Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 04 september 2002
gepubliceerd op 04 oktober 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002013022
pub.
04/10/2002
prom.
04/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/04/2002013022/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1981 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis, gesloten op 27 november 1981 in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten, evenals zijn latere wijzigingen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de uitzendarbeid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 4 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 9 december 1981, Belgisch Staatsblad van 6 januari 1982.

Bijlage Paritair Comité voor de uitzendarbeid Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001 Oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten (Overeenkomst geregistreerd op 31 januari 2002 onder het nummer 60876/CO/322) HOOFDSTUK I. - Oprichting, benaming, maatschappelijke zetel, doel, duur

Artikel 1.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst vervangt, met ingang van 1 januari 2002, de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 36bis van 27 november 1981, betreffende de oprichting van een Fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten en vaststelling van zijn statuten.

Vanaf 1 januari 2002 regelt onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst de werking van het fonds voor bestaanszekerheid voor de uitzendkrachten, opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst 36bis van 27 november 1981, hierna "Sociaal Fonds" genoemd.

Art. 2.De zetel van het sociaal fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Helihavenlaan 21, bus 3.

Art. 3.Het sociaal fonds heeft tot doel : 1° het innen van de bijdragen, die nodig zijn voor zijn werking;2° wanneer het uitzendbureau zijn geldelijke verplichtingen niet nakomt tegenover de uitzendkrachten, het betalen aan de werknemers van : a) de lonen welke zijn verschuldigd krachtens de individuele of collectieve arbeidsovereenkomsten;b) de vergoedingen of voordelen welke zijn verschuldigd krachtens de wet of collectieve arbeidsovereenkomsten.3° het verlenen aan de werknemers van elk sociaal voordeel of het verlenen aan de werknemers en werkgevers van diensten, welke het voorwerp zullen zijn van een latere collectieve arbeidsovereenkomst;4° het verlenen aan de uitzendkrachten, van voordelen van gelijke aard als deze welke in artikel 2 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het sociaal fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, en in hoofdstuk III van de wet van 28 juni 1966, betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen zijn voorzien;5° bij de uitzendbureaus en de gebruikers alsook bij hun vast personeel en bij hun uitzendkrachten, een geest van veiligheid op de werkplaatsen bevorderen, om de gezondheid en de fysieke integriteit aan de werknemers te vrijwaren en hun arbeidsvoorwaarden te verbeteren;6° het verlenen aan de uitzendkrachten van een eindejaarspremie onder de voorwaarden en modaliteiten, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001 betreffende de eindejaarspremie van de uitzendkrachten;7° het verlenen aan de uitzendkrachten van voordelen van dezelfde aard als deze welke voorzien zijn in artikel 4 van de wet van 12 april 1985, waarbij het sociaal fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting der ondernemingen ontslagen werknemers belast wordt met de uitbetaling van een overbruggingsvergoeding;8° initiatieven tot tewerkstelling van risicogroepen te bevorderen. Het betreft hier volgende risicogroepen : a) De langdurig werklozen Werkzoekenden die, gedurende de 6 maanden die aan hun indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen hebben genoten voor alle dagen van de week.b) De laaggeschoolde werklozen Werklozen, ouder dan 18 jaar, die minstens 1 dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van universitair onderwijs; - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger onderwijs van het lange of het korte type; - hetzij een getuigschrift van het hoger algemeen of technisch secundair onderwijs. c) De gehandicapten Werkzoekende mindervaliden die, op het ogenblik van hun indienstneming, bij het Rijksfonds voor de Sociale Reclassering van de Mindervaliden (of bij één van zijn rechtsopvolgers) zijn ingeschreven.d) De deeltijds leerplichtigen Werkzoekenden van minder dan 18 jaar die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht en het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgen.e) De herintreders Werkzoekenden die tegelijk aan volgende voorwaarden voldoen : 1) minstens 24 jaar zijn;2) geen werkloosheids- of loopbaanonderbrekingsuitkeringen genoten hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;3) geen beroepsactiviteit verricht hebben gedurende de periode van 3 jaar die de indienstneming voorafgaat;4) vóór de in 2 en 3 bedoelde periode van 3 jaar hun beroepsactiviteit onderbroken hebben ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn.f) De bestaansminimumtrekkers Werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming sinds minstens 3 maanden zonder onderbreking het bestaansminimum ontvangen.g) Oudere werklozen Werkzoekenden, ouder dan 44 jaar, die minstens één dag werkloos zijn en geen houder zijn van : - hetzij een diploma van het universitair onderwijs; - hetzij een diploma of een getuigschrift van het hoger niet-universitair onderwijs van het korte of het lange type. h) Migranten De raad van beheer van het sociaal fonds zal bepalen welke personen tot deze categorie van werknemers behoren.9° het bevorderen van initiatieven inzake vorming.

