop de uitbetaling van het aanvullend pensioen moet gebeuren; - of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt. 4.3. Het rendement De pensioenrekening ontvangt een door de pensioeninstelling gewaarborgd rendement.

Bij uittreding of bij de uitbetaling naar aanleiding van pensionering zal het uitgekeerde bedrag gebaseerd zijn op een rendement dat minstens gelijk is aan het rendement dat vereist is in uitvoering van artikel 24 van de WAP. 4.4. Winstdeelname De pensioeninstelling kan overgaan tot het toekennen van een winstdeelname. Deze winstdeelname zal op de individuele pensioenrekening gestort worden. 4.5. Uitbetaling De pensioeninstelling zal de voorziene bedragen zo snel mogelijk uitbetalen.

De pensioeninstelling zal het verschuldigde bedrag op definitieve wijze vaststellen op basis van de laatst beschikbare gegevens. Voor het laatste kwartaal/de laatste kwartalen waarvoor de gegevens in dit geval zouden ontbreken, zal de pensioeninstelling met andere woorden de gegevens gebruiken (onder andere loon en arbeidsduur) van het laatste kwartaal waarvoor zij over gegevens beschikt.

Deze berekening en uitbetaling is definitief en wordt bijgevolg niet meer herzien in functie van de reële gegevens die later alsnog beschikbaar zouden worden.

Voor zover als nodig worden alle artikelen in dit reglement of in enige verwante tekst die handelen over de vaststelling van de omvang van het verschuldigde bedrag door dit artikel aangepast zodat dit artikel onverkort kan worden toegepast. 5. Uitkering bij leven De aanvullende pensioenprestatie wordt vereffend bij de pensionering van de aangeslotene. De pensioentoezegging blijft van kracht tot aan de pensionering, tenzij ze opgeheven wordt. 6. Uitkering in geval van overlijden Wanneer de aangeslotene overlijdt vóór pensionering, heeft de begunstigde recht op de op het ogenblik van het overlijden aanwezige bedragen op de individuele rekening waarop de overledene op dat ogenblik zou kunnen aanspraak maken.7. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn verworven door de aangeslotene indien minstens gedurende vier opeenvolgende trimesters bijdragen betaald werden aan het sectoraal pensioenstelsel. Een aangeslotene die ervoor gekozen heeft zijn verworven reserves over te dragen naar een andere pensioeninstelling en die nadien opnieuw wordt aangesloten, wordt als een nieuwe aangeslotene beschouwd.

De pensioenrekening kan niet in pand gegeven worden, en de begunstiging ervan kan niet overgedragen worden. Er kan geen voorschot op toegekend worden. 8. De aangeslotene verlaat de sector vóór de vereffening van de aanvullende pensioenprestatie Wanneer de arbeidsovereenkomst van de aangeslotene beëindigd wordt om een andere reden dan het overlijden of pensionering, en hij niet binnen de twee trimesters het werk hervat bij een onderneming waarop dit pensioenreglement van toepassing is, heeft de aangeslotene de keuze tussen de volgende mogelijkheden, voor zover hij rechten kan opeisen op de reserves : a.hetzij de verworven reserve zonder wijziging van de pensioentoezegging laten bij de pensioeninstelling en bij pensionering of bij overlijden vóór pensionering een kapitaal ontvangen dat minstens gelijk is aan de verworven reserve; b. hetzij de verworven reserve overdragen naar de pensioeninstelling van de nieuwe werkgever waarmee hij een arbeidsovereenkomst sloot, indien hij aan de pensioentoezegging van die nieuwe werkgever aangesloten wordt;c. hetzij de verworven reserve overdragen naar een andere pensioeninstelling die de totaliteit van haar winsten proportioneel met de reserves verdeelt onder de aangeslotenen, en die de kosten beperkt als gevolg van de regels bepaald door het koninklijk besluit van 14 november 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/11/2003 pub. 14/11/2003 numac 2003023009 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan de werknemers bedoeld bij koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en aan de personen bedoeld in artikel 32, eerste lid, 1° en 2° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992, tewerkgesteld buiten een arbeidsovereenkomst sluiten betreffende de toekenning van buitenwettelijke voordelen aan werknemers en aan bedrijfsleiders. Indien de aangeslotene geen expliciete keuze maakt binnen de dertig dagen, wordt hij verondersteld gekozen te hebben voor het behoud van zijn reserves bij de pensioeninstelling zonder wijziging van de pensioentoezegging (punt a. hiervoor). 9. De manier van uitkeren De begunstigde(n) kan (kunnen) evenwel vragen om het kapitaal dat aan he(m)(n) toekomt, om te vormen in een lijfrente.De hoogte van de lijfrente wordt bepaald op basis van de op het moment van de omzetting door de pensioeninstelling gehanteerde tarieven. Een keuze voor een vereffening als lijfrente moet uiterlijk een maand vóór de datum waarop de uitkering aanvangt schriftelijk door de begunstigde aan de pensioeninstelling meegedeeld worden.