Art. 4.Het sociaal fonds wordt opgericht voor de duur bepaald in artikel 24. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten, alsmede de uitvoeringsmodaliteiten die worden vastgelegd, zijn van toepassing : a) op de uitzendbureaus, bedoeld bij artikel 7, 1° van de wet van 24 juli 1987 betreffende tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers; - wat betreft de uitzendbureaus, erkend om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, is artikel 14, b) en c) en artikel 22 niet van toepassing; daarentegen is artikel 15 wel van toepassing; - wat betreft de uitzendbureaus, niet erkend om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, is artikel 15 niet van toepassing. b) op de uitzendkrachten, bedoeld bij artikel 7, 3° van de genoemde wet van 24 juli 1987, die door de uitzendbureaus worden tewerkgesteld; - wat betreft de uitzendkrachten, tewerkgesteld via uitzendbureaus die erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, is artikel 14, b) en c), en artikel 22 niet van toepassing; daarentegen is artikel 15 wel van toepassing; - wat betreft de uitzendkrachten, niet tewerkgesteld via uitzendbureaus die erkend zijn om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité 124, is artikel 15 niet van toepassing. HOOFDSTUK III. - Beheer

Art. 6.Het sociaal fonds wordt beheerd door een raad van beheer, welke paritair is samengesteld, enerzijds, door afgevaardigden van de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers, en, anderzijds, door afgevaardigden van de werknemers.

Deze raad bestaat uit veertien leden, zijnde zeven afgevaardigden die worden voorgesteld door de organisaties van uitzendbureaus en van gebruikers, en zeven afgevaardigden die worden voorgesteld door de werknemersorganisaties.

Het Paritair Comité voor de uitzendarbeid wijst de leden van de raad van beheer aan en ontslaat ze tevens; hij kan het aantal beheerders dat is vastgesteld in het tweede lid wijzigen.

De leden van de raad van beheer worden genoemd voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat kan worden hernieuwd.

In geval van overlijden, ontslag of afzetting van een beheerder, voorziet het Paritair Comité in zijn vervanging. Het nieuw aangewezen lid beëindigt het mandaat van zijn voorganger.

Art. 7.Ieder jaar wijst de raad van beheer uit zijn midden een voorzitter en een ondervoorzitter aan. Deze functies worden afwisselend uitgeoefend door een afgevaardigde van de uitzendbureaus of de gebruikers, en een afgevaardigde van de werknemers.

De raad van beheer wijst eveneens de personen aan die worden belast met het secretariaat.

Art. 8.De raad van beheer vergadert op uitnodiging van de voorzitter.

De voorzitter is gehouden de raad ten minste éénmaal per jaar bijeen te roepen, en telkens wanneer ten minste één derde van de leden van de raad het vragen.

De uitnodigingen moeten de agenda vermelden. In geval van afwezigheid van de voorzitter, wordt de zitting van de raad van beheer voorgezeten door de ondervoorzitter en, bij afwezigheid van deze laatste door de ouderdomsdeken.

De raad van beheer kan slechts geldig beslissen over de punten welke op de agenda staan vermeld, en bij aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die behoren tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die behoren tot de afvaardiging van de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers.

De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de stemgerechtigden in elke afvaardiging.

De notulen worden opgemaakt door de secretaris aangewezen door de raad van beheer, en ondertekend door diegene die de vergadering heeft voorgezeten.

De uittreksels van de notulen worden ondertekend door de voorzitter of door twee beheerders, waarvan de ene door de werknemersafvaardiging en de andere door de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers is gemandateerd.

Art. 9.De raad van beheer heeft tot opdracht het sociaal fonds te beheren, in de ruimste betekenis van het woord, daaronder begrepen het treffen van alle maatregelen, welke nodig blijken voor zijn goede werking en voor de verwezenlijking van zijn doel.

De raad van beheer mag voor het bereiken van de doeleinden bepaald in artikel 3 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, beslissen dat onkosten gemaakt voor enquêtes, vorming, publiciteit en dergelijke door het sociaal fonds zullen gedragen worden.

De raad van beheer bepaalt in zijn jaarlijkse begroting de beheerskosten welke ten laste vallen van de opbrengsten van het sociaal fonds.

Hij kan een huishoudelijk reglement opstellen.

De raad van beheer wordt bij elk optreden, inbegrepen optreden in rechte als eisende of als verwerende partij, en voor elk doel, geldig vertegenwoordigd door de voorzitter of door de beheerder die hij aanstelt om die vertegenwoordiging waar te nemen.

De leden van de raad van beheer zijn slechts verantwoordelijk voor de uitvoering van hun opdracht; zij gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan wegens hun deelneming aan het beheer van het sociaal fonds, noch ten opzichte van de verbintenissen van het sociaal fonds.

Art. 9bis . De uitzendbureaus zijn gehouden aan het sociaal fonds driemaandelijks, uiterlijk voor het einde van de tweede maand na het einde van het betrokken kwartaal, een kwartaalaangifte toe te sturen.

Dit is een lijst met vermelding, voor elke uitzendkracht, van zijn naam, geboortedatum of rijksregisternummer, verdiende loon en aantal gepresteerde dagen.

Indien die vermeldingen in de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-aangifte zijn opgenomen, volstaat het een afschrift daarvan aan het sociaal fonds toe te sturen.

De verplichting voorzien in dit artikel geldt ook voor de eventuele rechtzettingen die achteraf aan de kwartaalaangiftes worden aangebracht.

De erkende uitzendbureaus, die geen zetel hebben in België, krijgen op voorhand door het sociaal fonds een document toegestuurd dat zij dienen te gebruiken voor de kwartaalaangifte. Zij dienen enkel de prestaties van hun uitzendkrachten, tewerkgesteld op het Belgisch grondgebied te vermelden. Het is de verantwoordelijkheid van het erkend uitzendbureau om de nodige actie te ondernemen opdat de kwartaalaangifte tijdig wordt ingediend.

Commentaar De vraag naar deze kwartaalaangifte rechtvaardigt zich door de noodzaak aan toezicht en controle, door het sociaal fonds, op het legaal functioneren van de uitzendbureaus, al dan niet met zetel in België.

Deze kwartaalaangiftes zijn noodzakelijk opdat het sociaal fonds zou beschikken over de informatie die nodig is om zijn opdrachten uit te voeren.

Art. 10.De raad van beheer kan bepaalde opdrachten toevertrouwen aan één of meerdere leden of zelfs aan derden.

Art. 11.De raad van beheer kan het dagelijks beheer overdragen aan een Directiecomité, dat paritair is samengesteld uit leden van deze raad, die enerzijds de ondernemingen voor uitzendarbeid en de gebruikers, en anderzijds de werknemers vertegenwoordigen, ten belope van ten minste drie leden voor ieder van beide vertegenwoordigingen.

Het Directiecomité kan slechts geldig beraadslagen indien alle leden aanwezig zijn of zijn vertegenwoordigd door een ander lid van dit comité, dat daartoe een regelmatige volmacht heeft gekregen. De beslissingen van het Directiecomité worden genomen bij eenparigheid van stemmen. HOOFDSTUK IV. - Financiering

Art. 12.Het sociaal fonds beschikt over de bijdragen welke zijn verschuldigd door de in artikel 5, a), bedoelde uitzendbureaus, alsook over de intresten van de geïnvesteerde bedragen.

Inningsprocedure

Art. 13.De bijdragen voorzien in artikel 14, b) en c), en artikel 15 worden ingevorderd en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, behoudens de afwijkingen vermeld onder artikel 14 en 15.

Wat de uitzendkrachten betreft waarvoor er geen bijdrageplicht aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bestaat (bijvoorbeeld, degenen die naar ons land zijn gedetacheerd en die vallen onder artikel 14 van de Verordening (EEG) 1408/71 van 14 juni 1971 of ter uitvoering van een bilateraal akkoord tussen België en een derde land, de studenten die minder dan één maand werken tijdens de zomer), zullen de bijdragen bedoeld in artikel 14, b) en c), en artikel 15 rechtstreeks door het sociaal fonds worden geïnd, volgens de modaliteiten, welke door de raad van beheer worden bepaald.