Het kan volgens de keuze van de begunstigde gaan om een lijfrente die enkel aan hem betaald wordt, of om een lijfrente die in geval van overlijden van de begunstigde overdraagbaar is op de overlevende echtgeno(o)t(e) of op de partner waarmee hij wettelijk samenwoont. De rente kan geherwaardeerd worden.

De renten worden in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde(n).

Wanneer de lijfrente lager is dan 500 EUR per jaar, wordt het pensioenkapitaal uitgekeerd en heeft de begunstigde geen optie tot omzetting in lijfrente. Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 500 en 800,01 EUR, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke delen op het einde van ieder trimester. De in deze paragraaf vermelde drempels worden geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist geïndexeerd worden, met als basis 1 januari 2004. 10. Begunstigden 10.1. De begunstigde van de uitkering bij leven Indien de aangeslotene in leven is op de datum van pensionering, wordt het kapitaal uitgekeerd aan de aangeslotene zelf. 10.2. De begunstigde van de uitkering bij overlijden Indien de aangeslotene overlijdt vóór zijn pensionering, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde : - De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene, voor zover die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben; - Bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene; - Bij ontstentenis, de kinderen van de aangeslotene of, bij plaatsvervulling, hun nakomelingen; - Bij ontstentenis, de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aangeduide perso(o)n(en), waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is; - Bij ontstentenis, de ouders van de aangeslotenen. Bij overlijden van één van hen, komt het kapitaal toe aan de langstlevende; - Bij ontstentenis, de broers en zusters van de aangeslotene, bij plaatsvervulling hun kinderen; - Bij ontstentenis, de wettelijke erfgenamen van de aangeslotene, met uitsluiting van de staat; - Bij ontstentenis, het financieringsfonds.

Indien er meerdere begunstigden zijn, wordt het voorziene kapitaal in gelijke delen onder hen verdeeld.

In geval de aangeslotene en de begunstigde overlijden zonder dat de volgorde van overlijden kan bepaald worden, wordt het kapitaal overlijden uitgekeerd aan de plaatsvervanger(s) van de begunstigde(n). 11. Gevolgen van het niet-betalen van de pensioentoelagen De RSZ zal de verschuldigde pensioentoelagen via de inrichter aan de pensioeninstelling overmaken. De pensioeninstelling zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 3 maanden volgend op de datum waarop zij kennis kreeg van de betalingsachterstand door middel van een op zijn persoonlijk adres gestuurde brief op de hoogte brengen. 12. Informatie 12.1. Het pensioenreglement De tekst van het pensioenreglement is beschikbaar op de website van de pensioeninstelling. 12.2. De pensioenfiche Ieder jaar brengt de pensioeninstelling elke actieve aangeslotene door middel van een pensioenfiche op de hoogte van onder andere : - het bedrag van de pensioentoelagen; - de verworven reserve; - de datum van opeisbaarheid; - het bedrag van de verworven reserve van het afgelopen jaar.