Bijdragen

Art. 14.De bijdrage van de werkgevers, bedoeld in artikel 5, a), aan het sociaal fonds, bestaat uit drie delen : a) Waarborg Elke vennootschap die in één van de gewesten een erkenning aanvraagt en bekomt, dient, per juridische entiteit, rechtstreeks aan het sociaal fonds éénmalig een som te storten van 74 368,06 EUR, en dit in twee keer : 1° een som van 24.789,35 EUR moet worden gestort op dezelfde datum als die waarop de erkenningsaanvraag wordt ingediend; 2° een som van 49.578,71 EUR moet worden gestort binnen dertig dagen volgend op de datum van de erkenning.

Commentaar Bovenstaand bedrag is bedoeld als waarborg in het geval van mogelijke betalingsmoeilijkheden vanwege het uitzendbureau ten opzichte van zijn uitzendkrachten of ten opzichte van het sociaal fonds.

Indien de onderneming geen erkenning als uitzendbureau heeft gekregen of indien de onderneming afziet van de verdere erkenningsprocedure, kan zij bij het sociaal fonds een aanvraag indienen met het oog op de terugstorting van de bovengenoemde som van 24.789,35 EUR. De terugstorting zal maar kunnen gebeuren voor zover de desbetreffende aanvraag gepaard gaat met de overlegging van een document van het bevoegde gewestelijk bestuur waaruit blijkt dat de onderneming niet als uitzendbureau is erkend, of van een verklaring op eer dat de onderneming afziet van de verdere erkenningsprocedure.

De niet als uitzendbureau erkende ondernemingen waarvan de activiteit in feite ressorteert onder de wet van 24 juli 1987, meer bepaald hoofdstuk II, van de wetgeving op uitzendarbeid, zullen de som van 74.368,06 EUR ineens moeten storten op het eerste verzoek van het sociaal fonds. In geval van weigering, kan het sociaal fonds een rechtsvordering instellen.

Van de som van 74.368,06 EUR is een forfaitair bedrag van 4.957,87 EUR definitief verworven door het sociaal fonds.

Commentaar Deze som betreft een éénmalige inning voor opstart-, beheers- en dossierkosten.

De overige 69.410,19 EUR kunnen op verzoek van het uitzendbureau door het sociaal fonds worden terugbetaald, van zodra het uitzendbureau het bewijs voorlegt dat het voor een totaal bedrag van minstens 74.368,06 EUR aan bijdragen aan het sociaal fonds (via rechtstreeks of onrechtstreekse inning) heeft betaald en voor zover het uitzendbureau geen andere schulden heeft aan het sociaal fonds.

Voor wat betreft de uitzendbureaus, erkend om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, kunnen de overige 69.410,19 EUR op verzoek van het betrokken uitzendbureau door het sociaal fonds voor de uitzendkrachten terugbetaald worden, van zodra het uitzendbureau het bewijs voorlegt dat het voor een totaal bedrag van minstens 2.844,58 EUR aan bijdragen aan het sociaal fonds voor de uitzendkrachten (via rechtstreeks of onrechtstreekse inning) heeft betaald en voorzover het uitzendbureau geen andere schulden heeft aan het sociaal fonds.

Commentaar De bedoeling van de twee bovenstaande paragrafen is dat een mogelijke terugbetaling van de waarborg pas kan geschieden wanneer er door alle uitzendbureaus, al dan niet erkend om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, bijdragen betaald zijn op een loonmassa van gelijke omvang.

Er moet een termijn van ten minste twaalf maanden liggen tussen de betaling van de volledige som van 74.368,06 EUR en de terugbetaling van de som van 69.410,19 EUR. Op verzoek van een uitzendbureau dat zijn uitzendactiviteit stopzet en dat de in de vorige twee alinea's bepaalde voorwaarden niet vervult, kan de raad van beheer van het sociaal fonds, rekening houdend met de schulden die het uitzendbureau heeft aan het sociaal fonds, beslissen de 69 410,19 EUR geheel of gedeeltelijk terug te betalen, zo er voor de uitzendkrachten van dat uitzendbureau of voor zijn gewezen uitzendkrachten geen financiële tussenkomsten door het sociaal fonds zijn gedaan of dienen gedaan te worden.

Als gevolg van de verjaringstermijn inzake tegoeden op lonen, is deze terugbetalingsprocedure pas mogelijk indien een termijn van minstens vijf jaar verstreken is sinds de stopzetting.

De terugbetaling kan nooit de bijdragen welke door de werkgever moeten worden betaald krachtens punt b) en c) van dit artikel, desgevallend artikel 15, overtreffen.

Uitzendkantoren die geen zetel hebben in België kunnen het principe van de gelijkwaardigheid inroepen ter attentie van een gelijkaardig waarborgsysteem dat bestaat in hun thuisland. Ze dienen die gelijkwaardigheid op een omstandige manier aan te tonen. Er dient bij wijze van geschriften te worden aangetoond dat : - de waarborg minstens een bedrag equivalent aan 74.368,06 EUR bedraagt; - de waarborg uitdrukkelijk tussenkomt in geval van het staken van de betaling van de lonen en bijdragen; - ook van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten. b) Eindejaarspremie Voor het financieren van de eindejaarspremie is een bijdrage van 8,65 pct.op de brutolonen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten verschuldigd, dit vanaf 1 januari 2002 en voor onbepaalde duur.

Inningsprocedure Voor het eerste trimester 2002 wordt 0,3 pct. van deze bijdrage rechtstreeks gevorderd en geïnd door het sociaal fonds, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer, en 8,35 pct. wordt gevorderd en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, zoals bepaald in artikel 13. Vanaf het tweede trimester 2002 wordt de bijdrage van 8,65 pct. volledig gevorderd en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zoals bepaald bij artikel 13.

Uitzendkantoren die geen zetel hebben in België kunnen het principe van de gelijkwaardigheid inroepen, mits omstandig schriftelijk bewijs hiervan. c) Andere voordelen - Voor het financieren van de sociale voordelen toegekend aan de uitzendkrachten op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001 met betrekking tot de sociale voordelen bestemd voor de uitzendkrachten, zijn de werkgevers bedoeld bij artikel 5, a), een bijdrage van 0,10 pct.verschuldigd, dit vanaf 1 januari 2002 tot 31 december 2002.

Inningsprocedure Deze bijdrage wordt voor de vier kwartalen van 2002 rechtstreeks geïnd door het sociaal fonds, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer.

Uitzendkantoren die geen zetel hebben in België kunnen het principe van de gelijkwaardigheid inroepen, mits omstandig schriftelijk bewijs hiervan. - Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8°, wordt de bijdrage, verschuldigd aan het sociaal fonds door de werkgevers bedoeld bij artikel 5, a), met ingang van 1 januari 2002 tot 31 december 2002 vastgesteld op 0,10 pct. van de brutolonen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten.

Inningsprocedure Deze bijdrage wordt voor het eerste kwartaal van 2002 rechtstreeks door het sociaal fonds gevorderd en geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer. Voor het tweede, derde en vierde kwartaal 2002 wordt deze bijdrage gevorderd en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, zoals bepaald in artikel 13.

Door het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst ter bevordering van de tewerkstelling van risicogroepen wensen de ondertekenende partijen zich in te schrijven in de engagementen genomen in het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 en de wet tot de verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers van 5 september 2001 (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001).

Uitzendkantoren die geen zetel hebben in België kunnen het principe van de gelijkwaardigheid inroepen, mits omstandig schriftelijk bewijs hiervan. - Voor de verwezenlijking van artikel 3, 9°, wordt de bijdrage, verschuldigd aan het sociaal fonds door de werkgevers bedoeld bij artikel 5, a), met ingang van 1 januari 2002 tot 31 december 2002 vastgesteld op 0,3 pct. op de brutolonen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten.

Inningsprocedure : Deze bijdrage wordt voor het eerste kwartaal van 2002 rechtstreeks door het sociaal fonds geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer. Voor het tweede, derde en vierde kwartaal 2002 wordt deze bijdrage gevorderd en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, zoals bepaald in artikel 13.

Uitzendkantoren die geen zetel hebben in België kunnen het principe van de gelijkwaardigheid inroepen, mits omstandig schriftelijk bewijs hiervan.

Art. 15.De uitzendbureaus, erkend om activiteiten uit te oefenen in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, dienen een bijdrage van 0,35 pct. op de brutolonen van de in België tewerkgestelde uitzendkrachten te betalen, dit vanaf 1 januari 2002 en voor onbepaalde duur. Deze bijdrage is bestemd, naast de waarborg bedoeld in artikel 14, a), voor de financiering van de eindejaarspremie, zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001 betreffende de eindejaarspremie van de uitzendkrachten en voor de financiering van de sociale voordelen zoals voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2001 houdende sociale voordelen voor de uitzendkrachten.

Inningsprocedure Deze bijdrage wordt voor het eerste kwartaal van 2002 rechtstreeks door het sociaal fonds gevorderd en geïnd, volgens de modaliteiten bepaald door de raad van beheer.