De aangeslotene (zowel de actieve aangeslotene als de slaper) krijgt jaarlijks een detailfiche van de Databank voor Aanvullende Pensioenen ("DB2P") met een overzicht van de stand van het door hen opgebouwde aanvullend pensioen. 12.3. Beheersverslag De pensioeninstelling stelt jaarlijks een verslag over het beheer van de pensioentoezegging ter beschikking van de aangeslotenen via de website. Daarin is onder meer de volgende informatie opgenomen : - de wijze van financiering van de pensioentoezegging en de structurele wijzigingen in die financiering; - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen en de kostenstructuur; - de verdeling van de winst. 13. Financieringsfonds Het financieringsfonds wordt beheerd door de pensioeninstelling en ontvangt hetzelfde globaal rendement (pro rata temporis) dat aan de wiskundige reserves toegekend wordt. Het fonds wordt gefinancierd door : - de pensioentoelagen die door de RSZ via de inrichter aan de pensioeninstelling overgemaakt worden, en die nog niet op de individuele pensioenrekening gebracht werden; - de reserves waarop de aangeslotene geen aanspraak kan maken; - de kapitalen overlijden waarvan het financieringsfonds de begunstigde is.

De pensioeninstelling bezorgt jaarlijks een verslag van het beheer van het financieringsfonds aan de inrichter, met daarin alle financiële bewegingen, hun valutadatum en hun reden.

Binnen de wettelijke mogelijkheden beslist de inrichter over de bestemming van het financieringsfonds. Het fonds is bestemd voor de aangeslotenen en/of zijn begunstigden en zijn tegoeden mogen nooit, zelfs niet gedeeltelijk, teruggestort worden aan de inrichter.

Indien de in het financieringsfonds aanwezige gelden niet volstaan om het verschil te financieren tussen enerzijds de door de RSZ doorgestorte sommen en anderzijds de kost van de pensioenrechten die op de individuele pensioenrekening moeten gebracht worden in functie van de loon- en tewerkstellingsgegevens, zal het netto bedrag dat op de individuele pensioenrekeningen gestort en gekapitaliseerd wordt, verlaagd worden teneinde voldoende fondsen te creëren in het financieringsfonds. 14. Toepassing van de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer De inrichter verstrekt een aantal persoonsgegevens aan de pensioeninstelling om het sectorale pensioenstelsel te beheren.De pensioeninstelling behandelt deze gegevens vertrouwelijk. Ze mogen uitsluitend gebruikt worden voor het beheer van het sectorale pensioenstelsel, met uitsluiting van elk ander al dan niet commercieel oogmerk.

Iedere persoon van wie persoonlijke gegevens bewaard worden, heeft het recht om inzage en verbetering ervan te verkrijgen. Hij moet zich in dat geval schriftelijk tot de pensioeninstelling richten, en daarbij een kopie van zijn identiteitskaart voegen. 15. Wijziging van dit reglement Dit pensioenreglement kan gewijzigd of stopgezet worden door een collectieve arbeidsovereenkomst die in het bevoegde paritaire comité gesloten wordt.16. Geschillen en toepasselijk recht Het Belgische recht is van toepassing op dit reglement.Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken. 17. Inwerkingtreding Dit reglement is van toepassing vanaf 1 januari 2018 en vervangt vanaf die datum integraal alle voorgaande versies van het reglement.Voor de aangeslotene die na uittreding nog steeds rechten geniet (de zogenoemde slaper), blijft het reglement dat op het moment van uittreden bestond van kracht, voor zover wettelijke beschikkingen de uitvoering toelaten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 november 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

Bijlage 2 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid Verklaring van de onderneming waardoor ze buiten het toepassingsgebied blijft van de CAO van 21 maart 2018 met betrekking tot het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid Naam : . . . . .

Hoedanigheid : . . . . .

Gemachtigd om de onderneming Naam + rechtsvorm : . . . . .

Maatschappelijke zetel : . . . . .

Ondernemingsnummer : . . . . . te vertegenwoordigen.

Ik verklaar dat de onderneming voldoet aan de criteria om buiten het toepassingsgebied te vallen van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018 betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid.

Ik verklaar dat alle arbeiders van de onderneming, die geviseerd worden door het pensioenreglement van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel, onderworpen zijn aan een ondernemingspensioenstelsel en dat het ondernemingspensioenstelsel gelijkwaardig is aan het aanvullend sectoraal pensioenstelsel.

Dit wordt bevestigd door middel van het bijgevoegde attest van de bevoegde actuaris van de pensioeninstelling die het ondernemingspensioenstelsel van de arbeiders beheert.

De onderneming gaat akkoord om op eenvoudig verzoek van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid" alle gegevens over te maken die deze nodig acht om de juistheid van de geattesteerde gegevens te controleren.

Gedaan te . . . . . op . . . . .

Handtekening gemachtigde

Samen met het attest van de actuaris van de pensioeninstelling terug te bezorgen aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor het sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid" per adres : Auguste Reyerslaan 80, 2de verdieping, 1030 Brussel, of via het e-mailadres info@fbzchemie.be. De datum van de poststempel of de datum van verzending van de e-mail waarin u de verklaring en het attest als "volledig" verklaart geldt als bewijs.

Attest van de actuaris van de pensioeninstelling Verklaring van gelijkwaardigheid van het aanvullend ondernemingspensioenstelsel aan het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid waardoor de onderneming buiten het toepassingsgebied blijft van de CAO van 21 maart 2018 Ik, ondergetekende actuaris van de pensioeninstelling Naam pensioeninstelling : . . . . . die het aanvullend pensioenstelsel beheert van de onderneming Naam : . . . . .

Ondernemingsnummer : . . . . . attesteer dat de onderneming een aanvullend ondernemingspensioenstelsel financiert dat voldoet aan de voorwaarden voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018 betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid, om buiten het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst te blijven.

Ik voeg een berekening toe die de gelijkwaardigheid conform de technische nota (bijlage 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst) meet;

Ik kies ervoor geen berekening toe te voegen die de gelijkwaardigheid conform de technische nota (bijlage 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst) meet.

Opgemaakt te . . . . . . . . . . op . . . . .

Handtekening actuaris Naam actuaris : . . . . .

Actuaris in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 59 van de wet van 13 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2016 pub. 23/03/2016 numac 2016011092 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen sluiten op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen (groepsverzekering) of van artikel 109 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (pensioenfonds).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 november 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

Bijlage 3 aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 maart 2018, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende het aanvullend sectoraal pensioenstelsel voor de arbeiders van de scheikundige nijverheid Aanvullend pensioen chemie Technische nota Hoe de gelijkwaardigheid van een aanvullend ondernemingspensioenstelsel met het aanvullend sectoraal pensioenstelsel chemie toetsen? 1. Berekenen van de gelijkwaardigheid 1.1. Inleidend Een ondernemingspensioenstelsel wordt beheerst door een pensioenreglement dat doorgaans afwijkt van het pensioenreglement van het aanvullend sectoraal pensioenstelsel. Of het ondernemingspensioenstelsel gelijkwaardige rechten voorziet, wordt gemeten aan de hand van de hierna beschreven berekeningsmethodiek.