Vanaf het tweede trimester van 2002 wordt de bijdrage van 0,35 pct. volledig gevorderd en geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zoals bepaald bij artikel 13.

Uitzendkantoren die geen zetel hebben in België kunnen het principe van de gelijkwaardigheid inroepen, mits omstandig schriftelijk bewijs hiervan.

Voorafgaande aangifte

Art. 16.Hiertoe dient het uitzendbureau, wanneer het gaat om uitzendkrachten die naar ons land zijn gedetacheerd en die vallen onder artikel 14 van de Verordening (EEG) 1408/71 of ter uitvoering van een bilateraal akkoord tussen België en een derde land, uiterlijk vóór de aanvang van de detachering het sociaal fonds schriftelijk in kennis te stellen van het aantal en de identiteit van de gedetacheerde werknemers en van de duur van de detachering. Het uitzendbureau zal bovendien, wanneer dit is vereist ingevolge de wetgeving en/of het bilateraal akkoord tussen België en het derde land, bij die informatie een afschrift voegen van het detacheringsformulier, zoals het formulier E 101 dat geldt voor de werknemers die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen.

Art. 17.Onverminderd de toepassing van artikel 14 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid, kan het bedrag van de bijdragen slechts worden gewijzigd bij een collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het paritair comité voor de uitzendarbeid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK V.

Art. 18.Het dienstjaar neemt een aanvang op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 19.Elk jaar wordt, uiterlijk tijdens de maand september, een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Comité voor de uitzendarbeid.

Art. 20.Op 31 december worden de rekeningen van het verlopen jaar afgesloten.

De raad van beheer, alsmede de krachtens artikel 12 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, door het Paritair Comité voor de uitzendarbeid aangewezen revisor of accountant, brengen jaarlijks een schriftelijk verslag uit over het vervullen van hun opdracht tijdens het verlopen jaar.

De rekeningen van het afgelopen dienstjaar, alsook de in het voorgaand lid vermelde schriftelijke verslagen, moeten uiterlijk tijdens de maand september ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Paritair Comité voor de uitzendarbeid. HOOFDSTUK VI. - Uitkeringen en vergoedingen, rechthebbenden

Art. 21.De toekenningsmodaliteiten van de tegemoetkomingen, toegekend door het sociaal fonds, worden vastgesteld door de raad van beheer van het sociaal fonds.

De raad van beheer legt, in het bijzonder, de data en de betalingsmodaliteiten vast van de tegemoetkomingen, welke door het sociaal fonds worden toegekend.

Art. 22.Voor de verwezenlijking van artikel 3, 8° kan de raad van beheer, onder meer, binnen de perken van de financiële middelen, die voortvloeien uit de toepassing van artikel 14, c) - tweede gedachtenstreepje : - cursussen en/of beroepsvorming organiseren (*); - tussenkomen in opleidingsprogramma's en in de kosten van didactisch materiaal; - gedurende de opleidingsprogramma's de lonen en sociale lasten van de uitzendkrachten ten laste nemen; - tegemoetkomingen verlenen in de lonen en sociale lasten met het oog op de tewerkstelling van de uitzendkrachten die tot de risicogroepen, bedoeld in artikel 3, 8°, behoren.

De raad van beheer bepaalt : - de toekenningsmodaliteiten voor de tegemoetkomingen en de nodige bewijsstukken die bij de aanvragen voor tussenkomst gevoegd moeten worden; - de data waarbinnen de aanvragen ingediend moeten worden en de data waarbinnen de raad over de ingediende aanvragen een beslissing neemt; - de terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen wanneer niet of niet langer aan de toekenningsmodaliteiten is voldaan.

Commentaar De bij de laatste lid van artikel 22 bedoelde terugstorting van eventueel ten onrechte uitgekeerde tegemoetkomingen, zou bijvoorbeeld moeten gebeuren wanneer een uitzendkracht de opleiding voortijdig beëindigt. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding, vereffening

Art. 23.Indien het sociaal fonds ontbonden wordt, wijst het Paritair Comité voor de uitzendarbeid, op voorstel van de raad van beheer van het sociaal fonds, de vereffenaars aan, bepaalt hun machten, stelt hun beloning vast en duidt de bestemming van het vermogen aan. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 24.Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002.

Deze overeenkomst is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan op verzoek van de meest gerede ondertekenende organisatie herzien of beëindigd worden mits een opzegtermijn van drie maanden wordt in acht genomen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 4 september 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^