De gelijkwaardigheid wordt uitsluitend getoetst aan de hand van de onderstaande gedefinieerde criteria, met uitsluiting van alle andere mogelijke toetsingsgronden (zoals bijvoorbeeld verschillen wat betreft minimale aansluitingsleeftijd, minimale duur voor het verkrijgen van verworven rechten,...). 1.2. Algemene principes - De gelijkwaardigheid wordt uitsluitend getoetst voor een alleenstaande voltijdse werknemer die op 25 jarige leeftijd in dienst is getreden; - De vergelijking gebeurt op basis van het pensioenkapitaal dat op de leeftijd van 65 jaar zal opgebouwd worden met werkgeverstoelagen; - Bij meerkeuzestelsels of cafetariastelsels wordt uitgegaan van de "default optie" voor een alleenstaande deelnemer en van de standaard overlijdens- en/of invaliditeitsdekking; - Het pensioenkapitaal wordt berekend zonder toekomstige loonstijgingen, en op basis van de eventuele in het pensioenreglement voorziene plafonds of forfaitaire bedragen van kracht op de berekeningsdatum; - Indien het ondernemingspensioenstelsel voorziet in een normale pensioenleeftijd die lager is dan 65 jaar, wordt rekening gehouden met het door de werkgever gefinancierde pensioenkapitaal dat zou opgebouwd zijn indien de werknemer in dienst zou blijven tot aan de leeftijd van 65 jaar; - Indien het ondernemingspensioenstelsel voorziet in een normale pensioenleeftijd die hoger is dan 65 jaar, is het pensioenkapitaal op 65 jaar gelijk aan de door de werkgever gefinancierde verworven reserve op 65 jaar volgens het pensioenreglement; - Voor vaste bijdragestelsels is het kapitaal opgebouwd met werkgeversbijdragen gelijk aan het maximum van enerzijds het verzekerd kapitaal, en anderzijds het kapitaal dat zou opgebouwd worden met deze werkgeversbijdragen (exclusief risicopremies) berekend aan de hand van een toekomstig rendement van 1,75 pct., en rekening houdend met de kosten; - Voor zogenaamde "cash balance" stelsels wordt het kapitaal op 65 jaar op dezelfde wijze als bij vaste bijdragestelsels berekend, maar wordt het verzekerd kapitaal vervangen door het kapitaal dat bekomen wordt door toepassing van het gegarandeerd rendement van het cash balance stelsel; - Voor vaste prestatiestelsels met werknemersbijdragen is het pensioenkapitaal opgebouwd met werkgeversbijdragen gelijk aan het totaal pensioenkapitaal verminderd met het kapitaal opgebouwd met de werknemersbijdragen; - Voor vaste prestatiestelsels met werknemersbijdragen wordt het kapitaal opgebouwd met werknemersbijdragen berekend aan de hand van een toekomstig rendement van 1,75 pct., en rekening houdend met de kosten, en indien van toepassing met de sterftetafel die in het ondernemingspensioenstelsel toegepast wordt; - Indien het pensioenreglement voorziet in een jaarlijkse of maandelijkse pensioenrente, dient het pensioenkapitaal op 65 jaar berekend te worden uitgaande van het pensioen dat per jaar zou uitgekeerd worden, en de actualisatieregels die in het pensioenreglement opgenomen zijn. 1.3. Bijzondere regels 1.3.1. Indien de werkgeversbijdragen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) in het aanvullend ondernemingspensioenstelsel uitgedrukt worden in functie van het loon van de betrokken werknemer Voor ondernemingspensioenstelsels waarbij de werkgeversbijdragen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) uitgedrukt worden in functie van het loon van de aangeslotene, moet het pensioenkapitaal opgebouwd door werkgeversbijdragen op 65 jaar voor een voltijdse werknemer die op 25 jaar in dienst treedt, minimaal gelijk zijn aan 6,48 maal het maandloon voor bedienden of 977,51 maal het uurloon voor arbeiders.

De berekeningen gaan uit van het laatste maandloon dat door de inrichter aan de pensioeninstelling werd meegedeeld voor de berekening van de verworven rechten of van het laatste uurloon dat door de inrichter aan de pensioeninstelling werd meegedeeld voor de berekening van de verworven rechten en van de overeenstemmende plafonds en forfaitaire bedragen. 1.3.2. Indien de werkgeversbijdragen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) in het aanvullend ondernemingspensioenstelsel gelijk zijn aan forfaitaire bedragen Voor ondernemingspensioenstelsels waarbij de werkgeversbijdragen of de opgebouwde pensioen(kapitalen) gelijk zijn aan forfaitaire bedragen, moet het pensioenkapitaal opgebouwd door werkgeversbijdragen op 65 jaar voor een voltijdse werknemer die op 25 jaar in dienst treedt, minimaal gelijk zijn aan 13 302,80 EUR. 2. Attestering van gelijkwaardigheid De gelijkwaardigheid van het ondernemingspensioenstelsel met het aanvullend sectoraal pensioenstelsel wordt bevestigd door een verklaring van de werkgever en door een attest van de actuaris van de pensioeninstelling. Het betreft de actuaris in overeenstemming met de voorwaarden van artikel 59 van de wet van 13 maart 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/03/2016 pub. 23/03/2016 numac 2016011092 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen sluiten op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen (groepsverzekering) of van artikel 109 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (pensioenfonds).

De gelijkwaardigheid wordt enkel beoordeeld aan de hand van de regels die daartoe in de collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen zijn (hernomen in punt 1. hiervoor).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 november 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

^